Inhoudsopgave | blz. | |
A. | Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel | 2 |
B. | De begrotingstoelichting | 4 |
1. | Leeswijzer | 5 |
2. | Het Beleid | 9 |
2.1 | Beleidsagenda 2002 | 9 |
Speerpunt 1: versterking van de Europese militaire capaciteiten | 11 | |
Speerpunt 2: uitvoering van het veranderingsproces | 12 | |
Speerpunt 3: versterking van het personeelsbeleid | 17 | |
Speerpunt 4: uitvoering in 2002 van de Defensienota 2000 | 25 | |
Slotparagraaf: Financiële gevolgen van het defensie- beleid | 30 | |
2.2 | Inleiding tot de beleidsartikelen | 32 |
2.3 | De beleidsartikelen | 35 |
Beleidsartikel 01 Koninklijke Marine | 35 | |
Beleidsartikel 02 Koninklijke Landmacht | 54 | |
Beleidsartikel 03 Koninklijke Luchtmacht | 72 | |
Beleidsartikel 04 Koninklijke Marechaussee | 90 | |
Beleidsartikel 05 Defensie Interservice Commando | 104 | |
Beleidsartikel 06 Militaire Inlichtingen Dienst | 113 | |
Beleidsartikel 07 Pensioenen, uitkeringen en wachtgelden | 117 | |
Beleidsartikel 08 Ziektekostenvoorziening Defensiepersoneel | 119 | |
Beleidsartikel 09 Vredesoperaties | 120 | |
Beleidsartikel 10 Civiele Taken | 126 | |
Beleidsartikel 11 Internationale Samenwerking | 133 | |
Beleidsartikel 12 Wetenschappelijk Onderzoek en Ontwikkeling | 139 | |
2.4 | De niet-beleidsartikelen | 145 |
Niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven | 145 | |
Niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien | 146 | |
Niet-beleidsartikel 90 Algemeen | 147 | |
3. | Bedrijfsvoering | 149 |
4. | Baten-lasten diensten | 152 |
4.1 | Defensie Telematica Organisatie | 152 |
4.2 | Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen | 160 |
5. | Bijlagen | 168 |
Bijlage 1: Verdiepingsbijlage | 169 | |
Bijlage 2: Moties en toezeggingen | 190 | |
Bijlage 3: Internationale aspecten van het veliigheids- beleid | 192 | |
Bijlage 4: Overzicht wetgeving en circulaires | 198 | |
Bijlage 5: Aanstellingsbehoefte | 199 | |
Bijlage 6: Meerjarenramingen | 200 | |
Bijlage 7 Ramingskengertallen | 219 | |
Bijlage 8: Materieelprojectenoverzicht | 240 | |
Bijlage 9: Conversielijst | 248 | |
Bijlage 10: Trefwoordenregister | 251 | |
Bijlage 11: Lijst van afkortingen | 252 |
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL
Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen en ontvangsten)
De begrotingen die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begroting van het ministerie van Defensie voor het jaar 2002 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2002. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2002.
Met de vaststelling van dit wetsartikel wordt de in de begrotingsstaat opgenomen begroting van de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2002 vastgesteld. De in die begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).
Wetsartikel 2 (begrotingen baten-lastendiensten)
Onder het ministerie van Defensie ressorteren de agentschappen Defensie Telematica Organisatie (DTO) en de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T).
De bepalingen, opgenomen in de wetsartikelen 4 en 5 zijn noodzakelijk, omdat de Comptabiliteitswet 2001 (CW 2001) nog niet in werking is getreden. Deze wet, die de huidige Comptabiliteitswet zal gaan vervangen, is op 5 juli 2001 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II, 2000/2001, 27 849). In de CW 2001 zijn bepalingen opgenomen die ertoe moeten leiden dat de begrotingen een meer beleidsmatig karakter krijgen. Die bepalingen bevatten de kern uit het gedachtegoed van de nota VBTB1 (Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording). De begrotingen worden daartoe opgebouwd uit voornamelijk beleidsartikelen. Om meer inzicht te geven in het beleid dat met de uitgetrokken gelden wordt nagestreefd, moet de toelichting bij de beleidsartikelen antwoord kunnen geven op de www-vragen: Wat wil het Kabinet bereiken (doelstellingen), wat gaat zij daarvoor doen (inzet van instrumenten en te verrichten activiteiten/prestaties) en wat mag dat beleid kosten (zowel in termen van verplichtingen als van programma- en apparaatsuitgaven)?
Na overleg met de Tweede Kamer is besloten dat voor het eerst voor het begrotingsjaar 2002 de departementale begrotingen op deze nieuwe leest zouden worden geschoeid. Gelijktijdig zouden daartoe de noodzakelijke bepalingen van de CW gewijzigd worden. Het wetgevende proces om die wijzigingen door te voeren, neemt meer tijd in beslag dan was voorzien. Bij de begrotingsvoorbereiding 2002 is door alle departementen al van de VBTB-bepalingen uit de ontwerp-CW 2001 uitgegaan. Teneinde geen onduidelijkheid te laten bestaan over de juridische basis van de begrotingsopzet 2002 wordt er thans voor gekozen om bij deze begrotingswet voor het jaar 2002 vooruit te lopen op de noodzakelijke wijzigingen in de CW. Daartoe wordt in wetsartikel 4 een aantal bepalingen uit de huidige CW niet (meer) van toepassing verklaard op de begroting van het ministerie van Defensie.
In wetsartikel 5 worden vervolgens ter vervanging de relevante VBTB-bepalingen uit de CW 2001 opgenomen.
De bepalingen die op grond van wetsartikel 4 uit de huidige CW komen te vervallen, luiden:
Artikel 5, eerste, derde, zesde en negende lid.
1. De ramingen van de verplichtingen en de uitgaven enerzijds en die van de ontvangsten anderzijds worden opgenomen in afzonderlijke begrotingsartikelen.
3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op de ramingen van de uitgaven en de ontvangsten die op grond van het bepaalde in artikel 23, vierde lid, in mindering zullen worden gebracht op ontvangsten, onderscheidenlijk op uitgaven.
6. Een begroting kan een begrotingsartikel «onvoorzien» en een begrotingsartikel «geheim» bevatten.
9. Ten behoeve van de verwerking van de gevolgen van de loon- en van de prijsontwikkeling bevat een begroting een administratief begrotingsartikel «loonbijstelling» en een administratief begrotings-artikel «prijsbijstelling».
De bepalingen in de leden 1 t/m 10 van wetsartikel 5 corresponderen met de volgende artikel(leden) uit de CW 2001. Voor een inhoudelijke toelichting bij de verschillende onderdelen wordt verwezen naar Kamerstukken II, 2000/2001, nr. 27 849.
Lid 1 = Artikel 2, lid 2.
Lid 2 = Artikel 4, lid 1.
Lid 3 = Artikel 5, lid 1.
Lid 4 = Artikel 5, lid 2.
Lid 5 = Artikel 5, lid 3.
Lid 6 = Artikel 6, lid 1.
Lid 7 = Artikel 6, lid 2.
Lid 8 = Artikel 6, lid 3.
Lid 9 = Artikel 6, lid 4.
Lid 10 = Artikel 6, lid 5.
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.
Blz. | ||
1. | Leeswijzer | 5 |
2. | Het beleid | 9 |
2.1 | De beleidsagenda | 9 |
2.2 | De inleiding tot de beleidsartikelen | 32 |
2.3 | De beleidsartikelen | 35 |
2.4 | De niet-beleidsartikelen | 146 |
3. | De bedrijfsvoering | 149 |
4. | Baten-lastendiensten | 152 |
5. | Bijlagen | 168 |
Aan de basis van de begroting 2002 staan de vorig jaar door Defensie ingediende voorbeeldbegroting en de uitkomsten van het algemeen overleg daarover met de Kamer. De Vaste Kamercommissie voor Defensie heeft, in het licht van het budgetrecht, verzocht de indeling van de begroting te baseren op de organisatorische structuur van Defensie, i.c. de krijgsmachtdelen. Tijdens de evaluatie na de begrotingsbehandeling 2002 wordt bezien, of het mogelijk is voor de begroting 2003 een indeling te hanteren, die meer recht doet aan de uitgangspunten van een beleidsbegroting en die tevens voorziet in de informatiebehoefte van de Kamer.
Wijzigingen ten opzichte van de voorbeeldbegroting
Ten opzichte van de defensievoorbeeldbegroting is de huidige indeling op een aantal punten aangepast. Zo is het beleidsartikel «Beschikbaarheid krijgsmacht» gesplitst in zeven aparte beleidsartikelen. Verder is het beleidsartikel «Vredesoperaties en internationale samenwerking» uit de voorbeeldbegroting, eveneens op verzoek van de Kamer, gesplitst in twee afzonderlijke beleidsartikelen «Vredesoperaties» respectievelijk «Internationale samenwerking». Tenslotte is het artikel «Algemeen» uit de voorbeeldbegroting gesplitst in het beleidsartikel «Militaire Inlichtingen Dienst» en het niet-beleidsartikel «Algemeen».
Indeling van de begroting 2002
De begroting 2002 wijkt op enkele onderdelen af van de Rijksbegrotingsvoorschriften 2001. Zo is in de Memorie van Toelichting na de Beleidsagenda een extra hoofdstuk «Inleiding tot de beleidsartikelen» opgenomen. Tevens is het voorgeschreven (beperkte) aantal bijlagen fors uitgebreid. Dit voornamelijk als gevolg van toezeggingen aan de Kamer en als gevolg van vragen van de Kamer naar deze extra informatie. Bij de evaluatie van de begroting 2002 zal de noodzaak tot het opnemen van deze bijlagen nader worden beschouwd. Dit betreft bijvoorbeeld de Ramingskengetallen en Meerjarenramingen. Daarnaast zijn als bijlage opgenomen de Aanstellingsbehoefte van de krijgsmachtdelen, een overzicht Wetgeving en Circulaires en een Conversielijst voor de uitgaven- en ontvangstenramingen. In de beleidsagenda worden de beleidsprioriteiten van Defensie voor 2002 belicht. Deze beleidsprioriteiten of speerpunten zijn verder uitgewerkt bij de beleidsartikelen waarin een relatie wordt gelegd tussen de doelstellingen (wat wil Defensie bereiken?), de activiteiten (wat gaat Defensie daarvoor doen?) en de middelen (wat kost Defensie dat?). De toelichting bij de beleidsartikelen wordt voorafgegaan door een inleiding waarin enkele defensiebrede onderwerpen worden vermeld. Na de beleidsparagraaf volgt de bedrijfsvoeringsparagraaf met daarin aandacht voor belangrijke wijzigingen en activiteiten op het gebied van bedrijfsvoering bij Defensie in 2002. Hierin wordt onder andere aandacht besteed aan de verdere verbetering van het financieel- en materieel beheer, de informatievoorziening en aan de uitvoering van het VBTB-project. De agentschapsparagraaf presenteert de gegevens van de agentschappen DTO en DGW&T.
In de beleidsbegroting 2002 is bij de beleidsartikelen een VBTB-groeiparagraaf opgenomen. Hierin wordt ingegaan op de ambities en activiteiten inzake de operationalisering van doelstellingen en de formulering van prestatiegegevens. Omdat een aantal onderwerpen defensiebreed wordt aangepakt, is deze defensiebrede groeiparagraaf opgezet.
De vertaling van de algemene beleidsdoelstellingen in de indeling van de beleidsartikelen van de Defensiebegroting is onderwerp van het VBTB-groeitraject van Defensie. De voorliggende begrotingsindeling zal na de begrotingsbehandeling op basis van de VBTB-uitgangspunten worden geëvalueerd. Bij deze evaluatie zal de aandacht zich niet alleen richten op de eerder genoemde grote hoeveelheid bijlagen, doch ook op de structuur van de (niet-)beleidsartikelen. Resultaten van die evaluatie zullen uitmonden in de (aangepaste) begrotingsindeling voor de begroting 2003.
De geoperationaliseerde doelstellingen van de krijgsmachtdelen (doelstellingenmatrix) zijn in 2001 geëvalueerd als onderdeel van een defensiebrede evaluatie en aangepast. Een volgende defensiebrede evaluatie van de operationele doelstellingen zal medio 2003 plaatsvinden. In de voorbereiding van de begroting 2003 zal de relatie tussen doelstellingen, activiteiten en middelen verder inzichtelijk worden gemaakt.
Jaarlijks worden bedrijfsvoeringprocessen, op basis van risico-analyse, getoetst op doelmatigheid en doeltreffendheid.
De betrouwbaarheid van beleidsinformatie is onderdeel van het defensiebrede groeitraject. Op centraal en decentraal niveau zullen de waarborgen voor de betrouwbaarheid op een viertal aspecten worden versterkt. Allereerst worden de begrippen die worden gehanteerd in de beleidsinformatie gestandaardiseerd door ze vast te leggen in een begrippenlijst. Ten tweede worden de procesbeschrijvingen bij Defensie verder vervolmaakt en aangevuld, zodat de administratieve organisatie rondom de voorziening van beleidsinformatie eenduidig vastligt en toegankelijk en controleerbaar is. Ten derde worden de systemen van reguliere prestatiegegevens geïnventariseerd en geanalyseerd op het punt van de bestaande kwaliteitswaarborgen. Een eerste inventarisatie is reeds aan de Algemene Rekenkamer verstrekt. Tenslotte zal de betrouwbaarheid van de informatievoorziening verder worden geborgd door het opnemen van dit aspect in de bestaande auditfunctie.
Het aspect «organisatie van levering van informatie door derden» is bij Defensie niet van toepassing, omdat alle relevante informatie binnen de Defensie-organisatie wordt aangeleverd.
Ten aanzien van de systeem- en resultaatverantwoordelijkheid geldt dat de minister van Defensie verantwoordelijk is voor de resultaten van de Defensie-organisatie, zoals in deze begroting aangeduid. De uitzonderingen hierop, te weten de Koninklijke Marechaussee en civiele taken, worden bij de betreffende beleidsartikelen toegelicht.
Als bijlage is gevoegd het Materieelprojectenoverzicht (MPO) 2002, dat een overzicht geeft van de niet-gemandateerde DMP-projecten waarvan wordt voorzien, dat in de periode tot eind 2002 een fase-afsluitende brief zal worden aangeboden aan de Kamer. In de artikelsgewijze toelichting bij de Koninklijke Marine, de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Luchtmacht wordt over de voortgang van deze projecten een inhoudelijke toelichting gegeven. In het MPO is tevens een overzicht opgenomen van de niet-gemandateerde projecten die in de fase van realisatie verkeren. Ten slotte is een overzicht opgenomen van de gemandateerde en vervallen projecten. Hierop is een inhoudelijke toelichting opgenomen indien sprake is van een substantiële wijziging in de behoefte dan wel dat sprake is van een reële prijsoverschrijding c.q. prijsonderschrijding van meer dan € 2,5 miljoen. Waar mogelijk en voor zover dit uit commercieel oogpunt toelaatbaar wordt geacht, wordt nadere financiële informatie gegeven over de niet-gemandateerde DMP-projecten indien in de periode van de meerjarenbegroting een verplichting of kasuitgave wordt voorzien. Een actualisering van de voortgangsinformatie zal worden gegeven bij de eerste suppletore begroting. Hiermee wordt invulling gegeven aan de tijdens het algemeen overleg over het project«vervanging pantservoertuigen» en in de brief over de evaluatie van het Defensie Materieelkeuzeproces gedane toezegging om twee maal per jaar een overzicht te geven van de voortgang van de grote materieelprojecten.
Bij de meeste artikelen is conform de vigerende voorschriften een overzicht opgenomen dat inzicht moet geven in de budgetflexibiliteit van het artikel. Gezien het investeringskarakter van Defensie is onderscheid gemaakt in twee soorten flexibiliteit, te weten financiële flexibiliteit en planflexibiliteit.
De financiële flexibiliteit wordt bepaald door het uitgaventotaal te verminderen met de omvang van de juridische verplichtingen. Voor dit deel van het geraamde uitgaventotaal bestaat immers juridisch nog de mogelijkheid tot een andere wijze van besteding over te gaan. Om de planflexibiliteit te bepalen dient de financiële flexibiliteit vervolgens te worden verminderd met de complementaire verplichtingen.
Onder complementaire verplichtingen wordt verstaan: nog aan te gane juridische verplichtingen die voortvloeien uit reeds aangegane juridische verplichtingen en die operationeel gezien noodzakelijk zijn om al bestelde of al aanwezige (wapen)systemen te completeren, alsmede bedrijfsmatige vervangingen, niet zijnde de vervanging van gehele wapensystemen, die essentieel zijn voor het dagelijks functioneren van de krijgsmacht.
Bij de bepaling van de budgetflexibiliteit zijn de onderstaande uitgangspunten gehanteerd:
– juridische verplichtingen omvatten tevens de geraamde bezoldigingsuitgaven;
– complementaire verplichtingen omvatten tevens de geraamde personele en materiële exploitatie-uitgaven en de speerpuntprojecten.
Speerpuntprojecten zijn projecten die de kern van het nieuwe defensiebeleid vormen. Deze projecten zijn essentieel voor het uitvoeren van het in de Defensienota verwoorde beleid en zijn daar ook als zodanig genoemd.
In beleidsartikel 09 «Vredesoperaties» zijn de geraamde uitgaven voor lopende vredesoperaties als juridisch verplicht aangemerkt en zijn de geraamde bedragen voor VN-contributies als complementair verplicht aangemerkt.
Gezien het specifieke karakter van de uitgaven welke zijn geraamd op de beleidsartikelen 07 en 08, is bij deze artikelen geen overzicht budgetflexibiliteit opgenomen. Deze geraamde uitgaven (aanspraken op basis van wet- en regelgeving) zijn inflexibel, tenzij de onderliggende wet- en regelgeving worden aangepast.
Als gevolg van de nieuwe artikelindeling in het kader van VBTB zijn ter wille van de vergelijkbaarheid bij de beleidsartikelen in de tabellen inzake Budgettaire gevolgen van beleid en in de Verdiepingsbijlage, de Meerjarenramingen en de Ramingskengetallen de cijfers voor 2000 herberekend naar de nieuwe artikelindeling. Bij de herberekening is in een beperkt aantal gevallen gekozen om de vermoedelijke uitkomsten 2001 te gebruiken als realisatie-uitkomsten voor 2000. De herberekening is derhalve niet 100% exact. Voor de aansluiting met de oude artikelindeling wordt verwezen naar de conversietabellen welke als bijlagen zijn opgenomen. Bij de verticale opbouw van de begroting, zoals opgenomen in de Verdiepingsbijlage, zijn de cijfers van de ontwerpbegroting 2001 en de eerste suppletore begroting 2001 gebaseerd op de oude begrotingsindeling. Ter verduidelijking is bij de overzichten aangegeven uit welke oude artikelen en/of artikelonderdelen deze cijfers zijn opgebouwd.
Meer dan 1500 Nederlandse militairen nemen thans deel aan internationale crisisbeheersingsoperaties. Ook in 2002 zal een groot aantal Nederlanders zich, onder vaak moeilijke omstandigheden, op verschillende plaatsen in de wereld inzetten voor vrede en veiligheid. Defensie draagt zo bij aan de bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit, een van haar drie algemene beleidsdoelstellingen. De andere twee doelstellingen, de bescherming van het eigen en het bondgenootschappelijk grondgebied en de ondersteuning van civiele autoriteiten, worden vanzelfsprekend niet uit het oog verloren. Een recent voorbeeld van laatstgenoemde taak is de steunverlening van de krijgsmacht bij de bestrijding van de MKZ-crisis. Beleid en ambitie van Defensie zijn er op gericht haar taken zo goed en doelmatig mogelijk uit te voeren. Deze nota zet uiteen wat de krijgsmacht in 2002 wil bereiken, wat het daarvoor doet en wat dit kost. In 2002 kiest Defensie vier speerpunten:
1. versterking van de Europese militaire capaciteiten. Nederland geeft gestalte aan de versterking van het Europese crisisbeheersingsvermogen door het aanpakken van militaire tekortkomingen binnen het kader van de Navo en de Europese Unie;
2. uitvoering van het veranderingsproces. De uitvoering en de verdieping van het eerder in gang gezette veranderingsproces hebben ook in 2002 prioriteit;
3. versterking van het personeelsbeleid. Alleen een modern personeelsbeleid dat is aangepast aan de maatschappelijke ontwikkelingen biedt Defensie de garantie dat zij kan beschikken over voldoende personeel dat op zijn taak is berekend;
4. uitvoering in 2002 van de doelstellingen van de Defensienota 2000. De Defensienota 2000 schetst de contouren van een flexibele, parate en snel inzetbare krijgsmacht. Ook komend jaar worden uit dit tienjarenplan een aantal belangrijke beleidsvoornemens en veranderingsdoel- stellingen gerealiseerd.
Algemene beleidsdoelstellingen van Defensie
Zoals de Kamer tijdens de behandeling van de begroting voor 2001 is toegezegd, gaat deze begroting (in bijlage 3) in op de internationale aspecten van het veiligheidsbeleid. Deze veiligheidsanalyse vormt geen aanleiding de drie algemene beleidsdoelstellingen van Defensie, zoals die in de Defensienota 2000 zijn vastgelegd, in 2002 te wijzigen. De drie beleidsdoelstellingen blijven:
1. de bescherming van de integriteit van het eigen en het bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba;
2. de bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit en
3. ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.
Ook handhaaft Defensie, ondanks een groot aantal vacatures, in 2002 het ambitieniveau uit de Defensienota 2000 voor deelneming aan internationale crisisbeheersingsoperaties. Dit houdt in dat de krijgsmacht voor het uitvoeren van crisisbeheersings-, vredes- en humanitaire (CVH) operaties in staat is tot:
• Deelneming aan één vredesafdwingende operatie met een brigade of het equivalent daarvan, zoals een maritieme taakgroep, drie squadrons jachtvliegtuigen of een combinatie ervan. De duur van een dergelijke operatie is beperkt tot in beginsel één jaar. De termijn wordt beïnvloed door factoren als de aard en de omvang van de ingezette militaire capaciteiten, de omstandigheden, de voortgang van het optreden en de aflossingsmogelijkheden. Nederland beschikt niet over het voortzettingsvermogen om een «peace-enforcing»-brigade of het equivalent daarvan, die op maximale sterkte is samengesteld en uitgezonden, af te lossen. De beperking van een jaar geldt echter niet als de brigade, de maritieme taakgroep en de drie squadrons jachtvliegtuigen na elkaar worden ingezet.
• Deelneming gedurende langere tijd aan maximaal vier vredesoperaties met bijdragen van bataljonsgrootte of equivalenten daarvan, zoals twee fregatten of een squadron jachtvliegtuigen. Nederland kan voor onbepaalde tijd gelijktijdig aan drie operaties te land deelnemen waarvan twee bataljons van de Koninklijke Landmacht en één van het Korps Mariniers. Er zijn meer bataljons beschikbaar, maar de mogelijkheden om er tegelijkertijd meer dan drie op verschillende locaties in te zetten, worden beperkt door de omvang van de logistieke middelen. De Koninklijke Marine kan voor onbeperkte duur met twee fregatten aan een operatie deelnemen wat de Koninklijke Luchtmacht met een squadron jachtvliegtuigen kan. Daarnaast beschikt de krijgsmacht over eenheden die gelijktijdig kunnen worden uitgezonden, zoals verbindings- of genie-eenheden, mijnenjagers, Orions, transporthelikopters of een squadron geleide wapens. De modulaire structuur van de krijgsmacht maakt een flexibele inzet mogelijk.
De parate capaciteit van de krijgsmacht biedt voldoende mogelijkheden voor dit ambitieniveau. Dat laat onverlet dat de personele krapte zorgen baart. Vooral de bedrijfsvoering en de opleidings- en oefenprogramma's lijden onder de toenemende spanning tussen de personele middelen en de taken. De werkdruk is vaak structureel hoog en er wordt voor de uitvoering van de noodzakelijke werkzaamheden veel personeel ingehuurd. Voor de operationele gereedheid betekenen de personele tekorten dat sommige eenheden, of delen daarvan, binnen hun gereedheidstermijn slechts voor een beperkt aantal taken kunnen worden ingezet.
Vanzelfsprekend voldoen eenheden die voor crisisbeheersingsoperaties beschikbaar worden gesteld aan de opleidings- en vullingseisen. Wel zijn soms aanvullende maatregelen noodzakelijk om de vereiste operationele gereedheid voor uitzending te bereiken. Vooral bij langduriger vredesoperaties met regelmatige aflossingen kan aan de uit te zenden eenheid personeel van elders worden toegevoegd, zodat bij de wisseling steeds de vereiste capaciteiten aanwezig zijn. Omdat de beschikbaarheid van voldoende personeel voor Defensie een kritische succesfactor is, is de versterking van het personeelsbeleid in 2002 een van de speerpunten van het beleid.
Naast de grotere operaties blijven ook kleinere missies mogelijk. Thans neemt Defensie deel aan verschillende crisisbeheersingsoperaties die merendeels ook in 2002 zullen voortduren, zoals BKAC, EUMM, FEDMAC, OVSE-Albanië, OVSE-Moldavië, SFOR, UNIPTF en UNTSO. De opvattingen van de regering over criteria voor Nederlandse deelneming aan crisisbeheersingsoperaties zijn onlangs vastgelegd in het Toetsingskader-2001 dat naar aanleiding van de aanbevelingen van de Tijdelijke Commissie Besluitvorming Uitzendingen (TCBU) is opgesteld.
De drie Defensietaken alsmede het ambitieniveau, vragen een flexibel inzetbare krijgsmacht, die in staat is te opereren in een voortdurend veranderende omgeving. Juist omdat vele en uiteenlopende eisen worden gesteld, dient de krijgsmacht zo doelmatig en doeltreffend mogelijk te worden ingericht. In 2002 geeft Defensie voorrang aan de volgende vier speerpunten van beleid:
1. versterking van de Europese militaire capaciteiten;
2. uitvoering van het veranderingsproces;
3. versterking van het personeelsbeleid;
4. uitvoering in 2002 van de doelstellingen van de Defensienota 2000;
Speerpunt 1: versterking van de Europese militaire capaciteiten
De versterking van de Europese militaire capaciteiten is de eerste speerpunt van het Nederlandse defensiebeleid in 2002. Het aanpakken van de Europese militaire tekortkomingen, vooral die op het terrein van inlichtingenverzameling, strategisch transport en commandovoering, krijgt prioriteit. Dit komt zowel de Navo (DCI) als de EU («Headline Goal») ten goede. De Nederlandse inzet richt zich tevens op de vergroting van de Europese capaciteit voor internationale politie-operaties.
Het uitgangspunt van Defensie is dat er niet alleen extra middelen beschikbaar moeten komen, maar dat gezien de huidige, versplinterde Europese inspanningen ook de samenwerking tussen de partners moet worden versterkt. Nederland zet zich daarom krachtig in voor een gecoördineerde Europese aanpak, onder meer bij de voorbereiding van de «Capabilities Improvement Conference» van november 2001. Ook bilateraal en in groter verband maakt Nederland zich sterk voor meer doelmatigheid, zoals in de «European Air Group» en het Europees Amfibisch Initiatief. Daarbij gaat het om de verdere uitwerking en toepassing van de modulegedachte, bilaterale samenwerking bij de verwerving van militaire capaciteiten, «pooling» van militaire middelen en taakspecialisatie, waarbij een proportionele inzet vanzelfsprekend wordt meegewogen. De intensivering van de samenwerking met Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk onderstreept dat streven. De samenwerking tussen de Benelux-landen, waaronder de «Admiraal Benelux», illustreert de mogelijkheden terzake.
Wat doet Defensie hiervoor in 2002?
De uitvoering van de projecten ter versterking van Europese militaire capaciteiten wordt in 2002 voortgezet. Deze projecten, die zijn gericht op het opheffen van specifieke Europese (Headline Goal en DCI) tekorten, omvatten:
• omvorming en versterking van het hoofdkwartier van het Nederlands-Duitse legerkorps tot een «High Readiness Forces Headquarter»;
• deelneming aan het multinationale ontwikkelingsprogramma van Sostar;
• versterking van de Duitse luchttransport- en tankercapaciteit in ruil voor Nederlandse aanspraken daarop;
• commandofaciliteiten van het tweede amfibisch transportschip;
• «role 3» veldhospitaal in samenwerking met het Verenigd Koninkrijk;
• oprichting van de «European Air Transport Coordination Cell» (EATCC) op de vliegbasis Eindhoven;
• verwerving van een defensiebreed «tracking&tracing»-systeem;
• personele versterking van de Koninklijke Marechaussee ter versterking van de Europese capaciteit voor politiemissies.
Deze projecten worden gefinancierd uit de EVDB-voorziening van € 136 miljoen die is opgebouwd uit € 45 miljoen uit de Voorjaarsnota 2001 en de voorziening van € 91 miljoen uit 2000. Zo is voor het Nederlands-Duitse luchttransportinitiatief inmiddels € 45 miljoen betaald. In 2002 komen alle projecten tot besteding. In artikel 11 wordt de verdeling van deze EVDB-gelden nader toegelicht.
Aanpassing nationale defensieplannen
Om de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de Europese defensie-inspanningen te vergroten, worden de nationale defensieplannen in 2002 aangepast. De aanpassing berust op de toetsing van de plannen aan de «Headline Goal» en het DCI die Defensie het afgelopen voorjaar heeft uitgevoerd. Enerzijds ging het er om de nationale plannen zo goed mogelijk te coördineren met de Europese behoeften en anderzijds om de mogelijkheden tot internationale militaire samenwerking beter te benutten. Deze toetsing leidde tot de heroverweging van de in de Defensienota 2000 aangekondigde aanschaf van veertien tot zestien «Light Utility Helicopters» (LUH's) waarvoor €129 miljoen was gereserveerd. Defensie heeft gekozen voor de mogelijkheid om met (middel-)zware toestellen bij te dragen aan de versterking van de Europese transporthelikoptercapaciteit waaraan binnen het kader van «Headline Goal» en DCI behoefte bestaat. Daarmee, en door herschikking van de helikoptercapaciteit, wordt tevens de LUH-behoefte ingevuld. De € 129 miljoen die door de heroverweging van het LUH-project vrijkomt, wordt voor de voorgenomen verwerving van (middel-)zware helikopters met € 52 miljoen tot € 182 miljoen verhoogd. De financiële ruimte hiervoor kwam beschikbaar door het besluit het «Short Range Air Defence» (Shorad)-project uit te stellen, om in samenwerking met bondgenoten – met name Duitsland – een doelmatiger organisatie van deze luchtverdedigingscomponent te bereiken.
Hiermee is de kous niet af. In de beleidsnota het «Europese Veiligheids- en Defensiebeleid» van 25 juni jl. (Kamerstuk 27 400 X, nr. 48) wordt nog een aantal nieuwe projecten beschreven, waarmee Nederland in de toekomst zou kunnen bijdragen aan de versterking van de Europese militaire capaciteiten.
Speerpunt 2: uitvoering van het veranderingsproces
De resultaten van het Veranderingsproces Defensie worden in 2002 verankerd door er gevolgen aan te verbinden voor de organisatie en het functioneren van het kerndepartement. De veranderingen spitsen zich toe op een scherpere scheiding van beleid, uitvoering en toezicht. Dit weerspiegelt de inspanningen van de rijksoverheid om departementen optimaal te laten aansluiten bij de veranderende omstandigheden, waarop hieronder wordt ingegaan. Defensie schenkt bijzondere aandacht aan toezicht, óók in financiële zin: wat betekent het VBTB-proces, nu de eerste ervaringen ermee zijn opgedaan, voor de inrichting en de werkwijze van het kerndepartement?
Wat doet Defensie hiervoor in 2002?
Evenals andere overheidsorganisaties beraadt Defensie zich voortdurend op de precieze betekenis van de maatschappelijke veranderingen voor haar rol en werkwijze. Belangrijke ontwikkelingen zijn:
• maatschappelijke processen worden steeds complexer, dynamischer en moeilijker voorspelbaar;
• de verhouding tussen de overheid en de samenleving is horizontaler geworden;
• de samenhang van zeer uiteenlopende vraagstukken vraagt meer samenwerking, over de grenzen van organisaties en landen heen;
• de overheid moet laten zien hoe zij werkt; zij moet transparant zijn;
• de overheid is verantwoording schuldig;
• de overheid moet gezag verdienen, niet opleggen. Zij moet overtuigen;
• de overheid maakt beleid in samenspraak met de burger.
Deze algemene maatschappelijke ontwikkelingen stellen de rol en de kwaliteit van de overheid aan de orde. Verschillende rampen en crises in ons land (Hercules, Enschede, Volendam, MKZ), hebben de actualiteit hiervan verhoogd.
Dat de snelle ontwikkelingen in de samenleving gevolgen hebben voor het functioneren van de overheid staat vast. Wát de gevolgen precies zijn, kan per vraagstuk en werkterrein verschillen. Wel is duidelijk dat ze niet simpelweg zijn af te doen met een herschikking van taken en afdelingen van een ministerie; ze raken de werkwijze en de rolverdeling van overheidsfunctionarissen. Het gaat om openheid, alertheid, verantwoordelijkheid nemen en ruimte laten voor initiatieven van anderen. Het gaat ook om goed toezicht en om ingesleten denkbeelden ter discussie te blijven stellen. En het gaat ook om het delen van informatie, zodat deze zich kan verspreiden en zoveel mogelijk mensen er profijt van kunnen trekken.
Juist in deze verreikende aard van het Veranderingsproces Defensie schuilt de complexiteit. Het gaat niet om het omzetten van een wissel, maar om voortdurende impulsen waarmee gaandeweg de beoogde resultaten worden bereikt. In een dynamische wereld is verandering een constante factor.
Een grote, veelvormige en dynamische organisatie als Defensie, met 72 000 mensen op zo'n 350 locaties, stelt hoge eisen aan het management. Het sturingsconcept is «centrale regie en decentrale uitvoering». In de Defensienota 2000 is uiteengezet dat noch centralisatie, noch decentralisatie bij Defensie bruikbaar is als enig leidend beginsel. Louter centrale aansturing leidt tot vertraging en logheid. Louter decentrale aansturing ontneemt het overzicht en doet af aan de algemene politieke verantwoordelijkheid van de bewindslieden.
De afgelopen jaren zijn goede ervaringen opgedaan met het nieuwe sturingsconcept en is het verfijnd. Onder leiding van de bewindslieden voert het kerndepartement de regie en wordt het beleid ontwikkeld. De uitvoering is in handen van de bevelhebbers en de commandant van het Defensie Interservice Commando (Dico). De Chef Defensiestaf (CDS) is de hoogste militair adviseur van de bewindslieden en hij is verantwoordelijk voor de integrale planning en voor de eenheden die worden uitgezonden bij vredesoperaties. Wekelijks komen de verantwoordelijken voor de regie en de beleidsontwikkeling en voor de uitvoering bijeen in het Politiek Beraad onder leiding van de minister.
Gezien het belang van het kerndepartement voor de beleidsvoorbereiding en het toezicht is besloten de organisatie tegen het licht te houden, zoals dat ook bij andere departementen gebeurt. Gaat het dan niet goed? Soms niet, meestal wel. Waarom dan toch het kerndepartement doorlichten? Er zijn verschillende redenen:
• het belang van de inrichting van beleidsprocessen groeit. De vraag of de huidige organisatie van het kerndepartement de beste is om inhoud te geven aan het gewenste procesmanagement en de vereiste transparantie is dus actueel;
• de scheiding van beleid en uitvoering vergroot het belang van toezicht. Omdat dit nu nog verbrokkeld gebeurt vanuit verschillende delen van het kerndepartement, leeft de wens het toezicht te bundelen;
• de samenhang van alle onderwerpen die op het werkterrein van Defensie liggen, is dermate complex geworden dat de vraag actueel is of de sectorale indeling van het kerndepartement moet worden vervangen door een andere benadering;
• in de werkwijze van het kerndepartement komt het beleidsproces centraal te staan, waarbij de vereisten voor een goed, flexibel beleidsproces bepalen hoe de organisatie er uitziet en hoe deze werkt, en niet omgekeerd.
Als opmaat tot de organisatieontwikkeling van het kerndepartement zijn gesprekken met de topfunctionarissen gevoerd, onder meer aan de hand van de inbreng van het bureau Andersson, Elffers & Felix, dat eerder ook al bij het Veranderingsproces Defensie betrokken is geweest. Onlangs heeft de ambtelijke leiding van het kerndepartement opdracht gekregen het veranderingstraject bij de centrale organisatie gestalte te geven. Tijdig voor de behandeling van de begroting in de Tweede Kamer ontvangt het parlement hierover een brief.
Randvoorwaarden van het veranderingsproces zijn:
• de scheiding van beleid, uitvoering en toezicht moet scherper tot uitdrukking worden gebracht in het functioneren van het kerndeparte- ment;
• tijdens de verandering van het kerndepartement moeten de wezenlijke taken onverkort kunnen worden uitgevoerd. Het gaat daarbij vooral om de verantwoording aan het parlement en het toezicht, alsmede de voorbereiding en de uitvoering van vredesoperaties en van het plannings- en begrotingsproces.
Een evaluatie van het veranderingsproces onderstreept dat relevante gebeurtenissen nu tijdig binnen Defensie worden gesignaleerd, gemeld en openbaargemaakt. In 2002 volgen nieuwe impulsen op drie gebieden:
1. de versterking van de rol van de CDS;
2. samenwerking van krijgsmachtdelen;
3. interne communicatie.
1. De versterking van de rol van de CDS
De versterking van de rol van de CDS ten opzichte van de krijgsmachtdelen is de juiste weg. Ook andere landen kiezen ervoor. Die weg wordt dan ook vervolgd. Zo strekt de planfunctie van de CDS zich voortaan, naast behoeftestellingen met een investeringskarakter, ook uit tot de huur van diensten en grotere reorganisaties. De positie van de CDS als«corporate planner» wordt versterkt door het toezicht op de beleids- en planvorming en de uitvoering te verruimen. Bij de voorbereiding van Unmee schoot onder tijdsdruk de communicatie nog tekort. Ook hieraan zijn conclusies verbonden:
• het Defensie Crisisbeheersingscentrum (DCBC) werkt voortaan met een vast planningsteam, met vaste «oproepkrachten» uit de krijgsmachtdelen en het Dico;
• de Sous-Chef operatiën adviseert de CDS, die planningsopdrachten verstrekt aan de krijgsmachtdelen en het Dico en toeziet op de uitvoering;
• knelpunten gaan terstond naar het interservice overleg van vlag- en opperofficieren belast met operaties, dat de CDS ter zake adviseert. Deze zomer is dit beraad uitgebreid met de plaatsvervangend commandant van het Dico;
• het planningsteam voor vredesoperaties wordt uitgebreid met een «control»-element voor het voorafgaand financieel toezicht tijdens de voorbereiding van operaties.
Militaire operaties zijn vaker «joint»: ze betreffen meer dan één krijgsmachtdeel. Dergelijk gezamenlijk optreden vergt ook een gezamenlijke voorbereiding. In 2002 volgen daarom nieuwe stappen:
• het DCBC wordt een interservice samengestelde, volwaardige staf van de CDS;
• staffunctionarissen uit krijgsmachtdelen die met het oog op een operatie het DCBC versterken, komen onder tijdelijk bevel van de CDS;
• de CDS krijgt voortdurend inzicht in de actuele beschikbaarheid van de middelen van de krijgsmachtdelen;
• de «joint» doctrines worden vernieuwd.
Hier blijft het niet bij: een commissie van vier externe deskundigen zal alle maatregelen beoordelen die sinds 1995 zijn genomen ter versterking van de rol van de CDS ten opzichte van de krijgsmachtdelen. De commissie zal zich buigen over de vraag of aan de functie van CDS een «opperbevelhebberschap» moet worden verbonden en hierbij de ervaringen van bondgenoten betrekken. De voorzitter van de commissie is de heer J. Franssen. De leden zijn drs. H. J. van den Bergh, lgen b.d. R. Reitsma en prof.dr. R. de Wijk. De commissie beschikt over een kleine staf en brengt uiterlijk in maart 2002 rapport uit.
2. Samenwerking van krijgsmachtdelen
De krijgsmachtdelen groeien in 2002 verder naar elkaar toe. «Joint» optreden is niet alleen relevant in het veld, het luchtruim en op zee, maar ook voor de staven en het departement. Activiteiten reiken steeds vaker over grenzen van krijgsmachtdelen heen. Dat krijgt op verschillende manieren gestalte:
• samen oefenen, zoals in 2002 tijdens de Navo-oefening «Strong Resolve» waaraan alle Nederlandse krijgsmachtdelen deelnemen, de mariniers en commando's zelfs onder geïntegreerd bevel;
• samen optreden, permanent, zoals de tactische helikoptergroep van de Koninklijke luchtmacht en de 11de Luchtmobiele brigade van de Koninklijke landmacht, of tijdelijk, zoals tijdens de Unmee-operatie;
• samen een vredesoperatie voorbereiden, onder leiding van de CDS. Vandaar de genoemde maatregelen voor het DCBC;
• samen ondersteunen, dóór het Defensie Interservice Commando, vóór alle krijgsmachtdelen. Ook als een krijgsmachtdeel andere ondersteunt («single service manager»), wordt over de grenzen van krijgsmachtdelen heen gewerkt;
• samen een Navo-eenheid opbouwen, zoals de, mede door Nederland geïnitieerde, «CIMIC Group North» van de Navo, die in 2002 operationeel wordt en waaraan alle Nederlandse krijgsmachtdelen bijdragen;
• samen concepten en doctrines ontwikkelen, zoals nieuw beleid voor de logistieke interoperabiliteit van de krijgsmachtdelen dat dit najaar zal gereedkomen. De CDS speelt hierbij een belangrijke rol, want hij is immers verantwoordelijk voor de vredesoperaties waaraan doorgaans meer dan een krijgsmachtdeel bijdraagt. In 2002 volgen voor «joint» operaties concepten voor bevoorrading, strategische mobiliteit, onderhoud, geneeskundige verzorging, de verwerving van diensten en de informatievoorziening. In 2002 begint de invoering van het «tracking&tracing-systeem», waardoor op elk gewenst tijdstip precieze informatie over de goederenstroom binnen heel Defensie beschikbaar is. Er komt in het kader van de toprapportages een «dashboard-CDS», naar analogie met dit beknopte sturingsinstrument van de bevelhebbers;
• samen opleiden, zoals dit jaar voor het eerst bij de nieuwe bestuursvorm van het KIM, de KMA en het IDL die in de Defensienota werd aangekondigd. De officiersopleidingen functioneren het studiejaar 2001/2002 onder één College van Bestuur en één Curatorium en maken samen gebruik van één Faculteit Militaire Wetenschappen. Belangrijke delen van de hogere opleidingen volgt men in de vorm van geïntegreerde modules samen. Er blijven ook aparte vakmodules, want een eskader is uiteindelijk geen brigade of F-16-«wing». De Leergang Topmanagement en de Hogere Management Cursus voor Reserveofficieren worden inmiddels volledig geïntegreerd aangeboden. In 2002/2003 komen alle militaire rijopleidingen samen in het nieuwe Krijgsmacht Rijopleidings- en Trainingscentrum in Oirschot en er komt één explosievenopruimingsschool die haar poorten in 2002 opent. Voorts wordt in 2002 op De Peel begonnen aan de infrastructuur voor een gezamenlijke luchtverdedigingsschool en een gezamenlijk luchtverdedigingscentrum;
• samen naar buiten treden, landelijk, bijvoorbeeld tijdens overleg met het VNO/NCW, en regionaal in andere contacten met het bedrijfsleven. De eerste regionale platforms beginnen in 2001, de overige volgen in 2002.
De communicatie binnen Defensie is de afgelopen jaren gestroomlijnd. Inmiddels worden op elk niveau allerlei ontwikkelingen binnen de organisatie systematischer en vooral sneller aan de orde gesteld dan voorheen vaak het geval was. Ook in dit opzicht is er echter nog ruimte voor verbetering. Daarom zijn de volgende maatregelen in voorbereiding of ten dele al in uitvoering:
• de ontwikkeling en de introductie van een nieuw beeldmerk en een huisstijl, die tot uitdrukking brengen dat Defensie een «eenheid in verscheidenheid» is. Het ligt in de lijn der verwachting dat de invoering van de huisstijl in 2002 wordt voltooid;
• uitbreiding van de Defensie internetsite, die in een later stadium – in het kader van de publieke presentatie van de krijgsmacht – ook zal worden gebruikt voor de aankondiging van evenementen;
• de geleidelijke omvorming van het intranet van Defensie tot een gebruiksvriendelijke databank;
• de toepassing van moderne communicatiemiddelen voor de contacten tussen de departementsleiding en de organisatie;
• de standaardisering van informatievoorzieningsprogramma's;
• verbetering van de balans tussen de beschikbare interne communicatiemiddelen door een heroriëntatie op de defensieperiodieken.
Speerpunt 3: versterking van het personeelsbeleid
De samenleving verandert in hoog tempo. De overheid tracht hierop door middel van pro-actief beleid te reageren en te anticiperen. Dit geldt ook voor Defensie. Lang niet alle veranderingen en de gevolgen die daarmee samenhangen zijn echter te voorzien. Zo was de krapte op de arbeidsmarkt de laatste jaren veel ernstiger dan voorspeld. Arbeidsorganisaties proberen oplossingen te vinden voor die toegenomen krapte. Ook in de collectieve sector zien we aanzienlijke tekorten, zoals in het onderwijs, de gezondheidszorg, het openbaar bestuur, de politie en Defensie. De schaarste in de reeds bekende knelpuntgroepen zoals ICT, medisch, technisch en financieel-economisch personeel, lijkt alleen maar toe te nemen. Zorgelijk is dat er ook voor de kernfuncties bij Defensie, de gevechtsfuncties bij operationele eenheden, onvoldoende animo blijkt te zijn. De afgelopen jaren heeft Defensie dan ook een groot aantal maatregelen getroffen om de moeilijke situatie op de arbeidsmarkt het hoofd te kunnen bieden.
De werknemer van nu stelt andere eisen aan het werk dan tien jaar geleden. Vrouwen en mannen zijn minder gebonden aan de organisatie en wensen te worden beloond naar prestatie. Zij zoeken uitdaging in het werk en wensen ook voldoende tijd om daarbuiten activiteiten te ontplooien. Bij het aantrekken en het behoud van personeel spelen dan ook verschillende factoren een rol:
• het imago van de werkgever;
• op maat gesneden arbeidsvoorwaarden;
• goede arbeidsomstandigheden;
• collegialiteit en een goede werksfeer;
• uitdagend werk met voldoende inhoud;
• mogelijkheden voor verdere ontplooiing;
• mogelijkheden om werk en privé-leven te combineren;
• de mogelijkheid om als werkende partner een evenredige bijdrage aan het gezin te leveren.
Een van de ingrijpende maatschappelijke veranderingen waarmee werkgevers worden geconfronteerd, is de wijziging van de samenstelling van de beroepsbevolking. Het aandeel daarin van oudere werknemers en van allochtonen zal de komende jaren toenemen. Deze ontwikkeling heeft grote gevolgen voor arbeidsorganisaties. Er zullen voorzieningen moeten worden getroffen om ouder wordende werknemers langer te laten werken en om mensen die in staat zijn arbeid te verrichten maar nog onvoldoende bij het arbeidsproces zijn betrokken – allochtonen en arbeidsongeschikten – in de arbeidsorganisaties op te nemen.
De maatschappelijke ontwikkelingen hebben belangrijke gevolgen voor het personeelsbeleid van Defensie in de komende jaren. Zo zal het veel individueler gericht moeten zijn. Dit laat onverlet dat de taakstelling en het functioneren van de krijgsmacht beperkingen meebrengen en dat een zekere mate van spanning tussen werk en privé-leven bij uitzendingen onvermijdbaar is. Het personeelsbeleid is op de volgende punten aan verandering toe:
• werknemers zullen individuele keuzen moeten worden geboden op het gebied van arbeidsvoorwaarden;
• loopbanen zullen individueler moeten worden ingericht en de loopbaanbegeleiding zal intensiever moeten worden;
• competenties moeten worden vastgesteld en talenten opgespoord; de loopbaan zal daar vervolgens op worden toegesneden;
• er zal meer rekening moeten worden gehouden met individuele wensen en verlangens van werknemers, ook als het de combinatie van werk en privé-leven betreft;
• de uitwisseling van personeel tussen Defensie en andere organisaties zal moeten toenemen om loopbaanmogelijkheden uit te breiden;
• horizontale instroming zal vaker moeten worden toegepast;
• de verjonging van het personeelsbestand moet worden voortgezet.
