De Defensie Industrie Strategie (DIS) beschrijft de mogelijkheden van de overheid om een bijdrage te leveren aan de positie van de Nederlandse Defensie Gerelateerde Industrie (DGI), in nationale en internationale netwerken voor de ontwikkeling, productie en instandhouding van materieel. Hierbij zet de overheid zich in voor een open, concurrerende, internationale markt voor defensiematerieel, het bevorderen van de mogelijkheden voor de Nederlandse DGI en het versterken van de concurrentiekracht van de DGI op kansrijke gebieden. Instrumenten die Defensie kan inzetten moeten aansluiten bij het Research and Development- (R&D) en het materieelbeleid, waarbij de operationele behoefte leidend is. De DGI is verantwoordelijk om hier flexibel op in te spelen en om kansen te benutten. In 2008 is Defensie begonnen met de uitwerking van de DIS. Hieronder worden de belangrijkste resultaten beschreven.
1. Instrumenten ter bevordering van de mogelijkheden van de DGI
• Intensivering van de communicatie tussen Defensie en de industrie
Een belangrijk middel van de DIS is de intensivering van het overleg over mogelijkheden van de Nederlandse industrie bij verwervings- en instandhoudingstrajecten. Het vroegtijdig bekend maken van de behoeften van Defensie stelt de industrie beter in staat hieraan te voldoen. De Nederlandse industrie wordt door middel van jaarlijkse contactdagen op de hoogte gehouden van huidige en toekomstige materieelprojecten en uitbestedingstrajecten. Ook draagt het halfjaarlijkse managementoverleg van de staatssecretaris van Defensie met de vertegenwoordigers van de DGI bij aan een verbetering van de communicatie. Op projectniveau worden zogenaamde responsmiddagen georganiseerd. Het betreft bijvoorbeeld de projecten Counter IED, defensiebrede vervanging wielvoertuigen, het Instandhoudingprogramma Walrusklasse-onderzeeboten en Herintroductie mijnenveegcapaciteit. Tenslotte neemt Defensie deel aan platforms die op initiatief van de DGI worden georganiseerd. Deze maatregelen zijn beschreven in de brief aan de Kamer van 20 april 2010 (Kamerstuk 27 830, nr. 75) naar aanleiding van de motie over de instandhouding van materieelsystemen (3 december 2009, Kamerstuk 32 123 X, nr. 74).
• Intensivering van de relatie met de industrie op het gebied van de instandhouding
De instandhouding van defensiematerieel is gericht op de waarborging van de operationele effectiviteit van (wapen)systemen en de beheersing van kosten en uitgaven. In de DIS is geconcludeerd dat Defensie in toenemende mate samenwerkingsverbanden zal moeten aangaan bij onderhoud en andere materieellogistieke taken. De DIS stelt dan ook dat een intensievere rol van de Nederlandse DGI in de exploitatie denkbaar is.
Zowel in de clusters land, zee als lucht worden steeds vaker nieuwe samenwerkingsvormen tussen de overheid en civiele partijen gebruikt. Een recent behaald succes is een in mei 2010 door het Logistiek Centrum Woensdrecht (LCW) en het bedrijf TERMA geopende Electronic warfare support-faciliteit op de vliegbasis. De faciliteit gaat onderhoud, reparatie en testwerkzaamheden verrichten voor het Commando luchtstrijdkrachten en op termijn luchtstrijdkrachten van andere NAVO-landen en zal in het najaar van 2010 volledig operationeel zijn. In nauwe samenwerking met LCW en het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) zal in de komende jaren worden gewerkt aan de uitbreiding van hoogwaardige support en service-activiteiten gericht op de Europese militaire luchtvaartmarkt. Een voorbeeld op de korte termijn betreft de samenwerking met Nederlandse bedrijven op het gebied van instandhouding van materieel dat terugkeert uit Afghanistan. Meer informatie hierover is beschreven in beleidsartikel 25. Een tweede voorbeeld is het innovatieprogramma Maintenance Valley. Bij het LCW wordt een aanzienlijk deel van de instandhouding uitgevoerd in samenwerking met het bedrijfsleven. Hierbij wordt een steunpunt voor logistiek op de (West-)Europese markt ontwikkeld. Innovatieve projecten, zoals de publiek private samenwerking voor het onderhoud van F-100 motoren voor de F-16, zullen verder vorm geven aan de samenwerking met marktpartijen en de ontwikkeling van Maintenance Valley. De Kamer zal in het najaar 2010 worden geïnformeerd over de voortgang van het project ten behoeve van het onderhoud van F-100 motoren voor de F-16. Verder zullen de Nederlandse ambities voor de instandhouding van de Europese F-35 vloot nader worden uitgewerkt in plannen van aanpak. Hierdoor kan tijdig worden gereageerd op de besluitvorming over de benodigde instandhoudingsfaciliteiten. De proven capability van het LCW in de samenwerking met het bedrijfsleven in de regio, zal in de toekomst een belangrijke voorwaarde zijn voor de kwalificatie als maintenance support centre, voor het (motor)onderhoud van de huidige en toekomstige vliegtuigen en helikopters van de Nederlandse krijgsmacht.
