Crisisbeleid heeft erger voorkomen. Op internationaal niveau zijn sinds 2009 belangrijke stappen gezet om de financiële stabiliteit van de wereldeconomie te versterken. Mede dankzij gecoördineerd monetair- en begrotingsbeleid is een depressie uitgebleven.15 Interventies in financiële instellingen en internationale steun aan Europese landen in crisis hebben de financiële stabiliteit en het voortbestaan van de muntunie geborgd. Door structurele hervormingen in de landen van de eurozone en de aankondiging van Outright Monetary Transactions (OMT) door de Europese Centrale Bank (ECB) is in het afgelopen jaar de rust op de Europese markten teruggekeerd. Daadkrachtig optreden was en blijft nodig om de onderliggende problematiek op te lossen.
In Europa zijn forse stappen gezet op het gebied van een strengere governance, structurele hervormingen, en een gezonde Europese financiële sector. In de Europese Unie zijn op het terrein van de overheidsfinanciën duidelijke afspraken gemaakt. Het niet-naleven van begrotingsregels heeft potentieel grote negatieve gevolgen voor andere landen in de muntunie. Zodra een niet-houdbare situatie ontstaat, worden de overheidsfinanciën van individuele lidstaten een gezamenlijke zorg. Het Stabiliteits- en Groeipact is om deze reden aangescherpt met strengere regels om begrotingsdiscipline af te dwingen, terwijl sancties meer automatisch worden doorgevoerd. Hiernaast voeren veel Europese lidstaten omvangrijke structurele hervormingen door om de concurrentiekracht te vergroten. Een zogeheten macro-economische onevenwichtighedenprocedure is vormgegeven waarbij ongunstige ontwikkelingen, bijvoorbeeld op kredietmarkten, de woningmarkt en/of de handelsbalans, eerder worden opgespoord. Dit maakt het mogelijk om in een vroeg stadium reële aanpassingen in de economie te bewerkstelligen en de kans op negatieve effecten voor andere lidstaten te beperken.
De Nederlandse financiële sector is zeer verweven met het buitenland. In Europa is het vertrouwen in de bankensector nog niet voldoende teruggekeerd. Om het inzicht in de kwaliteit van bankbalansen te vergroten en zo de onzekerheid op financiële markten te verminderen wordt in Europa in 2014 een Balance Sheet Assessment (BSA) onder verantwoordelijkheid van de ECB opgezet. Deze BSA bestaat uit een doorlichting van de kwaliteit van de activa op de balans (Asset Quality Review) en een verplichte stresstest voor grote banken. Met de stappen richting een bankenunie16 wordt de verwevenheid tussen overheden en de binnenlandse financiële sector afgebouwd. Bovendien wordt het stelsel meer robuust door het versterken van de weerbaarheid van banken (in het bijzonder door hogere buffervereisten), het verbeteren van de afwikkelbaarheid van banken (door van te voren te regelen hoe in tijden van stress moet worden gereageerd) en het verbeteren van het instrumentarium om in te grijpen ingeval van crisis. Het uitgangspunt, nu en in de toekomst, is dat banken en hun vermogensverschaffers zelf verantwoordelijk worden voor het opvangen van financiële problemen, zodat de financiële sector weer verantwoord omgaat met risico’s en dus met de banktegoeden van burgers en bedrijven. Hoofdstuk 2 gaat hier uitgebreid op in.
In Nederland werkt het kabinet aan een duurzame basis voor economische groei via structurele hervormingen. De huidige economische situatie is niet enkel een probleem op korte termijn. De SER wijst in zijn macro-economische verkenning Nederlandse economie in stabieler vaarwater op de lange balansen van huishoudens en de invloed van binnenlandse instituties zoals de woningmarkt op de economie. Daarom is het van belang dat Nederland maatregelen neemt die op de lange termijn bijdragen aan een betere werking van de economie en stabiele economische groei. Het kabinet onderneemt hiertoe belangrijke hervormingen op het gebied van de woningmarkt, arbeidsmarkt, in de sfeer van pensioenen en de zorg (zie box 1.2).
