Base description which applies to whole site

6 en 7. HOGER ONDERWIJS

Artikel

Algemene doelstelling

Het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek zorgt dat studenten en (wetenschappelijk) personeel hun talenten en onderzoekend vermogen maximaal kunnen ontwikkelen. Het leidt hen op voor een positie op de nationale en internationale arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister is verantwoordelijk voor een stelsel van hoger onderwijs en onderzoek dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van individuele studenten en (wetenschappelijk) personeel, en bij de behoefte van de maatschappij.

Financieren: De Minister financiert het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek door bekostiging van de onderwijsinstellingen. Mede hierdoor wordt de toegankelijkheid van het hoger onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren: De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen via de bekostiging, en de inzet van andere instrumenten, zoals prestatieafspraken, bestuurlijke afspraken, voorlichting en wet- en regelgeving.

Regisseren: De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van hoger onderwijs vult de Minister in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving. De kwaliteit van de individuele opleidingen in het hoger onderwijs wordt bewaakt met het accreditatiestelsel. Dit is belegd bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften en op de recht- en doelmatigheid. Zij ziet ook toe op de kwaliteit van het stelsel van hoger onderwijs, waaronder ook het accreditatiestelsel.

Indicatoren/kengetallen

Tabel 6.1 Indicatoren

Doelstelling/ Indicator

Basiswaarde

2013

Streefwaarde (jaartal)

1.

Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

 

a)

Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd

     
   

Percentage studenten dat tevreden is over uitdagend onderwijs

(2011)

(2013)

 

hbo: 59%

hbo: 57%

wo: 69%

wo: 66%

 

b)

Vergroten studiesucces

     
   

Bachelor studiesucces (n+1) van herinschrijvers na het eerste jaar

(2011)

(2013)

1

hbo: 65,7%

hbo: 62,8%

wo: 60,9%

wo: 68,3%

2.

Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

 

a)

Docentenkwaliteit hbo: Vergroten aantal master- of PhD-opgeleide docenten in hbo

(2011)

 

(2016)

     

66,2%

 

80%

3.

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

   

Studenttevredenheid

(2011)

(2013)

2

     

hbo: 65,6%

hbo: 68,3%

 

wo: 80,1%

wo: 80,1%

4.

Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren

   

Aandeel afgestudeerden bètatechniek incl. snijvlakopleidingen

(2012)

(2013)

(2016)

     

hbo: 18%

hbo: 18%

hbo: 19%

     

wo: 21%

wo: 22%

wo: 22%

1

Geen streefdoel omdat hierover per instelling afspraken zijn gemaakt.

2

Geen streefdoel omdat niet met alle instellingen hierover afspraken zijn gemaakt en er bovendien per instelling afspraken zijn gemaakt.

Tabel 6.2 Kengetallen

(aantallen x 1.000)

2013/14

2014/15

2015/16

2016/17

2017/18

2018/19

2019/20

1.

Ingeschreven studenten (exclusief groen onderwijs)

             
 

hbo voltijd bachelor

377,0

382,2

384,3

389,4

397,6

401,9

406,9

 

hbo voltijd master

3,0

3,0

3,0

3,1

3,1

3,2

3,2

 

hbo deeltijd bachelor

41,9

38,9

36,9

35,3

33,9

32,6

31,2

 

hbo deeltijd master

8,5

8,5

8,6

8,6

8,6

8,6

8,5

   

Totaal hbo

430,4

432,7

432,7

436,3

443,2

446,2

449,9

                   
 

wo voltijd bachelor

150,5

149,6

147,8

147,5

147,9

149,4

151,9

 

wo voltijd master

83,2

82,9

82,5

83,4

84,6

85,5

86,2

 

wo deeltijd bachelor

2,4

2,0

1,8

1,7

1,6

1,5

1,5

 

wo deeltijd master

3,9

3,7

3,5

3,3

3,2

3,1

3,1

   

Totaal wo

240,0

238,2

235,6

235,9

237,3

239,6

242,6

Bron: Referentieraming 2014

2.