2. Instrumenten ter versterking van de concurrentiekracht van de DGI
• De Maatschappelijke Innovatie Agenda Veiligheid (MIA-V)
Binnen de MIA-V zijn drie programmalijnen geïdentificeerd:
• optreden in ketens en netwerken;
• fysieke bescherming;
• opleiden en trainen met behulp van geavanceerde simulaties.
Per programmalijn zijn in samenwerking met het «operationele veld» roadmaps ontwikkeld. Voor de operationalisatie van deze roadmaps is door de deelnemende departementen (Binnenlandse Zaken, Defensie, Economische Zaken en Justitie) een subsidieregeling uitgewerkt. Deze regeling is voor de eerste tranche gepubliceerd op 27 juli 2009 in de Staatscourant (nr. 11299) en heeft na selectie vijf projecten opgeleverd die momenteel verder worden uitgewerkt in diverse consortia.
Voordat de eerste tender werd gepubliceerd zijn per programmalijn drie projecten (één per programmalijn) begonnen. Het betreft de projecten I-bridge, EDISON-TD en FBUH. I-bridge koppelt spraak, data, video en geo-informatie aan elkaar. Bij het project FBUH (Fysieke bescherming en uitrusting hulpverleners) zijn onder andere sensoren ontwikkeld om gasconcentraties te meten (van CH4, O2 en CO) en de indoor positie evenals de houding en hartslag van de hulpverlener te kunnen bepalen. EDISON-TD betreft identiteitscontrole waarbij technieken worden gebruikt zoals documentcontrole, dactyloscopie en foto’s. Nieuw aan deze technieken is dat zij gecombineerd worden gebruikt en dat identiteiten kunnen worden geverifieerd door het verbinden van registers bij politie en justitie. De documentcontrole heeft ten doel de verbetering van de mogelijkheden om documenten te scannen en om elektronisch vastgelegde gegevens uit te lezen. Een belangrijke toevoeging hierbij is de controle van de documenten op echtheidskenmerken. De apparatuur is ondergebracht in een zogenaamde identificatiezuil.
De tussentijdse evaluatie van de MIA-Veiligheid is in de periode december 2009 en januari 2010 uitgevoerd en heeft tot een positief advies geleid over de toekenning van de tweede tranche (€ 39 miljoen). Het advies is door de Programmaraad en CEKI overgenomen. Het is nog niet duidelijk wanneer publicatie van de tweede tender plaats heeft. Ongeveer twee maanden na publicatie zal duidelijk zijn welke projecten uit de genoemde tweede tender budget krijgen toegekend.
• Fonds Economische Structuurversterking (FES): STARS
Op 13 maart 2009 is het FES-voorstel Sensor Technology Applied in Reconfigurable systems for sustainable Security (STARS) door de Ministerraad goedgekeurd en is vanuit de FES-gelden € 18 miljoen aan het project toegewezen. De eigen bijdrage van het consortium bedraagt € 16 miljoen, waarmee de totale projectomvang op € 34 miljoen komt. Het FES-project STARS is door Defensie vanuit de MIA-V ingediend en richt zich op sensornetwerken. Het consortium achter STARS bestaat uit Thales NL, NXP, RECORE, TNO, TU-Delft en de Universiteit van Twente.
Contractvorming van STARS is rond en het project is gestart.