Box 1.2 Structurele hervormingen voor een betere werking van de economie
-
• Nieuw evenwicht op de woningmarkt. Op de koopwoningmarkt wordt gewerkt aan het versterken van de schokbestendigheid van huishoudens. De verhouding tussen hypotheekschuld en de waarde van de woning (Loan to value-ratio) wordt geleidelijk teruggebracht. Mensen krijgen voortaan alleen rente aftrek wanneer ten minste annuïtair wordt afgelost op de hypotheek. Daarnaast wordt vanaf 2014 het maximale aftrektarief waartegen mensen hun hypotheekrente kunnen aftrekken in 28 jaarlijkse stappen van een half procentpunt teruggebracht naar uiteindelijk 38 procent. Ook wordt de kostengrens van de NHG stapsgewijs verder afgebouwd tot 225 duizend euro per 1 juli 2016, en wordt het uitgangspunt in de toekomst deze te koppelen aan de gemiddelde woningprijs. Daarmee wordt de NHG-regeling verkleind (en dus de exposure voor het Rijk als achtervang) en de marktverstorende werking van het instrument beperkt. Om de mobiliteit op de woningmarkt te verhogen en de schuldopbouw te verlagen is de overdrachtsbelasting structureel verlaagd van 6 procent naar 2 procent. Ook voert het kabinet hervormingen op de huurmarkt door. Zo wordt de maximale jaarlijkse verhoging van de huur bovenop de inflatie afhankelijk van het inkomen van huishoudens en wordt de doorstroming van op de woningmarkt bevorderd.
-
• Arbeidsmarkt en pensioenstelsel toekomstbestendiger. Een goed werkende arbeidsmarkt is van groot belang voor economische groei. Met een intredende vergrijzing wordt ook de werking van de arbeidsmarkt voor ouderen steeds belangrijker. Het kabinet werkt over de breedte van de arbeidsmarkt aan een nieuwe balans tussen flexibiliteit en zekerheid. Zo wordt per 2016 het ontslagrecht gemoderniseerd. De bescherming van werknemers staat niet ter discussie. Wel wordt het ontslagrecht activerender, eerlijker en eenvoudiger. Afhankelijk van de reden van ontslag komt er één ontslagroute. Er wordt sneller zekerheid geboden aan werknemers en werkgevers en de ontslagvergoeding gaat geleidelijk omlaag. Daarnaast zal het kabinet vanaf 1 januari 2015 verschillende wijzigingen in het arbeidsrecht doorvoeren om de positie van flexwerkers te versterken en schijnconstructies tegen te gaan. Ook de WW wordt hervormd. Door in te zetten op van-werk-naar-werkbegeleding en de maximale duur van de (publiek gefinancierde) WW te beperken wordt de WW activerender. Een activerende WW kan bijdragen aan een zo snel mogelijke terugkeer op de arbeidsmarkt van de mensen die werkloos worden. Op deze manier worden mensen voor de arbeidsmarkt behouden en wordt de (langdurige) werkloosheid teruggedrongen. De AOW-leeftijd wordt sneller verhoogd naar 66 in 2018 en 67 in 2021 en vervolgens aan de levensverwachting gekoppeld. Tegelijkertijd wordt het fiscaal aantrekkelijk sparen voor het pensioen versoberd en beperkt tot een inkomen van 100 duizend euro. Tot slot wordt met een nieuw wettelijk kader de schokbestendigheid van het pensioenstelsel vergroot en worden de risico’s evenwichtiger over de deelnemers verdeeld.
-
• Verbeterde werking zorgstelsels. Het gaat goed met de volksgezondheid. De Nederlandse gezondheidszorg scoort bijvoorbeeld sterk op het gebied van brede toegankelijkheid. De gezondheidszorg is de afgelopen jaren productiever geworden, waardoor meer zorg voor dezelfde euro premie wordt geleverd. Dit betekent niet dat het niet beter kan. In de curatieve zorg wordt de werking van het stelsel verder verbeterd, onder andere doordat zorgverzekeraars meer risico’s zelf zijn gaan dragen. Betere informatievoorziening over kwaliteit en kosten stelt patiënten en zorgverzekeraars in staat om kritischer en bewuster keuzes te maken. Daarnaast hebben veldpartijen zich gecommitteerd aan een landelijk maximum groeipercentages waarmee de groei van de zorguitgaven wordt beheerst. Bij de langdurige zorg wordt het uitgangspunt dat mensen langer thuis blijven wonen en zorg en ondersteuning zoveel mogelijk in de eigen omgeving ontvangen. Daartoe wordt een deel van de zorg en ondersteuning gedecentraliseerd naar gemeenten. Door zorg en ondersteuning dichter bij de burger te organiseren kan meer maatwerk worden geleverd en kan beter worden ingespeeld op de rol van het sociale netwerk rond de burger. De langdurige intensieve zorg wordt weer meer gericht op de zware zorgbehoefte, waar deze oorspronkelijk ook voor bedoeld was.