Gediplomeerden (exclusief groen onderwijs)

             
 

hbo voltijd bachelor

50,8

51,2

51,7

52,6

53,0

53,0

53,4

 

hbo voltijd master

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

1,1

 

hbo deeltijd bachelor

7,7

7,3

7,0

6,7

6,5

6,3

6,1

 

hbo deeltijd master

2,3

2,3

2,3

2,3

2,3

2,3

2,3

   

Totaal hbo

61,8

62,0

62,1

62,7

62,8

62,7

62,9

                   
 

wo voltijd bachelor

30,0

29,6

30,0

30,2

29,8

29,6

29,8

 

wo voltijd master

34,2

34,4

34,3

34,4

34,6

34,9

35,1

 

wo deeltijd bachelor

0,4

0,4

0,3

0,3

0,3

0,3

0,3

 

wo deeltijd master

1,3

1,2

1,1

1,1

1,1

1,1

1,0

   

Totaal wo

65,9

65,6

65,8

66,0

65,9

65,9

66,2

Bron: Referentieraming 2014

(bedragen x € 1.000)

 

2015

2016

2017

2018

   

3.

Onderwijsuitgaven per student1) 2)

           
 

hbo

6,6

6,6

6,6

6,6

   
 

wo

6,7

6,7

6,7

6,7

   

(bedragen x € 1)

2014/15

         

4.

Wettelijk collegegeld (hbo en wo voltijd)

1.906

         

Toelichting:

  • 1) De onderwijsuitgaven per student zijn berekend in nominale prijzen zonder de collegegeldontvangsten, en aantal studenten conform de Referentieraming 2014 (overeenkomstig tabel 6.2, onder 1; omgerekend naar kalenderjaren).

  • 2) De stijging van de onderwijsuitgaven per student ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2014 komt met name door:

    • hbo: de middelen die vanuit artikel 9 «Arbeidsmarkt en personeelsbeleid» aan de begroting van het hoger beroepsonderwijs zijn toegevoegd (promotiebeurs voor leraren en bijzondere bekostiging ten behoeve van de kwaliteit van lerarenopleidingen), de extra middelen uit het Nationaal Onderwijsakkoord, de toevoeging van middelen uit de Begrotingsafspraken 2014, loonbijstelling, de middelen voor «Flexibel hoger onderwijs voor volwassenen» en de tweede tranche van de middelen uit het Regeerakkoord voor praktijkgericht onderzoek in het hbo.

    • wo: de extra middelen uit het Nationaal Onderwijsakkoord, de toevoeging van middelen uit de Begrotingsafspraken 2014 en loonbijstelling.

Overige indicatoren en kengetallen voor het stelsel hoger onderwijs zijn opgenomen in het Onderwijsverslag 2012–2013 en in de Monitor Trends in Beeld.

Beleidswijzigingen

De belangrijkste wijzigingen op het terrein van hoger onderwijs worden beschreven in de beleidsagenda. Aanvullend hierop wordt hieronder nog op een aantal specifieke beleidswijzigingen ingegaan.

Strategische agenda

In de zomer van 2015 verschijnt de strategische agenda. De periode daaraan voorafgaand wordt benut om met instellingen, docenten, studenten en het beroepenveld het gesprek te voeren over de thema’s voor de toekomst. Deels vloeien die nog voort uit de opdrachten die de commissie-Veerman heeft geformuleerd, maar er dienen zich ook nieuwe opgaven aan. Aan de strategische agenda zal een investeringsagenda worden gekoppeld. Het akkoord over het studievoorschot (zie artikel 11), inclusief de voorinvesteringen die door de universiteiten en hogescholen worden gedaan, maken dat extra investeringen in de kwaliteit van het hoger onderwijs al in 2015 mogelijk worden.

Flexibel hoger onderwijs voor volwassenen

In de kabinetsreactie op het advies van de commissie Rinnooy Kan «Flexibel hoger onderwijs voor volwassenen», die in het najaar 2014 naar de Tweede Kamer zal worden gestuurd, zullen de maatregelen die het kabinet neemt naar aanleiding van het advies worden beschreven en toegelicht. In het studiejaar 2015/2016 zal op grond van het innovatieartikel in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) aan instellingen in het hoger onderwijs experimenteerruimte worden geboden, gericht op versterking van de flexibiliteit en vraaggerichtheid van het deeltijd hoger onderwijs. In 2015 is hiervoor € 9 miljoen beschikbaar.

