De beleidsagenda gaat in op ontwikkelingen die de begroting in financiële zin raken. In de beleidsartikelen worden de financiële informatie en beleidsinformatie die samenhangen met de voorgenomen uitgaven vermeld.
1. Houdbare overheidsfinanciën
De schatkist op orde brengen is een van de pijlers onder het kabinetsbeleid. Dat gebeurt op gestage wijze, stap voor stap. Alleen een financieel schokbestendige overheid kan de maatschappelijke effecten van economisch zwaar weer dempen.
Het feitelijk tekort daalt in 2017 tot 0,5% van het bruto binnenlands product (BBP). Dat is een verbetering van 0,6%-punt ten opzichte van 2016. De schuld van de Europese Monetaire Unie (EMU-schuld) daalt van 63,4% van het BBP in 2016 tot 62,1% van het BBP eind 2017. Met deze verwachtingen laat het kabinet de overheidsfinanciën gezonder achter dan het geval was bij zijn aantreden. De Miljoenennota voor 2013 ging nog uit van een EMU-schuld van 71,9% van het BBP.
De overheidsfinanciën zijn nu beter toegerust op toekomstige uitdagingen dan vier jaar geleden toen het kabinet startte. Bovendien zijn de overheidsfinanciën op lange termijn houdbaar. Komende generaties kunnen tegen dezelfde belastingdruk genieten van dezelfde collectieve voorzieningen als de huidige generaties.
Als bijlage bij het rapport van de Studiegroep Begrotingsruimte is ook de beleidsdoorlichting naar het begrotingsbeleid gepubliceerd. Deze doorlichting laat onder meer zien dat de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, zowel op korte als op lange termijn, fors is verbeterd de afgelopen jaren. De beleidsdoorlichting gaat daarbij ook in op het effect dat deze verbetering heeft gehad op de andere doelstellingen van het begrotingsbeleid, namelijk het stabiliseren van de economie en het bevorderen van een efficiënte allocatie. De beleidsdoorlichting kijkt daarbij overigens langer terug dan de afgelopen kabinetsperiode.
2. Investeringsagenda Belastingdienst (artikel 1 Belastingen)
De Investeringsagenda1 waarmee de Belastingdienst in mei 2015 is gestart moet leiden tot een dienst die op termijn beter kan presteren, goedkoper wordt en meer in control is. In de Investeringsagenda worden de volgende verandergebieden onderscheiden: 1. Interactie met burgers en bedrijven, 2. Informatiegestuurd toezicht en inning, 3. Ontwikkeling Data & Analytics, 4. Sturing, verantwoording en effectmeting, en 5. Ondersteuning door informatievoorziening. De verandergebieden 1 en 2 voert de Belastingdienst uit binnen de kaders van zijn handhavingstrategie. De verandergebieden 3 t/m 5 zijn randvoorwaardelijk en ondersteunend aan de twee eerste verandergebieden.
De Belastingdienst beoogt met «handhaving» het gedrag van burgers en bedrijven zodanig te beïnvloeden dat zij structureel (fiscale) regels naleven (compliance). Dit zorgt voor de borging van de continuïteit van belastingopbrengsten en de rechtmatige betaling van toeslagen.
De eerste twee verandergebieden zijn gericht op een grondige vernieuwing van de primaire processen.
Verandergebied 1 is gericht op realisatie van een moderne interactie (het verkeer tussen de burger en de Belastingdienst). Dit zal zich in de toekomst vooral afspelen in een webportaal waarbij ondersteuning op maat geleverd kan worden. In 2017 worden hiervoor de eerste voorzieningen ontwikkeld waarmee burgers en bedrijven vanuit de website, en later ook vanuit de portals, gericht hun vragen kunnen stellen aan informanten van de Belastingtelefoon. Hierbij wordt het mogelijk om vanuit het persoonlijk domein verdiepingsinformatie via de website op te halen. Doordat de bezoeker zich kenbaar heeft gemaakt, wordt het mogelijk alleen die informatie aan te bieden die in die situatie relevant is. Bij «Toeslagen» is in het kader van moderne interactie het project «natuurlijke dialoog» gestart: toeslaggerechtigden worden actief benaderd om problemen op te lossen nog voordat de financiële afwikkeling plaatsvindt. Om daarnaast beter te kunnen voldoen aan de digitale verwachtingen van burgers en bedrijven, worden in 2017 de volgende producten opgeleverd: digitalisatie van de eerste aangifte «omzetbelasting van starters» en «suppleties omzetbelasting», en het inrichten van online betalen in diverse portalen van de Belastingdienst. Met deze laatst genoemde voorziening kan de burger direct aan zijn betaalverplichting voldoen wat leidt tot een verhoging van de compliance, een reductie van acceptgirokaarten en het terugbrengen van onvolledige betalingen.