-
• Decentralisaties. Het kabinet maakt de keuze om decentraal te doen wat kan en voert een historische taakverschuiving uit van rijk naar gemeenten op het gebied van langdurige zorg, jeugdzorg en sociale zekerheid. Het kabinet kiest daarmee voor maatwerk, dicht bij de burgers tegen lagere kosten.
Het kabinet heeft oog voor de moeilijke fase waarin de economie zich bevindt.
Hervormingen bieden toekomstperspectief, maar impliceren evenzeer een andere verdeling van de lusten en lasten van bepaalde collectieve arrangementen. Een modernisering van het ontslagrecht is bijvoorbeeld gunstig voor outsiders op de arbeidsmarkt, maar maakt de positie van insiders minder zeker. Hervormingen zijn nodig voor toekomstige economische groei. Tegelijkertijd is aandacht voor de effecten op de economische groei op korte termijn en sociale cohesie in ons land belangrijk. Het kabinet heeft daarom bewust en in overleg met de sociale partners gekozen voor een meer getemporiseerde invoering van enkele grote hervormingen en heeft daarnaast een groot aantal belangrijke flankerende maatregelen genomen.
-
• Ondersteuning woningmarkt. Op zowel de koop- als de huurmarkt neemt het kabinet diverse maatregelen om de transitie vanuit de huidige moeilijke situatie op de woningmarkt te ondersteunen. Om de woningmarkt te stimuleren is de rente op restschulden gedurende 10 jaar aftrekbaar gemaakt, is 50 miljoen euro beschikbaar voor startersleningen, en is tijdelijk17 dubbele hypotheekrenteaftrek mogelijk als een belastingplichtige zijn oude woning nog niet heeft verkocht. Om de bouw te stimuleren is de btw op arbeidskosten bij onderhoud en renovatie voor een jaar verlaagd naar 6 procent en worden investeringen in energiebesparing extra gestimuleerd (via een revolverend fonds energiebesparing met een totale beoogde omvang van 740 miljoen euro). Om de investeringen van woningcorporaties op peil te houden is de verhuurderheffing in 2014 met 120 miljoen euro verlaagd. Hierbij is het uitgangspunt dat woningbouwcorporaties efficiënter gaan werken. Ook worden de regels voor verkoop van woningen door woningcorporaties versoepeld: dit biedt kansen voor andere marktpartijen en verruimt de liquide middelen voor corporaties.
-
• Stimulans voor de arbeidsmarkt. Op de arbeidsmarkt heeft het kabinet met de sociale partners een Sociaal Akkoord gesloten met aanvullende afspraken over de volle breedte van de arbeidsmarkt. Op korte termijn wordt het arbeidsmarktbeleid gericht op het behoud van werkgelegenheid met gerichte stimuleringsmaatregelen en een sectorale aanpak. Er is in 2014 en 2015 jaarlijks 300 miljoen euro beschikbaar voor van-werk-naar-werk en intersectorale scholing. Voor de ondersteuning van jongeren en ouderen is er eenmalig 117 miljoen euro extra beschikbaar. De hervormingen van het stelsel voor mensen met een arbeidsbeperking, de WW en ontslagrecht worden later ingevoerd om in tijd van crisis meer rust en vertrouwen te geven op de arbeidsmarkt. De hervormingen van het stelsel voor mensen met een arbeidsbeperking worden ingevoerd in 2015, de hervormingen van de WW en het ontslagrecht in 2016. Bovendien zal de hervorming van de WW geleidelijk plaatsvinden. Op lange termijn leiden deze hervormingen tot betere werking van de arbeidsmarkt.
-
• Aanvullende stimuleringsmaatregelen. In het aanvullend beleidspakket van per saldo 6 miljard euro is tot slot ook ruimte gemaakt voor een impuls van de economie, waarbij bestaande middelen worden vrijgemaakt ten bate van investeringen, de kredietverlening wordt gestimuleerd en werken aantrekkelijker wordt gemaakt.