De succesvolle verwezenlijking van deze verstrekkende beleidswijzigingen is mede afhankelijk van de uitvoering van het rapport «De arbeidsmarkt in de collectieve sector». Inmiddels heeft het kabinet de belangrijkste conclusies en aanbevelingen van dit rapport onderschreven. Defensie zal op basis van het rapport al in 2002 aanvullende maatregelen ontwikkelen. Hiertoe zal het, wellicht samen met andere departementen, een innovatiecentrum oprichten.
Beleid ten aanzien van het huidige personeel
De vele, vaak ingrijpende veranderingen bij Defensie in de afgelopen tien jaar hebben bij een deel van het personeel een gevoel van onvrede doen ontstaan. Vooral onder personeelsleden die al geruime tijd bij de krijgsmacht werken, heeft het vertrouwen in de defensieorganisatie en de leidinggevenden op politiek of ambtelijk niveau een deuk opgelopen. De komende periode, met name het jaar 2002, zal dan ook in het licht staan van het herstel van het vertrouwen. Samen met de centrales van overheidspersoneel zal worden geïnventariseerd waaraan het afgenomen vertrouwen te wijten is (geweest) en wat kan worden gedaan om het te herstellen. Nu al staat vast dat in de toekomst veel beter met het personeel gecommuniceerd moet worden over veranderingen. Het is van het grootste belang dat de noodzaak van veranderingen voor iedereen, op alle niveaus in de organisatie, helder is.
Een knelpunt waaraan zeker aandacht zal worden geschonken, is het functietoewijzingsproces. Uit onderzoek en rapportages van de Inspecteur-generaal van de Krijgsmacht blijkt, dat dit een belangrijke oorzaak is van onvrede. De klachten betreffen vooral het gebrek aan transparantie, de ongelijke verdeling van de werklast en de ongemakken die aan uitzendingen zijn verbonden.
De thema's die in 2002 prioriteit hebben, zijn:
• personeelsvoorziening en -bezetting;
• loopbaanbeleid;
• arbeidsvoorwaarden;
• overige aspecten van het personeelsbeleid.
Verbetering personeelsvoorziening en bezetting
De afgelopen tijd zijn veel maatregelen genomen om de personeelsvoorziening van de krijgsmacht te verbeteren. Aan veel van deze maatregelen hebben onderzoeken van adviesbureaus ten grondslag gelegen. Zoals inmiddels gebruikelijk, zal het parlement hierover ook de komende jaren regelmatig en uitgebreid worden geïnformeerd.
In het algemeen zijn alle maatregelen erop gericht de belangstelling voor een baan bij de krijgsmacht te vergroten en, zonder concessies te doen aan de te stellen eisen, een groter deel van de sollicitanten metterdaad aan te stellen. Van hen zullen er meer werkelijk een functie moeten gaan vervullen. Tevens zal het niet-reguliere verloop moeten worden teruggedrongen en zal de duur van het dienstverband juist langer moeten worden.
De volgende maatregelen, waarvoor in een aantal gevallen al in 2001 de aanzet is gegeven, zijn voor 2002 voorzien:
• verbetering van de arbeidsmarktcommunicatie;
• speciale campagnes voor nieuwe doelgroepen;
• omvorming van Defensie Werving en Selectie tot een facilitair keuringsen selectiecentrum;
• versnelling en verbetering van de wervings- en selectieprocedure, onder meer door de keurings- en selectie-eisen beter op elkaar af te stemmen;
• individuele begeleiding van sollicitanten;
• bevordering van de samenhang tussen de onderdelen van het personeelsvoorzieningsproces door elk van de krijgsmachtdelen verantwoordelijk te maken voor de gehele keten;
• betere informatie over de doeltreffendheid van de personeelsvoorziening;
• ondersteuning en verdere professionalisering van de personeelsvoorziening door de oprichting van een kennis- en expertisecentrum,
• aanpassing van de (initiële) opleidingen;
• uitbreiding van «voorschakeltrajecten» en
• uitbreiding van de financiële mogelijkheden om werknemers aan de organisatie te binden en te stimuleren hun contract te verlengen.
In 2004 moet voorts het opleidingsverloop zijn gereduceerd tot maximaal 10 procent. Hieraan zal in 2002 een forse impuls moeten worden gegeven. Mede in dat kader worden maatregelen getroffen om de positie en de kwaliteit van instructeurs te verbeteren.
Eerst in 2002 zal het mogelijk zijn – mede aan de hand van een aantal kengetallen en stuurgetallen – de effecten van al deze maatregelen te beoordelen. Het zal dan gaan om de totale effecten van de maatregelen; slechts incidenteel zullen specifieke effecten tot concrete maatregelen kunnen worden herleid. De complexiteit van het proces van personeelsvoorziening maakt een verdergaande meting van resultaten onmogelijk. Het kennis- en expertisecentrum zal hier overigens wel onderzoek naar gaan doen. Met behulp van de «integrale monitor personeelsvoorziening Defensie», waarin de belangrijkste kengetallen zijn opgenomen, kunnen dan de ontwikkelingen worden gevolgd en kunnen de doelmatigheid en de doeltreffendheid van onderdelen van de personeelsvoorziening tegen het licht worden gehouden.
Gegevens en cijfers over de personeelsvoorziening in de krijgsmacht zijn belangrijk. Er mag echter geen absolute waarde aan worden toegekend. Door cijfers voor een ander doel te gebruiken dan waarvoor ze zijn verzameld, kunnen snel misverstanden ontstaan. Zo berust de«aanstellingopdracht» voor functionarissen die met de werving van personeel zijn belast mede op verwachtingen ten aanzien van het verloop en de haalbaarheid van de werving. Uit deze opdracht kan daarom niet worden afgeleid hoeveel personeel Defensie werkelijk nodig zou hebben om de organisatie geheel te vullen. Ook zegt de omvang van het personeel dat werkelijk aanwezig is niet alles over de vulling van de organisatie. Er kan sprake zijn van een kwalitatieve «mismatch», omdat personeel dat wel in de sterkte meetelt in de praktijk slechts gedeeltelijk in staat is de beschikbare functies volledig te vervullen.
In de komende periode zal een vereenvoudigde presentatie worden ontwikkeld van cijfers over de personeelsvoorziening en de vulling van de krijgsmacht, gekoppeld aan het ambitieniveau. Voorshands zijn de aanstellingsbehoefte en de aanstellingsopdracht nog opgenomen in bijlage 5. Zoals gebruikelijk zullen daarnaast rapportages over de verbeteringsmaatregelen en de effecten daarvan afzonderlijk aan het parlement worden aangeboden. Hoewel het brede pakket aan maatregelen de verwachting rechtvaardigt dat de personeelssituatie in de toekomst zal verbeteren, moet de krijgsmacht het voorlopig doen met een groot aantal vacatures.
Een van de alternatieven om de krijgsmacht van toereikend personeel te voorzien is de inzet van reservisten. Incidenteel wordt op reservisten een beroep gedaan indien zij beschikken over een specifieke deskundigheid die nodig is in het kader van een vredesoperaties en die in de krijgsmacht niet of onvoldoende voorhanden is. Een dergelijke inzet van reservisten is beperkt. Gelet op de eerdergenoemde veranderingen in de Navo en in Europees verband, streeft Defensie ernaar vast te stellen of, en zo ja hoe, de inzet van reservisten kan worden uitgebreid. Het gaat daarbij allereerst om mogelijkheden om (tijdelijk) individueel reservepersoneel in te zetten, inbegrepen Natres-personeel, zoals in het kader van Cimic. Daarnaast onderzoekt Defensie of in de toekomst de inzet van reservisten in eenheidsverband voor crisisbeheersing en humanitaire operaties mogelijk en wenselijk is.
Verbetering van het loopbaanbeleid
Het is zowel voor de organisatie als de individuele werknemer, burger of militair, steeds moeilijker een loopbaan lang van tevoren te voorspellen. Dit vergt steeds meer flexibiliteit in het personeelsbeleid. Defensie kent thans het onderscheid tussen militairen met een aanstelling als Beroepspersoneel Bepaalde Tijd (BBT) en Beroepspersoneel Onbepaalde Tijd (BOT). In de Defensienota 2000 is aangekondigd dat de verhouding tussen BOT/BBT zou moeten veranderen van 60:40 naar 40:60 om, vooral met het oog op de deelneming aan vredesoperaties, een verjonging van het personeelsbestand te bewerkstelligen. De indeling BOT/BBT suggereert dat BOT-personeel een baan krijgt aangeboden en ook kiest voor het leven, terwijl het BBT-personeel kan rekenen op een baan voor een aantal jaren. In de praktijk blijkt dit anders uit te pakken.
BBT-ers worden gestimuleerd, zo stelde de Defensienota 2000, om langere contracten te sluiten. Langzaam maar zeker gebeurt dat ook. Het is inmiddels echter niet ongebruikelijk dat BOT-ers voortijdig de dienst verlaten. Een groot deel van hen vertrekt omstreeks het 35ste jaar of daarvoor. Het lijkt daarom steeds minder zinvol om de categorie-indeling en het daarmee verband houdende onderscheid te handhaven. Defensie overweegt daarom in de toekomst al het personeel aan te stellen als BOT en voorzieningen te treffen in het beheer en de rechtspositie van personeel om tussentijds het dienstverband te beëindigen. Overigens blijft de verjonging van de krijgsmacht als doelstelling gehandhaafd.
Het verlaten van het onderscheid tussen BOT en BBT zou als logisch gevolg hebben dat «employability»-maatregelen in de toekomst gaan gelden voor ál het personeel, burgers en militairen. Daarbij passen afspraken met grote organisaties, zowel binnen de overheid als daarbuiten, over werkzekerheid voor personeel dat bij Defensie vertrekt en, eventueel, over mogelijkheden van een terugkeer op een later tijdstip. Op deze wijze krijgt de uitwisseling van defensiepersoneel met andere organisaties gestalte, wat de openheid van de Defensie-organisatie ten goede komt. Ook zullen meer mogelijkheden worden geschapen om personeel van buiten Defensie horizontaal te laten instromen. Dit houdt niet alleen verband met de terugdringing van de personeelstekorten, maar past ook in het kader van een meer open communicatie met de samenleving, een van de doelstellingen van het veranderingsproces.
Het huidige loopbaanbeleid voor het militaire personeel is in beginsel collectief gericht: het verloopt via vastgestelde loopbaanpaden, waarin opleidings- en ervaringseisen voor de verschillende functies zijn vastgelegd. Individuele wensen en verlangens kunnen in het kader van een sollicitatie tot uitdrukking worden gebracht. In samenhang met ontwikkelingen binnen de collectieve sector zal Defensie in 2002 op dit gebied beginnen aan een vernieuwingsslag die zich ook zal uitstrekken tot het burgerpersoneel. De hogere functies zullen – meer dan tot nu toe het geval was – worden uitgedrukt in competenties, en er zal nadrukkelijk rekening worden gehouden met de capaciteiten van desbetreffende functionarissen. Er zullen individuele loopbaanpaden worden uitgestippeld door persoonlijke ontwikkelingsplannen op te stellen. Van alle topmanagementfuncties voor burgers en militairen zullen de competenties op korte termijn worden bepaald. Voordrachten voor de vervulling van die functies zullen voortaan berusten op competenties van kandidaten die door middel van een assessment zijn vastgesteld.
Dit alles betekent dat er veel meer zal moeten gebeuren aan loopbaanbegeleiding. Allereerst zal daarvoor het instrumentarium moeten worden aangepast. In het bijzonder de lijnchefs zullen veel regelmatiger het functioneren van hun medewerkers in een open gesprek aan de orde moeten stellen. Thans wordt daarin ten dele voorzien door functionerings- en loopbaangesprekken. In dergelijke gesprekken komt niet alleen het actuele functioneren aan de orde maar ook de loopbaanwensen en -mogelijkheden in de toekomst. Om op dat laatste meer zicht te krijgen, zullen aan werknemers in voorkomend geval instrumenten worden aangeboden die zicht geven op de eigen capaciteiten. Door middel van persoonlijke ontwikkelingsplannen, waarvan opleidingen deel kunnen uitmaken, wordt de toekomstige ontwikkeling van de werknemer concreter gemaakt. Voor het vervolgen van de loopbaan buiten Defensie zijn de voorzieningen beschikbaar die in het leven zijn geroepen in het kader van «employability». Op een aantal plaatsen zullen personeelsdiensten worden versterkt en/of loopbaanservicecentra worden ingericht. De benodigde uitgaven zullen worden bekostigd uit de fondsen die het Kabinet heeft aangewend voor de versterking van de arbeidsmarktpositie van de collectieve sector.
Door te investeren in verbetering van de loopbaanbegeleiding worden ook impulsen gegeven aan versterking van de mobiliteit binnen de defensieorganisatie. Dat geldt niet alleen voor het militaire maar ook voor het burgerpersoneel. De vervulling van een functie is voor een deel van het burgerpersoneel al aan een termijn van vijf jaar gebonden. In het kader van de loopbaanbegeleiding zal tijdig worden gezorgd voor de beschikbaarheid van vervolgfuncties, binnen Defensie én daarbuiten.
Een onderdeel van het arbeidsvoorwaardenakkoord voor het jaar 2000/2001 is de verhoging van de ontslagleeftijd van militairen. Bij die verhoging passen verbeterde arbeidsvoorwaarden, zoals een hogere uitkeringsgrondslag en de afschaffing van de anticumulatie. Militairen kunnen vooruitlopend op de generieke verhoging van de ontslagleeftijd nu al op vrijwillige basis kiezen voor langer dienen. Dit heeft de vorm gekregen van een materieel recht. Zij die van dat recht gebruik maken en twee jaar of langer nadienen, kunnen gebruik maken van de gunstiger uitkerings- en anticumulatiebepalingen die zijn afgesproken voor de verplichte verhoging. Nadienen is tevens een van de instrumenten om het aantal vacatures te verminderen.
In hetzelfde arbeidsvoorwaardenakkoord is een flexibilisering van de arbeidsduur overeengekomen. Hiervoor is inmiddels een regeling van kracht geworden. Gekozen kan worden voor de huidige werktijd van 38 uur, maar ook voor 40 of 36 uur.
Beide maatregelen staan in het teken van de individualisering van het arbeidsvoorwaardenpakket. Defensie zal deze weg de komende jaren vervolgen om aansluiting te houden bij de ontwikkelingen in de samenleving. Overigens kunnen individuele keuzemogelijkheden van werknemers tot complicaties leiden in de bedrijfsvoering en repercussies hebben voor andere werknemers. Nadienen van een bepaalde militair betekent soms dat de carrière van een andere militair enige vertraging kan oplopen, terwijl flexibilisering van de arbeidsduur onder de huidige omstandigheden een verminderde bezetting van het burgerpersoneel veroorzaakt. Organisatie en werknemers zullen zich daaraan op een aantal plaatsen nog moeten aanpassen. Voor de aantrekkelijkheid van Defensie als werkgever zijn deze en andere individuele keuzemogelijkheden echter essentieel.
In het kader van de individualisering is ook het streven naar een sterkere relatie tussen prestatie en beloning aan de orde. Het huidige managementinstrumentarium voorziet in mogelijkheden als het toekennen van extra periodieken en functioneringstoelagen om prestaties en beloning beter op elkaar te laten aansluiten. De financiële mogelijkheden hiervoor zijn als gevolg van de Defensienota 2000 en het arbeidsvoorwaardenakkoord 2000/2001 verder verruimd.
De primaire beloning van de militair berust in de eerste plaats op zijn rang. Aan die rang is een salarisschaal gekoppeld. De vaststelling van rangen geschiedt op grond van een functiewaardering, waarbij overigens wel een bepaalde bandbreedte in acht wordt genomen. Zo kan het vóórkomen dat op grond van dezelfde functiewaarderingsscore verschillende rangen worden vastgesteld. De verklaring hiervoor is dat een rang binnen een bepaalde organisatorische opzet moet passen of kan berusten op internationale normen en ervaringseisen. In een aantal gevallen is er dus sprake van een «relatie op afstand» tussen de zwaarte van de functie enerzijds en de rang en bezoldiging anderzijds. Militairen kunnen dit als een bezwaar ervaren indien zij menen niet de beloning te ontvangen waarop zij gezien de zwaarte van functie recht menen te hebben. Dit kan echter op een andere moment ook in hun voordeel werken. De huidige systematiek vergemakkelijkt de functietoewijzing, draagt daardoor bij aan de vervulling van de functies in de breedte en voorkomt inkomensfluctuaties. In 2002 zullen de mogelijkheid en de wenselijkheid om de koppeling tussen de functie en het salaris te versterken nader worden bezien. Daarbij worden ook andere aspecten in beschouwing genomen, zoals tevredenheid van het personeel, functiebezetting en eventuele financiële gevolgen.
Uit onderzoek blijkt dat het arbeidsvoorwaardenpakket voor het defensiepersoneel in het algemeen concurrerend mag worden genoemd. Waar dat niet het geval was is inmiddels een inhaalslag gemaakt, zoals door de verhoging van het aanvangssalaris van soldaten en de aanpassing van schalen bij bepaalde rangen. Deze maatregelen zijn bekostigd met gelden die met de Defensienota 2000 beschikbaar zijn gekomen en met fondsen die Defensie zijn toegekend om de positie op de arbeidsmarkt te versterken. Ook in de toekomst zal regelmatig worden nagegaan hoe de arbeidsvoorwaarden bij Defensie zich verhouden tot de voorwaarden elders. Overigens is gebleken dat defensiepersoneel betrekkelijk onbekend is met de eigen arbeidsvoorwaarden. Daarom zal de communicatie over het geldende arbeidsvoorwaardenpakket en wijzigingen daarop, bijvoorbeeld als gevolg van een arbeidsvoorwaardenakkoord, worden verbeterd.
Defensie heeft bijzondere taken en het personeel voert die uit. Er kan lang worden gediscussieerd over de vraag hoe bijzonder de taakstelling van Defensie is in vergelijking met andere organisaties met bijzondere taken. Het is daarom zinvol duidelijk vast te stellen wat de bijzondere eisen en beperkingen zijn die aan militaire personeel worden gesteld en deze in de wet (de Militaire Ambtenarenwet) te verankeren. Waar geen bijzondere eisen gelden, is Defensie een normale arbeidsorganisatie waarvoor dezelfde wetten en regels gelden als voor elke andere arbeidsorganisatie.
Verbetering van een aantal overige aspecten van het personeelsbeleid
Uitzendingen vormen een zware belasting voor het personeel. Het lang van huis zijn (inclusief het opwerkprogramma) trekt een zware wissel op het personeel en de achterblijvende partners en verwanten. Uitzendingen zijn echter onlosmakelijk verbonden aan een moderne krijgsmacht en de verjonging van de krijgsmacht zal voor een deel de bezwaren doen afnemen. Voor het overige zal worden gezocht naar maatregelen die de bezwaren verder verminderen. Een van die maatregelen is flexibilisering van de uitzendduur en -termijn. Op dit terrein is de afgelopen jaren al het nodige gedaan en aanvullende maatregelen zullen intensief worden onderzocht. Bij de behandeling van de Defensienota 2000 is het parlement meegedeeld dat de maximale uitzendduur van zes maanden mede op grond van internationale afspraken, het ambitieniveau in relatie tot de parate omvang van de krijgsmacht en financiële overwegingen, als beleidsuitgangspunt niet kan worden losgelaten. Als aanvullende norm geldt dat de termijn tussen twee uitzendingen, behalve bij hoge uitzondering, niet korter mag zijn dan twaalf maanden. De krijgsmachtdelen plannen hun uitzendingen zodanig dat zij deze norm niet overschrijden. In aanvulling hierop zoekt Defensie voortdurend naar mogelijkheden om de belasting die verband houdt met uitzendingen verder te beperken. Terwijl bij de Unmee-operatie bepaalde eenheden van het korps Mariniers en de Koninklijke Marechaussee gedurende een half jaar waren uitgezonden, gold voor eenheden van de Koninklijke Landmacht een kortere uitzendduur. Voor de gehele krijgsmacht geldt al langer een kortere uitzendduur voor gespecialiseerd personeel zoals vliegers en medische specialisten omdat tijdens de uitzending sprake kan zijn van betrekkelijk eenzijdig werk waardoor het algemene ervarings- en vaardigheidsniveau onder druk kan komen te staan. Onlangs is de Koninklijke Landmacht voor het EOD-detachement van SFOR overgegaan op een uitzendtermijn van drie maanden. Daarnaast wordt onderzocht of de uitzenddruk kan worden verminderd door de internationale samenwerking te intensiveren. Belangrijk is voorts dat bij de functietoewijzing wordt gestreefd naar het spreiden van de «lasten» van de uitzending over een zo groot mogelijke groep van het personeel.
De minimale termijn tussen twee uitzendingen bedraagt zoals gezegd een jaar. Zonder deze termijn los te laten zal er zoveel mogelijk naar worden gestreefd die termijn zo lang mogelijk te maken. Voor het merendeel van het personeel is die termijn in de praktijk inmiddels al langer. Dit is een positieve ontwikkeling, omdat steeds meer partners van militairen een eigen carrière hebben, waardoor in gezinnen met (kleine) kinderen een langdurige afwezigheid haast onoplosbare problemen kan geven. Ook het herstel van de emotionele en relationele banden met de partner en de kinderen na zes maanden afwezigheid vraagt veel van het personeel. Het streven blijft daarom gericht op een korte uitzendperiode, gecombineerd met een ruime recuperatieperiode.
Tijdens de behandeling van de Defensiebegroting is vanuit de Tweede Kamer aandacht gevraagd voor de sociale contacten met de bevolking in het operatiegebied. In recente brieven bent u op de hoogte gesteld van de mogelijkheden van deze civiel-militaire samenwerking (Kamerstuk 27 400 X nr. 20). Deze contacten kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het succes van een missie. Uiteindelijk blijven echter de beoordeling van de veiligheidssituatie en de operationele opdracht bepalend voor de vraag in hoeverre contacten met de lokale bevolking gewenst en mogelijk zijn. Het is aan de commandant te velde dit te bepalen.
Defensie vraagt veel van de militairen die worden uitgezonden, maar ook van hun thuisfront. Daarom wordt de komende tijd een «family-support»-programma samengesteld waarin alle activiteiten worden ondergebracht die verband houden met de optimalisering van het wonen en werken in het buitenland, inclusief de ondersteuning van het thuisfront wanneer de militair is uitgezonden. Het gaat hierbij om twee aspecten. Het eerste aspect behelst de thuisfrontzorg: alle maatregelen en voorzieningen die tijdens de afwezigheid van de uitgezonden militair de zorgtaak van de achterblijvende partner kan verlichten. Het tweede aspect heeft betrekking op de internationale mobiliteit: alle maatregelen en voorzieningen ter ondersteuning van personeelsleden en hun gezinsleden die in het buitenland zijn geplaatst. Er wordt extra aandacht besteed aan gezinnen die mee verhuizen, maar ook aan het personeel dat zonder gezin in het buitenland werkt. Het gaat hierbij om uiteenlopende activiteiten zoals onderwijsvoorzieningen, hulp bij het zoeken van een baan voor de meeverhuizende partner, hulp bij het zoeken van een woning bij terugkeer uit het buitenland en voorzieningen voor het verrichten van kleine klussen in huis.
Het arbobeleid zal op concrete wijze worden vormgegeven door de uitvoering van het arbobeleidskader. Belangrijke punten zijn:
• vaststelling van de «arbomonitor» om aan de hand van kengetallen de voortgang van het arbobeleid te volgen;
• verbetering van het registratiesysteem bij ziekteverzuim;
• het sluiten van een convenant «fysieke belasting» tussen het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het ministerie van Defensie en de Centrales van Overheidspersoneel Sector Defensie.
Militairen worden in hun werk met morele dilemma's en gewetensvragen geconfronteerd. Sinds 1999 is het Bureau Ethiek en Krijgsmacht ondergebracht bij het Instituut Defensie Leergangen om het onderricht in deze belangrijke aspecten te verbeteren. Mede hierdoor is de aandacht voor dit onderwerp binnen de krijgsmacht onmiskenbaar toegenomen. In 2002 zal het bureau Ethiek een basisboek publiceren waarvan de werktitel luidt: «Morele dilemma's van militairen in de praktijk». Dit boek zal volgens het beginsel «train de trainer» door alle krijgsmachtdelen worden gebruikt. Het bureau Ethiek wordt, zoals al gemeld in de voortgangsrapportage van 9 juli jl. (nr. D200 100 1971), ook na voltooiing van het basisboek in enigerlei vorm gehandhaafd om de krijgsmacht, in het bijzonder de individuele militairen, ook in de toekomst op dit belangrijke terrein te ondersteunen.
Voor de versterking van de arbeidsmarktpositie van Defensie stelt het Kabinet op grond van het rapport «De arbeidsmarkt in de collectieve sector» structureel € 41 miljoen beschikbaar. Hiervan is € 22 miljoen bestemd voor de invoering van een nieuwe rang en een nieuwe bevorderingssystematiek voor soldaten van de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Luchtmacht en wordt € 9 miljoen toegevoegd aan het budget voor differentiatie in beloning, waarbij vooral de verbetering van de positie van instructeurs aandacht zal krijgen. De uitvoering van deze maatregelen is mede afhankelijk van het resultaat van het overleg met de Centrales van Overheidspersoneel. De besteding van de rest van het bedrag, zo'n € 9 miljoen, hangt samen met maatregelen in de sfeer van de innovatie van het personeelsbeleid, eveneens op basis van bovengenoemd rapport, die in het najaar van 2001 zullen worden vastgesteld.
De uitvoering van het convenant fysieke belasting kost Defensie in de periode 2002–2004 naar schatting € 1,3 tot € 2,3 miljoen. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid draagt een gelijk bedrag bij.
Voor de maatregelen ter intensivering van het personeelsbeleid is sinds de Defensienota 2000 structureel € 77 miljoen beschikbaar. Hierbij is inbegrepen de € 23 miljoen die naar aanleiding van de motie-Dijkstal structureel voor het defensiepersoneelsbeleid is vrijgemaakt, alsmede € 4 miljoen structureel ten behoeve van «family-support».
De verbetering van de personeelsvoorziening in 2002, tenslotte, waaronder de invoering van de ketenverantwoordelijkheid en de omvorming van DWS, leidt tot herschikkingen binnen de Defensiebegroting, maar geschiedt in beginsel budgettair neutraal.
Speerpunt 4: uitvoering in 2002 van de Defensienota 2000
Flexibiliteit, paraatheid en mobiliteit zijn uitgangspunten van de Defensienota. In een periode van tien jaar moet jaarlijks een aantal belangrijke beleidsvoornemens en veranderingsdoelstellingen worden verwezenlijkt. Vanzelfsprekend heeft Defensie daarbij een open oog voor omgevingsfactoren, die immers voortdurend in beweging zijn, en worden ook de ervaringen betrokken die tot dusver zijn opgedaan met de uitvoering van de nota. De vorige drie speerpunten van het defensiebeleid onderstrepen dit.
Wat doet Defensie hiervoor in 2002?
Dit vierde speerpunt richt zich op de beleidsvoornemens en veranderingsdoelstellingen voor zover die niet elders in deze beleidsagenda al aan de orde zijn gekomen. Zo staat het veranderingsproces van het kerndepar- tement reeds centraal in speerpunt twee.
De versterking van de centrale regie over materieelprojecten
Een nieuwe benadering moet de centrale regie over materieelprojecten versterken. Voor elk project worden na voltooiing van de behoeftestelling duidelijke richtlijnen gegeven, in ieder geval voor de factoren product, tijd, geld en projectorganisatie. Doen zich ten aanzien van deze of andere belangrijke factoren problemen voor, dan moet dat aan de bewindslieden worden gemeld. Dat geldt ook voor betrekkelijk kleine, gemandateerde projecten. De versterking van de regie is niet beperkt tot grote projecten, maar bevordert een betere beheersing van alle projecten, tijdige rapportage aan de bewindslieden en heldere informatie aan de Kamer. Om de Kamer naast de vaste DMP-brieven over afzonderlijke projecten regelmatig een actueel, volledig inzicht te bieden in de voortgang van materieelprojecten, bevat de artikelsgewijze toelichting bij de begroting 2002 een investeringsoverzicht alsmede de kerngegevens over de projecten die in het Materieelprojectenoverzicht (zie bijlage 8) zijn opgenomen. Zoals is toegezegd ontvangt de Kamer vervolgens in de eerste suppletore begroting een actualisering hiervan. Als gevolg van de evaluatie van het DMP zijn onder meer de grensbedragen voor de aan de beleidsterreinen te mandateren projecten gewijzigd. Over de gevolgen hiervan voor lopende materieelprojecten zal de Kamer in een afzonderlijke brief een voorstel ontvangen.
Een verantwoorde investeringsquote
Ook in 2002 voorziet Defensie een investeringsquote in de orde van grootte van 20 procent gemiddeld. Per krijgsmachtdeel kan dit percentage overigens verschillen. Met dit niveau, waarmee Defensie zich in de Navo in de middenmoot bevindt, kan de Defensienota 2000 goed worden uitgevoerd. De kwaliteit van het Nederlandse defensiematerieel dat bij vredesoperaties wordt ingezet is zonder meer goed vergeleken met dat van andere deelnemende landen. Hier scoort Nederland dus hoog.
De uitgaven voor personele en materiële exploitatie geven een gestage groei te zien. Hoewel een beheerste ontwikkeling van de exploitatielasten van de krijgsmacht van belang is, zijn hogere exploitatielasten inherent aan een actief opererende hoogwaardige krijgsmacht. De voortdurende deelneming aan vredesoperaties vraagt veel van Defensie. De – bewuste – investeringsimpuls in de jaren negentig en het personeelsbeleid dat in de Defensienota 2000 is vastgesteld, leiden er toe dat de uitgaven voor materiële en personele exploitatie op een hoger niveau komen te liggen. Dit laat onverlet dat de budgettaire ruimte om op het juiste moment investeringen te doen toereikend blijft. Bovendien voorziet de Defensienota 2000 ook dat de herstructurering van het personeelsbeleid in de loop van het decennium financiële ruimte zal gaan genereren om de investeringen te laten toenemen.
Niettemin vereist de beheersing van de exploitatie-uitgaven inzicht in factoren die de kosten opdrijven. Onderzoek heeft uitgewezen dat de stijging van de personele uitgaven in de afgelopen periode vooral moet worden toegeschreven aan de werving en het behoud van voldoende en kwalitatief goed personeel alsmede de huur van schaars personeel. Het hogere niveau van de materiële lasten vloeit logisch voort uit de toegenomen diversiteit in het materieelbestand en de intensieve oefening en inzet van de krijgsmacht onder zeer uiteenlopende omstandigheden. In het bijzonder de uitvoerende eenheden binnen Defensie zullen er met behulp van goede informatievoorziening en door verstandig beheer voor moeten zorgen dat de gestage groei van de exploitatie verantwoord en beheersbaar blijft.
Er zijn geen vaste, objectieve criteria voor een ideale verhouding tussen het investeringsniveau en de hoogte van de personele en de materiële uitgaven. Daarvoor is de krijgsmacht te complex en zijn de activiteiten te divers en te veranderlijk. Een willekeurig investeringsniveau kan dan ook niet bepalend zijn voor de kwaliteit van een krijgsmacht of krijgsmachtdeel, en een incidenteel lager niveau van investeringen in enig jaar vertaalt zich niet in een geringere inzetbaarheid en gevechtskracht. Uiteindelijk bepalen de kwaliteit van het materieel en militair-operationele factoren wanneer investeringen aan de orde zijn, of het nu gaat om het ambitieniveau van de krijgsmacht, de veiligheid van het personeel of de opheffing van bondgenootschappelijke en Europese tekorten.
Verhoging van de uitgaven voor het milieubeleid
Het milieubeleid bij Defensie wordt gestimuleerd en geïntensiveerd. De middelen worden voornamelijk gebruikt voor de bevordering van het gebruik van duurzame energie als wind- en zonne-energie en voor het bevorderen van doelmatiger energiegebruik. Voor de intensivering van het milieubeleid is in 2002 € 7 miljoen beschikbaar oplopend tot structureel € 9 miljoen vanaf 2003.
Uitvoering van de civiele taken
De Koninklijke Marine levert al enige jaren een bijdrage aan de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba. In de eerste helft van 2002 wordt, op basis van de opgedane ervaringen, de verhouding tussen het ambitieniveau en de daarvoor beschikbare middelen geëvalueerd en waar nodig verbeterd.
Wat doen de krijgsmachtdelen in 2002 voor de uitvoering van de Defensienota 2000?
De Koninklijke Marine versterkt het expeditionaire vermogen. Zij is in staat om, op korte termijn en in beginsel wereldwijd, met modules in internationaal verband deel te nemen aan een breed scala van militaire operaties, zo nodig onafhankelijk van lokale faciliteiten. Daarvoor worden in 2002 onder meer de volgende activiteiten ondernomen:
• aanbesteding van het tweede Landing Platform Dock (LPD-II), waarvoor de verwervingsbeslissing voor 2002 wordt voorzien;
• vervolg van de activiteiten ten behoeve van de paraatstelling van het derde mariniersbataljon, zoals de start van de bouw van de infrastructuur, de verwerving van de uitrustingsstukken en voortzetting van een verhoogde wervingsinspanning;
• afstoting van een fregat als onderdeel van de in de Defensienota 2000 aangekondigde vermindering met twee fregatten. Daarnaast wordt in verband met de overgang van oud naar nieuw of gemoderniseerd materieel een ander fregat vervroegd uit de vaart genomen;
• indienststelling en vervolgens de hardware/software integratie van het eerste fregat van de «De Zeven Provinciën-klasse» en de proeftocht van het tweede schip van deze klasse;
• voortzetting van de studie naar de mogelijkheden de LCF-fregatten («De Zeven Provinciën-klasse») uit te rusten met «Theatre Ballistic Missile Defence» (TMD) capaciteit;
• voortzetting van de modernisering van de mijnenbestrijdingsvaartuigen;
• start van de bouw van twee hydrografische opnemingsvaartuigen;
• vervolg van de modernisering van tien P-3C Orion maritieme patrouillevliegtuigen, waaronder de uitvoering van een testprogramma van het eerste vliegtuig;
• aanschaf in «single service management» (SSM) van militaire satelliet communicatie (milsatcom) capaciteit;
De Koninklijke Landmacht versterkt in 2002 de gevechtskracht en het expeditionaire vermogen. Centraal hierbij staan de veelzijdige inzetbaarheid binnen het gehele geweldsspectrum, de modulaire inpasbaarheid in multinationale militaire verbanden en een expeditionaire oriëntatie gericht op snelle inzet over grote afstanden. Daarvoor worden in 2002 de volgende activiteiten ondernomen:
• twee extra pantserinfanteriecompagnieën worden paraat, zodat alle pantserinfanteriebataljons beschikken over drie parate compagnieën;
• extra capaciteit voor de RPV-batterij, de EOV-compagnie en de mortieropsporingsradarbatterij wordt paraat;
• de «Civil Military Cooperation (CIMIC) Group North» wordt operationeel;
• de reorganisatie bij het Nationaal Commando (NATCO) wordt voltooid;
• op luchtmachtbasis De Peel wordt begonnen met infrastructurele aanpassingen voor de concentratie van de objectluchtverdeding van de Koninklijke Luchtmacht en de grondgebonden luchtverdedigingseenheden van de Koninklijke Landmacht voor zowel een gezamenlijke luchtverdedigingsschool als een gezamenlijk luchtverdedigingscentrum;
• het hoofdkwartier van het Nederlands-Duitse legerkorps wordt omgevormd tot een «High Readiness Forces (HRF) Headquarters»;
• het opwerktraject van 11 Air Manoeuvre Brigade naar volledige operationele gereedheid eind 2003 in samenwerking met de Tactische Helikoptergroep Koninklijke Luchtmacht wordt voortgezet;
• essentiële materieelprojecten voor de «Peace Enforcement» brigade worden voortgezet, zoals de gevechtswaardeverbetering van de Leopard-2, het «Medium and Short Range Anti-Tank» (MRAT) wapen en de vervanging van de pantservoertuigen inclusief die van het infanteriegevechtsvoertuig en van het lichtbewapend verkennings- en bewakingsvoertuig (LVB);
• voorbereid worden de verwerving van wissellaadsystemen (DMP-D), de trekker-opleggercombinatie (DMP-D), de vervanging van de vuurmonden M-114/39 en de gedeeltelijke vervanging van de M-109A2/90 (DMP-D).
De Koninklijke Luchtmacht versterkt het vermogen tot «joint» en «combined» optreden. Dit houdt in dat de mogelijkheden om taken uit te voeren in samenwerking met andere krijgsmachtdelen (joint) en met luchtstrijdkrachten van andere landen (combined) worden vergroot. Daarvoor worden in 2002 onder meer de volgende activiteiten ondernomen:
• heroverweging van de invulling van de behoefte aan helikoptercapaciteit door de aanschaf van (middel)zware helikopters in plaats van «Light Utility Helicopters» (LUH);
• uitbreiding van de Tactische Helikopter Groep (THG) met 300 functies en de opwerking van de THG naar de operationele gereedheidsstatus in 2003;
• voortzetting van het project verbetering van de capaciteit van de Apache-helikopter met als prioriteit de elektronische zelfbeschermingsmiddelen, waarbij ook de «Longbow»-radar in beschouwing wordt genomen;
• uitrusting van de transporthelikopters met elektronische zelfbescher- mingsmiddelen;
• voltooiing van de invoering van het concept van drie «Main Operating Bases» door het opwerken van 313 Squadron van vliegbasis Twenthe tot «High Readiness Force»;
• voortzetting van het project vervanging F-16, in het kader waarvan onder meer de besluitvorming in de Verenigde Staten over het «Engineering and Manufacturing Development»-ontwikkelingspro- gramma van de Joint Strike Fighter van belang is.
De Koninklijke Marechaussee versterkt de staf- en opleidingscapaciteit en verbetert de bedrijfsvoering. Daarbij gaat de uitvoering van de primaire taken gewoon door. Hiervoor worden in 2002 de volgende activiteiten uitgevoerd:
• versterking van de stafcapaciteit van de Koninklijke Marechaussee met 50 personen, waarvoor in 2002 € 3 miljoen beschikbaar is;
• verlenging van extra opleidingscapaciteit te Vught;
• start van de aanpassing van de infrastructuur van het Opleidingscentrum Koninklijke Marechaussee te Apeldoorn;
• uitvoering en voortzetting van de overige aanbevelingen uit het «Beleidsplan Koninklijke Marechaussee 2000.»
Slotparagraaf: Financiële gevolgen van het defensiebeleid
Om de aansluiting van de begroting 2002 met de begroting 2001 (in totalen) mogelijk te maken, is hieronder een overzicht opgenomen met de belangrijkste mutaties:
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Ontwerpbegroting 2001 | 6 813,6 | 6 616,7 | 6 662,1 | 6 633,8 | 6 641,6 | 6 636,5 |
Najaarsnotamutaties 2000 | 22,6 | |||||
Slotwetmutaties 2000 | ||||||
– eindejaarsmarge (incl. CAO en EVDB) | – 106,3 | |||||
Voorjaarsnota 2001 | ||||||
Intensiveringen | ||||||
arbeidsmarktknelpunten | 40,8 | 40,8 | 40,8 | 40,8 | 40,8 | |
Loon in natura militairen | 21,3 | 21,3 | 21,3 | 21,3 | 21,3 | |
Uitbreiding Koninklijke Marechaussee Schiphol | 1,4 | 2,3 | 3,6 | 5,9 | 5,9 | |
Asielbeleid | 1,1 | 2,3 | 2,3 | 2,3 | 2,3 | |
Drugsbestrijding | 0,9 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | ||
EVDB | 45,4 | |||||
Vredesoperaties | 47,5 | |||||
Extensiveringen | ||||||
Milieumaatregelen | – 5,9 | – 4,1 | – 2,3 | |||
Contracloonstijging | – 36,3 | – 36,3 | – 36,3 | – 36,3 | – 36,3 | |
Bijdrage aan onderzoek en ontwikkeling | – 6,8 | – 6,8 | – 6,8 | |||
Totaal Beleidsmatige mutaties | 115,4 | 27,3 | 23,7 | 28,3 | 28,3 | |
VN-contributies | 18,6 | 18,6 | 18,6 | 18,6 | ||
Technische mutaties | ||||||
Loonbijstelling | 191,6 | 192,0 | 191,6 | 192,5 | 193,2 | |
Prijsbijstelling | 116,8 | 118,1 | 116,8 | 115,8 | 114,2 | |
Herschikking KSG | 20,4 | – 6,8 | – 6,8 | – 6,8 | ||
Bijstelling verrekenbare ontvangsten | 33,8 | 7,5 | 7,1 | 6,9 | 7,0 | |
Toevoeging Eindejaarsmarge | 136,1 | |||||
CAO gelden 2000 | 27,3 | |||||
Niet relevant Pensioenen en Uitkeringen | – 7,8 | – 11,3 | 0,3 | |||
Overige mutaties | – 0,7 | – 1,5 | 1,0 | 1,0 | 0,9 | |
Totaal technische mutaties | 525,3 | 309,3 | 301,8 | 298,1 | 315,6 | |
Totaal | 640,7 | 355,2 | 344,2 | 345,0 | 362,5 | |
Ontwerpbegroting 2002 | 6 729,9 | 7 257,4 | 7 017,3 | 6 977,9 | 6 986,6 | 6 999,0 |
Naar aanleiding van het Rapport «Van Rijn» is structureel € 40,8 miljoen toegekend voor het oplossen van arbeidsmarktknelpunten. Het nieuwe belastingstelsel belast huisvesting en voeding die, bijvoorbeeld tijdens oefeningen, aan militairen «om niet» worden verstrekt. Om te voorkomen dat de individuele militair hiervan de dupe wordt, betaalt Defensie een lumpsum aan de belastingdienst. De Koninklijke Marechaussee krijgt extra geld voor de taakintensivering op de luchthaven Schiphol, het asielbeleid (AMA) en drugsbestrijding. Daarnaast is de EVDB-voorziening met € 45 miljoen verhoogd. Samen met de € 91 miljoen uit het vorige begrotingsjaar bedraagt deze voorziening nu dus € 136 miljoen. Tenslotte is op basis van de Nederlandse bijdrage aan vredesoperaties het budget hiervoor in 2001 verhoogd.
De milieugelden zijn dit jaar neerwaarts bijgesteld mede omdat nog geen overeenstemming over de sanering van de Cannerberg is bereikt. Verder waren de contractloonstijgingen hoger dan voorzien, wat tot een premievoordeel van structureel € 36,3 miljoen heeft geleid. Dat bedrag wordt de komende jaren ingehouden. De jaarlijkse bijdrage voor wetenschappelijk onderzoek van Defensie aan TNO wordt vanaf 2003 structureel met € 6,8 miljoen verlaagd. TNO wordt in staat geacht meer opdrachten op «de markt» te verwerven.
Met ingang van 2002 worden de VN-contributies structureel met € 18,6 miljoen verhoogd als gevolg van een herziening van de verdeling van de bijdragen door de deelnemende landen.
De technische mutaties hebben vooral betrekking op de loon- en prijsbijstelling, de aanpassing van het uitgavenbudget als gevolg van hogere ontvangsten dan voorzien en een tussentijdse compensatie in verband met de steun aan de Koninklijke Schelde Groep voor de verplaatsing van de werf voor marineschepen. Tenslotte is het budget verhoogd met € 136 miljoen, het maximale bedrag van de eindejaarsmarge, en € 27,3 miljoen, het deel van de niet tot betaling gekomen CAO-gelden 2000 dat de eindejaarsmarge oversteeg.
Door de overgang medio 2001 van de Dienst Militaire Pensioenen naar het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds is duidelijkheid gekomen in de financiering van de kapitaaldekking van de militaire pensioenen. De hiervoor noodzakelijke niet-relevante uitgavenramingen zijn nu op het juiste niveau gebracht.
2.2 Inleiding tot de beleidsartikelen
De basis van de algemene beleidsdoelstellingen van Defensie is het gestelde in (herziene) artikel 97 lid 1 van de Grondwet: «Ten behoeve van de verdediging en ter bescherming van de belangen van het Koninkrijk, alsmede ten behoeve van de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde, is er een krijgsmacht». Voor de krijgsmacht gelden drie algemene doelstellingen, te weten:
1. de bescherming van de integriteit van het eigen en bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba;
De uitgaven, benodigd om de organisaties in stand te houden die invulling geven aan deze eerste doelstelling worden integraal geraamd ten laste van beleidsartikelen 1 tot en met 8, alsmede beleidsartikel 12.
2. de bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;
Aan deze tweede algemene doelstelling wordt invulling gegeven met de staande organisatie, die al naar gelang de omstandigheden organisatieonderdelen levert om te voldoen aan de gevraagde bijdragen. De additionele uitgaven die hiervoor noodzakelijk zijn worden geraamd ten laste van beleidsartikel 9 «Vredesoperaties» en beleidsartikel 11 «Internationale Samenwerking».
3. ondersteuning van de civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.
Aan deze derde algemene doelstelling wordt enerzijds invulling gegeven met daartoe ingerichte organisatie-onderdelen en anderzijds met delen van de staande organisatie. De additionele uitgaven die hiervoor noodzakelijk zijn worden geraamd ten laste van beleidsartikel 10 «Civiele taken».
De drie algemene doelstellingen worden uitgevoerd met behulp van de vier krijgsmachtdelen en de ondersteunende organisaties Defensie Interservice Commando (Dico) en Militaire Inlichtingen Dienst (MID). Al naar gelang de aard en wijze van optreden zijn per krijgsmachtdeel specifieke operationele doelstellingen bepaald. Deze doelstellingen zijn in het desbetreffende beleidsartikel opgenomen en nader toegelicht.
Met uitzondering van de taken in het kader van de Nederlandse Kustwacht, de explosievenopruiming en hulp aan civiele overheden, worden de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van de krijgsmachtdelen, Dico en MID in de artikelen 1 tot en met 6 geraamd. De uitgaven voor pensioenen of andere inactiviteitsuitgaven worden onder artikel 7 geraamd. De uitgaven in het kader van de ziektekostenvoorziening defensiepersoneel worden onder artikel 8 geraamd.
Sinds de publicatie van de Defensienota 2000 is Defensie geconfronteerd met een snel oplopende dollarkoers. Werd ten tijde van het opstellen van de Defensienota 2000 nog uitgegaan van een meerjarige koers van € 0,88, feitelijk werd in 2000 een gemiddelde koers van € 1,08 gerealiseerd. Defensie is hiervoor in 2000 in de Najaarsnota ten dele gecompenseerd. Ook in deze ontwerpbegroting komt de dollarproblematiek weer tot uiting. Zelfs op basis van de in de Rijksbegrotingsvoorschriften voorgeschreven koers (€ 1,00 in 2001 en meerjarig € 0,93) is sprake van een substantiële tegenvaller. Op basis van de ontwikkelingen in de eerste helft van 2001 moet worden gevreesd dat de realisatie nog beduidend hoger kan uitvallen.
In dat licht is er in deze ontwerpbegroting voor gekozen om op artikelniveau vanaf 2002 weliswaar te ramen op basis van de voorgeschreven koers van € 0,93 maar tegelijkertijd een voorziening (schommelfonds) binnen de Defensiebegroting te creëren teneinde de gevolgen van een hogere koers tot het niveau van € 1,00 zonder aanvullende maatregelen binnen de Defensiebegroting te kunnen oplossen. Hiertoe zijn (ombuigings)maatregelen genomen binnen de Defensiebegroting. In totaal betekent dit dat meerjarig vanaf 2002 jaarlijks voor ongeveer € 27 miljoen is ondergebracht op het artikelonderdeel «Prijsbijstelling» van het niet-beleidsartikel «Nominaal en onvoorzien» om een eerste koersstijging ten opzichte van een dollarkoers van € 0,93 op te vangen.