Minder opleidingen hoger onderwijs

Er is ingezet op prestatie- en profileringafspraken, en een sectorale herordening van het opleidingenaanbod. Conform eerdere afspraken met de Vereniging Hogescholen in het sectorplan Kunstvakonderwijs «Focus op toptalent» wordt het aantal plaatsen aan de kunstopleidingen in verschillende sectoren in de bachelorfase gereduceerd. Over de vermindering van het aantal opleidingen hoger onderwijs en het traject voor de kunstopleidingen zal de Kamer naar verwachting in het najaar 2014 worden geïnformeerd. De bezuiniging uit het Regeerakkoord van € 70 miljoen in 2016, oplopend tot € 130 miljoen structureel (inclusief groen onderwijs), wordt door een korting op de rijksbijdrage van de hogescholen en universiteiten gerealiseerd.

Internationalisering

Medio 2014 is de visiebrief op internationalisering in het hoger onderwijs en mbo aan de Tweede Kamer gestuurd. In deze brief wordt ingegaan op het belang van internationalisering voor het onderwijs. Ambities en beleid richten zich op de branding van het Nederlandse hoger onderwijs in de wereld, de werving en binding van internationaal talent (gebaseerd op het actieplan Make it in the Netherlands! van november 2013), het stimuleren van uitgaande mobiliteit, de international classroom en internationale samenwerking. In 2015 wordt de uitwerking en uitvoering van dit beleid doorgezet, onder meer via de lancering van een scholarship-programma voor inkomende en uitgaande mobiliteit.

Open Online Onderwijs

Begin 2014 is de visiebrief over open en online hoger onderwijs naar de Tweede Kamer gestuurd. Open en online onderwijs is een onontkoombare en kansrijke ontwikkeling voor de verbetering van het hoger onderwijs. Nederlandse instellingen worden gestimuleerd met deze ontwikkeling aan de slag te gaan en te ontdekken wat open en online onderwijs, passend bij hun profiel, voor hen kan betekenen. Daarbij is ook specifiek aandacht voor de professionalisering van docenten op dit terrein. Dit wordt financieel gestimuleerd met jaarlijks € 1 miljoen tot en met 2018.

Accreditatie

Het accreditatiestelsel wordt samen met het veld fundamenteel bezien, in het licht van verdiend vertrouwen meer belonen en het verminderen van lasten die instellingen ervaren. Dit heeft zowel tot doel om te komen tot concrete vermindering van lasten binnen het huidige stelsel als om input te krijgen voor de doorontwikkeling van het accreditatiestelsel. Daarbij is het van belang de krachtige elementen uit het huidige stelsel te behouden, zoals de stimulans tot kwaliteitscultuur en de waarborgen voor kwaliteit. Er wordt ook over de grenzen gekeken hoe in andere landen verdiend vertrouwen wordt beloond. Dit is aangekondigd in de beleidsreactie op de evaluatie van het accreditatiestelsel en het belang hiervan is onderstreept door de motie Rog. De Kamer zal in het najaar van 2014 worden geïnformeerd over de voortgang.

Budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit

Tabel 6.3 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 6 Hoger beroepsonderwijs (bedragen x € 1.000)
     

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen

2.773.137

2.953.530

2.782.940

2.824.210

2.819.581

2.832.458

2.832.458

Waarvan garantieverplichtingen

30.850

21.139

         

Totale uitgaven

2.610.870

2.734.102

2.774.109

2.787.344

2.824.041

2.816.582

2.832.458

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,9%

       
               

Bekostiging

2.568.770

2.690.554

2.724.998

2.736.025

2.770.581

2.763.747

2.779.623

Hoofdbekostiging

2.409.652

2.520.459

2.548.885

2.551.946

2.578.642

2.563.963

2.572.083

 

– 

Onderwijsdeel hbo

2.333.833

2.444.774

2.478.148

2.481.537

2.508.285

2.495.090

2.503.204

 

– 

Deel ontwerp en ontwikkeling

68.693

69.201

69.253

68.925

68.873

68.873

68.879

 

– 

Bekostiging tweede bachelor- en mastergraden in het hbo

1.097

           
 

– 

Bekostiging experimenten open bestel

5.456

5.000

         
 

– 

Bekostiging postinitiële masteropleidingen hbo

573

1.484

1.484

1.484

1.484

   

Prestatiebox

159.119

170.095

176.113

184.079

191.939

199.784

207.540

 

– 

Onderwijswaliteit en studiesucces, en profilering

159.119

170.095

176.113

184.079

191.939

199.784

207.540

               

