Bij de start van de kabinetsperiode is naast het uitgavenkader ook het inkomstenkader vastgesteld. In het inkomstenkader worden alle beleidsmatige wijzigingen in tarieven en grondslagen van de belastingen en premies vastgelegd. Dit in tegenstelling tot zogenoemde endogene ontwikkelingen: lagere of hogere overheidsinkomsten als gevolg van met name de economische ontwikkelingen.
In de startnota was sprake van een totale beleidsmatige stijging van de lasten van cumulatief 15,6 miljard euro. Deze stand is weergegeven in de eerste regel van tabel 3.6.8. Na het vaststellen van het inkomstenkader aan het begin van de kabinetsperiode zijn diverse maatregelen genomen die effect hebben op het inkomstenkader. Deze wijzigingen zijn samengevat in de regel «aanpassingen na startnota». Over de kabinetsperiode heen is door de diverse wijzigingen sprake van een lastenstijging van 0,2 miljard euro. Het betreft wijzigingen als gevolg van de gesloten akkoorden en aanpassingen als gevolg van de macro-economische ontwikkelingen.
Tot slot heeft het kabinet een aanvullend pakket aan maatregelen gepresenteerd om het tekort terug te dringen. Een deel van deze maatregelen slaat neer aan de lastenkant en leiden tot een cumulatieve lastenmutatie van 2,2 miljard euro. Met deze wijzigingen wordt het nieuwe inkomstenkader vastgesteld. De cumulatieve lastenontwikkeling komt na verwerking van bovengenoemde aanpassingen deze kabinetsperiode op 17,9 miljard euro uit.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | cumulatief 2013–2017 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Stand Startnota | 8,6 | 2,9 | 2,3 | 0,8 | 1,0 | 15,6 |
Aanpassingen na Startnota | – 0,3 | 0,9 | 0,0 | 0,0 | – 0,3 | 0,2 |
Aanvullend pakket | – 1,3 | 3,1 | 0,2 | 0,5 | – 0,3 | 2,2 |
Totaal | 6,8 | 7,1 | 2,4 | 1,1 | 0,6 | 17,9 |
Correctie Ouderenkortingen | 0,0 | 0,0 | 3,1 | 0,1 | 0,1 | 3,4 |
Aanpassingen na startnota
In het woonakkoord is besloten om – gelijktijdig met een matiging van de huurverhoging – de verhuurderheffing meer geleidelijk in te voeren. Ook is besloten tot een tijdelijke impuls voor de bouw via een verlaging van de BTW. Dit leidt tot een lastenverlichting van 290 miljoen cumulatief.
In het sociaal akkoord zijn twee maatregelen genomen die gevolgen hebben voor het inkomstenkader. Binnen het akkoord is ruimte gecreëerd om de Witteveen-maatregel uit het regeerakkoord aan te passen. Ook is besloten om de mobiliteitsbonus in te perken ter financiering van een vergelijkbare loonkostensubsidies aan de uitgavenkant.
Door lagere uitgaven aan de zorg vallen de zorgpremies lager uit dan waar aan het begin van deze kabinetsperiode vanuit is gegaan. Met name de nominale premie in 2013 is lager. Deze daling zorgt voor een lastenverlichting over de gehele kabinetsperiode. De zorgmaatregelen uit het aanvullend pakket zorgen voor een verdere daling van de zorgpremies. Deze premiedaling wordt binnen het pakket gecompenseerd met lastenmutaties voor burgers en bedrijven.
Als gevolg van de oplopende werkloosheid stijgen de sectorfondspremies ten opzichte van de startnota. Uit de sectorfondsen worden de eerste zes maanden WW gefinancierd. De premies worden lastendekkend vastgesteld. De lastenverzwaring als gevolg van de oplopende sectorfondspremies wordt binnen het aanvullend pakket op twee manieren deels gecompenseerd. De tekorten in de fondsen zorgen voor een inhaalpremie. Dit deel van de premiestijging wordt gecompenseerd via een eenmalige verlaging van de arbeidsongeschiktheidspremie in 2013. De hogere lastendekkende premie als gevolg van de hogere uitgaven van de fondsen wordt vanaf 2014 deels gecompenseerd door een structurele verlaging van de AWF-premie.