In het Kabinet is inmiddels overeenstemming bereikt over een compensatiemechanisme voor het geval sprake is van excessieve afwijkingen van de dollarkoers in 2001, waarbij voor een afwijking van meer dan 15% ten opzichte van de in de Defensienota gehanteerde koers, generale compensatie beschikbaar is gesteld. Bij het bepalen van de compensatie wordt rekening gehouden met een «eigen risico» voor Defensie. De ondergrens van de compensatie is gesteld op 0,3% van de netto begrotingsuitgaven. Op de modaliteiten voor een meer structureel mechanisme wordt nog gestudeerd.
De begroting 2002 op het gebied van de informatievoorziening bij Defensie is gebaseerd op de primaire processen bij het kerndepartement, de Koninklijke Marine, de Koninklijke Landmacht, de Koninklijke Luchtmacht, de Koninklijke Marechaussee, het Defensie Interservice Commando en de Militaire Inlichtingen Dienst.
Het streven is gericht op standaardisatie van de informatievoorziening voor de personele, materiële en financiële processen bij deze defensie-onderdelen, met voorzieningen die defensiebreed zullen worden geëxploiteerd. Zoveel mogelijk zal daarbij de commerciële standaard worden aangehouden, waarbij interoperabiliteit met de Navo en met de gehele Rijksoverheid leidende beginselen zijn.
Er zijn tien IV-programma's gedefinieerd, elk met een eigen doelstelling. Deze tien programma's zijn in beginsel complementair en omspannen de gehele informatiebehoefte van Defensie. Prioriteit is gegeven aan de programma's die als randvoorwaarde kunnen worden beschouwd, te weten «ICT-infrastructuur», «IV-beveiliging» en «Documentaire IV» en aan de functionele programma's «Personeel en Organisatie» en «Financiële IV». Deze prioritering laat onverlet dat projecten uit andere programma's eveneens ter hand worden genomen. De regie van de beleidsontwikkeling, projectaansturing en de exploitatie van de «installed base» per programma ligt bij het kerndepartement, met functionele inbreng vanuit de andere defensie-onderdelen.
Financieel overzicht IV-programmamanagement
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
---|---|---|---|---|---|
INVESTERINGEN | |||||
ICT-Infrastructuur | 51 421 | 37 821 | 36 594 | 28 283 | 29 661 |
IV-beveiling | 8 179 | 4 595 | 2 779 | 2 269 | 1 815 |
Documentaire IV | 3 571 | 1 611 | 2 326 | 1 089 | 635 |
Militair-Medische IV | 549 | 200 | 631 | 2 174 | 177 |
Opleidingen | 2 149 | 2 875 | 1 749 | 2 843 | 4 091 |
Standaard IV tbv bedrijfsvoering | 13 650 | 16 209 | 12 558 | 18 963 | 20 034 |
Personeel en Organisatie | 10 687 | 9 140 | 10 544 | 12 363 | 2 577 |
Materieel Logistieke IV | 5 683 | 16 632 | 4 632 | 3 611 | 5 157 |
Financiële IV | 5 726 | 5 239 | 5 638 | 5 411 | 5 184 |
Operationele IV | 27 233 | 21 125 | 12 436 | 11 562 | 15 964 |
Overig | 9 575 | 20 193 | 20 602 | 21 441 | 21 187 |
TOTAAL INVESTERINGEN | 138 423 | 135 640 | 110 489 | 110 009 | 106 482 |
TOTAAL EXPLOITATIE | 233 072 | 228 931 | 230 827 | 230 317 | 227 965 |
TOTAAL GENERAAL | 371 495 | 364 571 | 341 316 | 340 326 | 334 447 |
Beleidsartikel 01 Koninklijke Marine
De Koninklijke Marine draagt met zeestrijdkrachten bij aan de hoofddoelstelling van de krijgsmacht:
1. de bescherming van de integriteit van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba;
2. de bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;
3. ondersteuning van de civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.
Zeestrijdkrachten zijn in staat het gebruik van de zee te beheersen en operaties te land te ondersteunen. De aanwezigheid van maritieme eenheden kan bijdragen aan het voorkomen van geweld en bij de uitvoering van vredesoperaties. Maritieme eenheden zijn bij operaties buiten het Navo-verdragsgebied vaak als eerste ter plaatse, zonder dat de integriteit van het grondgebied van de bij het conflict betrokken staten wordt geschonden. Als afschrikking onvoldoende is gebleken, kunnen marine-eenheden operaties te land beïnvloeden met de inzet van wapens of door het (dreigen met het) aan land zetten van mariniers.
Nader geoperationaliseerde doelstellingen
De operationele doelstelling betreft het leveren van eenheden die voor alle taken inzetbaar zijn. Uit de doelstellingenmatrix blijkt hoeveel eenheden (kwantiteit) binnen welke termijn (reactietijd) beschikbaar zijn. Uitgangspunt daarbij is binnen de aangegeven reactietijd steeds de gereedheid te leveren benodigd voor het gehele geweldsspectrum (kwaliteit).
De direct inzetbare eenheden zijn continu beschikbaar voor operaties en vergen de hoogste gereedheid. De overige eenheden maken in vredestijd deel uit van een opwerkcyclus om personeel en materieel binnen de aangegeven reactietijd gereed te hebben, zodat zij de direct inzetbare eenheden kunnen aflossen. De eenheden die zich in de opwerkcyclus bevinden, kunnen bovendien worden ingezet voor nationale en civiele taken zoals kustwacht, vlagvertoon, noodhulp, ceremonie en militaire bijstand.
Gereedsheidstermijn | ||||
---|---|---|---|---|
HRF | FLR/LTBF *) | |||
GereedheidstermijnType eenheid | Totaal | direct inzetbaar | op korte termijn Inzetbaar | op lange termijn Inzetbaar |
Fregatten **) | 13 | 4 | 6 | 2+1 |
Maritieme helikopters ***) | 21 | 8 | 8 | 5 |
Bevoorradingsschepen | 2 | 2 | ||
Amfibische schepen (LPD) | 1 | 1 | ||
Onderzeeboten | 4 | 1 | 2 | 1 |
Mijnenbestrijdingsvaartuigen | 12 | 2 | 8 | 2 |
Ondersteuningsvaartuig | 1 | 1 | ||
Hydrografische vaartuigen | 2 | 2 | ||
Maritieme patrouillevliegtuigen | 10 | 5 | 3 | 2 |
Mariniersbataljons | 4 | 1 | 2 ****) | 1 |
Ondersteunende mariniersbataljons | 3 | 3 *****) | ||
Bijzondere bijstandseenheid (BBE) | 1 | 1 | ||
Marinierspelotons met gevechtssteun | 6 | 2 | 4 | |
Pelotons Antilliaanse militie | 2 | 2 | ||
Pelotons Arubaanse militie | 1 | 1 |
*) HRF= High Readiness Forces, FLR= Forces of Lower Readiness, LTBF= Long Term Build-up Forces.
**) Het aantal fregatten bedraagt 13 in verband met de vervroegde uitdienststelling van twee S-fregatten. Het additionele fregat in de kolom FRL/LTBF betreft het LCF in proeftochtstatus. In 2003 bedraagt het fregattenbestand wederom 14.
***) De aantallen maritieme helikopters betreffen zowel de geëmbarkeerde helikopters als de aan de wal gestationeerde helikopters.
****) Dit zijn de manoeuvrebataljons. 1 MARNSBAT is ingedeeld in de UK/NL LF. 2 MARNSBAT is bestemd voor AMF(L) en derhalve ingedeeld als HRF. 3 MARNSBAT is nu in oprichting. Vanuit dit bataljon zijn permanent 2 compagnies (zijnde 6 pelotons) met een beperkte organieke ondersteuning gestationeerd in de West. 4 MARNSBAT is het mobilisabele bataljon.
*****) De ondersteunende bataljons zijn het Gevechtssteunbataljon, het Amfibisch Ondersteuningsbataljon en het Logistieke Bataljon. Zij zijn in staat de «combat and combat service support» voor twee manoeuvrebataljons te leveren.
Veranderdoelstellingen Defensienota 2000
De veranderdoelstellingen van de Koninklijke Marine uit de Defensienota 2000 hebben vooral betrekking op de instandhouding en verbetering van het expeditionair vermogen. Deze doelstellingen worden voortdurend getoetst aan nieuwe of veranderende inzichten in Nederland, in de Navo en in de EU. Onderstaande, nog niet gerealiseerde doelstellingen, hebben betrekking op de verbetering van het bestaande materieel, de opheffing van tekortkomingen of de vervanging van verouderd materieel en de ingebruikname van nieuw materieel. Als de veranderdoelstelling eveneens een investeringsproject betreft, wordt verwezen naar de toelichting bij het betreffende investeringsproject.
De verwerving van een tweede amfibisch transportschip met CJTF-commandofaciliteiten dat in 2007 operationeel dient te zijn.
Zie Project «Tweede Landing Platform Dock» (LPD)
De paraatstelling in de periode 2001–2004 van een derde mariniersbataljon door een uitbreiding van het Korps Mariniers met 300 vte'n. In Den Helder worden hiervoor infrastructurele voorzieningen getroffen.
Zie investeringen infrastructuur/Paraatstelling derde MARNSBAT
Het voltooien van een studie naar de mogelijkheden het LCF uit te rusten met een capaciteit voor de verdediging tegen ballistische raketten (TMD).
Zie project «Theatre Ballistic Missile Defence» (TBMD).
De afstoting van drie mijnenjagers in de periode 2000 tot 2002.
De mijnenjagers Hr. Ms. Alkmaar, Hr. Ms. Delfzijl en Hr. Ms. Dordrecht zijn uit dienst gesteld. Naar een koper wordt gezocht.
De voltooiing in 2008 van de modernisering van twaalf mijnenjagers die ook zullen beschikken over een veegcomponent.
Zie Project «Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit»
Het in de periode 1999–2003 vervangen van de twee verouderde Noordzee-opnemers door twee nieuwe hydrografische opnemingsvaartuigen en de afstoting van Hr. Ms Tydeman.
Zie Project «Hydrografische Opnemingsvaartuigen»
De afstoting van drie P-3C Orions in de periode 2001–2003.
Drie P-3C Orions zijn inmiddels geïdentificeerd en aangeboden voor verkoop.
De modernisering van tien P-3C Orions naar eenzelfde basisconfiguratie in de periode 2001 tot 2006.
Zie Project «CUP-Orion»
De vervanging van de Lynx-helikopters door 20 NH-90 helikopters vanaf 2007.
Zie Project «NH-90»
De operationele ingebruikname midden 2001 van het Maritiem Hoofdkwartier Nederland in Den Helder, waarin het hoofdkwartier van de Commandant der Zeemacht in Nederland en het Kustwachtcentrum worden samengevoegd.
Het Marine Hoofdkwartier/Kustwacht Centrum (MHKC) is in 2002 in gebruik. Daarmee is de doelstelling gerealiseerd.
Veranderdoelstellingen personeel
De Koninklijke Marine geeft invulling aan «employability» door een systematiek van initiële-, bijscholings- en omscholingsopleidingen in combinatie met het bestaande systeem van functieroulatie en studiefaciliteiten. Ten behoeve van de «employability» zal de maximaal toegestane begrotingssterkte (MTBS) gefaseerd worden opgehoogd met 313 vte'n.
Op het gebied van een individuelere beloning wordt het beter mogelijk om, mede gelet op de situatie op de arbeidsmarkt, personeel gedifferentieerd te belonen en te binden. Dit beleid richt zich met name op personeel uit de knelpuntscategorieën, personeel met specialistische kennis en personeel dat zich onderscheidt door buitengewone prestaties.
De in de Defensienota 2000 voorgestane verschuiving van de BOT/BBT-verhouding kan alleen worden gerealiseerd indien alle schepelingen tot en met de rang van korporaal behoren tot het BBT-personeel. Om deze verschuiving tijdig te halen, is verwerzenlijking van de wervingsbehoefte van de Koninklijke Marine van cruciaal belang.
Bedragen x € 1 000 | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Uitgaven extra P-gelden | 681 | 17 056 | 12 847 | 13 933 | 15 282 | 16 504 | 17 765 |
Budgettaire gevolgen van het beleid
De financiële middelen die aan de Koninklijke Marine ter beschikking staan voor het realiseren van de operationele doelstellingen zijn in de volgende tabel opgenomen.
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verplichtingen (x € 1000) | 1 946 993 | 1 344 104 | 1 541 995 | 1 189 708 | 1 228 858 | 1 083 496 | 1 084 666 |
Uitgaven (x € 1000) | |||||||
Apparaatsuitgaven | |||||||
CZMNED, exclusief Civiele Taken | 320 361 | 329 553 | 318 574 | 314 367 | 314 064 | 317 784 | 320 977 |
CZMCARIB | 61 246 | 69 955 | 65 738 | 65 024 | 64 721 | 61 908 | 62 016 |
CKMarns | 99 706 | 108 959 | 106 519 | 107 565 | 108 885 | 110 368 | 111 087 |
Ondersteunende Eenheden | 257 299 | 283 589 | 263 733 | 258 242 | 257 429 | 254 960 | 254 347 |
Admiraliteit | 224 742 | 215 604 | 194 909 | 188 876 | 188 335 | 190 667 | 193 830 |
Totaal Apparaatsuitgaven | 963 354 | 1 007 660 | 949 473 | 934 074 | 933 434 | 935 687 | 942 257 |
Subsidies | 219 | 219 | 149 | 149 | 149 | 149 | 149 |
Investeringen | |||||||
Schepen | 248 126 | 223 734 | 200 188 | 237 722 | 207 059 | 147 977 | 83 838 |
Vliegtuigen | 20 418 | 42 884 | 32 157 | 39 488 | 55 156 | 84 113 | 111 148 |
Elektronisch materieel | 19 664 | 26 680 | 33 582 | 30 017 | 19 876 | 18 514 | 13 704 |
Munitie | 21 527 | 20 632 | 24 725 | 44 363 | 40 468 | 44 171 | 51 842 |
Overig materieel | 53 236 | 47 879 | 47 276 | 39 952 | 43 065 | 45 008 | 48 872 |
Infrastructuur | 47 852 | 42 128 | 50 526 | 42 217 | 41 793 | 37 165 | 36 575 |
Totaal investeringen | 410 823 | 403 937 | 388 454 | 433 759 | 407 417 | 376 948 | 345 979 |
Totale uitgaven | 1 374 396 | 1 411 816 | 1 338 076 | 1 367 982 | 1 341 000 | 1 312 784 | 1 288 385 |
Ontvangsten (x € 1000) | |||||||
Totale ontvangsten | 45 979 | 50 408 | 50 358 | 49 888 | 49 888 | 49 887 | 49 887 |
De activiteiten van de Koninklijke Marine kunnen worden onderverdeeld in operationele en ondersteunende activiteiten. De ressorts Commandant der Zeemacht in Nederland (CZMNED), Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied (CZMCARIB) en de Commandant van het Korps Mariniers (CKMARNS) zijn verantwoordelijk voor de operationele activiteiten. De ressorts Admiraliteit, Materieel Logistiek en Opleidingen zijn verantwoordelijk voor de ondersteunende activiteiten. De Koninklijke Marine beschikt voor het realiseren van bovenstaande doelstellingen over de volgende organisatiestructuur:
De drie hoofdactiviteiten bij de operationele ressorts zijn: het gereedstellen, het inzetbaar houden en inzetten van de operationele eenheden van de vloot, waaronder de vliegende eenheden en het Korps Mariniers.
Deze activiteiten omvatten onder andere: deelname aan een veelheid van Navo-, Partnerschap voor de Vrede (PvV), multinationale en nationale oefeningen, de uitvoering van kustwachttaken alsmede opwerkactiviteiten zowel op het niveau van de individuele eenheid als in nationaal verband.
Commandant der Zeemacht in Nederland (CZMNED)
CZMNED voert het operationele bevel over de vloot (met uitzondering van de eenheden onder CZMCARIB en BDZ). Tevens vervult hij de functie van Admiraal BENELUX (ABNL). Daartoe beschikt hij over een geïntegreerde Belgisch-Nederlandse operationele staf en een taakorganisatie. De taakorganisatie realiseert de operationele inzet van Belgische en Nederlandse eenheden.
Het ressort CZMNED bestaat uit de Groep escorteschepen, de Groep maritieme helikopters, de Groep maritieme patrouillevliegtuigen, de Onderzeedienst en de Mijnendienst. Naast deze operationele groepen omvat CZMNED diverse commandementen en ondersteunende organisatiedelen.
De activiteiten van het ressort (ZMNED) richten zich op de in de onderstaande tabel opgenomen inzetbaarheid en inzet van de eenheden van dit ressort.
Gereedsheidstermijn | HRF | FLR/LTBF | ||
---|---|---|---|---|
Type eenheid | Totaal | direct inzetbaar | op korte termijn inzetbaar | op lange termijn inzetbaar |
Fregatten *) | 12 | 3 | 6 | 2+1 |
Maritieme helikopters **) | 20 | 7 | 8 | 5 |
Bevoorradingsschepen | 2 | 2 | ||
Amfibische schepen (LPD) | 1 | 1 | ||
Onderzeeboten | 4 | 1 | 2 | 1 |
Mijnenbestrijdingsvaartuigen | 12 | 2 | 8 | 2 |
Hydrografische vaartuigen | 2 | 2 | ||
Maritieme patrouillevliegtuigen | 7 | 2 | 3 | 2 |
*) Het aantal fregatten bedraagt 12 in verband met de vervroegde uitdienststelling van twee S-fregatten. Het additionele fregat in de kolom FRL/LTBF betreft het LCF in proeftochtstatus. In 2003 bedraagt het fregattenbestand voor CZMNED wederom 13.
**) De aantallen maritieme helikopters betreffen zowel de geëmbarkeerde helikopters als de aan de wal gestationeerde helikopters.
Om hieraan te voldoen moeten de eenheden opwerken en oefenen, waarbij de belangrijkste activiteiten zijn:
• permanente deelname met elk één fregat met boordhelikopter en een bevoorradingsschip of amfibisch schip (LPD) aan de Standing Naval Force Atlantic (STANAVFORLANT) en de Standing Naval Force Mediterranean (STANAVFORMED);
• permanente deelname met één mijnenjager aan de «Mine Counter Measure Force North» (MCMFORNORTH) ;
• incidentele deelname met één mijnenjager aan de «Mine Counter Measure Force Mediterranean» (MCMFORMED);
• uitvoeren van hydrografische opnemingen in het kader van wettelijke verplichtingen;
• deelname aan taken van de Kustwacht Nederland;
• permanente stationering van een Orion maritiem patrouillevliegtuig op Kevlavik (IJsland);
• invulling geven aan internationale samenwerkingsverbanden met het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten door bij te dragen aan de «UK/NL landing force», de «UK/NL amphibious force» en de Navo CJTF «Striking Fleet Atlantic»;
• deelname aan nationale en internationale oefeningen teneinde de eenheden op een voldoende hoog niveau van geoefendheid te brengen en te houden voor onder andere bovengenoemde taken.
Voor het uitvoeren van de activiteiten van het ressort CZMNED zijn onderstaande vaardagen en vlieguren beschikbaar. De ramingen zijn exclusief het uitvoeren van civiele taken voor de Kustwacht Nederland en de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba en exclusief het uitvoeren van eventuele niet-voorziene vredesoperaties, zoals bijvoorbeeld de verificatievluchten boven Kosovo door Orion maritieme patrouillevliegtuigen en de deelname aan de «Multinational Interdiction Force» in de Arabische Golf.
Meeteenheden | Realisatie 2000 | Vermoedelijke uitkomsten 2001 | Raming 2002 | |
Groep escorteschepen | Vaardagen | 1 543 | 1 276 | 1 216 |
Onderzeedienst | Vaardagen | 339 | 480 | 480 |
Mijnendienst | Vaardagen | 835 | 860 | 760 |
Hydrografische vaartuigen | Vaardagen | 342 | 330 | 330 |
Maritieme patrouillevliegtuigen | Vlieguren | 2 598 | 2 450 | 1 950 |
Maritieme helikopters | Vlieguren | 3 941 | 4 245 | 3 745 |
Voor de periode 2002–2006 kan de volledige uitvoering van alle geplande taken binnen het ressort CZMNED binnen de beschikbare exploitatiebudgetten onder druk komen te staan door ondermeer conjuncturele aspecten als de koers van de dollar en het pond.
Om dit op te lossen zijn maatregelen genomen tijdens de overgang naar nieuw en gemodificeerd KM-materieel die voortvloeit uit de Defensienota 2000, zoals de indienststelling van fregatten van de Zeven Provinciën-klasse. Centraal staat daarin het neerwaarts bijstellen van het activiteitenniveau teneinde de integratie van nieuw en gemodificeerd materieel mogelijk te maken. Daarnaast is besloten om twee S-fregatten vervroegd uit dienst te stellen en ter verkoop aan te bieden. Het laatste S-fregat zal vanaf 2002 voor een periode van 2½ jaar met een gereduceerde bemanning permanent dienst gaan doen als stationsschip in het Caribisch gebied.
Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied (CZMCARIB)
CZMCARIB voert het operationele bevel over de eenheden in zijn bevelsgebied. De autoriteit waaronder de eenheden organiek vallen blijft logistiek verantwoordelijk. De Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied vervult de nevenfunctie van Commandant Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. In de Amerikaanse «Joint Inter Agency Task Force East» (JIATF-EAST) organisatie voor de bestrijding van drugs vervult CZMCARIB de functie van «Commander Task Group 4.4» Het ressort CZMCARIB bestaat uit vloot- en marinierseenheden, eenheden van de Antilliaanse en Arubaanse militie, het commandement, drie kazernes en ondersteunende eenheden.
De activiteiten van het ressort (CZMCARIB) richten zich op de in de onderstaande tabel opgenomen inzetbaarheid en inzet van de eenheden van dit ressort.
Gereedheidstermijn | HRF | FLR/LTBF | ||
Type eenheid | Totaal | direct inzetbaar | op korte termijn inzetbaar | op lange termijn inzetbaar |
Fregat met maritieme helikopter | 1 | 1 | ||
Ondersteuningsvaartuig | 1 | 1 | ||
Maritieme patrouillevliegtuigen | 3 | 3 | ||
Marinierspelotons met gevechtssteun, | ||||
onderdeel van het derde MARNSBAT | 6*) | 2 | 4 | |
Pelotons Antilliaanse militie | 2 | 2 | ||
Pelotons Arubaanse militie | 1 | 1 |
*)Deze zes pelotons vormen tezamen de twee compagnies die permanent zijn gestationeerd in de West.
Om hieraan te voldoen moeten de eenheden oefenen en worden deze ingezet met als belangrijkste activiteiten in het jaar 2002:
• de uitvoering van patrouilles door schepen en maritieme patrouillevliegtuigen, zowel in CZMCARIB- als in KWNA&A-verband, in het kader van routinecontroles van scheepvaart en visserij alsmede in verband met mogelijke illegale activiteiten;
• het op peil houden van de vereiste staat van materiële gereedheid van de aan hem toegewezen eenheden met uitzondering van het stationsschip, de boordhelikopter en de P-3C Orions;
• het bijdragen aan de bestrijding van de illegale handel in verdovende middelen in het Caribisch gebied, zowel internationaal in de «Joint Inter Agency Task Force East» (JIATF) als in kustwachtverband;
• het geven van algehele leiding aan de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba en het beschikbaar stellen van defensie-eenheden voor uitvoering van kustwachttaken;
• het oproepen, keuren, selecteren, opleiden en op peil houden van de vereiste staat van geoefendheid van de Antilliaanse en de Arubaanse militie; het bewaken van de mobilisatiesystemen op de Nederlandse Antillen en Aruba; het verzorgen en uitvoeren van het plaatsingsbeleid van de Antilliaanse en Arubaanse militairen.
Voor het uitvoeren van de activiteiten van het ressort CZMCARIB zijn onderstaande vaardagen, vlieguren en manoefendagen beschikbaar. De ramingen zijn exclusief het uitvoeren van civiele taken, taken voor de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba en het uitvoeren van eventuele vredesoperaties.
Meeteenheden | Realisatie 2000 | Vermoedelijke uitkomsten 2001 | Raming 2002 | |
Schepen | Vaardagen | 153 | 162 | 143 |
Maritieme patrouillevliegtuigen | Vlieguren | 196 | 100 | 100 |
Maritieme helikopters | Vlieguren | 105 | 135 | 135 |
Marinierspelotons | Manoefendagen | 14 821 | 14 500 | 14 500 |
AntMil/Arumil | Manoefendagen | 2 463 | 3 685 | 3 685 |
Ook bij het ressort CZMCARIB zijn maatregelen noodzakelijk om de stijgende uitgaven van exploitatie op te vangen. Allereerst zijn besparingen mogelijk door het treffen van personele maatregelen, waaronder het verminderen van het aantal functies en het omzetten van 36-maanden- gangers naar 9-maandengangers. Verder kan als gevolg van gebruikmaking van «groene stroom», door de bouw van een windmolenpark, vanaf 2003 structureel worden bespaard op energie-uitgaven. Daarnaast leidt de tijdelijk gewijzigde systematiek van stationering van het fregat in de West, in de vorm van de langere aanwezigheid van het laatste S-fregat met een gereduceerd bemanning, in de periode tot 2005 tot diverse budgetmutaties bij CZMCARIB.
Het fregat met de helikopter en de maritieme patrouillevliegtuigen worden opgewerkt door CZMNED, die ook in logistieke zin verantwoordelijk blijft gedurende inzet in het Caribisch gebied. Een deel van de exploitatiekosten voor deze eenheden komt daarom ten laste van CZMNED. Bovendien komt een deel ten laste van beleidsartikel 10 «Civiele taken». De activiteiten van het ressort CKMARNS richten zich op de in de onderstaande tabel opgenomen inzetbaarheid en inzet van de eenheden van dit ressort.
Commandant van het Korps Mariniers (CKMARNS)
Dit ressort bestaat uit het hoofdkwartier, de groep operationele eenheden mariniers in Doorn, de kazernes in Doorn, Rotterdam, Den Helder en Texel en de marinierskapel der Koninklijke Marine.
De activiteiten van het ressort CKMARNS richten zich op de in onderstaande tabel opgenomen inzetbaarheid en inzet van de eenheden van dit ressort.
Gereedheidstermijn | HRF | FLR/LTBF | ||
Type eenheid | Totaal | direct inzetbaar | op korte termijn inzetbaar | op lange termijn inzetbaar |
Mariniersbataljons | 4 | 1 | 2*) | 1 |
Ondersteunende mariniersbataljons | 3 | 3**) | ||
Bijzondere bijstandseenheid (BBE) | 1 | 1 |
*) Dit zijn de manoeuvrebataljons. 1 MARNSBAT is ingedeeld in de UK/NL LF. 2 MARNSBAT is bestemd voor AMF(L) en derhalve ingedeeld als HRF. 3 MARNSBAT is nu in oprichting. Vanuit dit bataljon zijn permanent 2 compagnies (zijnde 6 pelotons) met een beperkte organieke ondersteuning gestationeerd in de West. 4 MARNSBAT is het mobilisabele bataljon.
**) De ondersteunende bataljons zijn het Gevechtssteunbataljon, het Amfibisch Ondersteuningsbataljon en het Logistieke Bataljon. Zij zijn in staat de «combat and combat service support» voor twee manoeuvrebataljons te leveren.
Om hieraan te voldoen moeten de eenheden opwerken en oefenen, waarbij voor het komende jaar onder meer de volgende belangrijke activiteiten worden gepland:
• een bataljon en een mortiercompagnie van het Korps Mariniers zijn paraat als respectievelijk strategische en tactische reserve voor inzet in het kader van SFOR in Bosnië-Herzegovina;
• invulling geven aan internationale samenwerkingsverbanden met het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten door bij te dragen aan de «UK/NL landing force», de «UK/NL amphibious force» en de Navo Combined Joint Task Force «Striking Fleet Atlantic»;
• deelname aan een veelheid van oefeningen in Navo-, UK/NL- en PvV-verband, «cross training» met verschillende landen op groeps-, pelotons- of compagnieniveau, alsmede het uitvoeren van opleidings- en opwerkactiviteiten en nationale oefeningen;
• het beschikbaar hebben van eenheden voor noodhulp;
• het beschikbaar hebben van eenheden en personeel voor operationele verrichtingen van CZMNED.
Voor het uitvoeren van de activiteiten van het ressort CKMARNS zijn onderstaande manoefendagen beschikbaar. De ramingen zijn exclusief het uitvoeren van eventuele vredesoperaties.
Meeteenheden | Realisatie 2000 | Vermoedelijke uitkomsten 2001 | Raming 2002 | |
Mariniersbataljons met gevechts en logistieke ondersteuning | Manoefendagen | 129 634 | 139 681 | 143 042 |
De ondersteuning aan de operationele ressorts is opgedeeld in drie gebieden: Admiraliteit, Materieel Logistiek en Opleidingen.
Het ressort Admiraliteit bestaat uit een beleidsstaf en diverse uitvoerende diensten of eenheden die administratief bij dit ressort zijn ondergebracht. De beleidsstaf ondersteunt de bevelhebber bij de aansturing van de Koninklijke Marine en draagt zorg voor het uitwerken van het beleid en het opstellen van plandocumenten. De diverse uitvoerende diensten of eenheden die behoren tot dit ressort zijn:
• arbo-dienst;
• audio-visuele dienst;
• centrum operationele data-analyse;
• dienst bedrijfsgezondheidszorg;
• dienst der hydrografie;
• dienst maritieme historie (inclusief de marinemusea);
• publicatievoorziening en reproductie;
• sociaal medische dienst (SMD);
• verbindingscentrum Den Haag.
Daarnaast valt administratief onder de Admiraliteit ook personeel dat elders geplaatst is en niet onder één van de overige ressorts valt. Dit betreft onder meer personeel geplaatst bij uitvoerende afdelingen van de directies (in Den Helder en elders), in het buitenland (Navo, VN, EU, OVSE, bilaterale uitwisselingsprogramma's), bij het Koninklijk Huis en voor revalidatie bij de SMD.
Materieel Logistiek bestaat uit de Resultaat Verantwoordelijke Eenheden (RVE'n) Marinebedrijf (MB) en het Centrum voor Automatisering van Wapen- en Commandosystemen (CAWCS).
Het MB en het CAWCS leveren een belangrijke bijdrage aan het totale materieel-logistieke proces binnen de Koninklijke Marine. Dit proces bestaat uit het voorzien in, het instandhouden en het afstoten van onder meer platform-, sensor-, wapen- en commandosystemen van de eenheden van de Koninklijke Marine en het beschikbaar stellen van de materiële middelen die nodig zijn om het materieel van de Koninklijke Marine in gebruiksgerede staat te brengen en te houden.
De belangrijkste activiteiten op materieel logistiek gebied worden als volgt gekwantificeerd:
Benoemd onderhoud | Realisatie 2000 | Vermoedelijke uitkomsten 2001 | Raming 2002 |
Aantal MJO's | 3 | 3 | 5 |
Aantal TTO's | 5 | 9 | 6 |
Het meerjaarlijks onderhoud (MJO), is het onderhoud aan een eenheid van de vloot dat nodig is om de materiële gereedheid ten minste tot aan een volgende geplande onderhoudsperiode van die eenheid op een kosteneffectieve wijze op peil te houden. De eenheid is gedurende langere tijd niet belast met operationele taken.
Het tussentijds onderhoud (TTO) is een tussen de MJO's vallende korte reparatieperiode, inclusief de periodieke dokbeurt, waarbij in principe alleen met de directe veiligheid en materiële gereedheid verband houdende werkzaamheden worden uitgevoerd. De eenheid is gedurende kortere tijd niet belast met operationele taken.
Incidenteel onderhoud | Realisatie 2000 | Vermoedelijke uitkomsten 2001 | Raming 2002 |
Aantal reparatie-orders | 11 143 | 10 900 | 10 900 |
Het uitvoeren van opgedragen incidenteel onderhoud betreft noodzakelijke reparaties tussen de geplande reparatieperioden (MJO/TTO).
Engineering | Realisatie 2000 | Vermoedelijke uitkomsten 2001 | Raming 2002 |
Uren modificatie-opdrachten en projecten | 121 000 | 131 700 | 127 000 |
Het uitvoeren van engineering, de activiteiten voor modificaties, nieuwbouwprojecten en voor het afstoten van schepen, wordt voor 2002 nog uitgedrukt in uren (zie ook groeiparagraaf VBTB).
Opleidingen bestaat uit de RVE'n Opleidingen Koninklijke Marine (OKM) en het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM).
Het functiegebied Opleidingen, als onderdeel van het personeels-logistieke proces, omvat het geven van onderwijs aan militairen. Dit onderwijs bestaat uit initiële opleidingen aan nieuw binnenstromend personeel, cursussen en opleidingen voor het vervullen van specifieke functies, loopbaanfase-opleidingen voor de ontwikkeling en het geschikt maken voor een hoger functieniveau, het ondersteunen met expertise bij het opwerken van operationele eenheden en het ontwikkelen van cursussen en opleidingen voor bediening, onderhoud en het vinden van storingen bij nieuw materieel.
De belangrijkste activiteiten op het gebied van opleidingen worden als volgt gekwantificeerd:
Opleidingen/Aantal geslaagde cusisten | Realisatie 2000 | Vermoedelijke uitkomsten 2001 | Raming 2002 |
Initiële opleidingen OKM | 637 | 870 | 870 |
Initiële opleidingen KIM | 175 | 220 | 220 |
Bijscholings- en functie-opleidingen | 17 036 | 17 000 | 17 000 |
Het beleid is gericht op verbetering van het bestaande materieel, opheffing van tekortkomingen en vervanging van verouderd materieel door modern, hoogwaardig materieel. In het onderstaande wordt inzicht gegeven in de belangrijkste ontwikkelingen alsmede een nadere specificatie van grote, beleidsrelevante projecten. Dit betreft:
Project Fregatten van de Zeven Provinciën-klasse;
Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit;
Project Hydrografische opnemingsvaartuigen;
Project Tweede Landing Platform Dock;
Project NH-90;
Project CUP-Orion;
Theatre Ballistic Missile Defence;
Vervanging Verbindingsapparatuur Mariniers;
Project Satellietcommunicatie voor militair gebruik;
Munitie;
Overig groot materieel en
Infrastructuur.
Project Fregatten van de Zeven Provinciën-klasse
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Fregatten van de Zeven Provinciën-klasse | 83 485 | 51 958 | 29 405 | 237 394 | 211 643 | 159 186 | 155 465 | 136 633 | 65 299 | 12 116 |
Het project fregatten van de Zeven Provinciën-klasse betreft de bouw en indienststelling van een serie van vier luchtverdedigings- en commandofregatten die de twee geleide wapenfregatten van de Tromp-klasse en twee standaardfregatten van de Kortenaer-klasse zullen vervangen. De bouw van de schepen vindt plaats bij de Koninklijke Schelde Groep (KSG). De Koninklijke Marine verzorgt de verwerving en de integratie van de Sewaco-systemen. De overdracht van het eerste schip aan de Koninklijke Marine vindt, na afloop van de proeftocht, plaats in 2002. De volgende drie schepen zullen telkens met een jaar tussenruimte volgen. In het project wordt samengewerkt met onder meer Duitsland en Spanje. Op grond van de Procedureregeling Grote Projecten wordt de Kamer jaarlijks over dit project geïnformeerd. Het deelproject SIRIUS maakt deel uit van deze rapportage. Naar verwachting zal in 2002 een D-brief voor dit deelproject aan de Kamer worden aangeboden. Het totale projectbudget bedraagt € 1 582,9 miljoen.
Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM)
bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
PAM | 199 | 1 180 | 174 070 | 3 287 | 1 840 | 13 501 | 56 301 | 42 111 | 20 511 | 2 042 |
De mijnenjaagcapaciteit van de huidige Alkmaar-klasse is verouderd en het ontbreekt de Koninklijke Marine momenteel aan mijnenveegcapaciteit. Het Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM) voorziet in de aanpak van deze tekortkoming. Het project bestaat daartoe uit de modernisering van de mijnenjaagcapaciteit en de toevoeging van een mijnenveegcomponent. Bij de uitvoering zal tevens levensverlengend onderhoud worden gegeven aan de mijnenjagers. Het deel dat betrekking heeft op de mijnenjaagcapaciteit voorziet in de installatie van nieuwe sonar- en C2-apparatuur en de verwerving van een nieuw mijnenvernietigingssysteem. België heeft zich bij dit deel van het project aangesloten.
Het deel dat betrekking heeft op de mijnenveegcomponent voorziet in de verwerving van drones die vanaf de mijnenjagers worden gedirigeerd. Thans is voorzien dat de veegcomponent zal zijn gerealiseerd in de eerste helft van het volgend decennium.
In het kader van financiële prioriteitsstelling is het project vooralsnog vertraagd met een jaar en is het budget verlaagd tot € 280,7 miljoen. Dit heeft geen invloed op de kwalitatieve invulling van het project. De budgetverlaging zal onder meer worden bereikt door in plaats van de geplande twaalf sonar/C2 systemen er tien af te nemen met een optie op twee systemen. De Kamer zal naar verwachting eind 2001 over het moderniseren van het jaagdeel met een DMP D-brief nader worden geïnformeerd.
Project Hydrografische opnemingsvaartuigen (HOV)
bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
HOV | 49 | 49 008 | 681 | 295 | 318 | 20 874 | 22 780 | 6 943 |
Het project Hydrografische opnemingsvaartuigen waarborgt de instandhouding van de hydrografische capaciteit van de Koninklijke Marine. Het project omvat de bouw van twee nieuwe schepen, Hr.Ms. Luymes en Hr.Ms. Snellius, ter vervanging van de huidige Noordzee-opnemings- vaartuigen. Het project bevindt zich in de verwervingsvoorbereidingsfase. Naar verwachting zal in 2002 worden begonnen met de bouw. De oplevering van de vaartuigen is voorzien eind 2003 en begin 2004. De totale projectomvang bedraagt € 51,2 miljoen.
Project Tweede Landing Platform Dock (LPD-2)
bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Tweede LPD | 2 087 | 195 897 | 2 087 | 6 625 | 3 176 | 20 465 | 62 168 | 68 748 |
Met een tweede Landing Platform Dock (LPD-2) wordt voorzien in de benodigde verbetering van het beschikbaar amfibisch vermogen van de Koninklijke Marine. Daarnaast betekent LPD-2 uitbreiding van de transportcapaciteit voor zowel materieel als personeel. Ook kan het schip een bijdrage leveren aan vele andere vormen van (maritieme) operaties. Voorts geeft het schip invulling aan de behoefte op het gebied van zeegaande commandofaciliteiten voor operaties tot op divisieniveau. De aanbesteding van het LPD-2 vindt naar verwachting in 2002 plaats. Het projectbudget bedraagt € 232,9 miljoen. In het projectbudget is de raming voor de commandofaciliteiten (€ 34,9 miljoen) opgenomen, deze uitgaven worden ten laste van het beleidsartikel «Internationale Samenwerking» (onderdeel Versterking van de Europese militaire capaciteiten ten behoeve van het DCI en de Headline Goal) geraamd en verantwoord. Met het oog op de bevordering van de Europese doelmatigheid wordt de mogelijkheid van internationale co-financiering hiervoor onderzocht. De fasering is aangepast op het voorziene bouwprogramma en op indienststelling in 2007.
bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
NH-90 | 509 197 | 2 496 | 1 044 | 9 567 | 23 214 | 15 261 | 11 530 | 16 371 | 39 488 | 74 809 |
Het NH-90 project betreft de ontwikkeling, productie en ingebruikneming van twintig helikopters ter vervanging van de Lynx-helikopters. Het project wordt uitgevoerd in samenwerking met Duitsland, Frankrijk en Italië. Op 21 juni 2001 is Portugal tot het project toegetreden. Het project bevindt zich inmiddels in de realisatiefase. De Kamer wordt jaarlijks over de stand van zaken van het project geïnformeerd. Oplevering van de eerste helikopters aan de Koninklijke Marine is voorzien in 2007. Het totale budget voor de NH-90 bedraagt € 836,7 miljoen.
bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
CUP-Orion | 184 179 | 4 039 | 817 | 6 058 | 10 459 | 12 931 | 25 884 | 36 883 | 44 625 | 36 340 |
Het Capability Upkeep Program (CUP) betreft de modernisering van de sensor-, wapen- en commandosystemen van tien P3-C Orion maritieme patrouillevliegtuigen van de Koninklijke Marine. Alle toestellen worden voorzien van dezelfde basisconfiguratie. Zeven daarvan worden uitgerust met elektronische en akoestische apparatuur. Voor drie toestellen wordt satellietcommunicatieapparatuur aangeschaft. Dit stelt een Orion in staat de kustwachttaken in het Caribisch gebied uit te voeren. Midden 2002 begint het eerste gemoderniseerde vliegtuig in de basisconfiguratie een testprogramma. In de eerste helft van 2003 beginnen de overige vliegtuigen aan het moderniseringstraject. In 2006 is het project afgerond. Het totale projectbudget is € 198,9 miljoen.
Theatre Ballistic Missile Defence (TBMD)
bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
TBMD | 5 263 | 1 679 | 297 | 2 211 | 3 274 | 975 |
TBMD voorziet in een verdediging tegen tactische ballistische raketten en is aangekondigd in de Defensienota 2000. De mogelijkheden worden onderzocht om de fregatten van de Zeven Provinciën-klasse (LCF) uit te rusten met de benodigde hardware en software voor TBMD. In december 1999 is met Duitsland een vervolg-MoU afgesloten voor het uitvoeren van de afsluitende validatiestudie met als doel het valideren van het TBMD-concept aan boord van het LCF. Naar verwachting zal deze studie in 2003 worden afgerond. Daarna zal de Kamer met een A-brief over de behoeftestelling worden geïnformeerd. Het projectbudget bedraagt € 146,4 miljoen.
Vervanging Verbindingsapparatuur Mariniers (NIMCIS)
bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
NIMICS | 6 897 | 10 709 | 11 208 |
NIMCIS voorziet in de verwerving van moderne verbindingsapparatuur en informatiesystemen voor het Korps Mariniers. Vanwege een herschikking in de plannen is het project een jaar uitgesteld. De introductie van nieuwe apparatuur zal om die reden eerst vanaf 2004 plaatsvinden. Het projectbudget bedraagt € 72,2 miljoen. De Kamer zal naar verwachting nog in 2001 met een A-brief worden geïnformeerd over de behoeftestelling.
Project Satellietcommunicatie voor militair gebruik (MILSATCOM)
bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Milsatcom | 33 | 59 264 | 11 708 | 384 | 6 066 | 24 050 | 22 780 | 10 165 | 7 805 | 2 496 |
Dit project voorziet in de krijgsmachtbrede behoefte aan satellietcommunicatie voor militair gebruik. De Koninklijke Marine is belast met de uitvoering van het project.
Het project bestaat uit twee delen. Voor het eerste deel van het project – het inhuren van ruimtecapaciteit en realisatie van het grootste deel van de grondcomponent – is een investeringsbudget geraamd van € 50 miljoen. Dit budget is bijgesteld als gevolg van de hogere dollarkoers, prijsbijstelling en het opnemen van de uitgaven die in de begroting van de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Luchtmacht waren voorzien voor trailers en generatoren. Naar verwachting zal de Kamer in 2001 over de resultaten van de verwervingsvoorbereiding van het eerste deel, het korte termijn deel, worden geïnformeerd.
Deel twee betreft het realiseren van permanente militaire ruimtecapaciteit en het resterende deel van de grondcomponent. Voor dit deel is vooralsnog, uitgaande van de koop/lease optie, een bedrag geraamd van € 186 miljoen. Dit deel van het project bevindt zich in de verwervingsvoorbereidingsfase. Een uitzondering betreft de verwerving van het segment van Extreme High Frequency (EHF), waarvan in de Kamerbrief over de studiefase van dit deel van het project is gerapporteerd dat in 2001 een MoU zal worden afgesloten Van het totale projectbudget van€ 236 miljoen is € 173 miljoen ondergebracht in de begroting van de Koninklijke Marine.
bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Munitie | 16 491 | 46 435 | 70 427 | 21 527 | 20 632 | 24 725 | 44 363 | 40 468 | 44 171 | 51 842 |
Op dit artikelonderdeel worden de uitgaven geraamd voor de aanschaf van kapitale munitie zoals onder andere de Harpoon-missiles, Standard-Missiles, torpedo's, Nato Sea Sparrow Missiles en Evolved Sea Sparrow Missiles. Ook het marinedeel van het project MRAT is in dit artikelonderdeel opgenomen. Tevens wordt rekening gehouden met de aanschaf van conventionele munitie, zoals die voor de klein kaliber wapens en de Oto Melara-kanonnen, voor zover deze munitie als aanvulling van de oorlogsvoorraden wordt verworven. Daarnaast vindt opbouw plaats van voorraden nieuw te introduceren conventionele munitie, zoals voor het 127 mm kanon van het luchtverdedigings- en commandofregat.
Als basis voor de raming voor de kapitale munitie wordt de «Nato Maritime Stockpile Policy Guidance» gehanteerd. Hierin zijn de normen voor de Koninklijke Marine vastgesteld, uitgaande van de sterkte en samenstelling van de vloot.
bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Overig materieel | 44 933 | 57 222 | 26 501 | 53 236 | 47 879 | 47 276 | 39 952 | 43 065 | 45 008 | 47 528 |
Dit artikelonderdeel betreft projecten die naar hun aard niet in één van de andere artikelonderdelen van het groot materieel kunnen worden ondergebracht, waaronder automatisering van de bestuurlijke informatiesystemen en projecten die niet groter zijn dan € 2,5 miljoen.
bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Infrastructuur | 43 984 | 42 746 | 71 652 | 47 852 | 42 128 | 50 526 | 42 217 | 41 793 | 37 165 | 36 575 |
Onder infrastructuur zijn ondermeer de volgende projecten verwerkt:
• de nieuwbouw van de werkplaatsen/magazijnen van de onderhoudsdienst Marine Vliegkamp De Kooy ten behoeve van de groep maritieme helikopters is in 2001 gegund. In de ramingen is het hogere aanbestedingsresultaat verwerkt;
• het paraat te stellen derde MARNSBAT zal in de nieuw te bouwen Marinierskazerne Buitenveld (MSKBV) te Den Helder worden gelegerd. De bouw vindt plaats in de periode 2002–2005. De Kamer zal naar verwachting nog in 2001 over de behoeftestelling worden geïnformeerd.
De Koninklijke Marine verleent subsidies aan instanties die activiteiten uitvoeren, waardoor het belang van de Koninklijke Marine wordt gediend. Dit zijn de Koninklijke Marine jachtclub (€ 0,053), Marine Watersportvereniging (€ 0,032), de Koninklijke Vereniging Marine Officieren (€ 0,034), het Zeekadettenkorps Nederland (€ 0,007) en de Stichting Militaire Tehuizen Overzee (€ 0,023). In totaal wordt in 2002 een bedrag van € 0,149 miljoen aan subsidies verleend.
De ontvangstenbegroting van de Koninklijke Marine beslaat in 2002 € 50,4 miljoen.
Deze ontvangsten hebben betrekking op:
– aan personele uitgaven gerelateerde ontvangsten (voor onder andere voeding en huisvesting);
– teruggevorderde BTW;
– ontvangsten voor werkzaamheden en dienstverlening door het Marinebedrijf;
– terugontvangsten op Foreign Military Sales-Programs;
– verrekeningen met Navo-partners.
Waar de ontvangsten het gevolg zijn van het in rekening brengen van gemaakte kosten voor het verlenen van diensten of goederen aan andere beleidsterreinen of defensie-agentschappen worden additionele uitgaven gehanteerd. Waar de ontvangsten het gevolg zijn van het in rekening brengen van gemaakte kosten voor het verlenen van diensten of goederen aan andere ministeries of derden worden respectievelijk integrale kosten en marktconforme prijzen gehanteerd.