Subsidies

23.671

963

375

3.202

3.152

152

152

 

– 

Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen 1

19.967

           
 

– 

Regeling stimulering Bèta/techniek

     

3.000

3.000

   
 

– 

Studiekeuze-informatie hoger onderwijs 2

2.475

           
 

– 

Overig

1.229

963

375

202

152

152

152

               

Opdrachten

91

100

100

100

100

100

100

 

– 

Uitbesteding

91

100

100

100

100

100

100

               

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

0

22.730

29.529

31.904

34.279

36.654

36.654

 

– 

NWO (Praktijkgericht onderzoek hbo)1

 

22.730

27.154

27.154

27.154

27.154

27.154

 

– 

NWO (Promotiebeurs voor leraren)

   

2.375

4.750

7.125

9.500

9.500

                   

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

0

2.301

2.191

2.191

2.191

2.191

2.191

 

– 

Stichting Studiekeuze 1232

 

2.301

2.191

2.191

2.191

2.191

2.191

                   

Bijdragen aan agentschappen

18.338

17.454

16.916

13.922

13.738

13.738

13.738

 

– 

Dienst Uitvoering Onderwijs

18.338

17.454

16.916

13.922

13.738

13.738

13.738

Ontvangsten

6.447

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

1

Vanaf 2014 opgenomen onder bijdragen aan ZBO's/RWT's onderdeel NWO (Praktijkgericht onderzoek hbo).

2

Vanaf 2014 opgenomen onder bijdragen aan (inter)nationale organisaties.

Tabel 6.4 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 7 Wetenschappelijk onderwijs (bedragen x € 1.000)
     

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen

4.180.059

4.270.670

4.132.980

4.125.014

4.100.673

4.111.534

4.110.533

Totale uitgaven

4.065.742

4.151.386

4.145.632

4.132.599

4.125.211

4.100.882

4.111.653

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

99,9%

       
                   

Bekostiging

4.015.082

4.111.733

4.114.307

4.104.476

4.098.571

4.074.153

4.084.802

Hoofdbekostiging

3.895.816

3.982.838

3.980.053

3.963.233

3.950.364

3.918.991

3.922.797

 

– 

Onderwijsdeel wo

1.588.295

1.641.218

1.631.636

1.622.743

1.611.870

1.578.790

1.581.013

 

– 

Onderzoeksdeel wo

1.707.703

1.727.363

1.731.848

1.723.471

1.720.527

1.720.607

1.720.705

 

– 

Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek

595.447

614.257

616.569

617.019

617.967

619.594

621.079

 

– 

Bekostiging tweede mastergraden in het wo

4.371

           

Prestatiebox

119.266

128.895

134.254

141.243

148.207

155.162

162.005

 

– 

Onderwijswaliteit en studiesucces, en profilering

119.266

128.895

134.254

141.243

148.207

155.162

162.005

                   

Subsidies

22.684

13.016

4.954

1.988

2.925

3.134

3.256

 

– 

Subsidieregeling Sirius programma

10.302

7.954

2.407

       
 

– 

Subsidieregeling Libertas Noodfonds

745

605

265

       
 

– 

3TU’s samenwerking

3.500

1.500

         
 

– 

Toetsing en Toetsgestuurd leren

2.260

           
 

– 

Overig

5.877

2.957

2.282

1.988

2.925

3.134

3.256

                   

Opdrachten

1.584

1.481

1.362

1.362

1.362

1.362

1.362

 

– 

Uitbesteding

1.584

1.481

1.362

1.362

1.362

1.362

1.362

                   

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

3.878

3.769

3.673

3.463

3.197

3.077

3.077

 

– 

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

3.878

3.769

3.673

3.463

3.197

3.077

3.077

                   

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

22.514

21.387

21.336

21.310

19.156

19.156

19.156

 

– 

Organisaties conform tabel 6.5 m.u.v. NVAO, SKI 123, PBT en SURF

22.514

21.387

21.336

21.310

19.156

19.156

19.156

Ontvangsten

963

10.016

16

16

16

16

16

Budgetflexibiliteit artikel 6

Van het totale budget voor artikel 6 is in 2015 99,9% juridisch verplicht.

Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de bekostiging van hogescholen voor onderwijs, onderzoek en prestatiebekostiging. Hieraan ten grondslag liggen de WHW, het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft. Aan de bekostiging van postinitiële masteropleidingen hbo ligt een afzonderlijke regeling ten grondslag.

Subsidies: Het beschikbare budget voor 2015 is voor 50% juridisch verplicht.

Opdrachten: Van het beschikbare budget is voor 2015 30% juridisch verplicht op grond van in 2014 of eerder gesloten overeenkomsten. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht om de beleidsprioriteiten van het kabinet verder te ondersteunen.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Het budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht. Het betreft de bijdrage aan NWO voor praktijkgericht onderzoek hbo en de promotiebeurs voor leraren. De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Het budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht. Het betreft de bijdrage aan de Stichting Studiekeuze123. De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en DUO zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Budgetflexibiliteit artikel 7

Van het totale budget voor artikel 7 is in 2015 99,9% juridisch verplicht.

Bekostiging: Het beschikbare budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de bekostiging van universiteiten en academische ziekenhuizen voor onderwijs, onderzoek en prestatiebekostiging. Hieraan ten grondslag liggen de WHW, het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft.

Subsidies: Van het beschikbare budget is in 2015 75% juridisch verplicht. Dit deel betreft met name de financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de Subsidieregelingen Sirius Programma en Libertas Noodfonds en de verplichtingen voor het Open Online Onderwijs.

Opdrachten: Van het beschikbare budget is voor 2015 30% juridisch verplicht op grond van in 2014 of eerder gesloten overeenkomsten. Het resterende deel van het budget is beleidsmatig verplicht om de beleidsprioriteiten van het kabinet verder te ondersteunen.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Het budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht. Het betreft de bijdrage aan de NVAO. De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Het budget voor 2015 is 100% juridisch verplicht. Dit betreft de bijdragen aan United Nations University (UNU), Europees Universitair Instituut Florence (EUI), Stichting Nederlandse Organisatie voor Internationale samenwerking in het Hoger Onderwijs (NUFFIC), Stichting Handicap en Studie, Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF, Interstedelijk Studentenoverleg (ISO) en Landelijke Studenten Vakbond (LSVb). De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Tabel 6.5 Middelen organisaties 1 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

United Nations University (UNU)

881

881

881

881

881

Europees Universitair Instituut Florence (EUI)

1.608

1.608

1.608

1.608

1.608

Stichting Nederlandse Organisatie voor Internationale samenwerking in het Hoger Onderwijs (NUFFIC)

15.588

15.563

14.063

14.063

14.063

Stichting Handicap en Studie

464

464

464

464

464

Stichting voor Vluchteling Studenten UAF

2.291

2.291

2.291

2.291

2.291

Interstedelijk Studentenoverleg (ISO)

232

232

232

232

232

Landelijke Studenten Vakbond (LSVb)

232

232

232

232

232

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

3.673

3.463

3.197

3.077

3.077

Stichting Studiekeuze123 (SKI123)

2.191

2.191

2.191

2.191

2.191

Platform Bèta/techniek (PBT)2

1.123

0

0

0

0

SURF3

1.000

1.000

1.000

1.000

0

1

In deze tabel zijn de subsidieontvangers vermeld en de bedragen waarop de subsidies ten hoogste kunnen worden vastgesteld. Voor zover geen andere juridische grondslag van toepassing is, vormt deze begrotingsvermelding de wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene Wet Bestuursrecht voor de subsidieverlening aan deze subsidieontvangers.

2

Het betreft de subsidie 2015 aan PBT voor ondersteuning van het Sirius Programma en de Reviewcommissie.

3

Het betreft de middelen voor het stimuleren van open online onderwijs.

Bekostiging

Toelichting op de financiële instrumenten

De bekostiging van het hoger onderwijs en onderzoek bestaat uit de hoofdbekostiging en de middelen voor onderwijskwaliteit en studiesucces en profilering (prestatiebox). De postinitiële masteropleidingen hbo worden afzonderlijk bekostigd.

Hoofdbekostiging

Universiteiten (wo) en hogescholen (hbo) ontvangen bekostiging voor onderwijs en onderzoek. De rijksbijdrage wordt jaarlijks aan de universiteiten en hogescholen toegekend als een lumpsum. De rijksbijdrage is gebaseerd op de WHW. In het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan de rijksbijdrage wordt berekend.