In het regeerakkoord is de boetetaakstelling voor marktwerking structureel verhoogd met 75 miljoen euro in 2014, oplopend tot 125 miljoen euro in 2017 en verder. Deze verhoging van de boeteontvangsten is op korte termijn niet haalbaar, onder andere omdat hiervoor wijzigingen in het boetebeleid nodig zijn. Vanaf 2017 wordt 10 miljoen euro van de taakstelling via hogere boeteontvangsten ingevuld. Het resterende deel wordt zoals bij regeerakkoord is afgesproken ingevuld binnen de post subsidies bedrijven.
Aanvullend pakket
In het aanvullende pakket worden diverse lastenmaatregelen genomen. In tabel 3.6.9 wordt de aansluiting gemaakt tussen de lasten van het aanvullend pakket en de verwerking van het pakket in het inkomstenkader.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|
Lasten aanvullend pakket | – 1,4 | 1,4 | 1,9 | 1,9 | 1,6 |
Zorgtoeslag | 0,0 | 0,3 | 0,1 | 0,6 | 0,6 |
Totaal inkomstenkader | – 1,4 | 1,8 | 2,0 | 2,4 | 2,2 |
Niet-kaderrelevant inkomsten | – 0,2 | 1,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 |
In paragraaf 3.2 is een overzicht gegeven van alle maatregelen uit het aanvullend pakket. Hier worden ook de afzonderlijke maatregelen toegelicht. De lasten als gevolg van het aanvullend pakket stijgen met 1,6 miljard euro. De belangrijkste redenen hiervoor zijn het bevriezen van de belastingschijven en heffingskortingen, het inhouden van de lastenenveloppe voor het bedrijfsleven en het aanpassen van de fiscale regelingen rondom stamrechten. Daar staat tegenover dat de verhoging van de arbeidskorting wordt versneld en de bedrijven een lastenverlichting krijgen via verlaging van de werkgeverspremies en verzachting van de versobering zelfstandigenaftrek.
Voor verwerking van de lastenmaatregelen van het aanvullend pakket wordt uitgegaan van de definities voor het inkomstenkader. Dit betekent dat de ombuigingen van 0,6 miljard euro op de zorgtoeslag worden meegenomen. De zorgtoeslag is een uitgave van de overheid, maar wordt geboekt als onderdeel van het inkomstenkader omdat de hoogte van de zorgtoeslag één op één gekoppeld is aan de ontwikkeling van de zorgpremies. Bij een hogere nominale zorgpremie wordt de zorgtoeslag eveneens verhoogd. Omdat de zorgpremies onder het inkomstenkader vallen, is ook de zorgtoeslag hier ondergebracht.
Bij de maatregelen voor aanpassing van fiscale regels voor stamrechten wordt voor het inkomstenkader uitgegaan van de netto contante waarde. Dit is conform de begrotingsregel voor maatregelen die betrekking hebben op de omkeerregel. Het verschil tussen het kaseffect het de netto contante waarde is weergegeven in de regel «niet lastenrelevant inkomsten».
Tot slot is in het aanvullend pakket is besloten om de ouderentoeslagen en de MKOB om te vormen tot één inkomensafhankelijke regeling voor ouderen. Het budget voor de ouderenkortingen wordt overgeheveld naar de uitgavenkant. In eerste instantie wordt deze ouderenregeling vormgegeven via een kop op de zorgtoeslag. Later wordt dit onderdeel van de huishoudentoeslag. Voor de lastenstijging als gevolg van deze stelselwijziging wordt een correctie toegepast aan zowel de lasten- als de uitgavenkant.
Box 3.6.2 Werking van het inkomstenkader
Ook aan de inkomstenkant geldt een kader. Het kabinet legt via het inkomstenkader aan het begin van de kabinetsperiode vast wat de lastenontwikkeling over de kabinetsperiode wordt. Hiermee zijn beleidsmatige wijzigingen in de EMU-saldo relevante collectieve lasten begrensd. Dit betekent dat mee- en tegenvallende inkomsten ten gunste of ten laste komen van het EMU-saldo. Hierdoor ademt het EMU-saldo mee met de economische ontwikkeling, hetgeen bijdraagt aan de automatische stabilisatie van de conjunctuur.
De ontwikkelingen in het inkomstenkader worden weergegeven in mutaties, dat wil zeggen de verandering ten opzicht van het voorgaande jaar. Het lastenkader moet over de kabinetsperiode sluiten. Tijdelijke afwijkingen van het inkomstenkader dienen zoveel mogelijk te worden vermeden.