De budgetflexibiliteit van dit beleidsartikel wordt in onderstaande tabel en grafiek weergegeven.
bedragen x € 1 000 | |||||||
Omschrijving | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Uitgavenstand | 1 374 396 | 1 411 816 | 1 338 076 | 1 367 982 | 1 341 000 | 1 312 784 | 1 288 385 |
Juridisch verplicht | 819 568 | 708 382 | 695 949 | 623 030 | 620 238 | ||
– waarvan bezoldiging | 612 281 | 607 160 | 606 671 | 608 036 | 611 412 | ||
Speerpuntprojecten | 79 046 | 129 495 | 132 938 | 168 153 | 182 438 | ||
Complementaire verplichtingen | 322 409 | 394 027 | 384 351 | 382 578 | 337 765 | ||
Plannen | 117 054 | 136 079 | 127 763 | 139 024 | 147 945 | ||
Totaal flexibel | 439 463 | 530 106 | 512 114 | 521 602 | 485 710 | ||
Planflexibiliteit in % | 9 | 10 | 10 | 11 | 11 | ||
Financiële flexibiliteit in % | 33 | 39 | 38 | 40 | 38 |
Specificatie speerpuntprojecten
bedragen x € 1 000 | |||||||
Projectomschrijving | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
LPD-II | – | 2 087 | 6 625 | 3 176 | 20 465 | 62 168 | 68 748 |
Infrastructuur 3e Marnsbat | – | 1 815 | 6 580 | 8 849 | 10 165 | 1 361 | 499 |
TBMD | 297 | 2 211 | 3 274 | 975 | – | – | – |
PAM | 3 287 | 1 840 | 13 501 | 56 301 | 42 111 | 20 511 | 2 042 |
HOV | 295 | 318 | 20 874 | 22 780 | 6 943 | – | – |
Cup-Orion | 6 058 | 10 459 | 12 931 | 25 884 | 36 883 | 44 625 | 36 340 |
NH-90 | 9 567 | 23 214 | 15 261 | 11 530 | 16 371 | 39 488 | 74 809 |
totaal | 19 504 | 41 944 | 79 046 | 129 495 | 132 938 | 168 153 | 182 438 |
Budgetflexibiliteit beleidsartikel 01 Koninklijke Marine
De volgende veronderstellingen liggen ten grondslag aan het beoogde beleid en de context waarin het moet worden uitgevoerd.
De realisatie van de operationele doelstellingen in de begroting is afhankelijk van een adequate personele vulling van de organisatie. Daarom moeten werving en uitstroom zich volgens plan ontwikkelen. De achterblijvende werving van operationeel en technisch personeel en de mate van uitstroom in het recente verleden hebben aangetoond, dat verstoringen in die vulling grote inspanningen vereisen om het operationele product zeker te stellen.
In toenemende mate blijkt de ontwikkeling van wetgeving op het gebied van Arbeidsomstandigheden en Milieu een hogere raming van kosten van nieuw materieel en infrastructuur tot gevolg te hebben, vergezeld van een langere doorlooptijd van het aanbestedingsproces.
De opstelling van de prestatiegegevens is nog niet in voldoende mate geconcretiseerd. Bij de ondersteunende eenheden «Materieel Logistiek» wordt als groeipad voor 2003 gedefinieerd dat de activiteiten op het gebied van engineering nader worden geconcretiseerd door een splitsing in modificatie-opdrachten en projecten (nieuwbouw en ten behoeve van afstoting) en dat deze worden uitgedrukt in aantallen projecten.
Voor wat betreft de overige prestatiegegevens van de ondersteunende eenheden, is een aantal van deze gegevens recent ontwikkeld. Het tweede onderdeel van het groeipad stelt zich ten doel deze nieuwe prestatiegegevens in het komend jaar te bezien op functionaliteit en volledigheid.
Beleidsartikel 02 Koninklijke Landmacht
De Koninklijke Landmacht levert met landstrijdkrachten een bijdrage aan de hoofddoelstellingen van de krijgsmacht:
1. de bescherming van de integriteit van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba;
2. de bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;
3. de ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.
Uitgangspunt is dat de Koninklijke Landmacht als bijdrage aan het Nederlandse ambitieniveau een scala aan taken moet kunnen vervullen in verschillende scenario's in zowel Navo- als EU-verband. Belangrijke kenmerken hiervan zijn veelzijdige inzetbaarheid binnen het gehele geweldsspectrum, modulaire inpasbaarheid in multinationale verbanden en een expeditionaire oriëntatie, zodat inzet over grote afstanden en snelle ontplooiing mogelijk is. De Koninklijke Landmacht levert de gevechtskracht voor het fysiek bezetten en beheersen van gebieden, waarbij gebruik wordt gemaakt van middelen die een belangrijke preventieve werking kunnen hebben en die worden gebruikt om eigen en bondgenootschappelijke troepen te beschermen en zo nodig tegenstanders uit te schakelen. Ze is in staat een verscheidenheid aan middelen in te zetten om de tactische mobiliteit te verschaffen die een strijdmacht nodig heeft om, ook op grote afstand van Nederland, de gebeurtenissen te beïnvloeden (preventief) en te kunnen reageren op onvoorziene situaties (reactief). Met de beschikbare capaciteiten kan de Koninklijke Landmacht tevens civiele overheden ondersteunen bij de handhaving van de rechtsorde en veiligheid.
Nader geoperationaliseerde doelstellingen
De operationele doelstelling waaraan de Koninklijke Landmacht dient te voldoen, is het tijdig beschikbaar hebben van een capaciteit aan operationeel gerede eenheden.
Gereedheidstermijn | HRF | FLR/LTBF | ||
Type eenheid*) | totaal | direct inzetbaar | op korte termijn inzetbaar | op lange termijn inzetbaar |
Legerkorpsstaf | 1 | 1 | ||
Staf Luchtmobiele Brigade | 1 | 1 | ||
Luchtmobiel Infanteriebataljon | 3 | 1 | 2 | |
Staf Gemechaniseerde Brigade | 3 | 1 | 2 | |
Pantserinfanteriebataljon | 6 | 1 | 2 | 3 |
Tankbataljon | 3 | 1 | 2 |
HRF = High Readiness Forces, FLR = Forces of Lower Readiness, LTBF = Long Term Build-up Forces
*) Alle eenheden zijn inclusief gevechtsondersteuning en logistieke capaciteit
Veranderdoelstellingen Defensienota 2000
De Koninklijke Landmacht levert een substantiële bijdrage aan vredesoperaties die door Nederland worden uitgevoerd. Om deze bijdrage ook op de langere termijn te kunnen garanderen zijn in de Defensienota maatregelen aangegeven voor verbetering van de paraatheid, flexibiliteit, inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen van grondstrijdkrachten.
De vergroting van de parate pantserinfanterie capaciteit krijgt zijn beslag in de paraatstelling van in totaal zes pantserinfanteriecompagnieën. De eerste is in 2001 gerealiseerd. In 2002 volgt de paraatstelling van de tweede en de derde compagnie, waarna in de periode tot 2004 de resterende compagnieën volgen. De paraatstelling van de constructiecompagnie (NBC/genie-eenheden) en de omvorming van de staf van de divisiegeniegroep is eind 2001 gerealiseerd. De vergroting van de parate capaciteit van de inlichtingenopsporingseenheden (de remotely piloted vehicle-batterij, de elektronische oorlogsvoeringscompagnie en de mortieropsporingsradarbatterij) met ongeveer 150 vte'n is medio 2002 voorzien. De toevoeging van een paraat verkenningseskadron aan de drie brigades van de divisie en de vergroting van de capaciteit op het gebied van de civiel-militaire samenwerking (CIMIC) is in 2001 gerealiseerd. In 2002 zal de CIMIC-group North operationeel zijn. De voorbereidingen van de vergroting van de logistieke capaciteiten bevinden zich in een vergevorderd stadium. Het Nationaal Verzorgingscommando is door het Nationaal Commando aan 1(GE/NL)Corps overgedragen.
Reorganisatie Nationaal Commando
De aangekondigde reorganisatie van het Korps Nationale Reserve zal in 2002 volledig zijn gerealiseerd. De reorganisatie van het Nationaal Commando heeft in de jaren 2000 – 2002 zijn beslag gekregen. De budgettaire consequenties van bovenstaande veranderdoelstellingen zijn met de autorisatie van de begroting 2001 in de uitgavenreeksen van de Koninklijke Landmacht verwerkt.
Omvorming 1(GE/NL)Corps hoofdkwartier
In december 2000 heeft het Militaire Comité besloten om negen legerkorpshoofdkwartieren de status van «graduated readiness» te geven. Zes hoofdkwartieren, waaronder HeadQuarter (HQ) 1(GE/NL)Corps, gaan verder met het opwerken naar de status van High Readiness Force (Land) HQ. Tevens is dit hoofdkwartier in het kader van de «European Headline Goal» aan de EU aangeboden. De omvorming van het hoofdkwartier en de direct ondersteunende eenheden is in januari 2001 gestart. Het is voorzien dat medio 2002 (18 maanden na de start van de reorganisatie) zowel het hoofdkwartier als de voor de ondersteuning benodigde eenheden volledig geschikt zijn voor de nieuwe rol. Met een reactietijd van 20–30 dagen is het dan in staat alle operaties te kunnen leiden. Het Militaire Comité van de Navo is de instantie die het «stempel» HRF(L)HQ uiteindelijk zal verlenen. Uitgaven voor deze reorganisatie worden onder andere ten laste van de EVDB-voorziening gebracht.
Oprichting Joint Air Defence School en Joint Air Defence Centre
In de Defensienota 2000 is de concentratie van de luchtverdediging van Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Luchtmacht op de luchtmachtbasis de Peel aangekondigd. Dit voornemen is nader onderzocht in een tweetal studies (middelen respectievelijk organisatie). Over de uitkomst van deze studies wordt de Kamer in het najaar van 2001 geïnformeerd.
Veranderingsdoelstellingen personeel
Op korte termijn wordt er naar gestreefd om de aantrekkelijkheid van Defensie als werkgever te vergroten en het huidige personeel te behouden. Om dit te bereiken wordt een scala aan activiteiten ontwikkeld, waaronder het inrichten van voorschakeltrajecten, waardoor leerlingen op Regionale Opleidings Centra reeds kennis kunnen maken met de Koninklijke Landmacht, het creëren van stageplaatsen voor HBO-opgeleiden, de invoering van een nieuwe rang en een nieuwe bevorderingssystematiek voor soldaten van de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Luchtmacht, het verhogen van bindingspremies, differentiatie in beloningen, het treffen van salarismaatregelen voor specifieke groepen, het uitbreiden van kinderopvang en het flexibiliseren van de beloningsstructuur.
De binnen de Koninklijke Landmacht uitgetrokken middelen om bovengenoemde activiteiten te kunnen realiseren zijn in onderstaande tabel weergegeven.
bedragen x € 1000 | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Personele maatregelen | 2 505 | 44 905 | 34 825 | 37 244 | 38 858 | 40 659 | 41 417 |
Budgettaire gevolgen van het beleid
De financiële middelen die de Koninklijke Landmacht ter beschikking staan voor het realiseren van de doelstellingen en activiteiten zijn opgenomen in de volgende tabel.
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verplichtingen (x € 1000) | 2 107 151 | 3 042 502 | 2 917 392 | 1 880 857 | 1 934 207 | 2 199 496 | 2 336 554 |
Uitgaven (x € 1 000) | |||||||
Apparaatsuitgaven | |||||||
1(GE/NL) Corps | 443 537 | 540 263 | 539 103 | 530 544 | 533 457 | 545 275 | 563 184 |
Nationaal Commando, excl. Civiele Taken | 663 868 | 594 931 | 587 063 | 563 525 | 559 899 | 551 647 | 537 364 |
Commando Opleidingen KL | 190 240 | 212 682 | 210 649 | 218 292 | 218 349 | 219 158 | 219 243 |
Overige Eenheden BLS | 267 941 | 283 154 | 241 304 | 245 325 | 249 181 | 248 931 | 247 065 |
Landmachtstaf | 92 426 | 97 890 | 105 529 | 105 013 | 103 245 | 99 991 | 97 574 |
Totaal Apparaatsuitgaven | 1 658 012 | 1 728 920 | 1 683 648 | 1 662 699 | 1 664 131 | 1 665 002 | 1 664 430 |
Subsidies | 866 | 877 | 877 | 877 | 877 | 877 | 877 |
Investeringen | |||||||
Automatisering | 63 769 | 39 999 | 39 732 | 40 253 | 29 670 | 33 759 | 31 218 |
Logistiek | 55 564 | 11 310 | 40 132 | 64 922 | 77 079 | 77 717 | 85 923 |
Commandovoering, verbindingen en gevechtsinlichtingen | 44 177 | 56 591 | 59 902 | 40 234 | 25 956 | 12 837 | 27 780 |
Elektronisch materieel | 2 959 | 8 182 | 9 793 | 8 740 | 9 384 | 10 868 | 9 076 |
Nucleair, biologisch en chemisch materieel (NBC) | 463 | 3 004 | 10 995 | 6 829 | 2 450 | 2 269 | 1 361 |
Luchtverdediging | 31 805 | 21 550 | 4 765 | 10 346 | 408 | 454 | |
Manoeuvre | 81 960 | 89 410 | 176 882 | 189 034 | 202 650 | 125 355 | 108 188 |
Vuursteun | 9 804 | 8 399 | 10 097 | 6 580 | 16 472 | 36 348 | 90 711 |
Gevechtssteun | 7 129 | 12 229 | 8 064 | 4 356 | 1 452 | 3 176 | 7 714 |
Infrastructuur | 113 986 | 124 005 | 97 531 | 96 199 | 76 348 | 86 248 | 59 284 |
Totaal investeringen | 411 616 | 374 679 | 457 893 | 467 493 | 441 869 | 388 577 | 421 709 |
Totale uitgaven | 2 070 494 | 2 104 476 | 2 142 418 | 2 131 069 | 2 106 877 | 2 054 456 | 2 087 016 |
Ontvangsten (x € 1000) | |||||||
Totale ontvangsten | 69 025 | 80 828 | 58 153 | 58 493 | 58 516 | 58 516 | 58 516 |
De Koninklijke Landmacht beschikt voor het realiseren van bovenstaande doelstellingen over de volgende organisatiestructuur:
Het ressort 1(GE/NL)Corps is de belangrijkste leverancier binnen de Koninklijke Landmacht van operationeel gerede eenheden. Het Nederlandse deel van het ressort 1(GE/NL)Corps bestaat uit 1(NL)Divisie «7 December», 11 Luchtmobiele brigade, het Korps Commandotroepen en het Nederlandse deel van de Command Support Brigade. 1(GE/NL)Corps heeft in oorlogstijd de Tactische Helikopter Groep (KLu) onder operationeel bevel als een integraal deel van 11 Luchtmobiele brigade.
De operationele taken van 1(GE/NL)Corps zijn afgeleid van het product dat de Koninklijke Landmacht moet leveren: operationeel gerede eenheden, die met inachtneming van een gereedheidstermijn, kunnen worden ingezet voor de uitvoering van één van de hoofdtaken van de Koninklijke Landmacht.
Opleiden en trainen zijn de kernactiviteiten die leiden tot het tijdig beschikbaar hebben van operationeel gerede eenheden. Hoewel het 1(GE/NL)Corps ook wordt belast met het uitvoeren van steunverlenende activiteiten en de materiële en personele instandhouding, zijn de opleidings- en trainingsactiviteiten de belangrijkste activiteiten van het legerkorps. Eenheden die niet zijn ingezet, besteden het grootste deel van hun tijd aan deze activiteiten. Binnen deze opleidings- en trainingsactiviteiten is het oefenen één van de belangrijkste pijlers waarop de operationele gereedheid wordt gebouwd. Dit wordt als volgt gekwantificeerd:
Activiteit | Meeteenheid | Realisatie 2000 | Vermoedelijke uitkomsten 2001 | Raming 2002 |
Oefenen | Mensoefendagen | 520 000 | 560 000 | 580 000 |
Uiteindelijk zijn alle opleidings- en trainingsactiviteiten een voorbereiding op de daadwerkelijke inzet. Voor 2002 is de deelname van het KL-bataljon in Bosnië-Herzegowina inclusief de daartoe benodigde logistieke as, de inzet van waarnemers voor de VN-missie UNTSO en de inzet voor de EC-missie op de Balkan voorzien. Op grond hiervan houdt het ressort de komende jaren rekening met een (gemiddelde) jaarlijkse inzet van het hieronder weergegeven aantal mensjaren.
Activiteit | Meeteenheid | Realisatie 2000 | Vermoedelijke uitkomsten 2001 | Raming 2002 |
Inzet | Mensjaren | 1 900 | 1 700 | 1 600 |
Het ondersteunend ressort Nationaal Commando (NATCO) bestaat in 2002 uit de volgende eenheden: een Staf, vijf Regionaal Militair Commando's, het Netherlands Armed Forces Support Agency Germany (NASAG), het Landelijk Bevoorradingsbedrijf KL, het Hoger Onderhoudsbedrijf KL en het Explosieven Opruimingscommando KL. De begroting van het Explosieven Opruimingscommando Koninklijke Landmacht is geraamd onder beleidsartikel 10 «Civiele taken».
De activiteiten van het Nationaal Commando kunnen worden onderscheiden in operationele en ondersteunende taken. De operationele taken richten zich op het uitvoeren van nationale en Koninkrijkstaken, zoals de beveiliging van het Nederlands grondgebied, het uitoefenen van het militair gezag, het verlenen van militaire bijstand en steunverlening en op het ondersteunen van de actieve inzet van eenheden van de Koninklijke Landmacht, door het verzorgen van logistieke steun en strategische verplaatsingen. Het Nationaal Commando ondersteunt het 1(GE/NL)Corps bij het bereiken van haar operationele gereedheid en faciliteert de Koninklijke Landmacht in zijn geheel. Het betreft hier een grote verscheidenheid aan activiteiten, waaronder het uitvoeren van het hoger onderhoud, de bevoorrading en opslag van materieel, het ter beschikking stellen van infrastructuur, het voorzien in voeding en kantinediensten en overige personele verzorging. Het Nationaal Commando beschikt over een organisatie die ondersteuning biedt aan eenheden van de krijgsmacht en bondgenootschappelijke eenheden.
De volgende capaciteitsindeling wordt onderscheiden:
• operationele diensten: hieronder vallen alle steunverleningen;
• logistieke diensten: het uitvoeren van hoger onderhoud, bevoorrading, beheer en opleg;
• facilitaire diensten: dit zijn diensten op het gebied van infrastructuur en milieu, integrale veiligheidszorg, geleverde voedings- en kantinediensten en overige facilitaire diensten;
• specifieke diensten: dit betreft de gedetineerdenzorg.
Gedurende de jaren 2000 tot en met 2002 zijn de bovenstaande hoofdproducten in capaciteiten geraamd. De afname van de logistieke diensten vanaf 2001 wordt veroorzaakt door de al eerder gerealiseerde onderbrenging van het Nationaal Verzorgingscommando bij 1(GE/NL)Corps.
Producten/Diensten(mensuren x 1000) | Realisatie 2000 | Vermoedelijke uitkomsten 2001 | Raming 2002 |
Operationeel | 70 | 62 | 62 |
Logistiek | 3 150 | 1 660 | 1 600 |
Facilitair | 3 590 | 4 340 | 4 250 |
Specifiek | 332 | 140 | 140 |
Totaal | 7 142 | 6 212 | 6 052 |
Het ressort Commando Opleidingen Koninklijke Landmacht (COKL) is verantwoordelijk voor de opleiding van de individuele militair. Het Commando Opleidingen bestaat uit een staf, acht opleidingscentra (Manoeuvre, Vuursteun, Genie, Ede, Logistiek, Rijden, Initiële Opleidingen en de Koninklijke Militaire School) en twee bijzondere organisatie-eenheden: de Begeleidingsorganisatie Civiel Onderwijs en de Lichamelijke Oefening en Sportorganisatie (LO/S).
Het Commando Opleidingen maakt onderscheid in primaire producten en secundaire producten. Primaire producten zijn producten die een bijdrage leveren aan de operationele gereedheid van de Koninklijke Landmacht. De secundaire producten zijn hier niet direct aan gerelateerd, maar worden wel door het Commando Opleidingen uitgevoerd. De Begeleidingsorganisatie Civiel Onderwijs ondersteunt BBT'ers bij het zoeken naar en volgen van civiele opleidingen. De maatschappelijke meerwaarde wordt uitgedrukt in het aantal BBT'ers dat met een civiele opleiding de Defensie-organisatie verlaat. De hogere realisatie van maatschappelijke meerwaarde in 2001 ten opzichte van 2000 wordt veroorzaakt door de invoering van een verbeterd registratiesysteem.
Primaire producten | Eenheid | Realisatie 2000 | Vermoedelijke uitkomsten 2001 | Raming 2002 |
Initiële opleidingsproducten | Opleidingsplaats | 7 680 | 14 400 | 13 600 |
Vervolgopleidingsproducten | Opleidingsplaats | 30 660 | 35 600 | 35 800 |
Trainingsproducten | Mensdagen | 4 500 | 13 160 | 18 480 |
LO/S Opleidingen en training | Mensdagen | 22 080 | 26 490 | 26 490 |
Secundaire producten | ||||
Kennisproducten | Mensdagen | 7 870 | 18 560 | 18 440 |
Steunverlening | Mensdagen | 5 880 | 3 810 | 3 780 |
Maatschappelijke meerwaarde | Aantal | |||
opleidingen | 1 435 | 2 975 | 3 025 |
Het ressort Overige Eenheden BLS ondersteunt de Landmachtstaf en de overige ressorts bij het uitvoeren van hun opgedragen taken. De diensten van de directie Personeel en Organisatie en de directie Materieel worden als centraal ondersteunend aangemerkt. Binnen dit ressort is de Koninklijke Militaire Academie (KMA) zowel voor de Koninklijke Landmacht als de Koninklijke Luchtmacht het instituut dat de opleiding en vorming verzorgt tot officier. Daarnaast verzorgt de KMA diverse overige opleidingen. Jaarlijks studeren hier tussen de 300 en de 400 studenten af. De Topografische Dienst Nederland voorziet de Koninklijke Landmacht van geografische informatie in de vorm van bestanden, kaartseries en afgeleide producten. Voorzien wordt dat deze dienst wordt overgedragen aan het Kadaster.
Het ressort Landmachtstaf (LAS) ondersteunt de bevelhebber bij de aansturing van de Koninklijke Landmacht. De LAS draagt zorg voor het uitwerken van het beleid, het opstellen van plandocumenten en de informatie-uitwisseling met de centrale organisatie. Tot slot verzorgt de LAS de beleidsmatige voorbereiding, de coördinatie en de evaluatie van alle uitzendingen en treedt op als aanspreekpunt en coördinator van contacten met de Defensiestaf en met instanties buiten de Koninklijke Landmacht.
Voor het materieel binnen de operationele eenheden van de Koninklijke Landmacht is voor de komende jaren een aantal hoofdaandachtspunten vastgesteld, te weten verbetering van de logistieke ondersteuning, communicatiemiddelen en geniematerieel. De belangrijkste materieelprojecten (waarvoor vanaf 2002 aanzienlijke verplichtingen worden aangegaan) die onderstaand nader worden toegelicht zijn:
Project Wissellaadsystemen 165 kN;
Project Vervanging trekkeropleggercombinatie 400/650 kN;
Project Remotely Piloted Vehicle (RPV);
Project Battlefield Management System (BMS);
Project Elektronische Oorlogsvoering (EOV) fase 1;
Project Gevechtswaarde Instandhouding Pantserrups tegen Luchtdoelen (GWI PRTL);
Project Short Range Air Defence (NESRADS);
Project Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig (LVB);
Project Vervanging pantservoertuigen (Licht pantserwielvoertuig);
Project Vervanging pantservoertuigen (Gepantzertes Transport Kraftfahrzeug) (GTK);
Project Vervanging pantservoertuigen (Infanterie gevechtsvoertuig);
Project Verbetering Leopard 2;
Project Short Range Antitank (SRAT);
Project Medium Range Antitank (MRAT);
Project Soldier Modernisation Program (SMP);
Project Tactische Indoorsimulatie (TACTIS);
Project Vervanging M109;
Project Vervanging brugleggende tank;
Project De Peel;
Project De Strijpse Kampen en
Project Integrale Veiligheidszorg.
Project Wissellaadsystemen 165 kN
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Wissellaadsystemen 165 kN | 3 176 | 266 369 | 3 176 | 23 143 | 35 849 | 43 109 | 54 907 |
Dit project omvat de verwerving van vrachtauto's, containers, flatracks (container roll in and out platforms), aanhangwagens en overslagmiddelen voor de parate eenheden. Het militaire voertuig dat zowel containers als flatracks met lading kan laden, vervoeren en lossen, zal het basisvoertuig voor de fysieke distributie zijn. De Koninklijke Landmacht zal het project in single service management uitvoeren voor de andere krijgsmachtdelen. Het KL-deel van het project heeft een financiële omvang van € 270 miljoen. Instroming is voorzien vanaf 2004.
Project Vervanging trekkeropleggercombinatie 400/650kN
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Vervanging trekker-opleggercombinatie 400/650 kN | 52 639 | 3 176 | 11 798 | 12 706 | 17 697 |
Dit project voorziet in de verwerving van twee typen trekkeropleggercombinaties (tropco's). De lichte versie is geschikt voor het vervoer van het toekomstige infanterievoertuig en andere uitrustingsstukken (zoals brugdelen). De zware versie is geschikt voor het vervoer van de (gemodificeerde) gevechtstank en afgeleide versies en voor de vervanger van de M109. Het project heeft een financiële omvang van € 53 miljoen. Instroming is voorzien vanaf 2004.
Commandovoering, verbindingen en gevechtsinlichtingen
Project Remotely Piloted Vehicle (RPV)
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
RPV | 10 065 | 31 029 |
Het project RPV voorziet in middelen voor het verkrijgen van gevechtsinlichtingen op middelbare afstand. Hiertoe is in 1995 een verplichting aangegaan voor de levering van de «sperwer», een onbemand vliegtuigje. De totale financiële omvang van het project is € 84 miljoen. In 1999 zijn de eerste systemen afgeleverd. Eind 2001 zal de eenheid naar verwachting operationeel zijn.
Project Battlefield Management System (BMS)
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
BMS | 2 632 | 12 252 | 1 389 | 2 160 | 9 439 | 4 084 | 2 269 | 2 269 | 2 269 |
Het BMS is een systeem voor de ondersteuning van Command & Control (C2) op het niveau van het bataljon en lager. De Koninklijke Landmacht zal het BMS als eerste implementeren bij 13 Mechbrig. Afhankelijk van de resultaten wordt het BMS daarna ingevoerd bij de overige operationele eenheden. Het project (inclusief pilot) heeft een financiële omvang van € 93,7 miljoen.
Project Elektronische Oorlogsvoering (EOV) fase1
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
EOV fase 1 | 2 562 | 16 790 | 1 956 | 7 941 | 6 489 | 1 815 | 1 815 | 1 815 | 1 815 |
Dit project voorziet de Koninklijke Landmacht van middelen om vijandelijke eenheden te lokaliseren en te identificeren op basis van uitgezonden signalen. Hierbij bestaat tevens de mogelijkheid om door middel van stoor- en misleidingssignalen het gebruik van deze signalen door de tegenstander te bemoeilijken. Het project heeft een financiële omvang van € 204,4 miljoen en bevindt zich in de realisatiefase.
Project Gevechtswaarde Instandhouding Pantserrups tegen Luchtdoelen (GWI PRTL)
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
GWI PRTL | 635 | 29 999 | 18 954 | 3 630 |
Het project GWI PRTL wordt in samenwerking met Duitsland uitgevoerd. Het betreft het uitvoeren van basisonderhoud met een beperkt aantal verbeteringen (systeem aanpassingen) aan 60 stukken. Na realisatie van dit project zullen deze PRTL'n operationeel inzetbaar zijn tot ongeveer 2015. Het project heeft een financiële omvang van € 183,6 miljoen en bevindt zich in de realisatiefase.
Project Short Range Air Defence (NESRADS)
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
NESRADS | 454 |
Op basis van de Defensienota zijn de planfondsen van de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Luchtmacht voor SHORAD samengevoegd. NESRADS is niet langer een interservice project met de Koninklijke Luchtmacht, maar een KL- project dat in nauw overleg met de Koninklijke Luchtmacht wordt doorlopen. Het project NESRADS is de essentiële bouwsteen voor een integraal modulair luchtverdedigingsconcept, waarin naast Shorad lanceerinstallaties ook V(Very)SHORAD-systemen zijn opgenomen. Het project voorziet tevens in een command & control systeem en het beschikbaar krijgen en uitwisselen van actuele en adequate doelinformatie. In het kader van dit project wordt geparticipeerd in het Low Level Air Picture Interface overleg (vastgelegd in een MOU met onder andere Duitsland en de Verenigde Staten) om interoperabiliteit met de belangrijkste Navo-partners te garanderen. Op basis van een gewijzigde appreciatie van de dreiging tegen het Nederlandse grondgebied en de oprichting van een Joint Air Defence Center, is de omvang conform de Defensienota aangepast. Het project is vertraagd en heeft een financiële omvang van € 320,7 miljoen.
Project Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig (LVB)
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
LVB | 217 815 | 227 | 23 733 | 1 815 | 14 067 | 83 042 | 55 361 | 34 034 |
Het project LVB betreft de vervanging van de M113 en de Landrover/verkenning. De ontwikkeling van dit project is in samenwerking met Duitsland uitgevoerd. De verwerving van de LVB'n inclusief bewapening is voorzien in 2001. De eerste voertuigen kunnen vervolgens in 2003 worden geleverd.
Zonder het deelproject bewapening (€ 10 miljoen) en exclusief het reeds betaalde ontwikkelingsbudget (€ 10,9 miljoen) was het taakstellende budget van dit project € 200 miljoen (prijspeil 2000). Het totale project heeft een financiële omvang van € 229 miljoen (in het huidige prijspeil).
Project vervanging pantservoertuigen (Licht pantserwielvoertuig)
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Licht pantserwielvoertuig | 176 521 | 24 050 | 454 | 14 521 | 32 218 | 48 554 |
Dit project voorziet in de verwerving van kleinere pantserwielvoertuigen, waarbij zowel een versie voor algemene dienst als een anti-tankversie zijn voorzien. Het betreft een variant van het LVB voertuig. Het taakstellende budget in de begroting 2001 was € 170 miljoen. Bij het huidige prijspeil bedraagt de financiële omvang van dit project € 177 miljoen.
Project vervanging pantservoertuigen (Gepantzertes Transport Kraftfahrzeug (GTK)
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
GTK | 106 638 | 38 118 | 34 034 | 20 420 | 14 067 | 2 269 | 2 269 |
Dit project betreft de vervanging van het pantserinfanterievoertuig YPR en de afgeleide versies voor onder meer gewondentransport, commandovoering en de berging van voertuigen. Het project voorziet in de verwerving van een pantserinfanterievoertuig van het type groot wielvoertuig (GTK). Voor de deelname aan de ontwikkeling in een Engels-Duits-Nederlands samenwerkingsverband is in 2001 het contract getekend. De totale financiële omvang van dit project bedraagt € 885 miljoen.
Project vervanging pantservoertuigen (Infanterie gevechtsvoertuig)
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Project vervanging pantservoertuigen (Infanterie gevechtsvoertuig) | 908 | 227 | 1 588 | 2 269 | 4 538 | 3 630 |
Dit project betreft de vervanging van het pantserinfanteriegevechtsvoertuig YPR PRI. De financiële omvang van dit project bedraagt € 828 miljoen, waarvan de verplichting voor de serie na 2006 zal worden aangegaan. Naar verwachting zal de Kamer begin 2002 worden ingelicht over de voorstudie.
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verbetering Leopard 2 | 1 010 | 100 739 | 41 630 | 15 179 | 38 031 | 36 302 | 13 613 | 8 168 | 2 269 |
Het project Verbetering Leopard 2 wordt in een tweetal fasen uitgevoerd, waarbij eerst verbeteringen zijn doorgevoerd in de bescherming van het personeel door het aanbrengen van aanvullende bepantsering. Deze fase is vrijwel afgerond. In de tweede fase, die nu loopt, wordt de vuurkracht verbeterd door het aanbrengen van een verlengde schietbuis. Bovendien wordt verbeterde munitie verworven. De Leopard 2 is daardoor beter in staat moderne tanks uit te schakelen. De totale financiële omvang van dit project bedraagt € 355 miljoen.
Project Short Range Antitank (SRAT)
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
SRAT | 54 000 | 454 | 18 151 | 22 689 | 12 706 |
Het project voorziet in de vervanging van het huidige anti-tankwapen voor de korte afstand (AT-4) dat operationeel is verouderd. Het nieuwe systeem dient de bepantsering van de nieuwe generatie tanks en pantservoertuigen te kunnen doorboren en moet ook bij verminderd zicht kunnen worden ingezet. De totale financiële omvang van dit project bedraagt € 54 miljoen.
Project Medium Range Antitank (MRAT)
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
MRAT | 151 563 | 1 865 | 42 238 | 908 | 28 180 | 38 571 | 42 610 |
Dit project betreft de vervanging van de operationeel verouderde DRAGON en TOW-systemen bij infanterie- en verkenningseenheden en bij het Korps Mariniers. Een fire-and-forgetsysteem met een minimaal effectieve dracht van 2000 meter zal de kwetsbaarheid van het bedienend personeel verminderen. De financiële omvang van dit project bedraagt inclusief het KM-deel € 187 miljoen. Daarnaast is er voor ontwikkeling reeds € 32 miljoen uitgegeven. Onlangs is het contract getekend en de eerste systemen worden over achttien maanden geleverd.
Project Soldier Modernisation Program (SMP)
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
SMP | 12 706 | 9 983 | 3 648 | 2 278 | 10 029 | 7 714 | 6 353 | 11 345 | 8 622 |
Het SMP heeft als doel het verbeteren van de persoonlijke bescherming van de (gevechts)soldaat en de vergroting van de individuele bijdrage aan kleinere, mobieler en flexibel optredende eenheden. Invoering van SMP gerelateerde producten is noodzakelijk vanuit operationeel oogpunt. Aan het SMP-project wordt door het Korps Mariniers en de Koninklijke Luchtmacht actief deelgenomen. De totale financiële omvang van dit programma bedraagt € 109,3 miljoen.
Project Tactische Indoorsimulatie (TACTIS)
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
TACTIS | 70 631 | 617 | 299 | 12 184 | 20 465 | 16 336 | 11 798 | 7 714 |
TACTIS is een simulatiesysteem waarmee in verschillende teamsamenstellingen in een door een computer gegenereerd oefenterrein kan worden getraind. De resultaten van de gevechtsimulaties kunnen worden geëvalueerd. Aan de TACTIS-kern kunnen verschillende (wapensysteem) deelsimulatoren worden gekoppeld. De samenwerking met andere landen, met name Duitsland, is nog onderwerp van studie. De totale financiële omvang van dit project bedraagt € 74,5 miljoen.
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Vervanging M109 | 422 016 | 9 076 | 32 218 | 80 773 |
Dit project betreft de vervanging van de M109 houwitzers. Het project omvat ook de verwerving van een initieel munitiepakket extended range 155mm projectielen en heeft een financiële omvang van € 422 miljoen. De vervanging wordt uitgevoerd vanaf 2003.
Project vervanging brugleggende tank
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Vervanging brugleggende tank | 2 269 | 5 296 | 4 084 | 2 269 | 1 860 |
Dit project betreft de vervanging van de brugleggende tank Leopard 1 die thans in gebruik is bij de pantsergeniecompagnieën. De vervanging is noodzakelijk omdat de brug onvoldoende bestand is tegen de hogere belasting van de verbeterde gevechtstank Leopard 2. Het project wordt in samenwerking met Duitsland uitgevoerd. De financiële omvang van dit project bedraagt € 104 miljoen.
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Project De Peel | 35 032 | 4 538 | 18 151 | 18 151 | 13 613 |
De grondgebonden luchtverdedigingseenheden van de Koninklijke Luchtmacht en de Koninklijke Landmacht zullen worden geconcentreerd op de luchtmachtbasis De Peel. Hiertoe zullen achtereenvolgens een Joint Air Defence School en een Joint Air Defence Centre worden opgericht. Het project wordt gerealiseerd door verbouw van bestaande infrastructuur en door nieuwbouw. De totale omvang van het project bedraagt € 54 miljoen.
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
De Strijpse Kampen | 136 | 54 272 | 12 660 | 6 217 | 34 170 | 28 180 |
De eenheden van het Opleidingscentrum Rijden op het Prinses Irene Kamp te Eindhoven en de Frederik Hendrikkazerne in Venlo zullen worden geconcentreerd op de Strijpse Kampen in Oirschot. Het project is mede gefinancierd door de gemeente Eindhoven. Het project wordt volledig door nieuwbouw gerealiseerd.
Project Integrale Veiligheidszorg (IVZ)
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
IVZ | 24 232 | 30 086 | 9 710 | 23 551 | 27 681 | 22 689 | 11 526 |
De herstructurering van de Koninklijke Landmacht en de overgang naar een beroepskrijgsmacht waren aanleiding de bewaking en beveiliging van militaire objecten op een andere wijze in te richten. Doel is enerzijds het verhogen van de kwaliteit van de bewaking en anderzijds het bereiken van een personeelsreductie. Het project IVZ is gebaseerd op een nieuw concept van bewaken en beveiligen, dat bestaat uit een mengeling van organisatorische, bouwkundige en elektronische maatregelen. De totale omvang is € 117 miljoen. Van de 16 regio's die van het systeem zullen worden voorzien, zijn er 11 grotendeels gereed. Naar verwachting is het project eind 2002 afgerond.
De Koninklijke Landmacht verleent subsidies aan de stichtingen Koninklijk Nederlands Leger- en Wapenmuseum «Generaal Hoefer» (KNLW) (€ 0,718) en Jeugdwerk Duitsland (€ 0,159). Het KNLW verzamelt en bewaart voorwerpen van krijgsgeschiedkundige aard. De stichting Jeugdwerk Duitsland richt zich op de uitvoering van jeugd- en jongerenwerk ten behoeve van in Duitsland woonachtige Nederlandse kinderen. In totaal wordt een bedrag van € 0,877 miljoen aan subsidies verleend.
De ontvangstenraming van de Koninklijke Landmacht beslaat in 2002 € 58 miljoen. De geraamde ontvangsten hebben betrekking op verhaalde salaris- en ziektekosten bij ongevallen, inhoudingen wegens het verstrekken van kleding, voeding, verhuur van woningen en de terugvordering van BTW. Voorts dragen de verkoop van topografische kaarten en drukwerk en de ontvangsten uit dienstverlening hieraan bij. Waar de ontvangsten het gevolg zijn van in rekening gebrachte tarieven, zijn deze tarieven kostendekkend.
In onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de flexibiliteit van het budget. Bij de bepaling van de flexibiliteit is het genoemde speerpuntproject als juridisch verplicht verondersteld.
Bedragen x € 1 000 | |||||||
Omschrijving | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Uitgavenstand | 2 070 494 | 2 104 476 | 2 142 418 | 2 131 069 | 2 106 877 | 2 054 456 | 2 087 016 |
Juridisch verplicht | 1 260 804 | 1 154 406 | 1 139 402 | 1 143 014 | 1 118 920 | ||
– waarvan bezoldiging | 1 070 311 | 1 061 217 | 1 065 865 | 1 078 276 | 1 097 889 | ||
Speerpuntprojecten | 35 032 | 9 892 | 8 213 | 1 316 | |||
Complementaire verplichtingen | 89 253 | 90 447 | 101 448 | 130 447 | 180 400 | ||
Plannen | 757 330 | 876 323 | 857 814 | 779 679 | 787 697 | ||
Totaal flexibel | 846 582 | 966 771 | 959 262 | 910 126 | 968 096 | ||
Planflexibiliteit in % | 35 | 41 | 41 | 38 | 38 | ||
Financiële flexibiliteit in % | 40 | 45 | 46 | 44 | 46 |
Specificatie speerpuntprojecten
Bedragen x € 1 000 | |||||||
Projectomschrijving | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Verplaatsing Luchtdoelartillerie-eenheden naar «De Peel» | 35 032 | 9 892 | 8 213 | 1 316 |
Budgetflexibiliteit beleidsartikel 02 Koninklijke Landmacht
De hoofdinspanning van de Koninklijke Landmacht is en blijft de komende jaren gericht op de voorbereiding en daadwerkelijke inzet van eenheden. Met de vergroting van de parate capaciteit en de invoering van het accentmodel wordt daarvoor een goede basis gelegd. De drie gemechaniseerde brigades en de Luchtmobiele brigade vormen de hoekstenen van de Koninklijke Landmacht, van waaruit modules van bataljonsgrootte worden samengesteld voor vredesmissies of een brigade wordt aangewezen als kern van het peace-enforcing strijdmacht.
De materiële exploitatie-uitgaven vertonen de afgelopen jaren een structureel opwaarts verloop, veroorzaakt door het intensievere gebruik van materieel tijdens de uitzendingen, door het uitstellen van materieelvervangingsprojecten, door ontwikkelingen op het terrein van de informatie- en communicatietechnologie en door regelgeving op het gebied van arbeidsomstandigheden en milieu. Om de hoogst noodzakelijke behoeften te kunnen vervullen, zijn binnen het beschikbare exploitatiebudget prioriteiten gesteld.
De systematiek, waarin opleidings- en trainingsactiviteiten van 1(GE/NL)Corps worden gekwantificeerd, wordt verder uitgewerkt. Vervolgens wordt onderzocht in welke mate de activiteiten het uitgavenniveau bepalen.
De grote differentiatie in producten en diensten van het NATCO maakt het lastig om zinvolle en meetbare prestatiegegevens te ontwikkelen. De operationele taken van het NATCO komen grotendeels tot uitdrukking in het beschikbaar zijn van operatieplannen voor verschillende eventualiteiten. Voor ondersteunende taken wordt de prioriteit gelegd bij het inzichtelijk maken van de bevoorradingsactiviteiten, omdat deze van invloed zijn op de operationele gereedheid van 1(GE/NL)Corps. Het traject dat door het NATCO is ingezet voor het ontwikkelen van prestatiegegevens wordt beproefd en zal naar verwachting in 2003 tot resultaten leiden.
In het kader van de ontwikkeling van prestatiegegevens voor het COKL worden de gehanteerde productcategorieën heroverwogen. In de nieuwe aanpak wordt de relatie tussen het product van het COKL, de individueel opgeleide leerling en trainingsondersteuning van 1(GE/NL)Corps, en het product van de Koninklijke Landmacht, operationeel gerede eenheden, benadrukt. Het ontwikkelen van de prestatiegegevens wordt in 2002 in samenhang bezien en beproefd. Naar verwachting kunnen de eerste resultaten in de begroting 2003 worden gepresenteerd.
Beleidsartikel 03 Koninklijke Luchtmacht
De Koninklijke Luchtmacht levert met luchtstrijdkrachten een bijdrage aan de hoofddoelstellingen van de krijgsmacht:
1. de bescherming van de integriteit van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba;
2. de bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;
3. ondersteuning van de civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.
De Koninklijke Luchtmacht levert slagkracht in de vorm van Airpower. Met haar wapensystemen is zij in staat het luchtruim te domineren en daarmee vrijheid van handelen te creëren voor operaties vanuit de lucht, te land en ter zee. Het luchtwapen kan zich door zijn reactiesnelheid, bereik, snelheid en mobiliteit goed aanpassen aan wisselende omstandigheden.
Nader geoperationaliseerde doelstellingen
De operationele doelstellingen, waaraan de Koninklijke Luchtmacht dient te voldoen, worden weergegeven in de vorm van operationeel inzetbare eenheden. Uit de doelstellingenmatrix blijkt hoeveel eenheden (kwantiteit) binnen welke termijn (reactietijd) beschikbaar zijn. Uitgangspunt daarbij is binnen de aangegeven reactietijd steeds de gereedheid te leveren benodigd voor het gehele geweldsspectrum (kwaliteit).
Gereedheidstermijn | HRF | FLR/LTBF | ||
Type eenheid | Totale capaciteit | direct inzetbaar | op korte termijn inzetbaar | op lange termijn inzetbaar |
squadron jachtvliegtuigen | 6 | 3 | 3 | |
squadron Gevechtshelikopters | 2 | 2 | ||
squadron Transporthelikopters | 2 | 2 | ||
squadron Light Utility Helikopters | 1 | 1 | ||
squadron Lutra tankervliegtuigen | 1 | 1 | ||
triad squadron | 4 | 2 | 1 | 1 |
air Operations Control Station | 1 a) | 1 |
HRF = High Readiness Forces, FLR = Forces of Lower Readiness, LTBF = Long Term Build-up Forces
– voor alle nationale taken zijn alle eenheden van het ressort TL op korte termijn beschikbaar
a) inclusief radar post noord
Ten aanzien van de gevechts- en transporthelikopters wordt opgemerkt dat de Tactische Helikopter Groep Koninklijke Luchtmacht (THGKLu) nog niet volledig inzetbaar is als gevolg van de gefaseerde instroom van de helikopters en de vulling van de organisatie. De planning is dat eind 2003 de Operationele Gereedheids Status (OGS) als 11e Air Manoeuvre Brigade (THGKLu en Luchtmobiele Brigade) wordt bereikt. Delen van de THGKLu kunnen echter wel worden ingezet ter ondersteuning van de eenheden van de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Marine, om voorwaarden te scheppen voor het optreden van die eenheden.
Veranderdoelstellingen Defensienota 2000
De maatregelen uit de Defensienota 2000 versterken het vermogen van de Koninklijke Luchtmacht haar taken uit te voeren in samenwerking met andere krijgsmachtdelen (joint) en in samenwerking met andere luchtmachten (combined). Daarvoor zijn de volgende veranderdoelstellingen geformuleerd.
Verbetering inzetbaarheid/voortzettingsvermogen van Reaction Force (RF)-squadrons
Door verdeling van de verkenningscapaciteit van het 306 squadron over de drie RF-squadrons ontstaan drie gelijkwaardige RF-squadrons op de MOB's zodat deze eenheden zonodig organiek kunnen worden uitgezonden. Dit heeft voordelen op het gebied van training, voortzettingsvermogen en inzetbaarheid. De doelmatigheid wordt groter.
Conform het Kabinetsbesluit – naar aanleiding van het aannemen van een motie door de Kamer – wordt het aantal vliegtuigen op 108 gehandhaafd. Het 306 squadron op de vliegbasis Volkel blijft bestaan maar wordt omgevormd tot opleidingssquadron. Het 306 squadron zal per 1 november 2001 de opleidingstaak overnemen van het 313 squadron van de vliegbasis Twente. Dit squadron wordt omgevormd tot een volwaardig Main Defence Force-(MDF)squadron en wordt eind 2002 operationeel aangeboden aan de Navo.
Versterking van de inzetbaarheid en voortzettingsvermogen THG
De vergroting van de inzetbaarheid en het voorzettingsvermogen van de Tactische Helikopter Groep (THG) door uitbreiding met ongeveer 300 functies in de periode 2001–2003. De THG zal vanaf eind 2003 geheel inzetbaar zijn.
Verbetering generieke capaciteit gevechtshelikopters
Hieronder vallen projecten zoals zelfbescherming, second generation Forward Looking Infra Red (FLIR) en de Longbow. Aan zelfbescherming en second generation FLIR is vooralsnog de hoogste prioriteit toegekend.
Verbetering zelfbescherming transporthelikopters
De ervaringen met de inzet van de Chinook- en Cougartransporthelikopters hebben geleid tot een versnelling van de reeds geplande verwerving van elektronische zelfbeschermingsmiddelen. In 2004 moeten alle transporthelikopters uitgerust zijn met elektronische zelfbeschermingsmiddelen. Zie ook project «zelfbescherming transporthelikopters» onder «investeringen».
Opheffing 336 squadron op de Nederlandse Antillen, afstoting twee F-27M vliegtuigen
Het 336 squadron is inmiddels opgeheven. De twee Fokker 27M vliegtuigen zijn nog niet verkocht.
Vergroting doelmatigheid door integratie opleidingen in operationeel squadron
De integratie van het opleidingssquadron van de Groep geleide wapens in één van de vier operationele squadrons is in 2001 reeds gerealiseerd.
Concentratie van de grondgebonden luchtverdediging op luchtmachtbasis De Peel
In samenhang met de concentratie van de luchtverdediging van de Koninklijke Luchtmacht en de Koninklijke Landmacht op luchtmachtbasis De Peel zijn volgens plan de objectgebonden luchtverdedigingssquadrons van de vliegbases Leeuwarden en Twente opgeheven. Het personeel is reeds zoveel mogelijk elders in de organisatie ondergebracht. Het materieel zal worden afgestoten.
Veranderdoelstellingen personeel
Om een maximaal wervingsresultaat te bereiken wordt de totale keten van het personeelsvoorzieningproces in eigen beheer genomen. Naast de reguliere inspanningen richt het project BBT-Optimaal zich op scholingstrajecten voor instroom (225 personen in 2001), doorstroom (circa 200 personen) en uitstroom (circa 800 personen).