Onderwijsdeel hbo en wo

Universiteiten en hogescholen ontvangen een rijksbijdrage vanwege onderwijs. De rijksbijdrage is gebaseerd op de nominale studieduur van de opleiding en het volgen en succesvol afronden van één bachelor- en één masteropleiding. Het onderwijsdeel bestaat uit:

  • a. een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal ingeschreven bekostigde studenten en graden (diploma’s), er zijn drie bekostigingsniveaus (laag, hoog en top),

  • b. een onderwijsopslag in bedragen: bedragen op basis van afspraken voor kwaliteit, kwetsbare opleidingen en bijzondere voorzieningen, en

  • c. een onderwijsopslag als percentage.

Deel Ontwerp en ontwikkeling hbo en Onderzoeksdeel wo

Hogescholen ontvangen een rijksbijdrage vanwege ontwerp en ontwikkeling (praktijkgericht onderzoek). Universiteiten ontvangen een rijksbijdrage vanwege het verrichten van wetenschappelijk onderzoek. Het onderzoeksdeel wo is gebaseerd op:

  • a. een studentgebonden deel: gebaseerd op het aantal bekostigde graden,

  • b. een deel promoties: gebaseerd op het aantal promoties leidend tot een proefschrift en het aantal ontwerpcertificaten,

  • c. een voorziening onderzoek in bedragen: bedragen op basis van afspraken over onder andere sectorplannen en zwaartekracht, en

  • d. een voorziening onderzoek in percentages.

Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek

De bekostiging van het onderwijs en onderzoek bij de acht academische ziekenhuizen loopt via de universiteiten. Hier kunnen studenten geneeskunde onderwijs volgen en praktijkervaring opdoen. De rijksbijdrage bestaat uit een deel dat is gebaseerd op het aantal ingeschreven studenten en graden, een procentueel deel en een bedrag vanwege rente en afschrijving (voor huisvesting).

Prestatiebox: Onderwijskwaliteit en studiesucces en profilering hbo en wo

Voor de periode 2013–2016 ontvangen hogescholen en universiteiten prestatiebekostiging op basis van individuele prestatieafspraken (zie ook de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap «Kwaliteit in verscheidenheid» en de Hoofdlijnenakkoorden OCW-Vereniging Hogescholen en OCW-VSNU). In het Besluit Experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs is bepaald hoe de omvang van de prestatiebekostiging per instelling wordt vastgesteld.

De afspraken zijn gemaakt op basis van concrete indicatoren. Bij het niet behalen van de overeengekomen prestatieafspraken kan de instelling in de periode 2017–2020 (deels) gekort worden op het budget voor onderwijskwaliteit en studiesucces.

Bekostiging experimenten open bestel hbo

De middelen worden ingezet voor de bekostiging van experimenten open bestel. Doel van de experimenten open bestel is om kennis op te doen over de effecten van het toelaten tot de publieke financiering van andere dan de huidige bekostigde aanbieders in het hoger onderwijs, en over de voorwaarden waaronder in het publiek bekostigde stelsel ruimte kan worden gemaakt voor deze aanbieders. De evaluatie van de experimenten wordt uiterlijk in 2015 afgerond.

Bekostiging postinitiële masteropleidingen hbo

De middelen zijn beschikbaar voor de afwikkeling van de tijdelijke financiering van (eerder goedgekeurde) arbeidsmarktrelevante hbo-masters in prioritaire gebieden.

Subsidies

Subsidieregeling stimulering Bèta/techniek (hbo)

Hiermee wordt de ontwikkeling van drie Centres of Expertise (CoE’s) hbo gefinancierd, naast de zeventien CoE’s waarvan de ontwikkeling gefinancierd wordt uit de middelen voor profilering. De CoE’s, die met cofinanciering van bedrijven en instellingen tot stand komen, zijn gericht op toponderwijs, toponderzoek en innovaties. Uitgangpunt hierbij is 25% financiering uit het werkveld, 25% van onderwijsinstellingen en 50% profileringsbekostiging.

Subsidieregeling Sirius programma (hbo en wo)

Om meer inzicht te krijgen in de wijze waarop excellentie in het hoger onderwijs gerealiseerd kan worden is in 2009, 2010 en 2011 aan verschillende meerjarige projecten een subsidie toegekend. De projecten worden uitgevoerd in de periode 2008–2014, in 2015 komen de resultaten beschikbaar.