In verandergebied 2 (Informatiegestuurd toezicht) geeft de Belastingdienst nadere invulling aan de handhavingsregie. De Belastingdienst kijkt daarbij op een systematische en gestructureerde manier naar alle belastingplichtigen en voert op centraal niveau analyses uit naar patronen en trends die wijzen op (de oorzaken van) niet-naleving. Op basis daarvan worden bewust keuzes gemaakt en prioriteiten gesteld voor de inzet van handhavingsinstrumenten en de uitvoering van activiteiten (het sturen van de handhaving op basis van informatie). Door slimmer gebruik te maken van gegevens kan het nalevingtekort (zijnde het percentage belastingplichtigen dat de regels niet naleeft) en het daaraan gerelateerde bedrag aan verschuldigde belastingen worden teruggedrongen. De Belastingdienst probeert daarmee zoveel mogelijk proactief en in de actualiteit te handelen in plaats van reactief te zijn. Dit gebeurt op verschillende manieren. In de invordering zijn extra opbrengsten te halen door het continu monitoren van nieuwe verhaalmogelijkheden. Het nieuwe risicomodel voor de inkomstenheffing (niet-winst) stelt de Belastingdienst in staat om beter de kans op een correctie in de aangifte te voorspellen. Voor de omzetbelasting (OB) wordt het nieuwe risicomodel ingezet bij de toetsing van verzoeken voor teruggave belasting over de toegevoegde waarde (btw). Voor de aanpak van OB-carrouselfraude zal met hulp van innovatieve netwerkanalyses de fraude eerder worden opgespoord. Om vroegtijdig faillissementsrisico’s bij grote ondernemingen en midden- en kleinbedrijf (MKB) te signaleren en aan te pakken wordt het Early Warning System ontwikkeld met kengetallen en patronen met betrekking tot ondernemingen die in financiële problemen dreigen te geraken. Om verbeteringen in de uitwisseling van informatie tussen de Belastingdienst en het notariaat te bewerkstelligen worden notarisgegevens ten behoeve van diverse fiscale processen digitaal ontsloten.
Ten behoeve van de bestrijding van de legacy-problematiek bij de ICT Belastingdienst loopt het Programma Rationalisatie dat als doel heeft in drie jaar tijd (2015–2017) de verhouding tussen de kosten van beheer en onderhoud ICT versus nieuwbouw ICT te verbeteren van 85–15% richting de meer marktconforme verhouding van 70–30%. Dit gebeurt door het opruimen van lokaal ontwikkelde applicaties en door het saneren van dubbelingen in de verschillende systemen.
Wat de sturing betreft wordt gewerkt aan een bekostigingsmodel dat inzicht moet geven in de kosten van uitvoering van bestaande/nieuwe wetgeving en in de bijdrage van diverse werkprocessen. In het voorjaar van 2017 zal met een eerste conceptmodel worden proefgedraaid.
De investeringen voor bovengenoemde activiteiten worden in onderstaande tabel vermeld. Tevens worden de besparingen, gerelateerd aan de investeringsagenda, weergegeven.
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Investeringen | 35 | 312 | 346 | 331 | 314 | 276 | 231 | 191 | 162 | 156 |
Besparingen | – | – 37 | – 110 | – 183 | – 255 | – 292 | – 292 | – 292 | – 292 | – 292 |
Saldo | 35 | 275 | 236 | 148 | 59 | – 16 | – 61 | – 101 | – 130 | – 136 |
3. Fiscale voornemens (artikel 1 Belastingen)
Vereenvoudiging van het belastingstelsel vormt een belangrijk onderdeel van de fiscale beleidsagenda. Onder vereenvoudiging verstaat het kabinet zowel het verbeteren van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van het belastingstelsel door de Belastingdienst, als het terugdringen van administratieve lasten en het verduidelijken van regels of verminderen van het aantal regels. Meer informatie hierover is te vinden in de brief die de Staatssecretaris van Financiën op Prinsjesdag 2016 aan de Tweede Kamer heeft gestuurd.