Om de vereiste aantallen BBT-militairen te kunnen opleiden voor de eerste functie, dient de opleidingscapaciteit van de Koninklijke Luchtmacht te worden vergroot. Daarbij wordt op grote schaal gebruik gemaakt van computerondersteund onderwijs Advanced Distributed Learning (ADL). Het Project HRS Fase 2 licht alle functiegebieden door, waarbij wordt bezien of functie-eisen nog voldoen en de samenhang tussen functies zichtbaar wordt gemaakt. Resultaten van ADL en HRS Fase 2 bevorderen de persoonlijke ontwikkeling en de gewenste loopbaan van individuele militairen.
Door het bieden van uitdagende functies, goede arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden wordt beoogd het niet-regulier verloop onder BOT- en BBT-militairen te beperken. Naast de algemene maatregelen op het gebied van de ARBO-wet en de combinatie van arbeid en zorg worden extra gelden vrijgemaakt om gekwalificeerd en schaars personeel te kunnen behouden. Dit geschiedt door flexibilisering van de loonstructuur, het verstrekken van bindings- en behoudpremies en salarisverhoging van specifieke groepen.
De motivatie van het personeel wordt bevorderd door vergroting van de betrokkenheid, intensieve communicatie, het bieden van ontplooiingsmogelijkheden en vergroten van de mogelijkheden tot het combineren van arbeid en zorg. Periodiek wordt een recent ontwikkeld en gevalideerd tevredenheidsonderzoek gehouden onder alle personeelsleden.
bedragen x € 1 000 | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Personele maatregelen | 4 452 | 13 998 | 10 601 | 11 269 | 12 422 | 13 358 | 15 400 |
Budgettaire gevolgen van het beleid
De financiële middelen die aan de Koninklijke Luchtmacht ter beschikking staan voor het realiseren van de operationele doelstellingen zijn in de volgende tabel opgenomen.
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verplichtingen (x € 1000) | 1 081 995 | 1 554 857 | 1 539 212 | 1 471 565 | 979 054 | 1 423 677 | 3 311 736 |
Uitgaven (x € 1000) | |||||||
Apparaatsuitgaven | |||||||
Tactische Luchtmacht | 410 330 | 417 231 | 410 019 | 415 024 | 419 690 | 410 843 | 406 185 |
Decentrale ondersteunende eenheden | 166 258 | ||||||
Logistiek Centrum Koninklijke Luchtmacht (LCKLu) | 111 967 | 115 618 | 119 536 | 116 617 | 120 432 | 116 682 | |
Koninklijke Militaire School Luchtmacht (KMSL) | 73 479 | 73 219 | 72 572 | 72 271 | 72 561 | 73 507 | |
Staf Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten (Staf BDL) | 353 023 | 356 898 | 342 701 | 337 839 | 342 738 | 361 424 | 358 471 |
Totaal Apparaatsuitgaven | 929 611 | 959 575 | 941 557 | 944 971 | 951 316 | 965 260 | 954 845 |
Investeringen | |||||||
Vliegtuigmaterieel (inclusief F-16) | 51 666 | 52 759 | 37 721 | 22 141 | 13 813 | 38 224 | 155 486 |
Vervoermiddelen | 5 866 | 14 008 | 20 760 | 20 604 | 21 784 | 14 659 | 14 932 |
Elektrisch en elektronisch materieel | 57 979 | 68 288 | 67 695 | 98 034 | 85 617 | 101 641 | 90 996 |
Bewapeningsmaterieel | 19 788 | 17 945 | 11 198 | 40 941 | 63 847 | 77 664 | 75 736 |
Springstoffen en munitie | 2 940 | 2 751 | 3 217 | 38 390 | 36 439 | 7 079 | |
Overig materieel | 6 462 | 14 767 | 13 015 | 7 658 | 6 741 | 6 650 | 5 879 |
Infrastructuur | 71 033 | 67 609 | 70 971 | 72 126 | 66 694 | 57 936 | 62 422 |
Luchtmobiele brigade | 156 599 | 149 895 | 149 855 | 21 610 | 22 448 | 18 902 | 10 886 |
Totaal investeringen | 372 333 | 388 022 | 374 432 | 321 504 | 317 383 | 322 755 | 416 337 |
Totale uitgaven | 1 301 945 | 1 347 598 | 1 315 989 | 1 266 475 | 1 268 699 | 1 288 016 | 1 371 182 |
Ontvangsten (x € 1000) | |||||||
Totale ontvangsten | 72 466 | 38 097 | 38 097 | 38 097 | 38 097 | 38 097 | 38 097 |
De Koninklijke Luchtmacht beschikt voor het realiseren van bovenstaande doelstellingen over de volgende organisatiestructuur:
Het ressort Tactische Luchtmacht (TL) bestaat uit een staf TL en de operationele onderdelen van de Koninklijke Luchtmacht. Voor operaties met de F-16 beschikt het ressort TL over de vliegbases Leeuwarden, Twente en Volkel (de drie «Main Operating Bases»). De Tactische Helikoptergroep KLu (THGKLu) is gestationeerd op respectievelijk de vliegbases Soesterberg en Gilze-Rijen. De transportvliegtuigen zijn gestationeerd op vliegbasis Eindhoven. Naast de vliegende eenheden beschikt het ressort TL ook over grondgebonden luchtverdedigingsmiddelen. Deze zijn gestationeerd bij de Groep Geleide Wapens KLu op de luchtmachtbasis De Peel. De luchtverkeersleiding en de gevechtsleiding zijn in handen van het Air Operations Control Station Nieuw-Milligen (AOCS NM).
Het ressort TL levert de operationele prestatie van de Koninklijke Luchtmacht in de vorm van operationeel inzetbare eenheden. Het ressort TL heeft als hoofdactiviteiten het inzetgereed maken en houden van de operationele eenheden. Hiertoe dienen de eenheden te voldoen aan specifieke gereedheidseisen, waarvoor zij een op het wapensysteem gericht jaarlijks oefenprogramma (JOP) uitvoeren. Dit JOP bestaat uit dagelijkse specifieke trainingen en deelname aan oefeningen binnen en buiten Navo verband. Het JOP voldoet aan de eisen die de Navo stelt aan de verschillende eenheden, wapensystemen en middelen.
De jachtvliegtuigen zijn gestationeerd op de vliegbases Leeuwarden, Twente en Volkel. Alle squadrons beschikken vanaf 2002 over gemoderniseerde vliegtuigen (Mid Life Update-MLU).
De helikoptervloot van de Koninklijke Luchtmacht is (met uitzondering van de Search & Rescue-eenheid (SAR)) ingedeeld bij de Tactische Helikoptergroep KLu (THGKLu) die is gestationeerd op de vliegbases Soesterberg en Gilze-Rijen. De THGKLu doorloopt ter voorbereiding op de Operationele Gereedstelling (OGS) in 2003 een opwerkprogramma. De THGKLu oefent regelmatig samen met 11 Luchtmobiele brigade, welke doorgaans in Multi National Division Central (MND-C) verband plaatsvinden. Deze oefeningen zijn veelal in het buitenland. Daarnaast vinden in het kader van de OGS enkele grootschalige oefeningen plaats. Tenslotte neemt THGKLu deel aan enkele kleinere oefeningen met Navo en Partnerschap voor Vrede (PvV)-partners. Naast de genoemde helikopters beschikt de vliegbasis Leeuwarden nog over een SAR-eenheid uitgerust met drie AB-412 helikopters.
De vastvleugelige luchttransportvloot van de Koninklijke Luchtmacht is ondergebracht bij het 334 Squadron op de vliegbasis Eindhoven. Ten behoeve van de diverse luchttransporttaken en het bijtanken van jachtvliegtuigen in de lucht beschikt het squadron over twee KDC-10, twee C-130H-30 Hercules, vier F-60U Fokker, twee F-50 Fokker toestellen en één G-IV Gulfstream. Luchttransport staat ten dienste van de gehele krijgsmacht en omvat zowel strategische als tactische verplaatsingen van militair personeel en materieel. Luchttransport betreft tevens het transporteren van leden van het Koninklijk Huis, het Kabinet en functionarissen van departementen en andere Navo-krijgsmachten. Voorts kunnen de KDC-10's voor air-to-air refueling worden ingezet. Verder kan de transportvloot worden ingezet voor droppings van parachutisten van het Korps Mariniers (KM) en het Korps Commandotroepen (KL). Ook wordt de transportvloot ingezet voor nationale en internationale humanitaire hulpverlening, medische evacuatie (MEDEVAC) en vluchten in het kader van ontwikkelingssamenwerking.
De Grondgebonden Luchtverdediging (GLVD)-eenheden van de Groep Geleide Wapens KLu (GGWKLu) hebben hun thuisbasis op de luchtmachtbasis De Peel. De slagkracht van de GLVD in casu de GGWKLu wordt gevormd door de vier operationele TRIAD-squadrons waarbinnen sprake is van geïntegreerd optreden van Patriot-, HAWK- en Stingersystemen.
Air operations control station
Het Air Operations Control Station (AOCS) te Nieuw-Milligen staat onder nationaal bevel van de Commandant Tactische Luchtmacht. Het AOCS bestaat uit het Control and Reporting Centre (CRC) en het Military Air Traffic Control Centre (MilATCC).
Het CRC is een «Nato Command Force» en staat als zodanig onder operationeel bevel van de Navo. Het CRC bewaakt permanent de integriteit van het Nederlandse luchtruim. Tevens ondersteunt het CRC via gevechtsleiding de oefenprogramma's van de squadrons van de drie Main Operating Bases (MOB's) en GGWKLu. Het CRC is tevens de Navo- en nationale alarmeringsinstantie.
Het MilATCC levert de luchtverkeersleiding en vluchtinformatie voor delen van het Nederlands luchtruim. Tevens vindt coördinatie plaats tussen de militaire en civiele luchtverkeersbeveiligingsinstanties over het gebruik van het luchtruim. Evenals het CRC heeft het MilATCC een opleidingstaak voor zijn eigen luchtverkeersbeveiligingspersoneel.
De beschreven activiteiten van de TL bestaan onder meer uit oefeningen, onderhoud en het beschikbaar stellen en realiseren van vlieguren. In de onderstaande tabel zijn vlieg(oefen)uren en mens(oefen)dagen per type eenheid weergegeven:
Omschrijving | Meeteenheid | Realisatie 2000 | Vermoedelijke uitkomsten 2001 | Raming 2002 |
Jachtvliegtuigen | Vlieguren | 19 756 | 22 000 | 22 000 |
Gevechtshelikopters (*) | Vlieguren | 1 576 | 3 200 | 4 600 |
Transporthelikopters | Vlieguren | 4 379 | 6 850 | 6 850 |
LUH-helikopters (**) | Vlieguren | 3 628 | 4 400 | 3 400 |
SAR-helikopters | Vlieguren | 1 044 | 1 050 | 1 050 |
Luchttransport | Vlieguren | 7 011 | 7 800 | 8 000 |
Geleide wapens | Mensoefendagen | 15 307 | (***) | (***) |
* De vliegurenprognose van de gevechtshelikopters vertoont als gevolg van het ingebruik nemen van de Apaches een stijgende lijn.
** De vliegurenprognose van de LUH-helikopters toont vanwege de uitfasering van de BO-105 en het opwerken/opleiden van de bemensing voor de (gewenste) vervanger een grillig verloop
*** Met betrekking tot de geleide wapens zijn geen geschikte meeteenheden voorhanden (mensoefendagen blijken in de praktijk niet goed meetbaar). Thans wordt gewerkt aan een prestatie-indicator met bijbehorende meeteenheid voor de begroting 2003.
Logistiek Centrum Koninklijke Luchtmacht
Het ressort Logistiek Centrum Koninklijke Luchtmacht (LCKLu) is verantwoordelijk voor de ondersteuning op het gebied van instandhouding en bevoorrading. Het LCKLu bestaat naast de staf uit een drietal divisies, de Logistieke Divisie Woensdrecht, de Logistieke Divisie Rhenen en de Divisie Wapensysteem Ondersteuning.
De activiteiten van het LCKLu moeten ervoor zorgen dat de eenheden van de Koninklijke Luchtmacht op materieel gebied kunnen voldoen aan de operationele doelstellingen. De taken voor het LCKLu omvatten het vernieuwen, instandhouden en verbeteren van de wapen- en overige systemen van de eenheden van de Koninklijke Luchtmacht en het beschikbaar stellen van de materiële middelen die nodig zijn om het materieel in gebruiksgerede staat te brengen en te houden. De systemen waar de activiteiten betrekking op hebben betreffen F-16 jachtvliegtuigen, helikopters, lesvliegtuigen, geleide wapens en overige systemen. Tevens beheert het LCKLu de munitie van de Koninklijke Luchtmacht en zorgt voor een adequate bevoorrading van operationele en ondersteunende eenheden.
De activiteiten van het LCKLu zijn de volgende:
– het verrichten van correctief en preventief onderhoud en installatiewerkzaamheden bij de overige ressorts;
– het modificeren en aanmaken van materieel in opdracht van de staf BDL ten behoeve van het verbeteren van de inzetbaarheid van de eerder genoemde wapensystemen;
– het tegen minimale kosten en op eerste oproep ter beschikking stellen aan het ressort TL van bruikbaar materieel.
De activiteiten in 2002 zijn weergegeven in onderstaande tabel.
Omschrijving | Meeteenheid | |
Onderhoud | (Projecten en fase onderhoud) | Aantallen |
F-16 | Pacer WINDMILL | 4 |
FACE stand alone | 3 | |
TROEP | NTB | |
LTF Pacer Amstel | 1 | |
LTF M3 (uncl. Amstel HP) | 1 | |
Pacer Amstel (HP) | 4 | |
F-100 Motormodule onderhoud | 181 | |
PC-7 | Fase inspecties | 27 |
AHRS en mode S | 13 | |
Chinook | Fase inspecties | 4 |
EZB | 4 | |
HF-radio | 1 | |
Thomson radio | 4 | |
HUMS | 6 | |
Cougar | Fase inspecties | 5 |
EZB | 2 | |
HF-radio | 2 | |
BO-105 | Fase inspecties | 7 |
HAWK | LMK launcher | 17 |
Omschrijving | ||
Groothandel | meeteenheid | Streefwaarden |
Kringloop artikelen F-16 | Servicegraad | 75% |
Kringloop artikelen Helikopters | Servicegraad | 60% |
Kringloop artikelen overige systemen | Servicegraad | 60% |
Herbevoorrading F-16 | Servicegraad | 85% |
Herbevoorrading Helikopters | Servicegraad | 75% |
Herbevoorrading overige systemen | Servicegraad | 75% |
Koninklijke Militaire School Luchtmacht
Het ressort Koninklijke Militaire School Luchtmacht (KMSL) verzorgt de initiële en niveau-opleidingen van onderofficieren, korporaals en manschappen, alsmede de technische opleidingen en de coördinatie van alle opleidingen van de Koninklijke Luchtmacht. Voorts geeft dit onderdeel de Elementaire Militaire Vliegopleiding voor alle vliegers van de Nederlandse krijgsmacht.
De activiteiten van de KMSL, gevestigd op de vliegbasis Woensdrecht, zorgen ervoor dat de eenheden van de Koninklijke Luchtmacht in personeel opzicht voldoen aan de eisen om de operationele doelstellingen te kunnen realiseren.
Omschrijving | Meeteenheid | Raming 2002 |
Initiële opleidingen | LLCW (*) | 12 000 |
Initiële vliegopleiding | LLVU (**) | 4 500 |
Overige opleidingen | LLCW (*) | 13 000 |
(*) LeerLing CursusWeken
(**) LeerLing VliegUren
In het jaar 2000 en 2001 werd nog geen gebruik gemaakt van deze prestatie-indicatoren.
Staf Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten
Het ressort Staf Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten (Staf BDL) bestaat uit de Bevelhebber (BDL), de Plaatsvervangend Bevelhebber, de Directie Materieel Koninklijke Luchtmacht (DMKLu), de Directie Personeel Koninklijke Luchtmacht (DPKLu), de Directie Control Koninklijke Luchtmacht (DCKLu) en het Korps Luchtmachtstaf (KLS).
De activiteiten van de Staf BDL beogen zodanige richtlijnen voor het beleid te creëren dat de eenheden van de Koninklijke Luchtmacht in materieel en personeel opzicht voldoen aan eisen om de operationele doelstellingen te realiseren.
Het beleid is gericht op verbetering van het bestaande materieel, opheffing van tekortkomingen en vervanging van verouderd materieel door modern hoogwaardig materieel.
Op basis van een algehele projectactualisering heeft een nadere prioriteitsstelling plaatsgevonden die tot aanpassingen van de diverse projectramingen en investeringsplannen heeft geleid. In het onderstaande wordt inzicht gegeven in de belangrijkste investeringsprojecten, dit zijn:
Project F-16 MLU (Mid Life Update)- ontwikkeling, productie en inbouw;
Project F-16 Nachtzicht- en laserdoelaanstralingsapparatuur;
Project Transporthelikopters zelfbescherming;
Project F-16 Vervanging;
Project Apache 64 D generieke capaciteitsverbeteringen;
Unmanned Aerial Vehicles (UAV's);
Project F-16 Missile Approach Warnings System;
Project F-16 Aanvulling bewapening;
Project Vliegtuigbrandbestrijdingsvoertuigen;
Project F-16 Luchtverkenning;
Project F-16 Link-16;
Project Naderingsapparatuur (MASS);
Project Landingsapparatuur (ILS);
Project Netherlands Armed Forces Integrated Network (NAFIN);
Project Air Command and Control Systems (ACCS);
Project KLUIM (Klu Implementatie Middenlaag);
Project F-16 ALQ-131 Update;
Project Patriot PDB-5/SD5;
Project HAWK vervanging;
Project Patriot PAC-3;
Project F-16 Verbetering Lucht-Grond bewapening;
Infrastructuur LCKLu en
Project Luchtmobiele Brigade.
Project F-16 MLU (Mid Life Update)-ontwikkeling, productie en inbouw
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
F-16 MLU | 17 567 | 7 760 | 10 029 | 17 567 | 7 760 | 10 029 | 5 899 | 681 | 681 |
De operationele capaciteit en de inzetmogelijkheden van de F-16 gevechtsvliegtuigen worden verbeterd door het uitvoeren van het MLU-programma. Dit project is verlengd ten gevolge van het aanhouden van achttien extra F-16 vliegtuigen en zal nu in 2003 worden afgerond. Op grond hiervan zijn de uitgaven anders gefaseerd en in lijn gebracht met de voorliggende betalingsschema's voor het project MLU F-16 productie en inbouw.
Project F-16 Nachtzicht- en laserdoelaanstralingsapparatuur
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
F-16 MLU gerelateerde projecten | 16 921 | 15 681 | 14 300 | 16 921 | 15 681 | 14 300 |
In aanvulling op het MLU-programma wordt nachtzicht- en laserdoelaanstralingsapparatuur aangeschaft. De levering van de laserdoelaanstralingsapparatuur is inmiddels voltooid. Het leverschema van de nachtzichtapparatuur is aangepast, waardoor tevens het betalingsschema is herfaseerd. Voor deze gerelateerde projecten zijn fondsen tot en met 2002 in de begroting voorzien.
Project Transporthelikopters zelfbescherming
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Transporthelikopters zelfbescherming | 37 654 | 6 117 | 16 239 | 9 477 | 11 352 | 586 |
Zoals in de Defensienota 2000 is aangegeven dienen transporthelikopters te worden voorzien van zelfbeschermingsmiddelen die het personeel afdoende beschermen. Daartoe dienen de transporthelikopters te worden voorzien van zelfbeschermingsmiddelen, zoals in recente operaties is aangetoond en onder meer is verwoord in de Ace Forces Standards (AFS). Naar aanleiding van de Kosovo-crisis is vanaf 1999 begonnen met het aanbrengen van noodzakelijke zelfbeschermingsmaatregelen op de Chinooks. Momenteel worden alle Cougars en Chinooks met zelfbeschermingsapparatuur uitgerust. De contracten zijn inmiddels afgesloten en het project wordt conform plan in 2004 afgerond.
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
F-16 Vervanging | 12 071 | 24 550 | 26 365 | 128 420 |
Na uitvoering van het MLU-programma zal de F-16 operationeel en technisch nog een aantal jaren in staat zijn als een volwaardig en modern gevechtsvliegtuig te opereren. Vanaf omstreeks 2010 zal echter het einde van de operationele, technische en economische levensduur van de F-16 worden bereikt. Om deze reden is het noodzakelijk dat de F-16 wordt vervangen. De voorbereiding op de besluitvorming over de vervanging van de F-16 betreft onder meer de beoordeling van de effectiviteit en de kosten van de kandidaten, een onderzoek naar de participatiemogelijkheden van Nederlandse bedrijven in de (door)ontwikkeling van de kandidaten en, tenslotte, een brede politieke beoordeling van alle relevante aspecten. Hoewel hierover van Amerikaanse zijde geen officiële mededelingen zijn gedaan, bestaat de mogelijkheid dat het begin van de Engineering Manufactoring Development (EMD)-fase van het Joint Strike Fighter (JSF)-programma verder wordt uitgesteld. Dit hangt vooral samen met de uitkomsten van de «Quadrennial Defense Review» in de Verenigde Staten en de beslissingen die op grond daarvan worden genomen over de toekomst van de drie grote vliegtuigprogramma's (F-22, F/A-18E/F en JSF). Met het oog hierop is besloten de fondsen voor de vervanging van de F-16 door te schuiven.
Project Apache 64D generieke capaciteitsverbeteringen
Mede naar aanleiding van Amerikaanse ervaringen tijdens het Kosovo-conflict doet zich een aantal ontwikkelingen voor op het gebied van de capaciteitsverbetering van de Apache 64D. Het betreft onder meer zelfbescherming, doeldetectie en -identificatie (radar en infrarood) enbewapening, waarbij zelfbescherming de hoogste prioriteit krijgt. Elektronische zelfbescherming was reeds in de behoeftestelling voor de bewapende helikopter meegenomen, maar destijds was geen geschikt pakket leverbaar.
Unmanned Aerial Vehicles (UAV's)
Op het gebied van inlichtingenvergaring bestaat binnen de Navo een aanzienlijk capaciteitsprobleem. Onvoldoende inlichtingencapaciteit leidt tot een onvolledig overzicht van met name mobiele doelen. UAV's kunnen een oplossing bieden voor dit tekort. De Koninklijke Luchtmacht oriënteert zich op de mogelijkheden van «surveillance»-UAV's voor operaties op middelbare hoogte. De Franse luchtmacht richt zich op een zelfde soort UAV-capaciteit als de Koninklijke Luchtmacht. Derhalve worden de mogelijkheden voor samenwerking met de Franse luchtmacht verkend. De behoeftestelling (DMP A-brief) zal naar verwachting in 2002 worden aangeboden aan de Kamer.
Project F-16 Missile Approach Warnings System
Voor de bescherming van F-16's tegen infraroodraketten was de aanschaf van een Missile Approach Warnings System (MAWS) voorzien. Vanwege gewijzigde prioriteiten is dit project stopgezet.
Project F-16 Aanvulling bewapening
Tijdens de operatie «Allied Force» zijn lucht-grondwapens ingezet. Deze wapens dienen te worden aangevuld. De verwervingsvoorbereiding is afgerond, de wapens worden via de Amerikaanse overheid (FMS-systematiek) aangeschaft. Gezien de politieke discussie rond clusterwapens worden vooralsnog de verbruikte clusterwapens niet aangevuld.
Project Vliegtuigbrandbestrijdingsvoertuigen
Deze voertuigen van de Koninklijke Luchtmacht en Koninklijke Marine voldoen als gevolg van technische veroudering en aanscherping van de regelgeving niet meer aan de eisen. De behoefte voor de bedrijfsmatige vervanging van deze voertuigen is begin 2000 gesteld, waarna het project is gemandateerd aan de Koninklijke Luchtmacht. Bij de verwerving wordt intensief samengewerkt met de NV Luchthaven Schiphol, die ook behoefte heeft aan vergelijkbare voertuigen. Zoals gemeld in de eerste suppletore begroting 2001 valt het project duurder uit dan geraamd. De verwervingsvoorbereiding is inmiddels afgerond en het contract is in mei 2001 getekend. Aflevering vindt plaats in de periode 2002–2004.
Elektrisch en elektronisch materieel
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
F-16 Luchtverkenning | 29 632 | 12 751 | 16 881 |
Voor de uitvoering van de luchtverkenningstaak beschikt de Koninklijke Luchtmacht thans over de systemen Orpheus en MARS. Deze systemen zijn echter technisch en operationeel verouderd en dienen te worden vervangen. Gedurende het verwervingstraject bleek dat het realiseren van een «near real time» capaciteit en de daarbij behorende grondstations voor het project Luchtverkenningssysteem (LVS) kostbaar is. Hierdoor vielen de verwachte uitgaven voor LVS ongeveer € 70 miljoen tot € 90 miljoen hoger uit dan begroot. Vanwege deze kostenstijging en vanwege de financiële krapte was het noodzakelijk prioriteiten te stellen en werd afgezien van het oorspronkelijke project LVS. Voor luchtverkenning wordt thans een nieuwe beleidsvisie ontwikkeld, waarin tevens een standpunt wordt opgenomen over de rol van het onbemande verkenningsvliegtuig. Inmiddels zijn de fondsen voor luchtverkenning (voormalig LVS) in neerwaartse richting bijgesteld.
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
F-16 Link 16 | 76 371 | 45 378 | 7 260 | 7 987 | 15 973 | 21 827 | 20 692 | 20 692 |
Het betreft hier een tactische datalink voor snelle en accurate informatievoorziening. Om het gebruik van Link-16 mogelijk te maken, dienen F-16's te worden aangepast door middel van Link-16 modificatiepakketten. Ook zal vliegtuig- en grondapparatuur (Link-16 terminals) worden aangeschaft. Hiertoe zijn fondsen in de begroting opgenomen. De integratie in het F-16 wapensysteem zal via vliegtuigsoftware (versie M3) worden verzorgd.
Project Naderingsapparatuur (MASS)
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Naderingsapparatuur (MASS) | 108 | 46 242 | 108 | 822 | 8 950 | 22 997 | 13 472 |
Om de vliegveiligheid voor het luchtverkeer rondom een vliegbasis te garanderen, is goede naderingsapparatuur nodig. De rondzoekradars zijn aan het einde van hun operationele en technische levensduur. De aanschaf van nieuwe, geavanceerde radars en een radardatanetwerk (het Military Approach and Surveillance System (MASS)) voorziet in vervanging en verbetert de interoperabiliteit inzake de bewaking van het militair/civiele luchtruim. In 1997 is het project aan de Koninklijke Luchtmacht gemandateerd. In de verwervingsvoorbereidingsfase, na afronding van de contractonderhandelingen, bleek een aanzienlijke kostenstijging. Deze kostenstijging wordt voornamelijk veroorzaakt door prijsbijstelling en een verhoging van het BTW-tarief.
Project Landingsapparatuur (ILS)
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
ILS | 12 797 | 4 084 | 8 803 | 8 077 |
Om onder alle weersomstandigheden de veiligheid tijdens de landing van vliegtuigen te waarborgen is goed functionerende landingsapparatuur van groot belang. Vervanging van de huidige sterk verouderde landingsapparatuur is daarom noodzakelijk. Daarom wordt een aantal zogeheten Instrument Landing Systems (ILS), inclusief de vliegtuigcomponent, aangeschaft. In 2000 is het project aan de Koninklijke Luchtmacht gemandateerd. Contracttekening wordt in 2001 verwacht. Realisatie van dit project is conform plan in 2003 voorzien.
Project Netherlands Armed Forces Integrated Network (NAFIN)
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
NAFIN | 2 345 | 2 345 | 11 234 | 17 017 | 10 845 |
Het project NAFIN omvat een geïntegreerd telecommunicatienetwerk ten behoeve van de gehele Defensie-organisatie. De structuur bestaat uit drie lagen: een transmissielaag, een schakellaag en een dienstenlaag. Het netwerk vervangt alle bestaande interlokale statische communicatienetwerken, zowel ten behoeve van spraak- als datacommunicatie. Het project wordt als SSM/SSP-project door de Koninklijke Luchtmacht geleid en zal in 2002 worden afgerond.
Project Air Command and Control Systems (ACCS)
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
ACCS | 1 316 | 8 622 | 2 042 | 2 269 |
De huidige Command en Control-systemen van de Navo zijn sterk verouderd. Het ACCS-project betreft de modernisering van deze systemen. De oplevering van het nieuwe onderkomen van het CRC zal in 2004 worden voltooid, waarna installatie van ACCS-apparatuur kan plaatsvinden. De Koninklijke Luchtmacht gaat vooralsnog uit van een projectperiode 2003–2007. De gereserveerde fondsen betreffen het nationale deel van dit Navo-project.
Project KLUIM (KLu Implementatie Middenlaag)
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Kluim | 13 465 | 12 388 | 8 531 | 13 465 | 22 205 | 9 166 |
Dit project heeft tot doel het aanleggen van een ICT-architectuur om administratieve en operationele informatie binnen onderdelen van de Koninklijke Luchtmacht te distribueren. Tevens voorziet KLUIM in de koppeling naar NAFIN teneinde aldus landelijke koppelingen tot stand te brengen. De uitvoering van dit project vormt de ruggengraat voor de verdere herstructurering van de informatievoorziening binnen de Koninklijke Luchtmacht. De realisatie van KLUIM loopt tot 2003.
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
F-16 ALQ-131 Update | 1 361 | 3 086 | 33 580 | 28 271 |
Dit project betreft de aanpassing van de capaciteiten van het stoorsysteem om aan de technisch en operationeel evoluerende dreiging weerstand te kunnen bieden. Bij de fasering wordt voorrang gegeven aan de invulling van de Reaction Force-behoefte. De verplichtingen zullen in 2003 worden aangegaan.
De dreiging van geavanceerde lucht-grondraketten en kruisvluchtwapens neemt toe. De Patriot is momenteel in de Navo het enige luchtverdedigingssysteem dat bescherming biedt tegen Tactical Ballistic Missiles (TBM's). Dit modificatieproject vergroot het bereik en maakt het mogelijk ook kleinere doelen eerder en beter te detecteren. Met de voorziene afronding van het project in 2002 wordt het zogeheten «Configuratie 3» van het Patriot-wapensysteem bereikt, zodat die geschikt is voor de PAC-3 raket.
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
HAWK vervanging | 30 | 30 | 78 | 2 133 | 32 581 | 49 417 | 47 102 |
Het HAWK-systeem is sedert midden jaren '60 bij de Koninklijke Luchtmacht in gebruik. Na verschillende modificaties en upgrades is het systeem operationeel nu dusdanig verouderd, dat de bescherming tegen de klassieke en evoluerende luchtdreiging vanaf 2005 afneemt. Voorts bereikt een deel van de raketvoorraad rond 2005 het einde van de technische levensduur. De internationaal gedeelde exploitatiekosten nemen toe door veroudering en een geringer aantal in gebruik zijnde systemen. Vervanging van het HAWK PIP-III-systeem moet derhalve uiterlijk vanaf 2005 gaan plaatsvinden. Overname van Duitse Patriot-systemen is een optie.
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Patriot PAC-3 | 127 830 | 4 855 | 22 371 | 23 597 | 23 597 | 25 548 |
Teneinde de capaciteit van het Patriot-systeem tegen tactische ballistische raketten en kruisraketten te verbeteren wordt het Patriot-systeem uitgebreid met PAC-3 missiles en de modificatie/aanschaf van launchers. De uitgaven zullen vanaf 2002 worden verricht.
Project F-16 Verbetering Lucht-Grond bewapening
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
F-16 Verbetering Lucht-Grond bewapening | 80 138 | 36 665 | 36 393 | 7 079 |
Zowel de voortdurend evoluerende dreiging als de stringentere eisen die aan het optreden in crisisbeheersingsoperaties worden gesteld, nopen tot modernisering van het bewapeningspakket. Daarbij gaat het vooral om een grotere precisie, om inzetbaarheid vanaf middelbare hoogte, om inzetbaarheid onder slechtweersomstandigheden en om «stand-off». Dit leidt tot een aanvullende behoefte aan lasergeleide en GPS-geleide precisiewapens. De benodigde fondsen voor de modernisering van lucht-grond bewapening zijn derhalve herfaseerd en bijgesteld. Vanaf 2003 zijn de eerste uitgaven gepland.
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Infrastructuur LCKLu | 34 487 | 34 487 | 1 361 | 10 437 |
De huidige infrastructurele voorziening van enkele productie-eenheden van het LCKLu zijn (ARBO-)technisch afgeschreven. Derhalve wordt voorzien in vervangende infrastructuur.
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Luchtmobiele brigade | 20 700 | 9 144 | 21 857 | 156 599 | 149 895 | 149 855 | 21 610 | 22 448 | 18 902 | 10 886 |
De Apache 64D helikopter is aangeschaft voor het beschermen van transporthelikopters, het leveren van vuursteun en het uitvoeren van verkenningen voor de luchtmobiele brigade. Ook kan de Apache voorzien in de verdediging van uitgezonden eenheden bij crisisbeheersings-operaties in het algemeen. Ultimo 2001 zullen 23 van de 30 Apaches-64D zijn afgeleverd, waarvan er vier zijn ingezet bij de vredesoperatie UNMEE. De overige zeven zullen in 2002 worden afgeleverd. Om de opleidingscapaciteit te waarborgen en de vliegers te trainen in de Klu-configuratie van de Apache-64D, zijn acht helikopters gestationeerd in Fort Hood.
Naar aanleiding van de 18e halfjaarlijkse rapportage Luchtmobiele brigade (Kamerstuk 22 327, nr. 51) heeft de Vaste Commissie voor Defensie van de Tweede Kamer verzocht om een afrondende evaluatie van het project Luchtmobiele Brigade. Deze evaluatie zal begin 2002 aan de Kamer worden aangeboden.
De ontvangstbegroting van de Koninklijke Luchtmacht beslaat in 2002 € 38 miljoen. In de ontvangstbegroting zijn de ontvangsten geraamd die in het bijzonder betrekking hebben op de personele, de materiële en de specifieke ontvangsten.
De budgetflexibiliteit van dit beleidsartikel wordt in onderstaande tabel en grafiek weergegeven.
Bedragen x € 1000 | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Uitgavenstand | 1 301 945 | 1 347 598 | 1 315 989 | 1 266 475 | 1 268 699 | 1 288 016 | 1 371 182 |
Juridisch verplicht | 632 913 | 561 831 | 500 793 | 487 737 | 487 902 | ||
– waarvan bezoldiging | 470 755 | 466 247 | 488 436 | 479 748 | 474 326 | ||
Speerpuntprojecten | 11 887 | 24 375 | 18 102 | 20 465 | 8 894 | ||
Complementaire verplichtingen | 348 622 | 396 420 | 452 626 | 439 495 | 410 142 | ||
Plannen | 322 566 | 283 849 | 297 177 | 340 318 | 464 243 | ||
Totaal flexibel | 671 187 | 680 269 | 749 803 | 779 813 | 874 385 | ||
Planflexibiliteit in % | 25 | 22 | 23 | 26 | 34 | ||
Financiële flexibiliteit in % | 51 | 53 | 58 | 60 | 64 |
Specificatie speerpuntprojecten
bedragen x € 1 000 | |||||||
Projectomschrijving | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Generieke capaciteitsverbetering Apache | 136 | 2 410 | 13 023 | 17 516 | 20 465 | 8 894 | |
Zelfbeschermingsmiddelen Transporthelikopters | 16 239 | 9 477 | 11 352 | 586 |
Budgetflexibiliteit beleidsartikel 03 Koninklijke Luchtmacht
Voorwaarde voor de realisatie van de operationele doelstellingen in de begroting is een adequate personele vulling van de organisatie. Verstoringen in de planmatige vulling van de organisatie hebben een negatieve invloed op het vermogen de operationele doelstellingen te realiseren. Achterblijvende werving van personeel in zowel operationele als ondersteunende functies en de hoge uitstroom in het recente verleden tonen aan dat het aanzienlijke inspanning vereist de realisatie van de operationele doelstellingen te waarborgen. Daarom is het van belang dat werving en uitstroom zich zoals gepland ontwikkelen.
Met het beleidsartikel Koninklijke Luchtmacht dient uiteindelijk inzicht te worden gegeven in de te bereiken doelstellingen, de hiertoe uit te voeren activiteiten c.q. in te zetten instrumenten en de hiervoor aan te wenden middelen. De te bereiken doelstellingen zijn inmiddels concreet ingevuld in de vorm van inzetgereedheid van operationele eenheden.
Hierna zal vooral aandacht worden besteed aan de verdere verbetering van de relatie tussen doelstellingen, activiteiten en middelen. Uitgangspunt voor deze verbetering is dat met ingang van 2003 inzicht wordt gegeven in de bij de Koninklijke Luchtmacht te onderkennen wapensystemen (jachtvliegtuigen, helikopters, luchttransport en geleide wapens). Hierbij wordt waar mogelijk een duidelijke relatie gelegd tussen de doelstellingen (operationele gereedheid), de uit te voeren activiteiten (oefenen en trainen) en de hiervoor benodigde middelen. De activiteiten per wapensysteem worden dan zo veel mogelijk gerelateerd aan de personele gereedheid, de materiële gereedheid en de geoefendheid. Per wapensysteem worden dan ook activiteiten van ondersteunende eenheden betrokken.
Door zowel activiteiten als middelen te relateren aan de wapensystemen wordt optimaal invulling gegeven aan VBTB. Voor zover activiteiten en middelen van het operationele ressort, de ondersteunende ressorts en de Staf (nog) niet zijn toe te delen aan wapensystemen worden deze separaat als cluster gepresenteerd.
In nauwe samenhang met de verbetering van de relatie tussen doelstellingen, activiteiten en middelen wordt in 2002 tevens aandacht besteed aan de verdere verbetering van de betrouwbaarheid van de beleidsinformatie. Uitgangspunt hierbij vormen de uitkomsten van de in de jaarplanning opgenomen audits.
Beleidsartikel 04 Koninklijke Marechaussee
De Koninklijke Marechaussee draagt, in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels, zorg voor het opgedragen aandeel in de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die dat behoeven. Dit komt tot uitdrukking in de algemene beleidsdoelstellingen van de Koninklijke Marechaussee. De operationele invulling, zoals de handhaving van de vreemdelingenwet, is daaronder opgenomen. De drie algemene beleidsdoelstellingen zijn:
• de handhaving van de rechtsorde en de integriteit van de krijgsmacht en haar personeel, zowel in Nederland als daarbuiten;
• realisatie van de hoofdtaken van de krijgsmacht en in het bijzonder aan het functiegebied crisisbeheersing en vredes- en humanitaire taken;
• de interne, nationale veiligheid door middel van de handhaving van de openbare orde en de strafrechtelijke en bestuurlijke handhaving van de rechtsorde.
Nader geoperationaliseerde doelstellingen
De bovenstaande algemene doelstelling van de Koninklijke Marechaussee is vertaald in een aantal operationele beleidsdoelstellingen die zijn onderverdeeld in vijf taakvelden. De beleidskaders van de verschillende gezagsdragers bepalen voor een groot deel deze operationele doelstellingen. De doelstellingen vormen daarbij de basis voor de hierna genoemde toelichting per taakveld en de hieraan gerelateerde activiteiten en budgetten.
Taakveld | Doelstellingen |
01Beveiliging Het taakveld «Beveiliging» betreft de beveiliging van aangewezen objecten, personen, de burgerluchtvaart en waardetransporten van de Nederlandsche Bank. Ook vallen ceremoniële diensten onder dit taakveld. | «Het handhaven van het veiligheidsniveau overeenkomstig de geldende beveiligingsconcepten, zoals deze zijn bekrachtigd door het bevoegd gezag.» |
02Handhaving Vreemdelingenwet Binnen het taakveld «Handhaving Vreemdelingenwet» wordt grensbewaking aan de Schengen-buitengrenzen en Mobiel Toezicht Vreemdelingen (MTV) aan de Schengen-binnengrenzen uitgevoerd. Daarnaast maakt de ondersteuning in het kader van de asielprocedure deel uit van dit taakveld. | «Het uitvoeren van haar wettelijke taken, in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving en binnen de met het gezag overeengekomen, of nog overeen te komen, normafspraken.» |
03Politietaken Defensie Het taakveld «Politietaken Defensie» omvat de politietaak ten behoeve van de krijgsmacht exclusief de civiele politiemissies in het kader van internationale crisisbeheersings-, vredesbewarende of humanitaire operaties. Deze operaties zijn terug te vinden in de defensiebrede beleidsdoelstelling «vredesoperaties» (artikel 9). | «Het handhaven van de openbare orde op en rondom militaire terreinen, het handhaven van de strafrechtelijke rechtsorde binnen de krijgsmacht en jegens militaire justitiabelen, zowel in Nederland als in internationaal verband, alsmede het verlenen van hulp aan hen die dat behoeven.» |
04Politietaken Burgerluchtvaartterreinen Het taakveld «Politietaak burgerluchtvaartterreinen» beslaat de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, de handhaving van de openbare orde en hulpverlening. De strafrechtelijke handhaving vindt plaats onder het gezag van het Openbaar Ministerie en richt zich op zowel de uitvoering van de basispolitiezorg als op de recherche. | «Het handhaven van de openbare orde en de strafrechtelijke rechtsorde op de aangewezen nationale luchthavens in overeenstemming met de met het bevoegd gezag gemaakte afspraken, alsmede het verlenen van hulp aan hen die dat behoeven.» |
05Assistentieverlening, samenwerking en bijstand De Koninklijke Marechaussee verleent op diverse manieren bijstand en assistentie aan – dan wel werkt samen met – de politie. De inzet kan bestaan uit het leveren van capaciteit op het gebied van recherche (inclusief Arrestatie- en Opsporingseenheden en Observatieteams), persoons- en objectbeveiliging en eenheden voor de inzet bij grootschalig en bijzonder politieoptreden. Ook de samenwerking met de politie in het kader van de reguliere taakuitvoering op basis van een convenant valt binnen dit taakveld. | «Het zorgdragen voor het gereedhouden van het bijstandreservoir alsmede het op verzoek van het bevoegd gezag leveren van personeel, eenheden en materieel voor de samenwerking, bijstand- en assistentieverlening aan de politie.» |
De Koninklijke Marechaussee is een politie-organisatie met een militaire status. Met een in de Politiewet vastgelegd takenpakket is zij onderdeel van het politiebestel in Nederland, maar maakt als zelfstandig krijgsmachtdeel deel uit van het ministerie van Defensie. Kenmerkend voor de Koninklijke Marechaussee is dan ook de gescheiden gezags- en beheersconstructie tussen de ministers van Justitie, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en van Defensie. Zo is de minister van Justitie gezagsverantwoordelijk voor achtereenvolgens de handhaving van de strafrechtelijke rechtsorde en voor de handhaving van de vreemdelingenwetgeving door de Koninklijke Marechaussee en is de minister van BZK gezagsverantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde door de Koninklijke Marechaussee. Voor de instandhouding van de organisatie en voor de processen die hierin plaatshebben, is de minister van Defensie beheerverantwoordelijk. Vanzelfsprekend is de minister van Defensie wel gezagverantwoordelijk voor die (militaire politie-) taken waarvoor geen opsporingsbevoegdheid nodig is.
Veranderdoelstellingen Defensienota 2000
De maatregelen uit de Defensienota 2000 versterken het vermogen van de Koninklijke Marechaussee haar taken uit te voeren. Onderstaande, nog niet gerealiseerde, doelstellingen hebben daarbij onder meer betrekking op een verbeterde bedrijfsvoering.
Verbetering van de interne en externe sturing
Op 1 januari 1999 is de Koninklijke Marechaussee begonnen met de uitwerking van de aanbevelingen van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) naar de verbetering van de sturing en bedrijfsvoering bij de Koninklijke Marechaussee. Voor de uitwerking van de aanbevelingen is het project «Beleid en Bedrijfsvoering Koninklijke Marechaussee 2000» (BBKMar2000) gestart. Dit project beoogt een meer resultaatgerichte sturing bij de Koninklijke Marechaussee in te voeren.
De initiële doelstellingen en uitgangspunten van het project «BBKMar 2000» zijn uitgevoerd en geïmplementeerd. De Koninklijke Marechaussee beschikt over beschrijvingen van de operationele producten, een geïmplementeerde structuur voor de externe sturing, een planning en control cyclus, een model voor decentralisatie van bevoegdheden en een blauwdruk voor de invoering van een baten-lastenstelsel. In 2002 wordt dit instrumentarium, in het bijzonder de control cyclus, verder uitgebouwd en verbeterd. Dit omvat het uitwerken en invoeren van een integraal management informatiemodel en het uitvoeren van een stappenplan dat moet leiden tot een vorm van budgettering die aansluit op het nieuwe bedrijfsvoeringmodel van de Koninklijke Marechaussee.
Voortgang Beleidsplan Koninklijke Marechaussee 2000
De studiefase van de verschillende projecten in het Beleidsplan Koninklijke Marechaussee 2000 (sturing, personeel, afronden verzelfstandiging en mogelijkheden vulling) zijn in 2001 grotendeels afgerond. In 2002 wordt een aanvang gemaakt met de implementatie van de nieuwe organisatiestructuur en het verbeterde personeelsbeleid. Een eerste aanzet voor de reorganisatie betreft een uitbreiding van de formatie met 50 functies, die met name worden aangewend voor verbetering van de functionaliteiten: ondersteuning van de korpsleiding (onder meer bij de implementatie van het beleidsplan), planning en control, ICT en communicatie.
Uitbreiding opleidingscapaciteit van het Opleidingscentrum Koninklijke Marechaussee
De Defensienota 2000 vermeldt een extra opleidingsinspanning van 270 personen om de achterstanden met de personele vulling van de Koninklijke Marechaussee in te lopen. Daartoe is voor de jaren 2000 en 2001 een extra opleidingslocatie te Vught in gebruik genomen en zijn extra instructeurs aangesteld. De opleidingsinspanningen te Vught worden in 2002 gecontinueerd. Op de langere termijn zal, zoals reeds is aangekondigd in de Defensienota 2000, de infrastructurele capaciteit van het Opleidingscentrum worden uitgebreid (zie verder onder investeringen). De verwachting is dat hierdoor het Opleidingscentrum in 2006 zo is ingericht dat alle opleidingen er kunnen worden verzorgd.
Overnemen van de eenheden Koninklijke Marechaussee van de Koninklijke Landmacht
Per 1 januari 2001 zijn het 103, 41, 102 en 690 eskadron KMar en 893, 894 peloton KMar AFNORTH onder operationeel bevel gesteld van de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee. Per 1 januari 2002 wordt het administratieve beheer overgenomen.
De verbetering van het financieel beheer bij de Koninklijke Marechaussee blijft een centraal thema in de verandering van de bedrijfsvoering van de Koninklijke Marechaussee. Aan de hand van een aantal topprioriteiten wordt de kwaliteit van het financieel beheer verhoogd. Topprioriteit heeft de bezetting. Het is voor de kwaliteit van het financieel beheer van belang dat de personele capaciteit op de FEZ-functies ook de komende jaren verbeterd wordt. Hierom is besloten de huidige betaalfunctie te clusteren. Implementatie vindt in 2002 plaats.
Veranderdoelstellingen personeel
De wervings- en aanstellingsbehoefte is in de afgelopen jaren verhoogd door de uitbreiding van het functiebestand en de verhoogde niet-reguliere uitstroom van het personeel met een aanstelling voor onbepaalde tijd. Ook de komende jaren zal deze behoefte, mede gezien de beleidsintensiveringen, niet afnemen. De vulling van de organisatie heeft dan ook de hoogste prioriteit bij de Koninklijke Marechaussee. Zo leidt de Koninklijke Marechaussee met ingang van 2001 structureel officieren op aan de Koninklijke Militaire Academie. Vanwege de gesignaleerde kwalitatieve problemen dient dit echter niet alleen met militair personeel dat van onder af de organisatie instroomt, te geschieden. Er wordt maximaal gebruik gemaakt van andere instrumenten, zoals stimulering van vrijwillig nadienen, herintreding, horizontale instroom en omzetten van militaire functies in burgerfuncties. Ook de tekorten bij het burgerpersoneel hebben de aandacht. Hierbij dient onder meer gedacht te worden aan het verruimen van de hoogte van bindingspremies, het flexibiliseren van differentiatie in beloning en het creëren van stageplaatsen.