Subsidieregeling Libertas Noodfonds (hbo en wo)

Het Libertas Noodfonds is er voor studenten die niet in hun land van herkomst kunnen (blijven) studeren, omdat vanwege politieke redenen hen het studeren onmogelijk wordt gemaakt of zij daarin ernstig worden belemmerd. Op dit moment zijn er geen landen aangewezen wiens ingezetenen een beroep kunnen doen op het Libertas Noodfonds. De geraamde middelen hebben betrekking op de afwikkeling van eerder toegekende financiële steun aan studenten uit Zimbabwe en Wit-Rusland (deze landen waren eerder aangewezen).

Overig (hbo en wo)

Bij dit financiële instrument zijn afzonderlijk voor de sectoren hbo en wo overige toekenningen opgenomen die gelijk dan wel kleiner zijn dan € 1 miljoen. Het gaat hier om middelen die deels juridisch en deels bestuurlijk verplicht zijn, alsmede om toekenningen die gedurende de uitvoeringsjaren op ad hoc basis worden toegekend.

Opdrachten

Uitbesteding (hbo en wo)

Voor de beleidsontwikkeling worden opdrachten verstrekt voor het uitvoeren van diensten. Het gaat hierbij met name om opdrachten voor beleidsgericht onderzoek.

Bijdragen aan agentschappen

DUO

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor deze begrotingsartikelen.

Bijdragen aan ZBO’s / RWT’s

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

De NVAO is als onafhankelijke, binationale accreditatieorganisatie opgericht door de Nederlandse en Vlaamse overheid en geeft een deskundig en objectief oordeel over de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. In deze begroting is de bijdrage opgenomen die de Nederlandse overheid rechtstreeks aan de NVAO vergoedt voor de uitvoering van haar taken.

NWO

Praktijkgericht onderzoek hbo: Van hogescholen wordt verwacht dat zij een centrale rol in de Nederlandse en internationale kennisinfrastructuur vervullen. Voor praktijkgericht onderzoek hebben hogescholen direct toegang tot de competitieve onderzoekgeldstroom voor het hbo; het RAAK-programma (voormalige Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen). De middelen voor het RAAK-programma zijn vanaf 2014 ingebed via de bekostiging bij NWO (convenant). Vanaf 2014 wordt vanuit het Regeerakkoord Rutte II extra geïnvesteerd in het praktijkgericht onderzoek. In 2014 is de eerste tranche van € 3 miljoen structureel per jaar beschikbaar gekomen, in 2015 komt de tweede tranche van € 7 miljoen structureel per jaar beschikbaar.

Promotiebeurs voor leraren: Leraren in het po, vo, mbo en hbo worden in staat gesteld om onderzoek te verrichten dat uitmondt in een proefschrift. De leraren krijgen, met behoud van salaris, vier jaar lang twee dagen per week vrij om te werken aan onderzoek. De eerste tranche promotiebeurs (met een betaling tot en met 2017) beloopt in totaal een bedrag van € 35 miljoen (circa 250 leraren) en is via het artikel Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid (artikel 9) aan het NWO beschikbaar gesteld. Voor nieuwe toekenningen vanaf 2015 zijn de middelen beschikbaar op artikel 6. Jaarlijks kan dan via NWO aan 67 leraren een nieuwe beurs worden verstrekt.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Stichting Studiekeuze 123

Met deze middelen wordt gefaciliteerd dat aanstaande studenten via onder andere een website beschikken over deugdelijke vergelijkingsinformatie over de opleidingsmogelijkheden in het hoger onderwijs, en de bijbehorende beroepsprofielen en arbeidsmarktperspectieven.

Organisaties conform tabel 6.5 met uitzondering van NVAO, SKI123, PBT en SURF

Het betreft hier de (structurele) bekostiging van organisaties die beleidsmatig prioritaire taken uitvoeren, ofwel activiteiten uitvoeren die betrekking hebben op de belangenbehartiging van studenten, ofwel taken uitvoeren die voortkomen uit verdragsrechtelijke verplichtingen.

Ontvangsten

Bij de ontvangsten is een raming opgenomen voor terugvorderingen bij instellingen en andere subsidieontvangers, bijvoorbeeld als gevolg van eindafrekeningen op in eerdere jaren toegekende subsidies.

Artikel

Licence