• Launching Customer: beoordeling van door de industrie aangedragen voorstellen
Defensie heeft ongeveer 75 door de industrie aangedragen voorstellen beoordeeld op een eventuele deelname aan (toekomstige) materieelverwervingstrajecten. Deze beoordeling heeft geleid tot een selectie van kansrijke voorstellen, die mogelijk leiden tot de aanschaf van door de industrie aangedragen producten. 3
• Launching Customer: ontwikkeling van militaire producten door het Midden- en Kleinbedrijf (MKB)
De motie van de leden Eijsink, Voordewind en Knops (3 december 2009, Kamerstuk 32 123 X, nr. 76) beoogt de oprichting van een fonds voor het ontwikkelen van militaire producten door MKB-bedrijven. Voor middelgrote en kleine bedrijven in Nederland is het moeilijk om, gericht, innovatieve militaire producten te ontwikkelen, die (op termijn) aansluiten op materiële en operationele behoeften van Defensie. Defensie kan hierbij een belangrijke rol spelen door op te treden als Launching Customer3. Momenteel ontwikkelt Defensie een instrument in overleg met de stichting Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid (NIDV). In het najaar van 2010 zal de Kamer schriftelijk worden geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van deze motie.
• R&D-initiatieven gericht op vooral het Midden- en Kleinbedrijf (MKB)
Om in een vroeg stadium het bedrijfsleven en kennisinstituten te betrekken bij ontwikkeltrajecten heeft Defensie een aantal initiatieven genomen. Een van die initiatieven betreft het opzetten van de Defensie Innovatie Competitie (DIC). Hierbij wordt het bedrijfsleven uitgedaagd om met innovatieve oplossingen te komen voor defensieproblemen die op een specifiek gebied aan het licht zijn gekomen. Het winnende voorstel krijgt uit het R&D-technologiebudget middelen om het idee uit te werken tot het niveau van concept demonstrator. In de tussentijd is de pilot van de DIC in 2009, met als thema Logistiek en onderhoud, succesvol verlopen. Voor de DIC 2010 met als thema Duurzaamheid en energie hebben zich meer dan 100 bedrijven ingeschreven. Daarnaast is in juni 2010 voor de vierde keer door DR&D het Innovation Game (IG) georganiseerd. De spelers van de IG zijn leerlingen van de Hogere Defensie Vorming (HDV), grotere bedrijven en het MKB en kennisinstituten (TNO en NLR). Ook bij deze IG was de participatie van het bedrijfsleven hoog (in 2010 namen twaalf bedrijven deel). De IG levert oplossingen voor problemen die binnen Defensie spelen. Door een jury is een aantal ideeën geselecteerd voor verdere uitwerking en in november van dit jaar wordt het beste idee gekozen. Met behulp van middelen uit het R&D-technologiebudget van Defensie zal dit idee verder kunnen worden uitgewerkt tot het niveau van concept demonstrator.
3. Instrumenten die bijdragen aan de internationale positionering van de DGI
• NAVO-expertfunctie
De NAVO-expert draagt bij aan het benutten van kansen voor de Nederlandse DGI binnen de NAVO. Door een goede samenwerking met de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de NAVO, kan het industriebelang worden behartigd. De activiteiten van de NAVO-expert leiden bijvoorbeeld tot contracten voor bedrijven en tot intensieve deelname door bedrijven aan technische- en beleidsstudies van het NAVO-verband. De activiteiten worden in samenwerking met de Stichting NIDV uitgevoerd.
• Joint Investment Program (JIP) van het Europese Defensie Agentschap (EDA)
Met de Nederlandse bijdrage aan het JIP Force protection was een bedrag van € 4,0 miljoen gemoeid. Deze bijdrage heeft voor de Nederlandse partijen contracten ter waarde van € 6,5 miljoen opgeleverd. Ook krijgt Defensie de beschikking over de resultaten die het programma (totale waarde van € 54,0 miljoen) oplevert. Tenslotte kunnen de tussentijdse resultaten van de projecten worden gebruikt. Hierover zal de eindevaluatie een definitief beeld geven. De voorlopige conclusie is dat het JIP een waardevol instrument is voor kennisvergaring. Hierdoor onderzoekt Defensie momenteel de financiële haalbaarheid van deelname aan de door het EDA voorgestelde nieuwe JIP's op het gebied van chemische, biologische, radiologische of nucleaire (CBRN-)middelen en Unmanned maritime systems. Bij beide JIP’s kunnen kansen worden benut door de DGI en de kennisinstituten.