Verhouding 40/60 BOT/BBT en aanpassing functiebestand
De Koninklijke Marechaussee voert planmatig de aanpassing van het functiebestand ten behoeve van de beoogde BBT/BOT-verhouding (60/40) uit. Om deze verschuiving tijdig te halen is de realisatie van de wervingsbehoefte van de Koninklijke Marechaussee van doorslaggevend belang.
De Koninklijke Marechaussee wil zich ook in de toekomst profileren als een goed werkgever. De nadruk ligt daarbij op werkzekerheid, ook en met name voor het personeel met een aanstelling voor bepaalde tijd. Certificering van dit personeel maakt daar onderdeel van uit. Dit is een van de maatregelen van het plan «Employability» dat de komende jaren verder wordt geïmplementeerd.
De binnen de Koninklijke Marechaussee uitgetrokken middelen om bovengenoemde activiteiten te kunnen realiseren zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Uitgaven x € 1 000 | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Personele maatregelen | 394 | 6 064 | 4 699 | 5 079 | 5 569 | 6 124 | 6 633 |
Budgettaire gevolgen van beleid
De financiële middelen die aan de Koninklijke Marechaussee ter beschikking staan voor het realiseren van de operationele doelstellingen zijn in de volgende tabel opgenomen.
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verplichtingen (x € 1000) | 254 436 | 292 228 | 286 408 | 289 758 | 290 466 | 284 267 | 273 454 |
Uitgaven (x € 1000) | |||||||
Apparaatsuitgaven | |||||||
Operationele taakvelden | |||||||
– Beveiliging | 39 205 | 43 647 | 43 876 | 44 005 | 44 315 | 44 040 | 43 910 |
– Handhaven vreemdelingenwet | 78 410 | 87 294 | 87 752 | 88 009 | 88 630 | 88 080 | 87 821 |
– Politietaken Defensie | 48 430 | 53 917 | 54 200 | 54 359 | 54 742 | 54 402 | 54 242 |
(exclusief internationale en vredesoperaties) | |||||||
– Politietaken (Burgerluchtvaartterreinen) | 6 919 | 7 702 | 7 743 | 7 766 | 7 820 | 7 772 | 7 749 |
– Assistentieverlening, samenwerking en bijstand | 6 919 | 7 702 | 7 743 | 7 766 | 7 820 | 7 772 | 7 749 |
Ondersteunende eenheden | |||||||
– Staf Kmar | 11 531 | 12 837 | 15 628 | 15 666 | 15 757 | 15 676 | 15 638 |
– Opleidingscentrum | 39 205 | 43 647 | 43 876 | 44 005 | 44 315 | 44 040 | 43 910 |
Totaal Apparaatsuitgaven | 230 619 | 256 747 | 260 816 | 261 573 | 263 400 | 261 781 | 261 020 |
Investeringen | 19 140 | 34 221 | 32 858 | 32 428 | 29 874 | 26 088 | 20 609 |
Totale uitgaven (x € 1000) | 249 759 | 290 968 | 293 674 | 294 001 | 293 274 | 287 869 | 281 629 |
Ontvangsten (x € 1000) | |||||||
Totale ontvangsten | 5 242 | 4 808 | 4 808 | 4 808 | 4 808 | 4 808 | 4 808 |
Toerekening per taakveld (op basis van huidige formatiebestand) als volgt:
01 Beveiliging 17%
02 Handhaven vreemdelingenwet 34%
03 Politietaken Defensie (incl. int. En vredesoperaties) 21%
04 Politietaken (Burgerluchtvaartterreinen) 3%
05 Assistentieverlening, samenwerking en bijstand 3%
06 Staf Kmar 5%
07 Opleidingscentrum 17%
Onderstaand is het organogram van de Koninklijke Marechaussee weergegeven. Het tactisch niveau wordt gevormd door zes districten. Onder de districten ressorteren de brigades van de Koninklijke Marechaussee.
De Koninklijke Marechaussee waarborgt samen met het Korps landelijke politiediensten (KLPD) de statische beveiliging van Hare Majesteit de Koningin en de leden van het Koninklijk Huis. Ook draagt de Koninklijke Marechaussee zorg voor ceremoniële diensten ten behoeve van het Koninklijk Huis en bezoeken van buitenlandse staatshoofden en regeringsleiders. Tenslotte beveiligt de Koninklijke Marechaussee de ambtswoning van de minister-president en draagt zij zorg voor de beveiliging van een aantal militaire objecten en voor conferentiebeveiligingen.
De Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) zorgt in Nederland en daarbuiten voor persoonsbeveiliging. Het betreft enerzijds de beveiliging van militaire en civiele hoogwaardigheidsbekleders en anderzijds fysieke beveiliging van personeel werkzaam op Nederlandse diplomatieke en consulaire posten. Voorts adviseert de BSB deze posten op het gebied van veiligheidsmanagement. Dit laatste geschiedt op grond van een convenant tussen de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie.
De Koninklijke Marechaussee waarborgt in opdracht van de minister van Justitie de veiligheid op de luchthavens Amsterdam (Schiphol), Rotterdam Airport, Eindhoven, Maastricht-Aachen, Groningen-Eelde en Enschede (Twente).
De beveiliging van de waardetransporten van De Nederlandsche Bank N.V wordt door de Koninklijke Marechaussee in opdracht van de minister van Justitie uitgevoerd.
Activiteiten | Prestatie-indicatoren |
01. Het beveiligen van objecten in binnen- en buitenland, het adviseren en ondersteunen ten aanzien van het beveiligen van objecten en optreden in geval van incidenten bij het beveiligen van objecten; | • Aantal gerealiseerde mensuren objectbeveiliging; • Servicegraad objectbeveiliging (percentage gerealiseerde aanvragen objectbeveiliging). |
02. Het beveiligen en begeleiden van personen in binnen- en buitenland; | • Aantal gerealiseerde mensuren persoonsbeveiliging per opdrachtgever (Defensie, Justitie en Buitenlandse Zaken); • Servicegraad persoonsbeveiliging per opdrachtgever (percentage gerealiseerde aanvragen objectbeveiliging). |
03. Het beveiligen van de burgerluchtvaart, waaronder «high risk» vluchten; | • Aantal gerealiseerde mensuren beveiliging; • Bezettingsgraad per beveiligingscluster/vlucht (percentage gerealiseerde bezetting versus geautoriseerde bezetting per beveiligingscluster/vlucht). |
04. Het beveiligen van waardetransporten, hoofdzakelijk van De Nederlandsche Bank; | • Aantal gerealiseerde mensuren transportbeveiliging; • Servicegraad transportbeveiliging (aantal gerealiseerde aanvragen transportbeveiliging versus aantal aangevraagde transportbeveiligingen) |
05. Het uitvoeren van ceremoniële diensten. | • Servicegraad ceremoniële diensten (aantal gerealiseerde uren ceremoniële dienst versus aantal aangevraagde uren ceremoniële diensten). |
Taakveld 2. Handhaven Vreemdelingenwetgeving
Bij de uitvoering van het vreemdelingenbeleid is de Koninklijke Marechaussee werkzaam aan het begin en aan het einde van de keten. Naast de bediening van grensdoorlaatposten (met uitzondering van het Rijnmondgebied) volgens de in Schengenverband overeengekomen beginselen en de uitoefening van mobiel toezicht op vreemdelingen, ondersteunt de Koninklijke Marechaussee de aanmeldprocedure voor asielzoekers.
Ook draagt de Koninklijke Marechaussee zorg voor de feitelijke uitzetting van vreemdelingen die niet langer rechtmatig in Nederland verblijven. Tevens is de Koninklijke Marechaussee hierdoor belast met nationale en internationale identiteitsonderzoeken, het transporteren en het daadwerkelijk verwijderen van vreemdelingen. Daartoe is op Schiphol een nationaal bureau documentenonderzoek gevestigd, dat in Nederland als kenniscentrum voor falsificaten fungeert.
Het Mobiel Toezicht Vreemdelingen voert de Koninklijke Marechaussee uit onder gezag van de Staatssecretaris van Justitie. Het gaat er hierbij om illegale immigratie die via de binnengrenzen plaatsvindt in een zo vroeg mogelijk stadium te bestrijden.
Tot slot speelt de Koninklijke Marechaussee op de Aanmeldcentra (AC) een rol bij het onderzoek naar de vaststelling van de identiteit van vreemdelingen in het kader van de ondersteuning van de asielprocedure.
De activiteiten behorend tot het taakveld «Handhaving Vreemdelingenwetgeving» zijn tevens terug te vinden in de overzichtsconstructie «Asiel en Migratie». De onderstaande prestatie-indicatoren komen dan ook geheel overeen met de indicatoren zoals opgenomen in de overzichtsconstructie.
Activiteiten | Prestatie-indicatoren |
01. Het uitvoeren van de grensbewaking, waaronder het uitvoeren van persoonscontroles, het verwijderen van ongewenste vreemdelingen en het verstrekken van nooddocumenten; | • Aantal vreemdelingen dat de toegang tot Nederland is ontzegd c.q. is geweigerd; • Aantal vreemdelingen dat Nederland is uitgezet; • Aantal verstrekte visa; • Aantal verstrekte nooddocumenten. |
02. Het uitvoeren van het mobiel toezicht vreemdelingen (MTV), waaronder het houden van controles; | • Aantal illegalen dat is aangetroffen in het grensgebied. |
03. Het geven van ondersteuning bij de asielprocedure op de AC'n Schiphol, Zevenaar, Rijsbergen en Ter Apel. | • Aantal identiteitsvaststellingen in het AC-proces. |
Taakveld 3. Politietaak Defensie (exclusief vredesoperaties)
De militaire politietaak omvat de politiële en justitiële werkzaamheden ten behoeve van de krijgsmacht. Het gaat hierbij onder meer om opsporing van strafbare feiten, surveillance, handhaving van de interne orde, begeleiding van militair verkeer en hulpverlening. Brigades en posten waarborgen de politiezorg voor de krijgsmachtdelen. De brigade in het Caribisch gebied (ondergebracht bij het district NH-Utrecht) levert naast de politiezorg voor de daar gelegerde Nederlandse militairen en hun gezinsleden tevens politietechnische steun aan de kustwacht.
De militaire strafrechtspraak is voor een belangrijk deel geconcentreerd in Arnhem. Uitzondering hierop vormt de militaire strafrechtspraak op de Nederlandse Antillen en Aruba. Het arrondissementsparket te Arnhem, in het bijzonder de afdeling Bijzondere Wetten, is belast met de opsporing en vervolging van nagenoeg alle naar Nederlands recht strafbare feiten die door Nederlandse militairen binnen of buiten Nederland zijn gepleegd. In deze gevallen vindt de gezagsmatige aansturing van de Algemene Politiedienst van de Koninklijke Marechaussee plaats door de genoemde afdeling van het parket Arnhem.
Activiteiten | Prestatie-indicatoren |
01. De zogenoemde beschikbaarheid- of bereikbaarheidfunctie ofwel de beschikbare capaciteit om binnen de afgesproken tijd te reageren op calamiteiten; | • Aantal mensuren bezetting; • Aantal mensuren surveillance. |
02. Het handhaven van de openbare orde en de strafrechtelijke rechtsorde. | • Aantal misdrijfverbalen; • antal procesverbalen «lik-op-stuk»; • Aantal uitgevoerde middelgrote/grote rechercheonderzoeken. |
Taakveld 4. Politietaak burgerluchtvaartterreinen
De burgerluchtvaartterreinen, waar de Koninklijke Marechaussee politietaken vervult zijn: Amsterdam (Schiphol), Rotterdam Airport, Eindhoven en Maastricht-Aachen, Groningen-Eelde en Enschede (Twente). Naast de handhaving van de openbare orde (bestrijding van overlast, parkeerproblematiek) vraagt het Openbaar Ministerie (OM) inspanningen ter verhoging van de verkeersveiligheid en terugdringing van de veelvoorkomende criminaliteit (zoals zakkenrollerij, bagagediefstal en autocriminaliteit).
In het kader van de strafrechtshandhaving op de burgerluchtvaartterreinen maakt het OM, in nauwe samenspraak met de burgemeester en de Koninklijke Marechaussee, binnen de lokale driehoek een afweging tussen de inspanningen van de veelvoorkomende criminaliteit enerzijds en de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit anderzijds.
Activiteiten | Prestatie-indicatoren |
01. De zogenoemde beschikbaarheid- of bereikbaarheidfunctie ofwel de beschikbare capaciteit om binnen de afgesproken tijd te reageren op calamiteiten; | • Aantal mensuren bezetting; • Aantal mensuren surveillance. |
02. Het handhaven van de openbare orde en de strafrechtelijke rechtsorde. | • Servicegraad noodhulpfunctie prioriteit 1 (aantal meldingen prioriteit 1 met reactietijd binnen norm versus totaal aantal meldingen prioriteit 1); • Servicegraad noodhulpfunctie prioriteit 2 (aantal meldingen prioriteit 2 met reactietijd binnen norm versus totaal aantal meldingen prioriteit 2); • Aantal uitgevoerde middelgroteen grote rechercheonderzoeken. |
Taakveld 5. Assistentieverlening, samenwerking en bijstand
De Koninklijke Marechaussee kan op diverse manieren bijstand en assistentie verlenen aan, dan wel samenwerken met, de politie. Hierbij bestaan raakvlakken met de andere taakvelden. De inzet kan een (semi)permanent karakter hebben, maar ook incidenteel en tijdelijk zijn. De inzet kan bestaan uit het leveren van capaciteit op het gebied van recherche (inclusief Arrestatie- en Observatie-Eenheid), persoons- en objectbeveiliging en eenheden voor de inzet bij grootschalig en bijzonder politieoptreden. Ook de samenwerking met de politie in het kader van de reguliere taakuitvoering op basis van een convenant valt binnen dit taakveld.
Voor de bijstand op het gebied grootschalig en bijzonder politieoptreden beschikt de Koninklijke Marechaussee over:
1. Bijzondere Bijstands Eenheid-Krijgsmacht (BBEK): een eenheid lange afstandsprecisie-schutters;
2. Mobiele Eenheden (ME), bestaande uit 3 eskadronscommandogroepen, 8,5 peloton en een aanhoudingseenheid;
3. Pantserwagenpelotons (4), die zowel de ME als de Bijzonder Bijstandseenheid Mariniers kunnen ondersteunen.
De Mobiele Eenheden en pantserwagenpelotons kunnen voor de eigen taken van de Koninklijke Marechaussee en voor bijstand aan de politie worden ingezet. Een deel van deze eenheden kan ook worden ingezet bij crisisbeheersingsoperaties voor Crowd and Riot Control taken. Alhoewel formeel niet ressorterend onder artikel 58 Politiewet kan het bijstandsoptreden ook plaatsvinden op basis van interne steunverlening ten behoeve van de eigen taken van de Koninklijke Marechaussee (onder andere rond doorlaatposten en op de luchthaven Schiphol).
Activiteiten | Prestatie-indicatoren |
01. Het instandhouden, leveren, inzetten van ME-eenheden, pantserwagenpelotons en de BBEK; | • Aantal inzetbare bijstands-eenheden; • Aantal mensuren geleverde bijstand. |
02. Het leveren/inzetten van recherchecapaciteit; | • Aantal mensuren geleverde recherchecapaciteit. |
03. Het leveren/inzetten van teams voor de bestrijding van de grensoverschrijdende criminaliteit (GOC), Unit Synthetische Drugs (USD) en Unit Mensensmokkel (UMS). | • Aantal geleverde vte'n voor assistentie en samenwerking. |
De ondersteunende eenheden binnen de Koninklijke Marechaussee bestaan uit de centrale beleidsstaf van de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee (Staf KMar) en het Opleidingscentrum Koninklijke Marechaussee (OCKMar). Beide eenheden zijn erop gericht voorwaarden te scheppen opdat de operationele taakvelden kunnen voldoen aan de doelstellingen.
De staf KMar draagt, namens de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee, zorg voor een algemeen operationeel beleidskader en vervult tevens een sturende en coördinerende rol bij zaken die het districtsniveau te boven gaan. Tevens vervult de staf KMar een rol in de richting van het gezag en beheer.
Opleidingscentrum Koninklijke Marechaussee (OCKMar)
De activiteiten van het OCKMar omvatten initiële opleidingen aan nieuw binnenstromend personeel, cursussen en opleidingen voor het vervullen van specifieke functies en zogenoemde loopbaanopleidingen. De opleidingen worden grotendeels verzorgd op het OCKMar te Apeldoorn. Daarnaast zijn er twee dependances van het OCKMar te Eefde en te Vught.
De financieel omvangrijke investeringsprojecten worden onderstaand afzonderlijk vermeld, dit betreft:
Project C-2000;
Project Infrastructuur Noord-Holland/Utrecht;
Project Infrastructuur OCKMar en
Project Highschool Soesterberg.
De overige investeringen betreffen kleine projecten, bedrijfsmatige en vervangingsinvesteringen.
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Project C 2000 | 4 175 | 2 859 | 4 175 | 2 759 | 2 607 | 3 086 | 454 |
Het C-2000 project betreft de invoering van een digitaal, landelijk dekkend portofoon-netwerk voor alle Openbare Orde en Veiligheids (OOV)-diensten. Landelijk wordt het project geleid door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deelname aan het project is verplicht gesteld voor alle OOV-diensten in Nederland. De Koninklijke Marechaussee treedt op als «single-service» projectmanager voor de gehele krijgsmacht. De financiële omvang van het gehele project bedraagt voor de Koninklijke Marechaussee ruim € 15,4 miljoen over 1999 tot en met 2005. In de jaren 2002 tot en met 2004 volgt de landelijke invoering van het netwerk, waarbij de Koninklijke Marechaussee gefaseerd zal overstappen op het C-2000 netwerk.
Project infrastructuur Noord-Holland/Utrecht
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Infra NH/U | 227 | 3 403 | 227 | 3 403 | 1 316 |
Dit project betreft de nieuwbouw op het terrein van de Marinekazerne te Amsterdam ten behoeve van de staf van het district Noord-Holland/Utrecht. Als gevolg van het afstoten van de Six Kazerne door de Koninklijke Landmacht, waarvan de Koninklijke Marechaussee medegebruiker is, moet de Koninklijke Marechaussee voorzien in vervangende huisvesting.
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Infra OCKMar | 45 | 227 | 7 034 | 45 | 227 | 7 034 | 8 168 | 11 571 | 8 849 |
De groei van het personeelsbestand van de Koninklijke Marechaussee, als gevolg van recente taakuitbreidingen, heeft gevolgen voor het aantal op te leiden cursisten en daarmee op de benodigde infrastructurele voorzieningen op het OCKMar. Een en ander uit zich momenteel in tekorten aan legeringscapaciteit, parkeerplaatsen, facilitaire voorzieningen, sportaccommodatie, schietbaancapaciteit en leslokalen.
Project Highschool Soesterberg
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Infra Soesterberg | 1 588 | 318 | 1 724 | 681 |
Renovatie en uitbreiding van de accommodatie ten behoeve van de Brigade Speciale Beveiligingen (BSB) op de vliegbasis Soesterberg. Investeringen zijn noodzakelijk als gevolg van de groei van deze brigade van 110 naar 180 vte'n, waardoor de huidige accommodatie niet langer toereikend is. Een groot deel van de voormalige highschool (2/3 deel) op de vliegbasis wordt hiertoe gerenoveerd en ingericht.
De ontvangsten van de Koninklijke marechaussee bedragen ruim € 4,8 miljoen. De ontvangsten hebben betrekking op:
– verhaalde salaris- en ziektekosten bij ongevallen;
– inhoudingen wegens het verstrekken van kleding, voeding en huisvesting;
– verrekeningen met derden in verband met dienstverlening.
De budgetflexibilitiet van dit beleidsartikel wordt in onderstaande tabel en grafiek weergegeven.
bedragen x € 1 000 | |||||||
Omschrijving | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Uitgavenstand | 250 288 | 290 968 | 293 674 | 294 001 | 293 274 | 287 869 | 281 629 |
Juridisch verplicht | 193 940 | 192 068 | 192 409 | 190 500 | 189 046 | ||
– waarvan bezoldiging | 190 580 | 190 659 | 191 438 | 190 200 | 189 046 | ||
Speerpuntprojecten | 17 895 | 17 170 | 20 226 | 15 427 | 6 633 | ||
Complementaire verplichtingen | 67 148 | 69 618 | 70 992 | 71 282 | 71 974 | ||
Plannen | 14 691 | 15 145 | 9 648 | 10 666 | 13 976 | ||
Totaal flexibel | 81 839 | 84 763 | 80 640 | 81 948 | 85 950 | ||
Planflexibiliteit in % | 5 | 5 | 3 | 4 | 5 | ||
Financiële flexibiliteit in % | 28 | 29 | 27 | 28 | 31 |
Specificatie speerpuntprojecten
bedragen x € 1 000 | |||||||
Projectomschrijving | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Project Infra OCKmar | 7 034 | 8 168 | 11 571 | 8 849 | |||
Project Infra NH-Utrecht | 3 403 | 1 316 | |||||
Project C2000 | 2 759 | 2 607 | 3 086 | 454 | |||
Veranderingsprojecten personeel | 4 699 | 5 079 | 5 569 | 6 124 | 6 633 | ||
Totaal speerpuntprojecten | 17 895 | 17 170 | 20 226 | 15 427 | 6 633 |
Budgetflexibiliteit beleidsartikel 04 Koninklijke Marechaussee
Bij de totstandkoming van deze begroting «nieuwe stijl» is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de nieuwe resultaatgerichte bedrijfsvoering binnen de Koninklijke Marechaussee. Dit heeft onder meer geleid tot de indeling in taakvelden. Aangezien het budget van de Koninklijke Marechaussee in hoge mate wordt bepaald door personeelsgerelateerde uitgaven en de inzet van personeel voor een groot deel bepalend is voor de te leveren prestatie, heeft de verdeling van middelen over de taakvelden daarbij plaatsgevonden op basis van het aantal vte'n per taakveld. Uitgangspunt hierbij is dat de organisatie na 2003 geheel gevuld zal zijn.
Tevens dient te worden opgemerkt dat het OCKMar en de centrale beleidsstaf (Staf KMar) als ondersteunende eenheden separaat in de begroting zijn opgenomen. Het voornaamste argument hiervoor is dat beide organisatiebreed de operationele eenheden ondersteunen. Een valide toerekening aan de afzonderlijke taakvelden is hierdoor nagenoeg onmogelijk en op dit moment ook weinig zinvol.
Hoewel de onderhavige begroting, conform de VBTB-gedachte, een beter zicht biedt op het beleid, de daarvoor te leveren prestaties in relatie tot de hiervoor in te zetten middelen, voldoet deze nog niet aan het beoogde kwaliteitsniveau. Een daadwerkelijk eenduidige en transparante relatie tussen doelstellingen, activiteiten en middelen vergt nog verdere ontwikkeling. Gegeven het ingrijpende karakter van een dergelijk proces is binnen de Koninklijke Marechaussee gekozen voor een groeimodel.
Aansluitend op BBKMar2000 is in dit kader allereerst ingezet op transparantie, waarbij door productdefiniëring, outputsturing en een kostprijsmodel uiteindelijk beter zicht moet worden verkregen op de prestaties en de hieraan gerelateerde kosten. Gezamenlijk met Financiën heb ik opdracht verstrekt voor een onderzoek naar het vaststellen van een integrale middensom voor de Koninklijke Marechaussee, waarbij tevens gebruik zal worden gemaakt van een vergelijking met de bekostiging van de taken en activiteiten van de politie. Dat onderzoek zal in het najaar van 2001 zijn afgerond.
Op het gebied van de meetbaarheid van de activiteiten met prestatiegegevens moet nog een belangrijke stap worden gezet. Op dit moment worden binnen de verschillende taakvelden en organisatiebreed diverse initiatieven op dit terrein genomen. Deze hebben tot doel te komen tot een set aan gekwantificeerde prestatiegegevens die een compleet en juist beeld geven van de activiteiten van de Koninklijke Marechaussee. In afwachting van de uitkomsten hiervan, zijn in de huidige presentatie van activiteiten de prestatie-indicatoren benoemd, maar nog niet gekwantificeerd met een streefwaarde. Het streven is in de volgende begroting streefwaarden toe te voegen aan de prestatie-indicatoren die voldoen aan de minimale eisen van betrouwbaarheid en consistentie en als basis kunnen dienen voor de verantwoording.
Beleidsartikel 05 Defensie Interservice Commando
Het Defensie Interservice Commando (Dico) levert ondersteuning van velerlei aard aan de krijgsmachtdelen. Deze kunnen zich hierdoor beter op hun primaire taken toeleggen. Door de concentratie van gelijksoortige activiteiten bij interservice dienstverlenende organisaties is een doelmatige ondersteuning van de krijgsmacht mogelijk. Via een door de Secretaris-Generaal ingesteld college oefenen de bevelhebbers van de vier krijgsmachtdelen functioneel toezicht uit op de plannen en de uitvoering van de ondersteunende activiteiten.
De budgettaire gevolgen van het beleid
De financiële middelen die aan het Dico ter beschikking staan voor het realiseren van de operationele doelstellingen, zijn in onderstaande tabel opgenomen. De begrotingen van de agentschappen zijn vanwege hun bijzondere financiële stelsel in de agentschapsparagraaf van de Defensiebegroting opgenomen.
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verplichtingen (x € 1000) | 236 851 | 266 558 | 256 502 | 255 274 | 246 661 | 247 187 | 241 755 |
Uitgaven x (€ 1000) | |||||||
Apparaatsuitgaven | |||||||
Staf Defensie Interservice Commando (Staf Dico) | 15 518 | 19 565 | 18 493 | 19 763 | 18 264 | 17 888 | 19 022 |
Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO) | 55 354 | 59 450 | 59 217 | 58 546 | 58 438 | 58 578 | 58 942 |
Defensie Werving en Selectie (DWS) | 53 320 | 61 596 | 51 773 | 51 769 | 51 950 | 51 947 | 52 174 |
Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf (MGFB) | 55 649 | 52 838 | 52 880 | 52 744 | 52 133 | 52 326 | 53 052 |
Instituut Defensie Leergangen (IDL) | 8 523 | 10 093 | 9 706 | 9 551 | 9 516 | 9 516 | 9 697 |
Overige Interservice Diensten (OID) | 33 703 | 42 215 | 41 476 | 41 204 | 41 395 | 41 407 | 41 496 |
Totaal Apparaatsuitgaven | 222 067 | 245 757 | 233 545 | 233 577 | 231 696 | 231 662 | 234 383 |
Investeringen | 13 764 | 18 916 | 22 023 | 20 608 | 15 616 | 15 616 | 15 616 |
Totale uitgaven | 235 831 | 264 673 | 255 568 | 254 185 | 247 312 | 247 278 | 249 999 |
Ontvangsten (x € 1000) | |||||||
Totale ontvangsten | 24 426 | 23 214 | 21 561 | 21 431 | 21 212 | 21 390 | 21 352 |
Het Dico bestaat uit twee agentschappen, elf resultaatverantwoordelijke eenheden en een staf. De organisatie ziet er als volgt uit:
De Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO) is belast met het op ieder gewenst moment voorbereiden en (doen) leveren van verkeers- en vervoersdiensten voor het gehele ministerie van Defensie. DVVO verzorgt alle niet-operationele verkeers- en vervoersdiensten, voor zover zij betrekking hebben op algemene verdedigingstaken, crisisbeheersings-operaties, humanitaire operaties en overige vredestaken.
De vraag naar vervoersdiensten is voor een groot deel afhankelijk van de deelname door de krijgsmachtdelen aan grootschalige buitenlandse oefeningen en aan crisisbeheersingsoperaties. DVVO is primair verantwoordelijk voor de doelmatigheid van het vervoer. De krijgsmachtdelen zijn verantwoordelijk voor de inhoudelijke vervoersbehoeften.
Prestatiegegevens DVVO | 2000 | 2001 | 2002 | |
Wegvervoer | ||||
Diepladervervoer (dagen) | 6 003 | 6 350 | 6 350 | |
Lijndienstvervoer (pallets) | 200 277 | 207 899 | 207 899 | |
Overig goederenvervoer (pallets) | 101 629 | 83 516 | 83 516 | |
Munitievervoer (dagen) | 2 304 | 3 122 | 3 122 | |
Containervervoer (dagen) | 2 785 | 2 954 | 2 954 | |
Personenvervoer met chauffeur (uren) | 144 336 | 117 327 | 117 327 | |
Personenauto zonder chauffeur (dagen) | 120 610 | 101 091 | 101 091 | |
Vrachtvoertuigen zonder chauffeur (dagen) | 1 624 | 783 | 783 | |
Busvervoer (dagen) | 17 643 | 16 835 | 16 835 | |
Steunverlening viertonners (dagen) | 893 | 1 518 | 1 518 | |
Luchtvervoer | ||||
Goederenvervoer (ton/vlieguren) | 3 091 | 3 173 | 3 173 | |
Personenvervoer (personen/vlieguren) | 89 050 | 106 028 | 106 028 | |
Spoorvervoer | ||||
Goederenvervoer (tonkilometers) | 43 820 690 | 67 391 372 | 67 391 372 | |
Zeevervoer | ||||
Goederenvervoer (lanemetervaardagen) | 54 884 | 124 199 | 124 199 | |
Ferryvervoer (personenovertochten) | 3 566 | 1 896 | 1 896 | |
Ferryvervoer (voertuigovertochten) | 1 614 | 1 527 | 1 527 |
Doelmatigheidsindicatoren Verkeers- en vervoersdiensten | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Bezettingsgraad eigen chauffeurs | 90% | 90% | 90% | 90% | 90% | 90% | |
Bezettingsgraad eigen voertuigen | 65% | 75% | 75% | 75% | 75% | 75% | |
Inzetgraad eigen voertuigen | 75% | 75% | 75% | 75% | 75% | 75% | |
Beladingsgraad eigen voertuigen | – | 50% | 50% | 50% | 50% | 50% | |
Inzet eigen middelen (%) | – | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | |
Inzet middelen krijgsmachtdelen (%) | – | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | |
Inzet inhuur (%) | – | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. |
De raming van DWS is gebaseerd op de huidige situatie, waarin DWS belast is met de werving en selectie van het door de krijgsmachtdelen, centrale organisatie en Dico benodigde personeel. Zoals is aangegeven in de beleidsagenda wordt het wervings- en selectieproces thans opnieuw ingericht. In dat kader zal de rol van DWS veranderen in die van een facilitair keurings- en selectiecentrum. Vooruitlopend op de concretisering van de beoogde herinrichting is het nog niet mogelijk reële prestatiegegevens voor DWS te geven, die passen bij die nieuwe rol. Zodra de herinrichting zijn beslag heeft gekregen en de consequenties hiervan helder zijn, zal de begroting kunnen worden aangepast en zal kunnen worden bezien welke prestatiegegevens voor DWS kunnen worden gehanteerd.
Doelmatigheidsindicatoren werving en selectie | Eenheid | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Kostprijs initiële selectie | x € 1,00 | 1 184 | 1 132 | 1 126 | 1 112 | 1 098 | 1 082 |
Kostprijs bijzondere selectie | x € 1,00 | 559 | 530 | 530 | 530 | 531 | 530 |
Watervallen | % | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 |
Doorlooptijd selectie | weken | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 | 4 |
De geneeskundige verzorging vindt plaats door het Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf (MGFB). Op het gebied van de geneeskundige verzorging kan onderscheid worden gemaakt tussen hospitaaldiensten, revalidatie, geneeskundige opleidingen, het leveren van geneeskundig materieel en beleidsondersteuning. Het MGFB draagt hiermee bij aan de zorg die de geneeskundige diensten van de krijgsmachtdelen verlenen bij de inzet van operationele eenheden in het kader van humanitaire en vredesoperaties en de algemene verdedigingstaak. Het MGFB bevordert de samenhang en gezamenlijkheid binnen de militaire gezondheidszorg en de civiele gezondheidszorg. De staf van het MGFB ontwikkelt in nauwe samenwerking met de Defensiestaf een nieuw medisch zorgconcept.
Het MGFB is opgebouwd uit vier divisies en een gemeenschappelijke geneeskundige beleidsstaf. Een kernstaf verzorgt de nodige ondersteuning op het gebied van interne besturing en beheersing van de MGFB-organisatie. De divisies zijn het Centraal Militair Hospitaal (CMH), het Militair Revalidatie Centrum (MRC), het Opleidingscentrum Militair Geneeskundige Diensten (OCMGD) en het Militair Geneeskundig Logistiek Centrum (MGLC).
Door het MGFB worden chirurgische teams geleverd ten behoeve van vredesoperaties. Uitgaande van het maximale ambitieniveau van vredesoperaties, kan het MGFB zelf niet geheel voorzien in de daartoe benodigde capaciteit. Daarom worden internationale afspraken gemaakt en is een project met relatieziekenhuizen gestart dat wordt uitgevoerd door de projectorganisatie Implementatie Samenwerking Defensie en Relatieziekenhuizen. Het is de bedoeling om met 15 relatieziekenhuizen een contract te tekenen, dat voorziet in de beschikbaarheid per relatieziekenhuis van één team voor drie maanden en twee teams voor elk één maand per anderhalf jaar. Door deze teams regulier werkzaam te laten zijn in een Nederlands ziekenhuis, houden de leden de vereiste medische vaardigheden op peil.
Prestatiegegevens MGFB | 2000 | 2001 | 2002 |
Centraal Militair Hospitaal | |||
Bedcapaciteit | 45 | 45 | 45 |
Bedcapaciteit calamiteitenhospitaal | 300 | 300 | 300 |
Eerste consulten polikliniek | 15 756 | 15 606 | 15 606 |
Verpleegdagen | 7 945 | 9 307 | 9 307 |
Verrichtingen polikliniek | 11 534 | 16 212 | 16 212 |
Verrichtingen OK | 3 045 | 3 123 | 3 123 |
Functie-onderzoeken | 14 400 | 14 588 | 14 588 |
Militair Revalidatie Centrum | |||
Bedcapaciteit | 80 | 80 | 80 |
Revalidatie behandeluren | 43 828 | 43 000 | 43 000 |
Verpleegdagen | 23 991 | 24 500 | 24 500 |
Opleidingscentrum militair Geneeskundige Dienst (cursistdagen) | |||
Algemeen militair arts | 5 000 | 4 000 | 4 000 |
Algemeen militair verpleegkundige | 31 000 | 50 000 | 35 000 |
Management en specialisten | 10 500 | 13 500 | 15 500 |
Geneeskundige neventaken | 29 500 | 32 000 | 31 500 |
Geneeskundig hulppersoneel | 36 000 | 36 000 | 36 000 |
Militair Geneeskundig Logistiek Centrum | |||
Orderregels bevoorrading | 71 934 | 65 000 | 70 000 |
Receptregels apotheek | 54 229 | 55 000 | 55 000 |
Assemblages optiek | 10 000 | 10 500 | 10 500 |
Aanmaak diepvriesbloed | 244 | 500 | 500 |
Bloedverstrekkingen | 604 | 750 | 750 |
Doelmatigheidsindicatoren geneeskundige verzorging | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Inzetbaarheid Chirurgische Teams (%) | 50 | 70 | 80 | 100 | 100 | 100 | |
Cursusbezettingsgraad OCMGD (%) | 67 | 67 | 67 | 67 | 67 | 67 | |
Bezettingsgraad lokalen OCMGD (%) | 34 | 34 | 34 | 34 | 34 | 34 | |
Slagingspercentage OCMGD (%) | 84 | 85 | 85 | 85 | 85 | 85 | |
Kostprijs per cursist OCMGD (EUR) | 6 580 | 6 580 | 6 353 | 6 353 | 6 353 | 6 353 |
De ondersteuning op het gebied van de managementopleidingen wordt verzorgd door het Instituut Defensie Leergangen (IDL). Het IDL is het geïntegreerde opleidingscentrum voor loopbaanopleidingen en militaire aspectcursussen ten behoeve van Defensiemanagers en staffunctiona- rissen op midden-, hoger- en topniveau. Tevens worden internationale opleidingen voor officieren uit Midden- en Oost-Europa verzorgd.
In het kader van de bestuurlijke integratie van het KIM, de KMA en het IDL, wordt de relatie tussen het College van Bestuur, de Faculteit en het Curatorium door de betrokken instituten onderzocht.
Prestatiegegevens IDL (cursistweken) | 2000 | 2001 | 2002 |
Koninklijke Marine | 1 241 | 1 359 | 1 359 |
Koninklijke Landmacht | 2 016 | 2 512 | 2 800 |
Koninklijke Luchtmacht | 1 371 | 1 950 | 1 950 |
Leergang Topmanagement Defensie (LTD) | 288 | 576 | 576 |
International Stafofficers Course (ISOOC) | 828 | 1 144 | 1 144 |
Nato Defence Orientation Course (NDOC) en Nato Orientation Course (NOC) | 85 | 254 | 254 |
Overige interservice opleidingen | 49 | 70 | 100 |
Totaal | 5 878 | 7 865 | 8 183 |
Doelmatigheidsindicatoren Managementopleidingen | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Cursusbezettingsgraad (%) | 85 | 87 | 90 | 90 | 90 | 90 | |
Bezettingsgraad lokalen (%) | 67 | 74 | 74 | 74 | 74 | 74 | |
Bezettingsgraad lokalen congresservice (%) | 72 | 80 | 80 | 80 | 80 | 80 | |
Bezettingsgraad hotel (%) | 85 | 89 | 89 | 89 | 89 | 89 | |
Slagingspercentage | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | |
Kostprijs per cursist (EUR) | 15 429 | 14 521 | 13 613 | 13 613 | 13 613 | 13 613 |
Medio 2001 is deze dienst overgegaan naar het Algemeen Burgerlijk Pensioensfonds. De hierdoor structureel vrijvallende bedragen zijn nog geraamd onder Overige Interservice Diensten (materiële exploitatie), doch zullen worden aangewend voor de kapitaaldekking van de militaire pensioenen.
De materieelcodificatie wordt uitgevoerd door het Defensie Materieel Codificatiecentrum (DMC). De aanvragen zijn afkomstig van buitenlandse Nationale Codificatie Bureaus voor het codificeren van in Nederland geproduceerde, nieuwe artikelen. Het aantal artikelen in onderhoud betreft de Nato-stocknumbers (NSN's) voor in Nederland geproduceerde artikelen waarvoor in het verleden een aanvraag is ingediend. Het DMC stelt codificatie-informatie beschikbaar aan rechthebbenden en beheert tevens het Defensie Materieel Codificatie Informatiesysteem (DEMCIS).
Prestatiegegevens DMC | 2000 | 2001 | 2002 |
Codificatie-aanvragen | 2 196 | 2 000 | 2 000 |
Artikelen in onderhoud | 39 242 | 40 500 | 40 500 |
De ondersteuning op het gebied van archieven wordt verzorgd door de Dienst Archieven-, Registratie- en Informatiecentrum (DARIC). De DARIC verzorgt de centrale documentaire informatievoorziening en voert de algemene secretarie van het ministerie. De archiveringstaak omvat het in goede staat houden en bewaren van aan DARIC toevertrouwde informatiebronnen, alsmede overbrenging van archieven naar rijksarchiefbewaarplaatsen. DARIC verstrekt telefonische en schriftelijke informatie over het gearchiveerde.
Prestatiegegevens DARIC | 2000 | 2001 | 2002 |
Strekkende meters in beheer | 34 858 | 38 600 | 38 600 |
Informatieverstrekkingen | 58 710 | – | – |
Handelingen | – | 625 000 | 625 000 |
Personeels- en salarisadministratie
De personeels- en salarisadministratie wordt verzorgd door de Dienst Personeels- en Salarisadministratie (PSA). Deze dienst verzorgt de salarisbetalingen aan het burgerpersoneel van Defensie en voorziet in personeels- en financiële informatie.
In 2001 is het project «Burgers in NSK» gestart. Dit project betreft het opnemen van de salarisbetaling van het burgerpersoneel in het geautomatiseerde salarissysteem voor militairen. Daarnaast loopt een Interdepartementaal Beleids Onderzoek facilitaire salarisadministraties. Voor PSA is het aanvangsmoment van een CDV-traject afhankelijk van de afsluiting van dit onderzoek. Met betrekking tot CDV in het algemeen wordt verwezen naar paragraaf 3 «Bedrijfsvoering».
Prestatiegegevens PSA | 2000 | 2001 | 2002 |
Individuele arbeidsrelaties | 25 816 | 24 500 | 24 500 |
Deelnemers spaarloonregeling (militairen) | 33 945 | 33 500 | 33 500 |
Deelnemers spaarloonregeling (burgers) | 12 550 | 13 500 | 13 500 |
Bedrijfsmaatschappelijke dienstverlening
De bedrijfsmaatschappelijke dienstverlening wordt verzorgd door de Maatschappelijke Dienst Defensie (MDD). De MDD richt zich primair op de ondersteuning bij de operationele inzet, levert diensten in het kader van het reguliere bedrijfsmaatschappelijk werk en verleent speciale ondersteuning bij reorganisaties. De MDD neemt de hulp- en dienstverlening aan burger- en militair personeel, aan het thuisfront, aan de organisatie en aan veteranen voor zijn rekening. Het bedrijfsmaatschappelijk werk vergroot het welbevinden van deze groepen binnen de Defensie-organisatie. De MDD draagt op die manier bij aan de motivatie en inzetbaarheid van het personeel.
De geestelijke verzorging in de krijgsmacht wordt verzorgd door vier interservice diensten geestelijke verzorging: de rooms-katholieke, de protestantse, de joodse en de humanistische. Als aanvulling hierop zal in 2002 een dienst hindoe geestelijke verzorging worden opgericht. Deze diensten zijn organisatorisch ondergebracht in de Diensten Geestelijke Verzorging (DGV). De DGV verleent geestelijke verzorging aan militairen en waar nodig ook aan de gezinsleden van militairen volgens de richtlijnen van de zendende instanties. De DGV is voortdurend beschikbaar om, mede in het kader van het streven van Defensie naar hoogwaardige personeelszorg, vanuit de verschillende godsdienstige en levensbeschouwelijke achtergronden, begeleiding en zorg te bieden inzake levens-beschouwelijke/ethische vragen en bij (geestelijke) nood.
Internationale Militaire Sport
Ondersteuning op het gebied van internationale sport wordt verzorgd door het Bureau Internationale Militaire Sport (BIMS). Het BIMS zorgt voor de organisatie van internationale militaire sporttoernooien en uitzending van militaire équipes. Tevens coördineert het BIMS de militaire sport op nationaal niveau. Daarnaast stimuleert het BIMS sportbeoefening en (individuele) begeleiding van topsporters binnen de Defensie-organisatie.
Prestatiegegevens BIMS | 2000 | 2001 | 2002 |
Organisatie sporttoernooien Nederland | 4 | 7 | 7 |
Deelname internationale wedstrijden | 41 | 40 | 40 |
Deelname wereldkampioenschappen | 18 | 15 | 16 |
Verzorging oud-militairen en museum
Met ingang van 1 januari 2001 is het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum (KTOMM) Bronbeek, door de Koninklijke Landmacht overgedragen aan het Dico. Het KTOMM Bronbeek dient als verzorgingstehuis voor oud-militairen van alle krijgsmachtdelen, beneden de categorie officieren. Het houdt een koloniaal museum in stand, dat in 1996 door de Traditiecommissie Krijgsmacht officieel als krijgsmacht-deelmuseum is aangemerkt. Daarnaast ondersteunt KTOMM Bronbeek het veteranenbeleid van de minister op een actieve wijze en dient het als plaats voor het houden van herdenkingen en reünies.
Prestatiegegevens KTOMM | 2000 | 2001 | 2002 |
Verzorgingscapaciteit oud-militairen | – | 50 | 50 |
Aantal museumbezoekers | – | 25 000 | 25 000 |
Onder deze categorie zijn de niet verder toe te delen activiteiten opgenomen, zoals de uitgaven van de staf van het Dico en enkele Dico-brede projecten. De staf van het Dico ondersteunt de Commandant Dico bij de aansturing van de onder het Dico ressorterende eenheden. In de staf is tevens een ondersteuningsgroep opgenomen die mede zorg draagt voor de ondersteuning van enkele Dico-eenheden op het gebied van financiën, personeel en organisatie. Het betreft in dit geval eenheden van het Dico die niet in staat zijn deze taken doelmatig zelf uit te kunnen voeren.
Het Dico-brede investeringsbudget wordt centraal beheerd door de staf van het Dico. In onderstaand overzicht is de investeringsreeks zichtbaar gemaakt.
Bedragen x € 1000 | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Groot Materieel | 9 235 | 11 081 | 4 398 | 7 756 | 9 592 | 9 476 | 9 445 | 3 364 | 3 364 | 3 364 |
Infrastructuur | 5 532 | 9 720 | 18 560 | 6 008 | 9 323 | 12 547 | 11 163 | 12 252 | 12 252 | 12 252 |
Totaal | 14 767 | 20 801 | 22 958 | 13 764 | 18 915 | 22 023 | 20 608 | 15 616 | 15 616 | 15 616 |
Het Dico kent ontvangsten van ziektekostenverzekeraars vanwege door het CMH en het MRC verleende geneeskundige verzorging, voor de verhuur van spoorwagons door DVVO, de verhuur van faciliteiten door het IDL en door bijdragen van bewoners en voor museumbezoek bij het KTOMM. Deze ontvangsten bedragen € 21,6 miljoen.
De budgetflexibiliteit van dit beleidsartikel wordt in onderstaande tabel en grafiek weergegeven.
bedragen x € 1 000 | |||||||
Omschrijving | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Uitgavenstand | 235 831 | 264 673 | 255 568 | 254 185 | 247 312 | 247 278 | 249 999 |
Juridisch verplicht | 111 692 | 110 513 | 109 958 | 110 036 | 109 628 | ||
– waarvan bezoldiging | 109 514 | 109 151 | 109 005 | 109 310 | 109 310 | ||
Complementaire verplichtingen | 21 971 | 21 442 | 22 461 | 22 599 | 23 134 | ||
Plannen | 121 905 | 122 230 | 114 893 | 114 643 | 117 238 | ||
Totaal flexibel | 143 876 | 143 672 | 137 354 | 137 242 | 140 371 | ||
Planflexibilieit in % | 48 | 48 | 46 | 46 | 47 | ||
Financiële flexibiliteit in % | 56 | 57 | 56 | 56 | 56 |
Budgetflexibiliteit beleidsartikel 05 Defensie Interservice Commando
Het Dico bestaat uit een groot aantal ondersteunende diensten waarvan de capaciteit is gebaseerd op de door de afnemers aangegeven behoefte aan dergelijke ondersteuning. De benutting van deze capaciteit wordt primair bepaald door de feitelijke vraag naar ondersteuning door de afnemers. Dico benut daarbinnen, door middel van vraagregulatie en flexibiliteit van het aanbod, de beschikbare capaciteiten zo optimaal mogelijk. De operationele inzet van de krijgsmachtdelen heeft voorts direct gevolgen voor de te leveren ondersteuning. Dit kan gevolgen hebben voor de initiële ramingen en de doelmatige benutting van de capaciteiten.
Het groeipad in het kader van VBTB omvat een nadere concretisering van doelstelling en prestatiegegevens. Dit betreft voor Dico de verbeterde afstemming van (sub-)doelstellingen, prestatiegegevens en doelmatig- heidskengetallen. Onder doelstelling wordt de doelstelling van de betrokken eenheid verstaan en niet de doelstelling van het Dico als geheel. Het groeipad dient de prestatiegegevens beter te laten aansluiten bij eisen van de afnemers en de wijze waarop Dico intern gestuurd kan worden. Ten aanzien van de doelmatigheidskengetallen betreft het met name de vraag of deze getallen in de juiste behoefte voorzien, waar deze getallen kunnen of moeten worden aangepast en of deze in hun huidige vorm en omvang moeten blijven bestaan. In het komende jaar zullen de doelmatigheidskengetallen worden aangepast aan de mogelijk ook aan te passen (sub)doelstellingen en prestatiegegevens.