Een ander hoofdpunt van het fiscale beleid is het tegengaan van belastingontwijking. Het kabinet zal zich ook in 2017 in Europees en internationaal verband blijven inzetten voor transparantie en informatie-uitwisseling tussen Belastingdiensten van verschillende landen om zo belastingontwijking tegen te gaan. Daarnaast is onder Nederlands voorzitterschap van de Europese Raad in 2016 de richtlijn anti-belastingontwijking2 aangenomen. Nederland heeft zich daarbij, net als alle andere 27 lidstaten van de Europese Unie, gecommitteerd aan maatregelen gericht op het tegengaan van belastingontwijking3. Het kabinet zal in 2017 een conceptwetsvoorstel aanbieden voor internetconsultatie, met het oog op implementatie van deze richtlijn per 1 januari 2019. Tegelijkertijd is belangrijk, in samenhang met de maatregelen tegen belastingontwijking, aandacht te hebben voor het behoud van een aantrekkelijk fiscaal vestigingsklimaat voor zowel binnenlandse als buitenlandse investeerders.
Tenslotte gaat Nederland in het kader van het bestrijden van belastingontwijking in 2017 door met de heronderhandeling van belastingverdragen met 23 ontwikkelingslanden om deze verdragen te voorzien van een antimisbruikbepaling.
4. Een open, diverse en innovatieve financiële sector (artikel 2 Financiële markten)
De afgelopen jaren hebben de maatregelen op het terrein van de financiële markten vooral in het teken gestaan van het herstel van vertrouwen in de financiële sector. Er zijn zowel nationaal als Europees concrete stappen gezet naar een meer robuuste financiële sector met weerbare en stabiele banken. De oprichting van de bankenunie heeft hieraan mede bijgedragen en de komende jaren zal hier onverminderd aan worden gewerkt. Hierbij zal het vooral gaan om verdere uitwerking van de maatregelen die op dit moment worden afgesproken in het kader van de routekaart naar verbetering en versterking van de bankenunie.
Naast blijvende aandacht voor een robuuste en stabiele financiële sector, wordt gewerkt aan initiatieven die bijdragen aan een meer open, diverse en innovatieve Nederlandse financiële sector. Diversiteit, concurrentie en transparantie in de Nederlandse financiële sector leiden ertoe dat gevestigde marktpartijen worden uitgedaagd tot verlagen van prijzen en vergroten van keuzemogelijkheden voor consumenten en bedrijven. Dit bevordert de financiële stabiliteit en de economische groei.
De Nederlandse bankensector is zeer geconcentreerd. Enkele grote banken, die een breed spectrum aan activiteiten uitvoeren en een variëteit aan producten aanbieden, domineren de binnenlandse markten. Bovendien treden er de laatste jaren weinig tot geen nieuwe spelers toe tot de Nederlandse financiële sector. Ook toetreding van «traditionele» bancaire partijen is minimaal. Tegelijkertijd is er een opmars van technologische innovatie. FinTech-bedrijven – een verzamelbegrip voor (vaak jonge of startende) ondernemingen in de financiële sector die gebruik maken van technologische ontwikkelingen en een innovatief bedrijfsmodel hanteren – willen toetreden tot de Nederlandse financiële sector en de gevestigde instellingen trotseren. De huidige wet- en regelgeving en toezichtkaders zijn geschoeid op de leest van een niet-digitale wereld. Samen met De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) wordt dan ook gewerkt aan initiatieven om FinTech-bedrijven te laten toetreden tot de Nederlandse financiële sector. Deze initiatieven hebben vooral betrekking op maatregelen ter verbetering van het vergunningverleningproces en mogelijkheden om te kunnen differentiëren in type vergunning in combinatie met meer proportionaliteit.