Beleidsartikel 06 Militaire Inlichtingen Dienst
Het doel van de Militaire Inlichtingen Dienst (MID) is het leveren van kwalitatief hoogwaardige inlichtingen- en veiligheidsinformatie waarmee een onmisbare bijdrage wordt geleverd aan het formeren, het in stand houden en het inzetten van de Nederlandse krijgsmacht. De dienst bevordert daarmee de efficiency en effectiviteit van het Nederlandse defensieapparaat binnen de nationale en internationale context waarin dit opereert. De MID opereert binnen het wettelijke kader van de ontwerp-Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV) en voert de daarin vastgelegde taken uit.
Nader geoperationaliseerde doelstellingen
Uit de algemene beleidsdoelstelling vloeien de volgende geoperationaliseerde doelstellingen voort:
Het voldoen aan de behoefte van de departementsleiding en de krijgsmachtdelen aan informatie over inlichtingen- en veiligheidsaangelegenheden
De behoefte van de departementsleiding en de krijgsmachtdelen aan inlichtingen- en veiligheidsproducten wordt jaarlijks vastgesteld. Gezien de snel veranderende omgeving wisselt ook de daaruit voortvloeiende inlichtingen- en veiligheidsbehoefte. In de loop van het jaar wordt in overleg met de behoeftestellers vastgesteld welke prioriteit aan de nieuw gebleken behoefte moet worden toegekend en tot welke wijzigingen in de prestaties dit leidt.
Het voldoen aan de behoefte van de krijgsmachtdelen aan inlichtingen- en veiligheidsproducten
De behoefte aan ondersteuning van de krijgsmacht met inlichtingen- en veiligheidsproducten wordt sterk bepaald door aard en aantal van de crisisbeheersings- en vredesoperaties waaraan door Nederland wordt deelgenomen.
Het uitvoeren van 23 000 veiligheidsonderzoeken per jaar
Een ander veiligheidsproduct van de MID zijn de veiligheidsonderzoeken met betrekking tot (aankomend) defensiepersoneel.
Medio 2000 is de nieuwe organisatie van de MID vastgesteld. Het doel van de reorganisatie, waarvan de voorbereiding een aantal jaren in beslag heeft genomen, is drieledig:
– het komen tot één integrale inlichtingen- en veiligheidsdienst;
– het verbeteren en stroomlijnen van het proces van behoeftestelling, verwerving en verwerking van informatie;
– het versterken van de bestuurbaarheid en de bedrijfsvoering van de dienst.
Als gevolg van de reorganisatie daalt het personeelsplafond van de MID van 744,5 vte'n (in 2002) tot 704,5 vte'n (in 2006). Voorwaarde voor het halen van deze personele reductie is de herstructurering van de afdeling Verbindingsinlichtingen door middel van concentratie op enkele locaties.
(x € 1000) | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Reorganisatie MID | 5 250 | 4 733 | 2 364 | 1 370 | 1 075 | 1 075 |
Investeringen in apparatuur en infrastructuur van de Afdeling Verbindingsinlichtingen
Inzake de taak en positie van de afdeling Verbindingsinlichtingen (AVI) is een strategische visie voor verbindingsinlichtingen vastgesteld. Verbindingsinlichtingen vormen ook op langere termijn een noodzakelijk onderdeel van de verwervingscapaciteit van de MID. Daarvoor is in vernieuwing van apparatuur en infrastructuur voorzien.
(x € 1000) | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Investeringen AVI | 5 083 | 2 993 | 2 758 | 2 567 | 2 567 |
Herbezinning op de Human Intelligence functie
Uit de ontwerp-Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV) vloeit voor de MID een nieuwe taak voort. Deze taak betreft «Het verrichten van onderzoek betreffende landen, ten aanzien van onderwerpen met een overwegend militaire relevantie die door Onze Minister-president, in overeenstemming met Onze betrokken ministers zijn aangewezen». De voorbereiding op en de uitvoering van deze taak brengt voor de MID een uitgavenverhoging met zich mee.
(x € 1000) | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Human Intelligence | 499 | 908 | 908 | 908 | 908 | 908 |
Herbezinning contra-inlichtingen en veiligheid
Herbezinning op de bestaande en nieuwe risico's voor de veiligheid van de Defensie-organisatie (met inbegrip van die van uitgezonden eenheden) is aanleiding om, in overleg met de behoeftestellers, aandachtsgebieden te herijken en zo nodig nieuwe prioriteiten te stellen.
Informatiemanagement en archiefproblematiek
Op het gebied van geautomatiseerde ondersteuning van werkprocessen worden investeringen verricht die nodig zijn omdat de samenstellende delen van de gereorganiseerde MID eigen systemen hebben ingebracht. Het geheel van de «nieuwe» MID vertoont hierdoor tekortkomingen. Deze investeringen zijn tevens gericht op het beheersen en oplossen van bestaande archiefproblematiek.
(x € 1000) | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Informatiemanagement en archivering | 2 114 | 1 929 | 1 625 | 1 652 | 1 225 | 998 |
Budgettaire gevolgen van het beleid
De financiële middelen die aan de MID ter beschikking staan voor het realiseren van de operationele doelstelling zijn in de volgende tabel opgenomen.
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verplichtingen (x € 1000) | 45 758 | 56 611 | 52 476 | 47 945 | 49 605 | 49 261 | 49 252 |
Uitgaven (x € 1000) | |||||||
Apparaatsuitgaven | 44 200 | 56 596 | 46 939 | 46 858 | 46 737 | 46 694 | 46 694 |
Investeringsuitgaven | 5 083 | 2 993 | 2 758 | 2 567 | 2 567 | ||
Totale uitgaven | 44 200 | 56 596 | 52 022 | 49 851 | 49 495 | 49 261 | 49 261 |
Voor het bereiken van deze doelstellingen ontplooit de MID de volgende activiteiten:
– verzamelen en verwerken van gegevens uit telecommunicatie-emissies in de ether (Afdeling Verbindingsinlichtingen);
– verzamelen van gegevens met de hulp van natuurlijke personen (Afdeling Human Intelligence);
– verzamelen en verwerken van gegevens op het gebied van contra-inlichtingen en veiligheid, in het bijzonder naar bedreigingen in verband met spionage, subversie, sabotage en terrorisme (Afdeling Contra-Inlichtingen en Veiligheid);
– evalueren, analyseren en verwerken van de verzamelde gegevens tot inlichtingen- en veiligheidsproducten (Afdeling Analyse en Rapportage);
– uitvoeren van veiligheidsonderzoeken inzake (aankomend) defensiepersoneel.
De budgetflexibiliteit van dit beleidsartikel wordt in onderstaande tabel en grafiek weergegeven
bedragen x € 1000 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Omschrijving | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Uitgavenstand | 44 200 | 56 596 | 52 022 | 49 851 | 49 495 | 49 261 | 49 261 |
Juridisch verplicht | 34 554 | 34 196 | 33 979 | 33 018 | 32 087 | ||
– waarvan bezoldiging | 34 024 | 33 958 | 33 851 | 32 978 | 32 087 | ||
Complementaire verplichtingen Plannen | 17 468 | 15 655 | 15 516 | 16 243 | 17 165 | ||
Totaal flexibel | 17 468 | 15 655 | 15 516 | 16 243 | 17 165 | ||
Planflexibiliteit in % | |||||||
Financiële flexibiliteit in % | 34 | 31 | 31 | 33 | 35 |
Budgetflexibiliteit beleidsartikel 06 Militaire Inlichtingen Dienst
Met de bovenstaande weergave van doelstellingen, activiteiten en bijzondere beleidsdoelstellingen van de MID wordt voor de eerste maal aangesloten bij de VBTB-systematiek. Het streven is erop gericht om hierin bij de volgende begrotingscyclus een verdere verdieping aan te brengen. Een project om de bedrijfsprocessen van de nieuwe organisatie van de MID integraal in kaart te brengen is gestart.
De MID zal in de begroting 2003 de eerste twee geoperationaliseerde beleidsdoelstellingen nader concretiseren. De concretisering dient te leiden tot transparantie in de beoogde doelbereiking en te voldoen aan de eis van meetbaarheid. De nieuwe organisatie van de MID zal medio 2003 worden geëvalueerd. De doelmatigheid en doeltreffendheid van de bedrijfsprocessen binnen de MID zijn object van onderzoek van de interne auditafdeling.
Door invoering van de ontwerp-Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten worden hoge eisen gesteld aan de transparantie en toetsbaarheid van de processen binnen de MID. Onderzoek naar deze bedrijfsprocessen moet leiden tot eenduidige omschrijvingen van producten, die door de MID worden geleverd.
Doordat de prestatiegegevens zowel tussen de MID en haar klanten als in de begrotingscyclus worden gebruikt, is de kwantitatieve betrouwbaarheid bij de klanten eenvoudig te verifiëren. De kwaliteit van de prestatiegegevens zal worden geborgd door periodieke onderzoeken. Uitoefening van de bijzondere bevoegdheden van de MID valt onder toezicht van de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.
Beleidsartikel 07 Pensioenen, uitkeringen en wachtgelden
De doelstelling van dit beleidsartikel is te voorzien in betalingen van ouderdomspensioen, wachtgeld- en overige uitkeringen aan voormalig militair personeel en daarvoor in aanmerking komend (voormalig) burgerpersoneel.
De pensioenvoorziening en uitkeringen voor militair personeel waren voorheen grotendeels in eigen beheer bij Defensie. Overeenkomstig een in december 1998 met het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) afgesloten overeenkomst is het beheer en de uitvoering van pensioenen voor personen ouder dan 65 jaar en van de militaire nabestaandenpensioenen die verband houden met overlijden als gevolg van het uitoefenen van de militaire dienst per 1 juni 2001 overgegaan naar het ABP. Voor de militaire nabestaandenpensioenen is sprake van volledige kapitaaldekking. Voor diensttijd vanaf 1 juni 2001 wordt ten behoeve van de militaire ouderdomspensioenen op het kapitaaldekkingsstelsel overgegaan. Ouderdomspensioenen die betrekking hebben op tot 1 juni 2001 opgebouwde diensttijd en (aanvullende) nabestaandenpensioenen worden op declaratiebasis met het ABP verrekend.
Met ingang van 1 juni 2001 is voor de nieuw op te bouwen militaire ouderdomspensioenen op het kapitaaldekkingsstelsel overgegaan. Een van de elementen om dit mogelijk te maken is een reeks 10-jarige leningen van Defensie aan het ABP. De uitgaven die met deze leningen gemoeid zijn, worden aangemerkt als niet-relevant voor het uitgavenkader van de Rijksbegroting in enge zin.
De uitvoering van de sociale zekerheid is in handen van de Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs (USZO). Op dit beleidsartikel worden in dit kader de door USZO in rekening gebrachte uitgaven geraamd.
Samenvattend worden op dit artikelonderdeel verantwoord:
– de door het ABP op declaratiebasis in rekening te brengen militaire ouderdomspensioenen en (aanvullende) nabestaandenpensioenen;
– de door USZO op declaratiebasis in rekening te brengen programma-uitgaven met betrekking tot de sociale zekerheid;
– de door USZO/ABP in rekening gebrachte uitvoeringskosten;
– het nominale deel van de door Defensie aan het ABP te verrichten betalingen ten behoeve van de opbouw van kapitaaldekking van de militaire nabestaandenpensioenen;
– de reeks 10-jarige leningen van Defensie aan het ABP.
De budgettaire gevolgen van het beleid
De financiële middelen die voor het uitvoeren van de diverse regelingen voor postactieven beschikbaar zijn, zijn in onderstaande tabel opgenomen.
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verplichtingen en uitgaven (x € 1000) | |||||||
Militaire nabestaandenpensioenen | 28 540 | 28 588 | 27 281 | 26 911 | 26 586 | 26 308 | 26 076 |
Militaire diensttijdpensioenen | 299 008 | 307 209 | 300 302 | 299 233 | 301 560 | 304 320 | 306 691 |
Kapitaaldekking nominale bijdrage | 26 365 | 32 672 | 35 742 | 37 313 | 38 977 | 40 686 | 42 786 |
Kapitaaldekking lening ABP (hoofdsom) | 25 457 | 36 030 | 34 306 | ||||
Kapitaaldekking lening ABP (rente) | 227 | 1 497 | 2 950 | ||||
Militaire invaliditeitspensioenen | 88 643 | 91 527 | 87 546 | 86 265 | 84 551 | 82 375 | 80 183 |
Uitkeringswet gewezen militairen | 367 708 | 382 864 | 380 910 | 378 979 | 387 099 | 393 983 | 388 128 |
Sociale zorg | 5 429 | 5 401 | 5 429 | 5 429 | 5 429 | 5 429 | 5 429 |
Overige uitkeringen | 7 043 | 5 899 | 5 899 | 5 899 | 5 899 | 5 899 | 5 899 |
Reserve-overdracht | 6 823 | 12 343 | 7 624 | 7 624 | 7 624 | 7 624 | 7 624 |
Veteranenbeleid | 2 960 | 538 | 539 | 539 | 539 | 539 | 539 |
Uitvoeringskosten USZO/ABP | 16 457 | 22 561 | 16 286 | 17 382 | 17 665 | 17 268 | 18 232 |
Wachtgelden en inactiviteitswedden | 56 178 | 61 402 | 58 414 | 58 315 | 55 625 | 51 995 | 50 209 |
Totale uitgaven | 888 697 | 928 443 | 909 686 | 906 507 | 939 573 | 956 685 | 950 820 |
waarvan niet-relevant | 25 684 | 37 527 | 37 256 | ||||
Ontvangsten (x € 1000) | |||||||
Totale ontvangsten | 6 299 | 1 559 | 1 559 | 1 559 | 1 559 | 1 559 | 1 559 |
De ontvangstenbegroting beslaat in het jaar 2002 € 1,6 miljoen.
In de evaluatie van de begrotingsindeling zal worden bezien of dit beleidsartikel blijft gehandhaafd.
Het beleid aangaande de rechtspositie voor post-actief defensiepersoneel wordt periodiek geëvalueerd. Deze evaluatie is ingebed in het Defensie Arbeidsvoorwaardenproces dat wordt doorlopen voorafgaand aan de onderhandelingen met de Centrales van Overheidspersoneel over de CAO.
Sedert 1 juni 2001 vindt besluitvorming over en evaluatie van de (reguliere) ouderdoms- en nabestaandenpensioenen van militairen evenals voor het burgerpersoneel bovensectoraal plaats in de Pensioenkamer van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid (ROP). Dit strekt zich in beginsel ook uit naar de begrotingsgefinancierde diensttijd doorgebracht tot 1 juni 2001. Defensiespecifieke aanvullingen en voorzieningen, met name verband houdend met de bijzondere risico's van uitoefening van de militaire dienst, blijven voorbehouden aan het Sectoroverleg Defensie (SOD).
Beleidsartikel 08 Ziektekostenvoorziening Defensiepersoneel
De doelstelling is te voorzien in een ziektekostenvoorziening voor het defensiepersoneel.
Ten laste van dit beleidsartikel komen uitgaven met betrekking tot de Ziektekostenvoorziening Defensiepersoneel (ZVD-regeling). Deze regeling is opengesteld voor actief dienend burgerpersoneel en voor niet-actieven, zowel burgers als militairen. Een uitzondering hierop vormen de personen die aanspraak maken op een uitkering in het kader van de UKW en bepaalde groepen wachtgelders. Gegeven de gestelde voorwaarden zijn het met name de post-actieve burgers en militairen die van de regeling gebruik maken.
De budgettaire gevolgen van het beleid
De financiële middelen die ter beschikking staan voor het realiseren van de doelstelling zijn in de volgende tabel opgenomen.
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen en uitgaven (x € 1000) | |||||||
Ziektekostenvoorziening Defensiepersoneel | 27 971 | 24 811 | 24 172 | 24 152 | 24 132 | 24 134 | 24 137 |
Totale uitgaven | 27 971 | 24 811 | 24 172 | 24 152 | 24 132 | 24 134 | 24 137 |
In de evaluatie van de begrotingsindeling zal worden bezien of dit beleidsartikel blijft gehandhaafd. De ziektekostenvoorziening Defensiepersoneel zal in 2004 opnieuw worden geëvalueerd.
Beleidsartikel 09 Vredesoperaties
Doel is de bescherming en bevordering van de internationale rechtsorde, waaronder begrepen de bevordering van veilige en stabiele verhoudingen in de periferie van het Navo-verdragsgebied.
Nederland voert een actief veiligheidsbeleid, dat zich niet beperkt tot de zorg voor de veiligheid van het eigen land en die van de bondgenoten, maar zich ook richt op breed opgezette conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw, zowel in Europa als daarbuiten.
Nader geoperationaliseerde doelstellingen
Het Nederlandse ambitieniveau voor bijdragen aan internationale crisisbeheersings- en humanitaire operaties is als volgt vastgesteld:
• deelneming in een vredesafdwingende operatie met een brigade of het equivalent daarvan (een maritieme taakgroep, drie squadrons jachtvliegtuigen of een combinatie daarvan);
• deelneming gedurende langere tijd aan maximaal vier vredesoperaties met bijdragen van bataljonsgrootte of equivalenten daarvan, zoals een squadron jachtvliegtuigen of twee fregatten.
Voor de uitvoering van deze doelstellingen put Defensie uit de beschikbare eenheden van de krijgsmachtdelen. De voor inzet gerede militaire eenheden voldoen aan de kwalitatieve criteria die bij crisisbeheersings- en humanitaire acties zijn gesteld. De belangrijkste criteria die aan gereedstelling van de operationele eenheden worden gesteld, zijn:
– optreden onder uiteenlopende geografische en klimatologische omstandigheden;
– tijdig optreden met de juiste middelen;
– optreden met andere krijgsmachtdelen (joint) en andere krijgsmachten (combined);
– inzet voor langere tijd.
Budgettaire gevolgen van beleid
De financiële middelen die voor Vredesoperaties ter beschikking staan voor het realiseren van de operationele doelstellingen, zijn in onderstaande tabel opgenomen
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verplichtingen (x € 1000) | 183 511 | 201 793 | 170 177 | 172 901 | 172 901 | 172 901 | 172 901 |
Uitgaven (x € 1000) | |||||||
VN-contributies | 33 420 | 48 554 | 48 554 | 48 554 | 48 554 | 48 554 | 48 554 |
SFOR | 69 834 | 93 251 | 83 042 | 68 067 | |||
KFOR | 51 820 | 2 788 | 908 | ||||
UNFICYP | 3 032 | 1 620 | |||||
UNMEE | 12 430 | 46 755 | |||||
Voorzieningen vredesoperaties | 21 401 | 8 825 | 37 673 | 56 280 | 124 347 | 124 347 | 124 347 |
Totale uitgaven | 191 937 | 201 793 | 170 177 | 172 901 | 172 901 | 172 901 | 172 901 |
Ontvangsten (x € 1000) | |||||||
Totale ontvangsten | 6 921 | 6 807 | 1 407 | 1 407 | 1 407 | 1 407 | 1 407 |
De VN-contributies betreffen het verplichte Nederlandse aandeel in de kosten van VN-operaties. Onder voorzieningen vredesoperaties worden ook de bedragen opgenomen voor de kleinere, niet genoemde, operaties.
Aan SFOR nemen in 2002 ongeveer 1 450 Nederlandse militairen deel. Zij zijn onderverdeeld in een gemechaniseerd bataljon, een National Support Element (NSE), een verbindingsondersteuningscompagnie, een helikopterdetachement en medewerkers voor het hoofdkwartier van SFOR in Sarajevo en het hoofdkwartier van de Multinational Division South West (MND SW) in Banja Luka.
De hoofdtaak voor het Nederlandse gemechaniseerde bataljon in MND SW is het afschrikken van de voormalig strijdende partijen om vijandelijkheden te hervatten. Het bataljon geeft met name door presentiepatrouilles invulling aan deze taak. Hierdoor ontstaat een veilige omgeving waardoor andere organen van de internationale gemeenschap ongestoord hun activiteiten kunnen ontplooien. Met financiële steun van Ontwikkelings-samenwerking kan het bataljon lokaal kleinschalige hulpverleningsprojecten uitvoeren. Daarmee wordt de acceptatie van het bataljon in de Bosnische samenleving versterkt.
Vanaf 1 januari 2001 is een detachement van vijf Cougar transporthelikopters operationeel op de basis Divulje Barracks te Split, Kroatië. Deze helikopters zijn voor transporttaken van de divisie aan de commandant van de MND SW ter beschikking gesteld. Voorts voeren zij vluchten ten behoeve van het bij medische noodgevallen in te zetten Immediate Response Team (IRT) uit. Voor dit laatste doel staat bij het militair hospitaal in Sipovo 24 uur per dag een Cougar-helikopter gereed. In januari 2002 worden de Cougar-helikopters vervangen door Chinook-helikopters. Medio 2002 zal deze ondersteuning aan MND SW worden beëindigd.
Bosnia Kosovo Air Component (BKAC)
Nederland neemt deel aan de «Bosnia Kosovo Air Component» (BKAC), de missie van de Navo-luchtstrijdkrachten ter ondersteuning van de militaire grondoperaties in de Balkan. De BKAC, alsmede de Nederlandse bijdrage daaraan, wordt in de tweede helft van 2001 tot een minimum teruggebracht, nadat de Navo terzake nadere besluiten heeft genomen.
Nederland neemt tevens deel aan de verificatievluchten boven Kosovo. Deze vluchten vinden plaats in het kader van VN-veiligheidsresolutie 1244 (Joint Defence of Kosovo and KFOR Forces) en moeten de naleving op het bestand inzake Kosovo monitoren. Nederland neemt enkele malen per jaar voor een periode van enige weken deel met een Orion maritiem patrouillevliegtuig. Het vliegtuig opereert dan vanaf het militaire vliegveld Sigonella op Sicilië.
Multinational Interdiction Force
De VN hebben middels resolutie 665 sancties afgekondigd tegen Irak. Nederland neemt gedurende enige weken per jaar deel aan de Multinational Interdiction Force. Daartoe worden een fregat en/of een Orion maritiem patrouillevliegtuig ingezet met als doel het monitoren van de scheepvaart en in voorkomende gevallen het onderscheppen van schepen die mogelijk het sanctiebeleid overtreden. De inzet staat onder Amerikaans bevel.
United Nations International Police Task Force (UNIPTF)
De «United Nations International Police Task Force» (UNIPTF) steunt in Bosnië de lokale autoriteiten bij het herstructureren, democratiseren en moderniseren van de civiele politie, zoals vastgelegd in Annex 11 van de Vredesakkoorden van Dayton. De UNIPTF voert haar werkzaamheden uit onder auspiciën van de VN-missie in Bosnië (UNMIBH). Het mandaat voorziet in programma's die onder andere gericht zijn op samenwerking op het gebied van criminaliteitsbestrijding, de opbouw van politie-instituties, de samenwerking van Bosnische politie-eenheden onderling, de bekendheid en vertrouwdheid van de bevolking met het werk van de politie, alsmede de deelname van Bosnië-Herzegovina in de politieprogramma's van de VN. Het mandaat van deze politiemissie loopt in oktober 2002 formeel af. De VN zullen nog besluiten over een verlenging van het mandaat, of een eventuele verandering daarin. De huidige Nederlandse bijdrage aan de UNIPTF bestaat uit 55 militairen.
Federation Mine Action Centre (FEDMAC)
Het «Bosnia-Herzegovina Mine Action Centre» (BHMAC) coördineert en inventariseert de informatie over en de ruiming van de talrijke, na de oorlog in Bosnië-Herzegovina achtergebleven mijnen en ongesprongen explosieven. Onder de BHMAC ressorteert in het gebied van de Moslim-Kroatische Federatie de FEDMAC. Nederland draagt momenteel met één officier bij aan de staf van BHMAC.
European Union Monitoring Mission (EUMM)
De EUMM (voorheen ECMM) is sinds 1991 belast met het toezicht («monitoring») op de militaire, politieke, humanitaire en economische ontwikkelingen in de voormalige Republiek Joegoslavië. Daarover wordt gerapporteerd aan de lidstaten van de Europese Unie (EU). Ongeveer 150 personen uit veertien EU-lidstaten en vier OVSE-staten, die geen lid zijn van de EU, zijn werkzaam in deze missie. Het hoofdkwartier van de EUMM bevindt zich in Sarajevo en staat boven zogenaamde regionale centra, die elk één of meer coördinatiecentra aansturen. De waarnemers ressorteren onder een coördinatiecentrum en werken onder meer in Albanië, Kroatië, Bosnië-Herzegovina, Kosovo en Macedonië. Er nemen zes Nederlanders aan deze monitormissie deel: vier militairen en twee ambtenaren van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
Multinational Advisory Police Element (MAPE)
Vanaf 24 juni 1997 participeerde Nederland met negen militairen in MAPE, dat adviseert bij de herstructurering en de training van de politie in Albanië. Bij de overgang van MAPE van de WEU naar de EU per 1 juli 2001, is de missie in de lopende vorm stopgezet en zijn de deelnemende militairen naar Nederland teruggekeerd. De EU beraadt zich over een overbruggingsmissie en een nieuwe MAPE-missie. Nederland staat positief tegenover deelname aan beide opties en wacht concrete voorstellen ter zake af.
In 1997 stuurde de Algemene Raad van de Europese Unie (EU) een missie naar Albanië, die de Albanese autoriteiten adviseert over humanitaire, economische en politieke zaken, veiligheidsaangelegenheden en de mogelijkheden voor economische en financiële hulp aan het land. Deze adviserende missie functioneert binnen het raamwerk van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). De Nederlandse bijdrage aan de OVSE-missie in Albanië bestaat uit twee officieren.
Sinds 1993 is er een OVSE-missie in Moldavië. De achtergrond van deze missie is het consolideren van de onafhankelijkheid en de soevereiniteit van Moldavië. Belangrijk aandachtspunt daarbij is de speciale status van Transdnestrië. Het mandaat van de missie is het helpen bij de totstandkoming van een algeheel politiek kader voor dialoog en onderhandelingen. Daarbij wordt onder andere toezicht gehouden op de terugtrekking van het 14e Russische leger uit Moldavië. Nederland levert sinds mei 1993 één militaire waarnemer aan deze missie.
United Nations Truce Supervision (UNTSO)
Sinds de Israëlische onafhankelijkheidsoorlog in 1948 ziet UNTSO toe op het handhaven van de bestandslijnen tussen Israël en zijn buurstaten. In die rol zag UNTSO onder andere toe op de Algemene Wapenstilstand Overeenkomst uit 1949 en observeert de missie sinds 1967 het staakt-het-vuren in het gebied rond het Suez-kanaal en op de Golanhoogte. In de huidige situatie werkt UNTSO samen met UNDOF op de Golanhoogte in de Israëlisch-Syrische sector en met UNIFIL in de Israëlisch-Libanese sector. Nederland neemt aan UNTSO deel vanaf 1956. Voor 2002 wordt een Nederlandse bijdrage van elf militaire waarnemers voorzien.
Verwachte personele bijdrage aan vredesoperaties in 2002 | |
SFOR | 1 450 |
UNIPTF | 55 |
FEDMAC | 1 |
EUMM | 4 |
OVSE-missie Albanie | 2 |
OVSE-missie Moldavië | 1 |
UNTSO | 11 |
Totaal | 1 524 |
De budgetflexibiliteit van dit beleidsartikel wordt in onderstaande tabel en grafiek weergegeven.
bedragen x € 1 000 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Omschrijving | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Uitgavenstand | 191 937 | 201 793 | 170 177 | 172 901 | 172 901 | 172 901 | 172 901 |
Juridisch verplicht | 83 949 | 68 067 | |||||
Complementaire verplichtingen | 48 554 | 48 554 | 48 554 | 48 554 | 48 554 | ||
Plannen | 37 673 | 56 280 | 124 347 | 124 347 | 124 347 | ||
Totaal flexibel | 86 228 | 104 834 | 172 901 | 172 901 | 172 901 | ||
Planflexibiliteit in % | 22 | 33 | 72 | 72 | 72 | ||
Financiële flexibiliteit in % | 51 | 61 | 100 | 100 | 100 |
Budgetflexibiliteit beleidsartikel 09 Vredesoperaties
Onder de activiteiten van dit beleidsartikel worden de door het Kabinet goedgekeurde vredesoperaties opgenomen.
Veronderstellingen over budgettaire gevolgen:
– omdat de Nederlandse deelname aan vredesoperaties niet exact gepland kan worden, bevat dit beleidsartikel een voorziening voor de financiering van toekomstige vredesoperaties;
– de omvang van SFOR verandert niet ten opzichte van 2001;
– de Nederlandse bijdrage aan KFOR is in 2000 beperkt tot een klein aantal militairen (3 tot 7);
– de hoogte van VN-contributies is gebaseerd op een raming van de omvang en aard van door de VN geleide vredesmissies.
Voorafgaande aan elke vredesoperatie vindt een evaluatie plaats met behulp van het toetsingskader. Elke vredesoperatie wordt tevens achteraf geëvalueerd.
Beleidsartikel 10 Civiele Taken
Doel is het in nauw overleg en onder gezag van civiele autoriteiten leveren van een bijdrage aan de handhaving van de nationale rechtsorde en veiligheid en steunverlening in het kader van het algemene belang.
Met de bestaande capaciteit wordt door Defensie een aantal niet-specifieke defensietaken uitgevoerd. Voor deze civiele taken worden op dit artikel de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten geraamd. Het betreft uitgaven in het kader van de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba (KWNA&A), Kustwacht Nederland (KWNED), de explosievenopruiming (EOD) en de hulp aan civiele overheden.
Nader geoperationaliseerde doelstellingen
Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba
De doelstellingen van de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba (KWNA&A) betreffen de steunverlening aan de gemeenschap en leden der gemeenschap bij (dreigende) noodsituaties als gevolg van ongevallen en rampen en de bescherming tegen aantasting van de rechtsorde en de daaruit voortvloeiende gevaren en bedreigingen voor de veiligheid en voor de persoonlijke levenssfeer.
De doelstellingen van de Kustwacht Nederland (KWNED) betreffen de steunverlening op zee-, kust- en aangewezen binnenwateren, bij (dreigende) noodsituaties als gevolg van ongevallen en rampen en de bescherming tegen aantasting van de rechtsorde en de daaruit voortvloeiende gevaren en bedreigingen voor de veiligheid en voor de persoonlijke levenssfeer.
De doelstelling van de explosievenopruimingsdiensten van Defensie is het voorzien in de capaciteit voor het opsporen, identificeren en ruimen van conventionele explosieven, vermoede explosieven en geïmproviseerde explosieven in Nederland, zowel op land als in het water, op zee, als ook overal elders ter wereld in het kader van een bondgenootschap, verdragsorganisatie of een bilaterale overeenkomst.
Doel is het als vangnet optreden indien de civiele hulpverlening moet worden afgelost of aangevuld of indien bijzondere defensie-expertise nodig is die niet civiel voorhanden is in het geval zich een ramp of een zwaar ongeval voordoet.
Budgettaire gevolgen van beleid
De financiële middelen die aan dit beleidsartikel ter beschikking staan voor het realiseren van de operationele doelstellingen zijn in de volgende tabel opgenomen.
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verplichtingen (x € 1000) | 38 422 | 39 830 | 32 399 | 32 032 | 31 471 | 31 545 | 31 566 |
Uitgaven (x € 1000) | |||||||
Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba | 24 627 | 25 427 | 18 766 | 18 451 | 17 873 | 17 918 | 17 918 |
Kustwacht Nederland | 5 421 | 5 421 | 4 936 | 4 933 | 4 933 | 4 933 | 4 933 |
Explosievenopruiming | 8 260 | 8 982 | 8 698 | 8 648 | 8 664 | 8 694 | 8 716 |
Hulp aan civiele overheden | |||||||
Totaal uitgaven | 38 308 | 39 830 | 32 399 | 32 032 | 31 471 | 31 545 | 31 566 |
Ontvangsten (x € 1000) | |||||||
Totale ontvangsten | 5 441 | 6 381 | 5 337 | 5 292 | 5 065 | 4 702 | 4 702 |
Voor de KWNA&A en KWNED is, gelet op de vervlechting met de Koninklijke Marine, de raming van de integrale uitgaven slechts ten dele mogelijk. De uitgaven voor de inzet van KM-eenheden zijn geraamd op basis van de tarieven (op additionele grondslag). Van de overige middelen zijn de uitgaven geraamd die eenduidig (en meetbaar) naar gebruik zijn toe te delen.
Voor explosievenopruiming zijn, wegens de vervlechting van deze diensten met het apparaat van de diverse krijgsmachtdelen en het feit dat de diensten ook militaire taken uitvoeren, wel alle uitgaven van bij de EOD'n geplaatst personeel opgenomen maar worden de overige middelen vooralsnog beperkt tot de direct toerekenbare uitgaven.
Voor hulp aan civiele overheden worden, wegens het onvoorspelbare karakter van de hulp, geen uitgaven geraamd maar zullen slechts in voorkomende gevallen de additionele uitgaven ten laste van dit artikelonderdeel worden verantwoord.
Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba
De KWNA&A is organisatorisch ondergebracht bij de Commandant Zeemacht in het Caribisch gebied (CZMCARIB). Deze is tevens commandant van de KWNA&A. Voor het uitvoeren van de kustwachttaken stelt CZMCARIB defensie-eenheden, die onder zijn bevel staan, ter beschikking aan de kustwacht. In het kader van de internationale samenwerking participeert de KWNA&A in diverse internationale operaties. Het gaat hierbij onder andere om de maritieme rechtshandhaving in het Caribisch gebied.
De KWNA&A voert de onderstaande activiteiten uit.
Dienstverlenende taken:
• permanent afluisteren en afwikkeling van nood-, spoed- en veiligheidsverkeer;
• hulpverlening en rampenbestrijding, waaronder het uitvoeren van «Search and Rescue» (SAR) acties al dan niet in samenwerking met de Koninklijke marine en andere particuliere c.q. buitenlandse organisaties.
Toezichthoudende en opsporingstaken:
• algemene politietaken, waaronder (internationale) drugsbestrijdingsoperaties;
• grensbewaking en douanetoezicht in samenwerking met de douanediensten en politiekorpsen (vreemdelingendiensten) van de Nederlandse Antillen en Aruba;
• toezicht op milieu en visserij waaronder controle van de scheepvaart op zee en in de binnenwateren en havens;
• toezicht op de scheepvaart, waaronder het verkeer en de uitrusting van schepen ter ondersteuning van de Scheepvaartinspectie en de Directie Scheepvaart Aruba bij de controle van de veiligheidsvoorschriften in de havens, op zee of in de binnenwateren.
Voor het uitvoeren van de activiteiten stelt de Koninklijke Marine vaardagen van het stationsschip en vlieguren van helikopters en maritieme patrouillevliegtuigen ter beschikking. Voorts heeft de KWNA&A zelf de beschikking over drie cutters, zes «inshore» vaartuigen en vier patrouilleboten.
Voor de uitvoering van de taken zijn onderstaande vaardagen, vaaruren en vlieguren nodig.
Meeteenheden | Realisatie 2000 | Vermoedelijke uitkomsten 2001 | Raming 2002 | |
Stationsschip | Vaardagen | 92 | 92 | 92 |
Maritieme patrouillevliegtuigen (3) | Vlieguren | 1 853 | 1 900 | 1 900 |
Geëmbarkeerde helikopter | Vlieguren | 336 | 390 | 390 |
AS355-helikopter (2) | Vlieguren | 451 | 500 | 500 |
Inshore vaartuigen (6) | Vaaruren | 3 181 | 2 800 | 4 200 |
Cutters (3) | Vaardagen | 360 | 360 | 360 |
Patrouilleboten (4) | Vaaruren | 2 189 | 2 100 | 2 800 |
De KWNED is een samenwerkingsorganisatie van zes departementen (Verkeer en Waterstaat, Defensie, Justitie, Financiën, Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties). De operationele leiding is in handen van de Koninklijke Marine. Voor de uitvoering van deze taken worden varende en vliegende eenheden ter beschikking gesteld door de participerende diensten. De Kustwacht beschikt over een kustwachtcentrum in Den Helder. Dit centrum heeft een 24-uurs bezetting en fungeert als centraal meld-, informatie- en coördinatiecentrum en is tevens het Nationale Maritieme- en Aëronautische Redding Coördinatie Centrum (RCC).
De beleidsmatige aansturing voor de uitvoering van deze taken geschiedt door het ministerie van Verkeer en Waterstaat ten aanzien van verkeerstaken en door het ministerie van Justitie ten aanzien van handhavingstaken.
De KWNED voert de onderstaande activiteiten uit:
• het uitluisteren, afhandelen en coördineren van het (inter)nationale nood-, spoed- en veiligheidsradioverkeer;
• de coördinatie en uitvoering van hulpverlenings- en reddingsacties;
• het bij voorkomende noodzaak zorgdragen voor scheepvaart-verkeersbegeleidende maatregelen;
• het verlenen van hulp;
• de controle op vangstbeperkende en technische maatregelen die van toepassing zijn op de zeevisserij;
• de controle op de naleving van de scheepvaartverkeersvoorschriften;
• het toezicht op de uitrusting van schepen;
• de handhaving van de milieuvoorschriften;
• de controle op de uit-, door- en invoer van goederen;
• het weren van ongewenste vreemdelingen.
Voor het uitvoeren van de activiteiten bij het KWNED zijn voor de Koninklijke Marine de onderstaande vaardagen en vlieguren nodig.
Meeteenheden | Realisatie 2000 | Vermoedelijke uitkomsten 2001 | Raming 2002 | |
Schepen | Vaardagen | 83 | 140 | 140 |
Maritieme patrouillevliegtuigen | Vlieguren | 508 | 550 | 550 |
Helikopters | Vlieguren | 206 | 230 | 230 |
Voor de uitoefening van haar taken beschikt de KWNED voorts over een bergingsvaartuig, een patrouillevliegtuig, surveillancevaartuigen, betonningsvaartuigen en een oliebestrijdingsvaartuig. Deze eenheden worden voor de kustwachttaken beschikbaar gesteld door betrokken diensten van betreffende ministeries. De financiering hiervan wordt bij diensten van die ministeries geraamd en verantwoord.
De verantwoordelijkheid voor de openbare orde en veiligheid in Nederland ligt bij het ministerie van BZK; het in dat kader opsporen en ruimen van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog (conventionele explosieven) is in beginsel een gemeentelijke aangelegenheid. Het opsporen en ruimen van geïmproviseerde explosieven alsmede het preventief onderzoek van locaties is in eerste instantie een aangelegenheid van de politie en het ministerie van Justitie.
Indien en voor zover de uit de nader geoperationaliseerde doelstelling volgende taken worden verricht in opdracht van militaire autoriteiten, dan vallen deze onder de militaire taakuitoefening. Voor zover civiele autoriteiten de opdrachtgever zijn, vallen zij onder de civiele taakuitoefening.
Het opsporen van conventionele explosieven kan door zowel civiele bedrijven als door de overheid worden gedaan. Het ruimen van explosieven is voorbehouden aan de Rijksoverheid. Defensie is met die taak belast. Het opsporen, de daaraan voorafgaande verkennende zoekacties en het ruimen van explosieven wordt binnen Defensie verricht door de Duik- en Demonteergroep Koninklijke Marine (DDG), het Explosieven Opruimingscommando Koninklijke Landmacht (EOCKL) en de Explosieven Opruimingsdienst Koninklijke Luchtmacht (EOD-KLu). Elk van de diensten bestrijkt een specifieke regio van Nederland. Voorts is alles onder water en op zee de verantwoordelijkheid van de DDG en zorgt het EOCKL voor de algehele coördinatie van de ruimingen in Nederland (op zee vindt coördinatie via het kustwachtcentrum Nederland plaats).
De EOD'n verrichten civiele werkzaamheden in opdracht van het ministerie van BZK, van het ministerie van Jusitie of van gemeenten. Het betreft de eerste verkennende zoekactie alsmede het opsporen en/of ruimen van conventionele of geïmproviseerde explosieven. Voorts wordt preventief onderzoek verricht van locaties. Voor noodgevallen zijn permanent ruimingsploegen op afroep beschikbaar. Een indicatie voor de omvang van deze activiteiten geven de cijfers over het jaar 2000: er zijn toen 2616 ruimingen uitgevoerd, er werden 96 verkennende zoekacties/opsporingen verricht en er is 138 maal justitiële bijstand geleverd.
Naast genoemde civiele taken wordt bij vrijwel alle uitzendingen van eenheden van de krijgsmacht naar gebieden van crises en oorlogsdreiging een beroep gedaan op personeel van de DDG, het EOCKL en de EODKLu. De opdrachten aan de EOD'n zijn zowel militair als civiel en variëren van het steunen van Navo-bataljons bij het ruimen van aangetroffen explosieven tot het opzetten van «mijnscholen» voor de opleiding van (buitenlandse) lokale ruimploegen.
Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba
Op dit artikelonderdeel worden de bijdragen van de Nederlandse Antillen en Aruba aan de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba geraamd en verantwoord. Het betreft hier voor het jaar 2002 een bedrag van € 4,3 miljoen.
Ten behoeve van derden in Nederland worden op aanvraag navigatieberichten doorgegeven. Deze worden in rekening gebracht. Tevens worden op structurele basis navigatieberichten aan het Duitse ministerie van Defensie verstrekt. De ontvangsten hiervan in 2002 bedragen € 0,16 miljoen.
De mate waarin en de wijze waarop de verrekening van de uitgaven van civiele opdrachten plaatsvindt is afhankelijk van de soort dienst. Voor het opsporen van conventionele explosieven wordt de integrale kostprijs in rekening gebracht. Voor 2002 wordt hiervoor een ontvangst van € 0,9 miljoen geraamd. Voor het ruimen van die explosieven worden geen kosten in rekening gebracht.
De budgetflexibiliteit van dit beleidsartikel wordt in onderstaande tabel en grafiek weergegeven.
bedragen x € 1 000 | |||||||
Omschrijving | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Uitgavenstand | 38 308 | 39 830 | 32 399 | 32 032 | 31 471 | 31 545 | 31 566 |
Juridisch verplicht | 19 237 | 19 160 | 19 130 | 19 146 | 19 173 | ||
– waarvan bezoldiging | 19 237 | 19 160 | 19 130 | 19 146 | 19 173 | ||
Complementaire verplichtingen | 3 722 | 3 723 | 3 726 | 3 729 | 3 725 | ||
Plannen | 9 440 | 9 149 | 8 614 | 8 669 | 8 668 | ||
Totaal flexibel | 13 162 | 12 872 | 12 341 | 12 399 | 12 393 | ||
Planflexibiliteit in % | 29 | 29 | 27 | 27 | 27 | ||
Financiële flexibiliteit in % | 41 | 40 | 39 | 39 | 39 |
Budgetflexibiliteit beleidsartikel 10 Civiele Taken
Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba
Het justitieel-, milieu- en visserijbeleid van de landsregeringen binnen het Koninkrijk verandert niet.
Het beleid ten aanzien van de verkeerstaken en de handhavingstaken, van respectievelijk de beleidsverantwoordelijke ministeries van Verkeer en Waterstaat en Justitie, verandert niet.
Gelet op de vele actoren die betrokken zijn bij de beide kustwachten zal de groeiparagraaf zich in eerste plaats richten op het nader afbakenen van de (systeem-)verantwoordelijkheid van de Koninklijke Marine. Vanuit dat kader zal worden getracht de doelstellingen en activiteiten waar nodig te concretiseren. Eveneens zal worden bezien of de opstelling van de ingebrachte middelen van de Koninklijk Marine, gelet op de situatie, volstaat of dat deze nog verder moet worden uitgebreid.
Daarnaast vindt voorafgaande aan elke inzet in het kader van civiele taken een evaluatie plaats als onderdeel van het planningsproces. Elke inzet wordt tevens achteraf geëvalueerd.
Beleidsartikel 11 Internationale Samenwerking
De internationale samenwerking draagt bij aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het Nederlandse veiligheids- en defensiebeleid.
Nederland voert een actief veiligheidsbeleid, dat zich niet beperkt tot de zorg voor de veiligheid van het eigen land en die van de bondgenoten, maar zich ook richt op breed opgezette conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw in Europa zowel als daarbuiten. Nederland zet zich samen met andere landen onder andere binnen de VN, Navo, EU en OVSE hiervoor in.
Internationale militaire samenwerking vormt een integraal onderdeel van het defensiebeleid. Het belang ervan is verder toegenomen in het licht van de in EU- en Navo-verband voorgenomen versterking van de Europese crisisbeheersingscapaciteiten. Versterking van de internationale militaire samenwerking is nodig om de effectiviteit en de doelmatigheid van de Europese defensie-inspanningen te vergroten.
Nader geoperationaliseerde doelstellingen
Bijdragen aan de gemeenschappelijke Navo-begroting
De Navo is de hoeksteen van het Nederlandse veiligheidsbeleid. Het Navo-lidmaatschap is het primaire instrument om de integriteit van het eigen grondgebied te verzekeren. Het vergroot tevens de mogelijkheden tot handhaving van de internationale rechtsorde en veiligheid. Door bij te dragen aan de financiering van de internationale staven, de gezamenlijke middelen voor bevelvoering en communicatie en bondgenootschappelijke programma's draagt Nederland bij aan de instandhouding van de geïntegreerde militaire structuur van de Navo.
Versterking van de Europese militaire capaciteiten ten behoeve van het DCI en de Headline Goal (EVDB-voorziening)
Nederland vergroot het Europese crisisbeheersingsvermogen (in EU- en Navo-verband) door in het kader van het Defence Capabilities Initiative (DCI) en de Headline Goal bij te dragen aan de versterking van de Europese militaire capaciteiten. De investeringen zijn met name gericht op de versterking van de strategische Europese capaciteiten: bevelvoering, inlichtingenverzameling en strategisch transport. Ook tekortkomingen op het terrein van logistiek, medische voorzieningen en mobiliteit (snelle ontplooiing) worden aangepakt. Verder wordt de capaciteit voor internationale politiemissies vergroot.
Militaire attachés dragen bij aan de informatievoorziening van het ministerie van Defensie en het informeren van bondgenoten en partners over het Nederlands veiligheids- en defensiebeleid.
Overige internationale samenwerking
Doel is samenwerking met Midden- en Oost-Europese (MOE) landen. Deze samenwerking beoogt bij te dragen aan het verbeteren van de interoperabiliteit van deze landen voor deelname aan Navo- dan wel EU-geleide crisisbeheersingsoperaties en aan de inbedding van de krijgsmachten van MOE-landen in een democratische samenleving. Tegelijkertijd kan het leiden tot een verbetering van de operationele effectiviteit van de Nederlandse krijgsmacht en tot doelmatigheidsopbrengsten.
Budgettaire gevolgen van beleid
De financiële middelen die ter beschikking staan voor het realiseren van de doelstellingen van dit beleidsartikel zijn in onderstaande tabel opgenomen.
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verplichtingen (x € 1000) | 85 057 | 215 299 | 88 425 | 270 484 | 86 065 | 94 253 | 93 028 |
Uitgaven (x € 1000) | |||||||
Bijdrage aan Navo | |||||||
Navo Veiligheidsprojecten in Nederland | 10 320 | 15 499 | 15 258 | 15 277 | 15 273 | 15 272 | 15 271 |
Bijdrage aan het Navo Veiligheids Investeringsprogramma | 29 649 | 29 203 | 29 204 | 29 203 | 29 203 | 29 205 | 29 203 |
Investeringen AWACS | 6 807 | 4 311 | 3 083 | 4 762 | 4 172 | 5 170 | 3 945 |
Exploitatie AWACS | 7 690 | 7 382 | 7 389 | 6 960 | 7 245 | 7 203 | 7 203 |
Bijdragen aan de militaire begroting van de Navo | 13 271 | 13 812 | 13 595 | 13 558 | 13 521 | 13 524 | 13 526 |
Overige bijdragen | 1 846 | 2 129 | 2 111 | 2 108 | 2 104 | 2 105 | 2 105 |
Totaal bijdrage aan Navo | 69 583 | 72 336 | 70 640 | 71 868 | 71 518 | 72 479 | 71 253 |
EVDB | 122 611 | 408 | 33 534 | 56 632 | 90 892 | ||
Attachés (HGIS) | 20 097 | 20 158 | 20 387 | 20 386 | 20 386 | 20 386 | 20 386 |
Overige internationale samenwerking | |||||||
MOE-hulp en samenwerkingsprogamma's | 2 370 | 2 292 | 1 389 | 1 389 | 1 389 | 1 389 | 1 389 |
Overige internationale samenwerking (HGIS) | 2 042 | ||||||
Totaal Overige internationale samenwerking | 2 370 | 4 334 | 1 389 | 1 389 | 1 389 | 1 389 | 1 389 |
Totale uitgaven | 92 050 | 219 439 | 92 824 | 127 177 | 149 925 | 185 146 | 93 028 |
Ontvangsten (x € 1000) | |||||||
Totale ontvangsten | 16 986 | 14 430 | 14 430 | 14 430 | 14 430 | 14 430 | 14 430 |
In totaliteit is meerjarig een bedrag van € 318 miljoen beschikbaar voor de versterking van de Europese militaire capaciteiten ten behoeve van het DCI en de Headline Goal. De EVDB-voorziening van € 136 miljoen bestaat uit € 45 miljoen uit de Voorjaarsnota 2001 en de voorziening van € 91 miljoen uit 2000. Daarnaast is via herschikking binnen het defensiebudget € 182 miljoen vrijgemaakt door aanwending van het budget van € 129 miljoen voor de voorgenomen aanschaf van Light Utility Helicopters. Bovendien komt € 52 miljoen beschikbaar door uitstel van het SHORAD-project.