In tegenstelling tot bijvoorbeeld de Verenigde Staten zijn bedrijven in Nederland, net als elders in Europa, in sterke mate afhankelijk van bancaire financiering en is er vraag naar versterking van de mogelijkheden voor financiering. Verbeterde toegang tot de kapitaalmarkt heeft een aantal voordelen. Op macroniveau wordt hierdoor de financiering van de Nederlandse economie minder kwetsbaar. Ook geeft betere kapitaalmarkttoegang bedrijven een alternatief als banken in de problemen komen of om andere redenen minder krediet verlenen. Zowel op nationaal als Europees terrein zijn in dit kader recent stappen gezet. Voorbeelden hiervan zijn kredietunies en crowdfunding.
In Europees verband wordt er gewerkt aan het in de steigers zetten van een kapitaalmarktunie. De kapitaalmarktunie is gericht op het vergroten van de diepte van de kapitaalmarkt en het bevorderen van marktintegratie. Dit zal moeten leiden tot een verdere verdieping en verbreding van de financieringsmogelijkheden voor de reële economie. In navolging op het eerder uitgebracht groenboek kapitaalmarktunie heeft de Europese Commissie op 30 september 2015 het Actieplan kapitaalmarktunie gepresenteerd. Hierin staan bijvoorbeeld voorstellen van de Europese Commissie voor herziening van de verordeningen over Europese durfkapitaalfondsen (European Venture Capital Funds, afgekort EuVECA) en Socialeondernemingsfondsen (European Social Entrepreneurship Funds, afgekort EuSEF), een wetgevingsinititiatief over insolventie, en studies en evaluaties van de Europese Commissie ter ondersteuning van het komen tot een kapitaalmarktunie. Ook is er op de voorstellen om te komen tot een Europees kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisaties (simple, transparent and standardized securitisations, oftewel STS-securitisaties) – die ook deel uitmaakten van het Actieplan – eind vorig jaar voortvarend een Raadsakkoord bereikt. Op het moment dat het Europees Parlement ook haar standpunt heeft bepaald kunnen de triloogonderhandelingen van start gaan. Op een andere belangrijke pijler van de kapitaalmarktunie, de herziening van het Europese prospectusregime, is daarnaast op 8 juni 2016 onder Nederlands voorzitterschap een Raadsakkoord bereikt. Ook hier geldt dat op het moment dat het Europees Parlement haar standpunt heeft bepaald de onderhandelingen zullen starten.
5. Financieel beheer en verkoop van de financiële deelnemingen (artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector)
Zoals in de kabinetsvisie op de Nederlandse bankensector en de Kamerbrief over de toekomstplannen voor ABN AMRO en SNS REAAL werd verwoord, is het kabinet voornemens de belangen van de Staat in de financiële instellingen te verkopen. Het voornemen tot uiteindelijke verkoop van de aandelen van ABN AMRO en ASR is vrijwel direct na de verwerving van de aandelen in 2008 door het kabinet geuit. Op 20 november 2015 en 10 juni 2016 zijn respectievelijk ABN AMRO (opbrengst: € 3.838 mln.) en ASR (opbrengst: € 1.057 mln.) gedeeltelijk naar de beurs gebracht. De Staat zal haar hele belang in ABN AMRO en ASR de komende jaren verder afbouwen.
Op 28 juni 2016 heeft de Staat een koopovereenkomst getekend met Lone Star voor de verkoop van Propertize. De totale verkoopprijs bedraagt € 859,3 mln. De overdracht van de aandelen vindt naar verwachting eind september plaats. Met betrekking tot de toekomst van SNS Bank heeft de Minister op 1 juli 2016 een brief naar de Kamer gestuurd. De Minister onderschrijft het oordeel van NLFI dat het te vroeg is om een besluit te nemen over de toekomst van SNS Bank. Zodra SNS Bank voldoende gereed is zullen de relevante opties voor toekomstige eigendomsstructuren verder worden uitgewerkt. NLFI geeft aan dat het twee tot drie jaren vergt om tot optimale lange termijn waardecreatie te komen. De Minister van Financiën zal de Kamer komend jaar infomeren over de voortgang. Tot slot zullen komend jaar stappen worden gezet om de voormalige holding van SNS REAAL, SRH, verder af te wikkelen.