Een bedrag van € 14 miljoen is voorlopig ter beschikking gesteld van de Koninklijke Marine, zodat thans op dit artikelonderdeel meerjarig totaal een bedrag van € 304 miljoen is geraamd. De terugbetaling door de Koninklijke Marine van dit bedrag zal tijdens de begrotingsuitvoering 2002 worden verwerkt zodat het totale bedrag van € 318 miljoen weer beschikbaar is.
Het ter beschikking staande bedrag zal ten behoeve van de onderstaande projecten worden aangewend:
Bedragen x € 1 000 | |
Duits-Nederlands Luchttransport | 45 400 |
Oprichting HRF (L)HQ 1(GE/NL)Corps | 24 100 |
Sostar-X | 4 100 |
Commandofaciliteiten LPD-2 | 34 900 |
Role 3 Veldhospitaal | 4 500 |
100 functies Koninklijke Marechaussee | 13 600 |
Tracking and tracing | 8 600 |
Transporthelikopters | 181 500 |
European Air Transport Coordination Cell | 900 |
a) uiterlijk 2002 worden de genoemde projecten gestart
b) door gebruik te maken van financiële instrumenten, zoals de eindejaarsmarge, zullen de gelden over de jaren aan de projecten worden toebedeeld.
Bijdragen aan de gemeenschappelijke Navo-begroting
Nederland draagt evenredig bij aan de gemeenschappelijk gefinancierde Navo-programma's. Hierbij gaat het om het Navo Veiligheids- en investeringsprogramma (NVIP), het Airborne Warning and Control System (AWACS)-programma en het zogenoemde militaire budget van de Navo. In het NVIP zijn specifieke investeringsprojecten in Nederland opgenomen. De komende jaren worden onder meer werkzaamheden uitgevoerd aan infrastructurele voorzieningen en aan commando- en communicatiemiddelen.
Het AWACS-programma heeft betrekking op de exploitatie en de investeringen van een vloot van zeventien radarvliegtuigen en bijbehorende ondersteuning. De exploitatie van de AWACS-radarvliegtuigen komt voor 3,75 procent ten laste van de Nederlandse Defensiebegroting. De huidige investeringsplannen omvatten onder meer de modernisering van radars en verbindingsmiddelen. In de jaren 2001 tot 2003 wordt het Aircraft Collision Avoidance System aangeschaft, waarvoor in deze jaren de exploitatiebegroting wordt belast.
Met betrekking tot toekomstige investeringsplannen levert Nederland op verschillende niveaus in bondgenootschappelijk verband een grote inspanning om een hoge prioriteit te geven aan de vervanging van de huidige motoren van de AWACS-vloot .
Naast de vaste bijdrage aan het NIVP en het militaire budget van de Navo draagt Nederland ook bij aan incidentele activiteiten van de militaire hoofdkwartieren en agentschappen en aan specifieke projecten.
Versterking van de Europese militaire capaciteiten ten behoeve van het DCI en de Headline Goal (EVDB-voorziening)
De volgende projecten/programma's hebben betrekking op de versterking van de Europese militaire capaciteiten:
– de bijdrage aan de aanpassing van bestaande Duitse Airbus A310-vliegtuigen tot multipurpose- en air-to-air refuelling vliegtuigen, alsmede aan de aanschaf van medische evacuatie- (medevac) en verladingsapparatuur;
– de versterking van het hoofdkwartier 1(GE/NL)Corps met communi- catie- en informatiesystemen in het kader van de transformatie naar een High Readiness Forces (Land) Headquarter. Deze omvorming tot HRF(L)HQ houdt direct verband met de herziening van de strijd- krachtenstructuur van de Navo. Na deze omvorming is het hoofdkwartier inzetbaar voor Navo- en EU-geleide crisisbeheersingsoperaties met een reactietijd van 20 à 30 dagen;
– de deelneming aan de eerste fase (haalbaarheidstudie en bouw van een demonstratiemodel) van de ontwikkeling van een Europese grondwaarnemingsradar SOSTAR-X (Stand-Off Surveillance, Target Acquisition Radar-Experimental). Nederland werkt hierin samen met Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje;
– de installatie van commandofaciliteiten op het Landing Platform Dock 2;
– de samenwerking van Nederlandse en Britse geneeskundige eenheden op «role 3» niveau (een veldhospitaal met operatiecapaciteit);
– de versterking vanaf 2003 van de Koninklijke Marechaussee met honderd functionarissen ter vergroting van de Europese capaciteit voor internationale politiemissies;
– de invoering van een defensiebreed «tracking and tracing»-systeem ter vergroting van het inzicht in de goederenstromen van en naar inzetgebieden;
– het bezien van de mogelijkheid om met (middel) zware transporthelikopters bij te dragen aan de versterking van de Europese transporthelikoptercapaciteit;
– de oprichting van de European Air Transport Coordination Cell om luchttransport- en tankercapaciteit in Europees verband effectiever en doelmatiger te kunnen inzetten;
– uitstel van het SHORAD-project, om in samenwerking met bondgenoten -met name Duitsland- een doelmatiger organisatie van deze luchtverdedigingscomponent te bereiken.
De attachés zijn belast met het verzamelen, analyseren en rapporteren van relevante gegevens voor de politieke en militaire leiding van het ministerie van Defensie. Ook informeren de attachés bondgenoten en partnerlanden over de militaire aspecten van het Nederlandse buitenlands- en veiligheidsbeleid. Ten slotte fungeren de attachés als liaison bij de militaire samenwerking met de desbetreffende landen.
Overige internationale samenwerking
De samenwerking met MOE-landen bestaat uit informatie-uitwisseling, materiële en financiële ondersteuning, opleiding en training van militair personeel, alsmede materiële en operationele samenwerking. De invulling van de samenwerking verschilt per land en hangt voor de meeste landen samen met de wens toe te treden tot de Navo.
Naast het verder verbeteren van de kwaliteit van de samenwerking richten de inspanningen zich in 2002 vooral op het verbeteren van de interoperabiliteit en op de opleiding en training van militairen en eenheden van partnerlanden. Dit geldt in het bijzonder voor de Roemeense en Bulgaarse detachementen die in het Nederlandse contingent van SFOR zijn opgenomen.
De budgetflexibiliteit van dit beleidsartikel is in onderstaande tabel en grafiek weergegeven.
bedragen x € 1 000 | |||||||
Omschrijving | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Uitgavenstand | 92 050 | 219 439 | 92 824 | 127 177 | 149 925 | 185 146 | 93 028 |
Juridisch verplicht | 26 261 | 24 711 | 22 935 | 21 864 | 20 386 | ||
– waarvan bezoldiging | 20 387 | 20 386 | 20 386 | 20 386 | 20 386 | ||
Speerpuntprojecten | 408 | 33 534 | 56 632 | 90 892 | |||
Complementaire verplichtingen | 66 154 | 68 932 | 70 359 | 72 389 | 72 642 | ||
Plannen | |||||||
Totaal flexibel | 66 155 | 68 932 | 70 358 | 72 390 | 72 642 | ||
Planflexibiliteit in % | |||||||
Financiële flexibiliteit in % | 71 | 54 | 47 | 39 | 78 |
Specificatie speerpuntprojecten
Bedragen x € 1 000 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomschrijving | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Transporthelikopter | 408 | 33 534 | 56 632 | 90 892 |
Budgetflexibiliteit beleidsartikel 11 Internationale Samenwerking
De versterking van de Europese militaire capaciteiten staat bij de Navo en de EU hoog op de agenda. Tijdens de Navo-top in Washington in april 1999 lanceerde de Navo het DCI. De EU-lidstaten aanvaardden in december 1999 de Helsinki Headline Goal, de doelstelling om in 2003 50 000 tot 60 000 militairen tenminste een jaar te kunnen inzetten voor crisisbeheersingstaken. Zij kwamen in dat kader overeen de Europese militaire capaciteiten te versterken, met name op het gebied van strategisch lucht- en zeetransport, inlichtingenverzameling en bevelvoering. De Europese Raad in Feira (juni 2000) heeft daarnaast de versterking van de Europese capaciteit van civiele politiemissies als doelstelling geformuleerd.
De voorgenomen versterking van de Europese militaire capaciteiten berust op de wens van de Europese landen om een groter aandeel te nemen in de handhaving van vrede en stabiliteit in Europa en de lasten tussen de transatlantische partners evenwichtiger te verdelen. Bij de versterking van de Europese militaire capaciteiten dient de huidige versplintering van de Europese defensie-inspanningen te worden aangepakt. De doelmatigheid van de defensie-uitgaven dient te worden vergroot door de internationale samenwerking te intensiveren.
Het belang van internationale militaire samenwerking (IMS) is de afgelopen jaren verder toegenomen. Naast het politieke en militair-operationele belang biedt IMS in het licht van het DCI en de Headline Goal nieuwe mogelijkheden om de effectiviteit en de doelmatigheid van de Europese defensie-inspanningen te vergroten. Tegen deze achtergrond wordt gewerkt aan een Beleidskader Internationale Militaire Samenwerking met effectiviteit en doelmatigheid als geoperationaliseerde, toetsbare doelstellingen. Dit Beleidskader zal de basis vormen voor de verdere uitwerking van de structurele operationele internationale samenwerkingsprojecten van de Nederlandse krijgsmacht in Europa. Gestart is met de uitvoering van een evaluatie van de doelstellingen voor internationale militaire samenwerking die in 2002 wordt afgerond.
Beleidsartikel 12 Wetenschappelijk Onderzoek en Ontwikkeling
De algemene doelstelling van dit beleidsartikel is ervoor zorg te dragen dat de Nederlandse krijgsmacht op een technologisch niveau kan blijven opereren vergelijkbaar met de Europese en Navo-bondgenoten.
Dit artikel omvat de investeringen voor het opbouwen en in stand houden van een voor Defensie toegankelijke kennisinfrastructuur. Deze kennisinfrastructuur is noodzakelijk om nu en ook in de toekomst doeltreffend en doelmatig militair optreden mogelijk te maken. Defensie ondergaat vele veranderingen op politiek, technologisch en wetenschappelijk terrein. Er is kennis nodig om de consequenties van deze veranderingen goed te kunnen inschatten en hierop slagvaardig te reageren. Door het laten uitvoeren van activiteiten op het gebied van Wetenschappelijk Onderzoek en Ontwikkeling (WOO), wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van deze noodzakelijke kennis.
Nader geoperationaliseerde doelstellingen en activiteiten
De algemene beleidsdoelstelling voor het WOO valt uiteen in zeven nader geoperationaliseerde doelstellingen, die gericht zijn op het beschikbaar houden van noodzakelijke kennis voor:
1. Ondersteunen van de omgevingsbeeldopbouw
Het opbouwen van statische en dynamische informatie over het operatietoneel ten behoeve van de betrokken politieke en militaire instanties en het creëren van omgevingsbewustzijn bij eigen eenheden in het operatiegebied.
Hiertoe is kennisinvestering noodzakelijk op het gebied van sensoren, omgevings- en doelkarakteristieken, signaalverwerking en -interpretatie.
2. Ondersteunen van de commandovoering
Het leiden en besturen van (delen van) de militaire organisatie om haar doelen te realiseren.
Kennisinvesteringen die worden gepleegd op het gebied van besluitvorming en handelen alsmede informatietransport en distributie.
3. Ondersteunen van verplaatsingen
Het verplaatsen van personeel en wapensystemen tussen operatiegebieden of binnen het operatiegebied met behulp van rijdende, varende of vliegende platformen.
Op de gebieden platformconstructies en -functioneren alsmede aandrijving en energievoorziening worden kennisinvesteringen gepleegd.
4. Ondersteunen van wapeninzet
Het fysiek bestrijden of afschrikken van objecten of doelen. De verschillende soorten doelen die bestreden kunnen worden zijn statische (strategische) objecten, personen, gepantserde systemen of voertuigen, schepen, onderzeeboten, mijnen en luchtdoelen.
Hiertoe zijn kennisinvesteringen nodig op het gebied van: werking van conventionele wapens, werking van niet-conventionele wapens en wapeninzet, effectiviteit en uitwerking.
5. Bieden van afdoende bescherming
Het uitvoeren van fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het behoud van het eigen militair vermogen in het operatietoneel.
Kennisinvesteringen betreffende bescherming omvatten de volgende gebieden: bescherming tegen conventionele wapens, signatuur onderdrukking/voorkomen van detectie, bescherming tegen chemische en biologische risico's en bescherming tegen elektromagnetische velden en straling.
6. Ondersteuning van de instandhouding/vergroting van het militair vermogen
Het langdurig kunnen blijven uitvoeren van militaire taken in het operatietoneel.
Kennisinvesteringen zijn gericht op het gebied van logistiek en systeem-engineering.
7. Ondersteunen van de opbouw en het functioneren van de Defensieorganisatie
Dit omvat allerlei activiteiten die ondersteunend zijn aan de feitelijke taakuitvoering van de krijgsmacht zoals beleidsontwikkeling, het behoeftestelling- en materieelverwervingsproces en opleidingen.
Om deze functie ook op langere termijn adequaat te kunnen blijven uitvoeren is kennisinvestering vooral nodig voor systeemkeuze en inzet, opleiding en training en personele inzet en welzijn.
De activiteiten worden uitgevoerd door middel van:
• het bepalen van de kennisbehoefte van Defensie en het hiertoe noodzakelijke WOO;
• het realiseren en in stand houden van een voor Defensie toegankelijke kennisinfrastructuur en het bevorderen van het gebruik door Defensie van de aldaar aanwezige kennis;
• het bevorderen van de samenwerking binnen Defensie bij de behoeftestelling en uitvoering van WOO;
• het bevorderen van de internationale samenwerking van Defensie op het gebied van WOO;
• het bevorderen van overdracht van kennis tussen wetenschappelijke onderzoeksinstellingen en de industrie;
• het bevorderen van de afstemming tussen civiel en militair WOO en het – waar mogelijk – stimuleren van samenwerking tussen beide.
In onderstaande figuur zijn de relatieve aandelen van de kennisinvestering per geoperationaliseerde beleidsdoelstelling weergegeven.
Budgettaire gevolgen van beleid
Dit beleidsartikel omvat alleen investeringen – via het laten uitvoeren van verkennend onderzoek, toegepast onderzoek of technologie-ontwikkeling – in de opbouw en instandhouding van de kennisinfrastructuur. De exploitatie-uitgaven van de kennisinfrastructuur door het kerndeparte- ment, de krijgsmachtdelen en het Defensie Interservice Commando is in het desbetreffende (niet-)beleidsartikel opgenomen.
De nader geoperationaliseerde beleidsdoelstellingen worden nagestreefd door middel van het financieren van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten (programma's of projecten). Veel van deze activiteiten richten zich op verschillende beleidsdoelstellingen. Voor de financiering van deze activiteiten wordt gebruikt gemaakt van onderstaande instrumenten.
Doelfinanciering Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO)
Overeenkomstig de TNO-wet en de regelingen tussen overheid en TNO, verstrekt Defensie jaarlijks via het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen doelfinanciering aan TNO. Met deze doelfinanciering wordt bij de drie instituten van TNO-Defensieonderzoek geïnvesteerd in een voor de taakuitvoering van Defensie noodzakelijke kennisbasis. Een klein deel van de doelfinanciering komt via TNO-Defensieonderzoek ter beschikking van andere TNO-instituten, het Maritiem Research Instituut Nederland (MARIN) of andere onderzoeksinstellingen. Met ingang van 2001 wordt het totale doelfinancieringsbudget programmatisch aangestuurd. Dit houdt in dat alle doelfinancieringsactiviteiten zijn geclusterd tot tachtig programma's. Alle programma's hebben een afgebakende begroting en looptijd (gemiddeld 4 jaar) en een zo concreet mogelijk geformuleerd resultaat.
Vanuit dit artikelonderdeel wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van (technologische) kennis die van belang is voor de taakuitvoering van Defensie. Deze activiteiten worden – vaak in internationaal verband – uitgevoerd door Nederlandse bedrijven, onderzoeksinstellingen en universiteiten. Indien de ontwikkeling van nieuwe technologische kennis een belangrijk deel van een project uitmaakt, wordt incidenteel uit dit artikel ook bijgedragen aan een materieelontwikkelingsproject voor een krijgsmachtdeel.
Defensie verstrekt via het ministerie van Verkeer en Waterstaat een bijdrage aan het Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium (NLR), die bedoeld is voor het verrichten van het basisonderzoek. Door deze bijdrage kan Defensie tegen het gereduceerde «deelnemerstarief» gebruik maken van de diensten van het NLR.
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verplichtingen (x € 1000) | 57 985 | 60 759 | 57 795 | 46 213 | 43 309 | 52 660 | 52 663 |
Uitgaven (x € 1000) | |||||||
Doelfinanciering TNO | 47 706 | 50 432 | 49 521 | 40 310 | 40 268 | 40 272 | 40 276 |
Onderzoek en technologie | 13 434 | 12 419 | 11 973 | 11 938 | 11 935 | 11 934 | 11 933 |
Bijdrage aan het NLR | 454 | 454 | 454 | 454 | 454 | 454 | 454 |
Totale uitgaven | 61 594 | 63 305 | 61 949 | 52 702 | 52 657 | 52 660 | 52 663 |
Ontvangsten (x € 1000) | 318 | 318 | 318 | 318 | 318 | 318 | 318 |
De taakstellende korting op WOO-uitgaven als gevolg van de Voorjaarsnota 2001 (– € 6,8 miljoen vanaf 2003) is vooralsnog ingeboekt onder Doelfinanciering TNO. Besluitvorming over de wijze waarop de korting wordt geïmplementeerd, wordt begin 2002 verwacht.
De budgetflexibiliteit van dit beleidsartikel wordt in onderstaande tabel en grafiek weergegeven.
bedragen x € 1 000 | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Omschrijving | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Uitgavenstand | 61 594 | 63 305 | 61 949 | 52 702 | 52 657 | 52 660 | 52 663 |
Juridisch verplicht | 6 925 | 6 631 | 1 410 | 455 | |||
– waarvan bezoldiging | |||||||
Complementaire verplichtingen | 55 024 | 46 071 | 51 247 | 52 205 | 52 663 | ||
Plannen | |||||||
Totaal flexibel | 55 024 | 46 071 | 51 247 | 52 205 | 52 663 | ||
Planflexibiliteit in % | |||||||
Financiële flexibiliteit in % | 89 | 87 | 97 | 99 | 100 |
Budgetflexibiliteit beleidsartikel 12 Wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling
• De toenemende complexiteit van wapensystemen vergt steeds meer kennis en expertise om over de aanschaf, de modernisering en de instandhouding daarvan te beslissen en ze metterdaad te gebruiken.
• Het benodigde kennisniveau wordt direct bepaald door de ambities van Defensie als klant of gebruiker. Voor bijvoorbeeld het (bijdragen aan) de ontwikkeling van materieel is andere kennis noodzakelijk dan het kopen of gebruiken van een eindproduct.
• De voortschrijdende samenwerking van de Nederlandse krijgsmacht in het verband van de Navo en EU en de stijgende kosten van ontwikkeling en productie van defensiematerieel noodzaken tot samenwerking tussen de overheid en het bedrijfsleven, zowel in nationaal als in internationaal verband.
• Het beleid is gericht op het concentreren van kennisinvesteringen bij een beperkt aantal onderzoeksinstituten, waarvan TNO-Defensie- onderzoek (met als instituten het Fysisch en Elektronisch Laboratorium, het Prins Maurits Laboratorium en Technische Menskunde) de belangrijkste is. Verder verrichten het NLR, het MARIN en andere onderzoeksinstituten van TNO ook onderzoek voor Defensie.
De geoperationaliseerde beleidsdoelstellingen zullen zodanig worden geconcretiseerd dat de mate van doelbereiking zo veel mogelijk zichtbaar wordt. Dit wordt bereikt door een transparante beschrijving van de relevantie van de onderzoeksactiviteiten voor de militaire functies. Specifieke aandacht wordt daarbij gegeven aan de belangrijkste onderzoeksprogramma's die van start gaan of eindigen in het betreffende begrotingsjaar. In 2002 wordt de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het WEAG Research & Technology instrument geëvalueerd.
De prestatiegegevens van het beleidsartikel WOO zullen meer inzicht verschaffen in de effectiviteit van de wetenschappelijke onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten voor de Defensie-organisatie. Hiervoor is het noodzakelijk dat bij toekomstige evaluaties van afgeronde onderzoeksprogramma's op structurele wijze gegevens over de effectiviteit worden gegenereerd.
Door periodieke voortgangscontrole, inhoudelijke evaluatie van de onderzoeksresultaten en het meten van het gebruik van deze resultaten door de Defensie-organisatie wordt de betrouwbaarheid van de beleidsinformatie vergroot. Een goede implementatie van de Programma-Aansturing van Defensie-onderzoek bij TNO (PADT) is hiervoor een voorwaarde. In 2003 zal de eerste evaluatie van het PADT plaatsvinden.
Niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven
Overeenkomstig artikel 19 van de Comptabiliteitswet 1976 en de regeling Rijksbegrotingsvoorschriften, is dit artikel bij het ministerie van Defensie aangewezen als het artikel waarop de geheime uitgaven worden verantwoord.
De budgettaire gevolgen van het beleid
De geheime uitgaven worden jaarlijks door de President van de Algemene Rekenkamer gecontroleerd. De financiële middelen die voor bovenstaande doelstelling ter beschikking staan, zijn opgenomen in de volgende tabel.
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verplichtingen (x € 1000) | 499 | 499 | 499 | 499 | 499 | 499 | 499 |
Uitgaven (x € 1000) | 499 | 499 | 499 | 499 | 499 | 499 | 499 |
Niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien
In dit artikel worden primair de door het ministerie van Financiën toegekende bedragen voor zowel de loonbijstelling en de incidentele looncomponent als voor de prijsbijstelling, als nieuwe mutaties ondergebracht. Vervolgens worden deze bedragen over de (niet-) beleidsartikelen verdeeld. Op het artikelonderdeel Efficiencybesparingen/kwaliteitsver-betering worden de te realiseren besparingen als gevolg van maatregelen ter verbetering van de efficiency en de kwaliteit ingeboekt.
De budgettaire gevolgen van het beleid
De financiële middelen die voor bovenstaande doelstellingen tijdens de begrotingsjaren ter beschikking staan zijn in de volgende tabel opgenomen.
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verplichtingen (x € 1000) | 131 245 | 181 763 | 155 472 | 154 514 | 181 405 | 157 685 | |
Uitgaven | |||||||
Loonbijstelling | 131 338 | 159 274 | 163 098 | 163 907 | 164 693 | 163 116 | |
Prijsbijstelling | – 93 | 22 488 | 30 946 | 29 178 | 55 282 | 33 140 | |
Efficiencybesparingen/kwaliteitsverbeteringen | – 38 571 | – 38 571 | – 38 571 | – 38 571 | |||
Onvoorzien | |||||||
Totale uitgaven (x € 1000) | 131 245 | 181 763 | 155 472 | 154 514 | 181 405 | 157 685 |
Toelichting op de geraamde bedragen
Dit betreft met name de tweede tranche van de door het Ministerie van Financiën uitgekeerde Loonbijstelling over 2001. Zodra, in het najaar 2001, het in juli afgesloten arbeidsvoorwaardenakkoord door de bonden is geaccepteerd, zullen deze bedragen worden verdeeld.
Naast enkele kleinere reserveringen betreft dit een centraal gereserveerde voorziening in het zogenaamde «schommelfonds». Met de in dit fonds opgenomen bedragen zal een beperkt deel van de verwachte hogere dollaruitgaven worden gefinancierd.
Efficiencybesparingen/kwaliteitsverbetering
Na verwerking van enkele kleinere bedragen naar aanleiding van het Interdepartementale beleidsonderzoek «Uitbesteding ondersteunende eenheden Defensie» en de verwerking ten gunste van dit artikel van € 6,8 miljoen als gevolg van structureel hogere ontvangsten, zijn de resterende bedragen voor 2001 en 2002 omgeslagen over de krijgsmachtdelen.
De nog openstaande reeksen voor de jaren 2003 en verder zullen bij de Najaarsnota of bij de opstelling van de begroting 2003 verder worden ingevuld.
Niet-beleidsartikel 90 Algemeen
Voor dit niet-beleidsartikel gelden drie algemene doelstellingen, te weten:
– ondersteuning door het kerndepartement van de bewindslieden in hun contacten met het parlement, hun rol als lid van het Kabinet en bij het onderhouden van interdepartementale en internationale relaties;
– integrale sturing door het kerndepartement van de krijgsmachtdelen op hoofdlijnen;
– controle door het kerndepartement op de uitvoering van het beleid door de krijgsmachtdelen.
Het kerndepartement ontwikkelt richtlijnen voor het beleid, zodat de krijgsmachtdelen in personeel en materieel opzicht voldoen aan criteria om de operationele doelstellingen te bereiken. De activiteiten van het kerndepartement omvatten:
– het voeren van het operationele beleid van Defensie; dit omvat leidinggevende en ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van het kerndepartement en de krijgsmachtdelen;
– het er mede voor zorg dragen dat de krijgsmachtdelen kunnen voldoen aan de gestelde normen en randvoorwaarden;
– het voeren van een personeelsbeleid dat erop is gericht Defensie te allen tijde en in alle omstandigheden te doen beschikken over de gewenste aantallen voor hun taak berekend en gemotiveerd personeel;
– het voeren van materieelbeleid dat is gericht op de materieel-logistieke processen «voorzien in», «instandhouding» en «afvoeren»;
– het bevorderen en bewaken van de doelmatigheid van Defensie door het ontwikkelen en het uitvoeren van het financieel-economisch beleid en het toetsen van de rechtmatigheid van de bestedingen;
– het definiëren, initiëren en sturen van defensiebreed ICT-beleid door middel van centrale beleidsontwikkeling, planning en verantwoording.
De organisatie van het kerndepartement is weergegeven in onderstaand organogram. De Secretaris-Generaal is hierbij verantwoordelijk voor de kwaliteit en de samenhang van de advisering.
De budgettaire gevolgen van het beleid
De financiële middelen die ter beschikking staan voor het realiseren van de doelstellingen van het kerndepartement zijn in de volgende tabel opgenomen.
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verplichtingen (x € 1000) | 146 762 | 176 635 | 143 816 | 144 570 | 147 809 | 154 402 | 155 047 |
Uitgaven (x € 1000) | |||||||
Apparaatsuitgaven | 123 228 | 127 987 | 113 840 | 108 299 | 111 777 | 111 673 | 112 318 |
Programmauitgaven | |||||||
– Subsidies en bijdragen | 13 337 | 23 508 | 16 922 | 14 063 | 14 063 | 14 063 | 14 063 |
– Departementsbrede uitgaven | 15 635 | 20 417 | 15 343 | 20 551 | 28 401 | 28 666 | 28 666 |
Totale uitgaven | 152 200 | 171 912 | 146 105 | 142 913 | 154 241 | 154 402 | 155 047 |
Ontvangsten (x € 1000) | |||||||
Totale ontvangsten | 142 111 | 6 816 | 5 954 | 7 406 | 6 226 | 6 998 | 4 230 |
De programma-uitgaven bestaan enerzijds uit bijdragen aan andere departementen ter medefinanciering van door deze ministeries te bereiken (algemene) doelstellingen waarin een specifiek algemeen defensie-element is te onderkennen en uit subsidies aan instanties en instellingen die zich inzetten ten nutte van de gehele Defensie-organisatie.
De subsidies worden verstrekt ten behoeve van de buitengewone leerstoel militair recht aan de Universiteit van Amsterdam (€ 0,024 miljoen), de stichting Dienstverlening Veteranen (€ 5,190 miljoen), de Stichting Maatschappij en Krijgsmacht (€ 0,247 miljoen), de Stichting Koepelorganisatie militaire tehuizen (€ 0,935 miljoen), Comité international de médicine et de pharmacie militaires (€ 0,002 miljoen), Defensie vrouwennetwerk (€ 0,005 miljoen), Nederlandse reservisten (€ 0,045 miljoen), Stichting Homoseksualiteit en Krijgsmacht (€ 0,025 miljoen), Stichting Nationaal Katholiek Thuisfront (€ 0,011 miljoen), Stichting Protestant Interkerkelijk Thuisfront (€ 0,023 miljoen) en het Veteranenplatform (€ 0,144 miljoen).
De belangrijkste bijdragen betreffen bijdragen aan het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor de Stichting bijzondere scholen voor onderwijs op algemene grondslag (€ 3,948 miljoen) en voor de Stichting Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael (€ 0,798 miljoen).
Daarnaast worden programma-uitgaven gedaan die ten gunste van het gehele departement komen, zoals voorlichtingsuitgaven en schadevergoedingen. Deze uitgaven worden om doelmatigheidsredenen centraal geraamd.
De ontvangstenraming van de centrale organisatie beslaat voornamelijk verrekeningen van uitgaven met derden.
Ten behoeve van de verdere verbetering van de bedrijfsvoering worden bij Defensie de volgende activiteiten genomen.
De algemene doelstelling van VBTB is het ten behoeve van de Staten-Generaal en de defensieleiding verbeteren van het inzicht in de beleidsrealisatie en de relatie tussen doelstellingen, activiteiten en middelen. Het ministerie van Defensie wil hiermee tevens komen tot het versterken van de transparantie en de resultaatgerichte besturingswijze binnen de Defensie-organisatie. VBTB sluit hiermee aan bij de ontwikkelingen van het Beleid Bedrijfsvoering Defensie 2000 (BBD-2000).
Om alle aspecten van VBTB bij Defensie voor te bereiden en te implementeren is, naast de bestaande lijnstructuren, een tijdelijk projectburau werkzaam. Dit bureau maakt gebruik van bestaande overlegstructuren met de diverse beleidsterreinen. Werkzaamheden voor VBTB worden uitgevoerd in overleg en in samenwerking met de beleidsterreinen. Een defensiebrede Adviesgroep voorziet alle VBTB-producten ten behoeve van de minister van een gemeenschappelijk advies. Het project VBTB bij Defensie omvat voor 2002 de volgende uit te voeren activiteiten:
– de begrotingsindeling 2002 van Defensie wordt geëvalueerd en waar nodig aangepast ten behoeve van het opstellen van de begroting 2003.
– richtlijnen worden verstrekt om te komen tot het jaarverslag over 2002 in VBTB-format.
– de in de begroting opgenomen geoperationaliseerde doelstellingen en prestatiegegevens voor de beleidsartikelen worden in 2002 verder uitgewerkt en aangescherpt volgens de aangegeven groeitrajecten.
– de interne planning- en controlcyclus wordt geëvalueerd en waar nodig aangepast aan de VBTB-eisen.
– de beschrijving van het bedrijfsvoeringsbeleid voor Defensie wordt aangepast aan de wijzigingen die uit VBTB voortvloeien.
– de betrouwbaarheid van de beleidsinformatie wordt verder gewaarborgd door het standaardiseren van begrippen, het aanpassen van procesbeschrijvingen, administratieve organisatie en regelgeving en door gebruik van de auditfunctie en interne controle.
– de defensie-pilot voor de Mededeling over de Bedrijfsvoering zal worden vervolgd, zodat in de verantwoording 2001, wederom een mededeling zal worden opgenomen. De totstandkoming en onderbouwing van de Mededeling over de Bedrijfsvoering sluit aan bij de bij de organisatiestructuur en planning- en controlcyclus van Defensie. Op basis van de deelmededelingen van de bevelhebbers van de krijgsmachtdelen, de plaatsvervangend Secretaris-generaal en Commandant Dico, de rapportage van de Defensie-accountantsdienst en de resultaten van de audits, geeft de minister met de Mededeling over de Bedrijfsvoering inzicht in de mate waarin de bedrijfsvoering wordt beheerst.
– de Defensie-organisatie wordt door middel van verschillende vormen van communicatie verder doordrongen van de implicaties van het invoeren van VBTB en van de voordelen die ermee kunnen worden bereikt.
Financieel- en materieelbeheer
Onder regie van een Task Force wordt er alles aan gedaan de door de Algemene Rekenkamer geconstateerde «ernstige tekortkomingen» in het financieel- en materieelbeheer in het jaar 2001 om te buigen. De maatregelen en verbeteractiviteiten moeten leiden tot een eindresultaat waarover niet alleen de Defensie-accountantsdienst begin 2002, maar ook de Algemene Rekenkamer een positief oordeel velt.
De medio 2001 ingestelde Task Force heeft voorts de opdracht bestuurlijke en organisatorische maatregelen te nemen die nodig zijn om een ordelijk en controleerbaar financieel- en materieelbeheer te waarborgen. In het jaar 2002 moeten deze maatregelen in de organisatie geborgd zijn.
Voor het jaar 2002 zullen voor het financieel- en materieelbeheer normen en criteria gelden die in een specifiek voor Defensie in 2001 vast te stellen baseline financieel- en materieelbeheer worden opgenomen. Deze specifieke baseline betreft een verdiepingsuitwerking van de in hoofdlijnen vastgestelde rijksbrede baseline. De normen en criteria die de eigen controllers, de Defensie-accountantsdienst en de Algemene Rekenkamer voor financieel- en materieelbeheer hanteren moeten vooraf aan alle verantwoordelijken binnen Defensie duidelijk zijn.
In 2002 wordt uitvoering gegeven aan het in 2001 opgestelde Beleidsplan Informatie Voorziening (IV-beleidsplan). Dit plan vormt de IV-beleids- agenda gedurende de periode 2001–2011. In dit plan wordt de relatie tussen de besturing en de bedrijfsvoering enerzijds en de daartoe noodzakelijke informatievoorziening (IV) anderzijds, benadrukt. Dit vertaalt zich in de overgang van de puur functioneel gerichte IV naar een combinatie van verticale IV (functionele integratie) en horizontale IV (bedrijfsgerichte integratie). De verticale IV ondersteunt de aansturing en coördinatie op hoofdlijnen binnen een functioneel gebied (personeel, financiën, materieel, logistiek en operatiën). De horizontale IV, die alle functiegebieden omvat, stelt de leidinggevenden op alle niveaus in staat hun integrale verantwoordelijkheid waar te maken. Vooral een betrouwbare horizontale IV, die in managementinformatie voorziet, is belangrijk voor de sturing en verantwoording.
Met het IV-plan wordt onder meer het commentaar uit diverse (externe) rapportages, dat de inrichting van de IV geen gelijke tred heeft gehouden met de eisen die worden gesteld aan de besturing en de bedrijfsvoering, ondervangen. Zowel de Inspecteur-Generaal van de Krijgsmacht in zijn jaarverslag over het jaar 2000 als de President van de Algemene Rekenkamer in zijn rechtmatigheidonderzoek 2000 hebben die kritiek geuit. Ook voor de verbetering van het financieel- en materieel beheer, de invoering van VBTB en op termijn de invoering van het baten-lastenstelsel is het essentieel dat de informatievoorziening zodanig is ingericht dat de besturing en bedrijfsvoering adequaat worden ondersteund.
De overgang naar deze inrichting van de IV met de daarbij behorende systemen zal zorgvuldig aan de hand van een beheersbaar traject verlopen. Hierbij wordt een groot beroep gedaan op de flexibiliteit van de organisatie. Uitvoering van het IV-plan vergt de inzet van deskundig ICT- personeel en legt een groot beslag op financiële middelen. In de inleiding op de beleidsartikelen is ingegaan op de defensiebrede financiële consequenties van het IV-plan.
Competitieve Dienstverlening (CDV)
CDV heeft zich een vaste plaats verworven in planning en control bij Defensie. Een uitbestedingsbeleid is vastgesteld en interne procedures zijn zodanig aangepast dat de diverse projecten voor CDV zich als het ware vanzelf aandienen. Er zijn analyses uitgevoerd van diverse projecten, zoals hydrografische schepen, wissellaadsystemen en trekker-opleggers. Nu lopen onderzoeken naar telematicadiensten (geleverd door DTO) en naar mechanisch en elektronisch onderhoud bij de Koninklijke Landmacht. Naar verwachting zullen hieraan in 2002 worden toegevoegd: civiele ingenieursdiensten (geleverd door de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen), hoger onderhoud aan vliegtuigen en helikopters (geleverd door het hoger onderhoudsbedrijf Koninklijke Luchtmacht) en werving en selectie (geleverd door de dienst Defensie Werving en Selectie). Voor 2001 en 2002 is een taakstellende korting voor CDV bij de beleidsterreinen toegepast. Voor de daaropvolgende jaren is invulling afhankelijk van de lopende CDV-trajecten. Onderstaand is de nog resterende in te vullen taakstelling zichtbaar gemaakt.
CDV taakstelling/efficiencybesparing | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
bedragen x € 1 miljoen | 39 | 39 | 39 | 39 |
4.1 Defensie Telematica Organisatie
De Defensie Telematica Organisatie (DTO) is het facilitaire ICT-bedrijf van het Ministerie van Defensie. DTO is per 1 september 1997 opgericht en opereert vanaf 1 januari 1998 als baten-lasten dienst.
De primaire markt van DTO wordt gevormd door het Ministerie van Defensie. Vanaf 2001 is het DTO door de voorzitter van de Bestuursraad ook toegestaan producten en diensten te leveren aan afnemers binnen de Rijksoverheid en de Navo (de zogenaamde «tweedenmarkt»). DTO richt zich daarbij in eerste instantie op de sectoren openbare orde en veiligheid van de Rijksoverheid.
In het kader van de Competitieve Dienstverlening zal een onderzoek worden uitgevoerd naar de mogelijkheden om telematicadiensten welke thans door DTO worden geleverd, uit te plaatsen. De kamer zal hierover binnen afzienbare tijd over worden geïnformeerd.
Producten en diensten van de DTO
De producten en diensten die DTO aanbiedt betreffen:
• Advies en Ontwikkeling
Advies met betrekking tot specificatie, ontwikkeling, verwerving, invoering, beheer, exploitatie, mogelijkheden en toepassing van ICT-middelen, -systemen en -infrastructuren. Verder betreft dit de ontwikkeling, integratie en modificatie van ICT-infrastructuren, -systemen, -applicaties en gegevensbanken.
• Beheer/exploitatie
Het uitvoeren van het technisch, functioneel en applicatiebeheer van de eigen telematica- en IT-infrastructuur en systemen. Tevens wordt, op basis van te maken afspraken, het technisch beheer en de exploitatie van ICT-infrastructuren en -systemen van afnemers uitgevoerd.
• Elektronisch transportnetwerk
Dit omvat communicatiefaciliteiten voor spraak, data en video, evenals de toegang tot externe netwerken.
• Generieke diensten
De diensten en applicaties voor algemeen gebruik die op of via de telematica-infrastructuur geleverd kunnen worden, zoals kantoorautomatisering, «electronic mail» , internetdiensten en informatiegidsen.
• Overige producten en diensten
De producten en diensten in de sfeer van opleiding, installatie en verhuur/verkoop van telematicamiddelen.
De hoofdvestiging van DTO bevindt zich in Den Haag. De overige vestigingen zijn in Rijswijk, Soesterberg, Den Helder en Maasland. Daarnaast bevindt zich in Woensdrecht een uitwijkcentrum.
Met het oog op een betere dienstverlening en een doorzichtiger kostenstructuur (en daarmee beheersbaarheid van de organisatie) is per 1 januari 2001 de oude divisiestructuur vervangen door een business- en serviceline organisatie. De klanten zijn gegroepeerd per kerncompetentie en toebedeeld aan één van de volgende businesslines: Onderhoud en Logistiek, Bedrijfsvoering en Ondersteunende processen, Personeelszorg Organisatie en Opleiding, Openbare orde en Veiligheid en Operatiën. Een businessline is verantwoordelijk voor een integraal verkoopresultaat (zowel omzet als kosten). De businesslines betrekken producten en diensten, tegen intern tarief, van de, niet voor de klant zichtbare, serviceslines (Beheerdiensten, Ontwikkeldiensten, Werkplekdiensten, Opleidingen, ICT / Infra / Productontwikkeling). Dit leidt tot een aanzienlijke verbetering van het zicht op de interne goederenstromen en de daaraan gerelateerde kosten. De door DTO geleverde producten en diensten zijn na het invoeren van de businessline – serviceline organisatie ongewijzigd gebleven.
De producten en diensten die DTO levert worden verrekend op basis van tarieven. De tarieven worden jaarlijks op voordracht van de Directeur DTO vastgesteld door de Commandant van het Defensie Interservice Commando (Dico). Deze tarieven zijn gebaseerd op de integrale kosten van DTO en concurrerende marktprijzen.
DTO is een omzet- en resultaatverantwoordelijke organisatie zonder winstoogmerk en moet zijn opbrengsten halen uit de verkoop van producten en diensten, waarbij de totale kosten uit de opbrengsten moeten worden gedekt. Tussen DTO en de beleidsterreinen bestaat een zakelijke relatie. Door daadwerkelijke verrekening treedt regulering op van vraag en aanbod. Tevens bestaat voor de krijgsmachtdelen (in bepaalde mate) de mogelijkheid diensten uit de vrije markt te betrekken. Deze (interne) marktwerking vormt een belangrijke prikkel voor de effectiviteit en efficiency bij DTO.
DTO streeft naar een toename van de omzet met € 41,4 miljoen in de periode van 2002 tot en met 2006 bij de producten- en diensten van Beheer-/exploitatie door middel van het verder implementeren en beheren van de algemene standaard voor kantoorautomatisering bij Defensie (LAN2000). Daarnaast is onderkend dat de ICT-dienstverlening in het algemeen, en de ontwikkeling en het onderhoud van privacy-gevoelige en top level security systemen in het bijzonder, steeds kostbaarder worden. Daarbij gaat het veelal om «core business» systemen voor de defensieklanten van DTO. Om de kosten van ontwikkeling en beheer zoveel mogelijk te spreiden is er voor gekozen om de markt van DTO voor dit soort systemen, naast Defensie, te verbreden naar dié sectoren van de Rijksoverheid die eveneens afhankelijk zijn van soortgelijke extra veilige (informatievoorzienings-)systemen.
De begroting van baten en lasten van de baten–lastendienst DTO
realisatie | vermoedelijke uitkomsten | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
20001) | 20012) | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Baten | |||||||
Opbrengst moederdepartement | 198,2 | 240,7 | 246,8 | 252,9 | 259,2 | 265,7 | 272,3 |
Opbrengst overige departementen | 3,8 | 9,2 | 11,4 | 14,2 | 17,7 | 21,9 | 27,2 |
Opbrengst derden | |||||||
Rentebaten | |||||||
Buitengewone baten | 7,1 | ||||||
Exploitatiebijdrage | |||||||
Totaal baten | 209,1 | 249,9 | 258,2 | 267,1 | 276,9 | 287,6 | 299,5 |
Lasten | |||||||
Apparaatskosten | |||||||
– personele kosten | 117,9 | 144,6 | 150,3 | 156,3 | 163,1 | 170,5 | 178,7 |
– materiële kosten | 68,2 | 77,5 | 80,0 | 82,9 | 85,9 | 89,2 | 92,9 |
Rentelasten | 5,0 | 4,5 | 5,5 | 5,8 | 5,8 | 5,9 | 5,9 |
Afschrijvingskosten | |||||||
Materieel | 12,6 | 16,6 | 17,2 | 17,1 | 16,9 | 16,8 | 16,7 |
Immaterieel | 2,5 | 2,7 | 2,7 | 2,8 | 2,9 | 3,0 | 3,1 |
Dotaties voorzieningen | 0,5 | 0,5 | |||||
Buitengewone lasten | 5,9 | ||||||
Totaal lasten | 212,6 | 246,4 | 255,7 | 264,9 | 274,6 | 285,4 | 297,3 |
Saldo van baten en lasten | – 3,5 | 3,5 | 2,5 | 2,2 | 2,3 | 2,2 | 2,2 |
1) Realisatie
2) Vermoedelijke uitkomsten
Bij de opbrengsten van het moederdepartement en overige departementen is rekening gehouden met ongewijzigde tarieven.
Waar mogelijk worden tarieven marktconform naar beneden bijgesteld. Op dit moment wordt het echter, met het oog op de grootschaligheid van de ontwikkeling van de omzet, de spreiding van beheer- en ontwikkelkosten, en de financiële risico's, niet verstandig geacht de op zich wenselijke tariefsverlagingen in de meerjarige financiële reeks te verwerken.
Ten opzichte van het vermoedelijk beloop in 2001 zijn de komende jaren per productgroep de volgende belangrijke omzetontwikkelingen (en gerelateerde kostenontwikkelingen) te verwachten.
• Beheer/exploitatie
De opwaartse bijstelling van de omzet (en kosten) ten opzichte van de omzetreeks in de begroting 2001 wordt voor een deel veroorzaakt door de doorwerking van de overheveling van ICT-taken door de Koninklijke Landmacht aan DTO. Daarnaast is de aan de defensiebrede kantoorautomatisering (het project LAN2000) gerelateerde omzet sterker toegenomen dan werd verwacht. De hiermee gepaard gaande extra omzet en kosten ten opzichte van 2001 lopen op tot ongeveer € 11 miljoen in 2006.
• Advies/Ontwikkeling
Het aanbieden van diensten die nu door civiele marktpartijen aan Defensie worden geleverd leidt tot een doorwerking in de financiële reeks oplopend tot ongeveer € 9 miljoen in 2006.
• Elektronisch transportnetwerk
De verdere overheveling van ICT-taken van de Koninklijke Landmacht naar DTO leidt tot een doorwerking in de financiële reeks die oploopt tot ongeveer € 11 miljoen in 2006. Het gaat daarbij zowel om beheerstaken in het kader van LAN2000 als om de autonome groei van data- en spraakverkeer. Dit leidt naar verwachting tot een verdere toename van het gebruik van het elektronisch transport netwerk (ETN).
Procentuele omzetverdeling van de opbrengsten van het moederdepartement en overige klanten
Klanten | Omzetaandeel |
Koninklijke Marine | 15% |
Koninklijke Landmacht | 49% |
Koninklijke Luchtmacht | 14% |
Koninklijke Marechaussee | 3% |
Centrale Organisatie | 9% |
Defensie Interservice Commando | 6% |
Overige klanten | 4% |
Totaal | 100% |
Opbrengsten overige departementen
Het leveren aan afnemers binnen de Rijksoverheid (exclusief Defensie) en de Navo van extra beveiligde informatiesystemen en verbindingen (Beheer/exploitatie) die wordt doorgevoerd met het oog op verbreding van het economisch draagvlak, leidt tot een doorwerking in de financiële reeks die oploopt tot ongeveer € 27,2 miljoen in 2006.
Personeelssterkte van de baten-lastendienst DTO (gemiddeld per jaar, in vte'n)
Organisatie-eenheid | 20001) | 20012) | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Militair personeel | 144 | 237 | 246 | 256 | 273 | 292 | 313 |
Burgerpersoneel | 1 208 | 1 618 | 1 682 | 1 752 | 1 870 | 2001 | 2 146 |
Totaal DTO-personeel | 1 352 | 1 855 | 1 928 | 2 008 | 2 143 | 2 293 | 2 459 |
Inhuur personeel | 411 | 344 | 357 | 372 | 372 | 372 | 372 |
Totaal | 1 763 | 2 199 | 2 285 | 2 380 | 2 515 | 2 665 | 2 831 |
1) Realisatie
2) Vermoedelijke uitkomsten
Ten gevolge van de integratie van de ICT-afdelingen van de Koninklijke Landmacht (de KTO's) per 1 januari 2001 is de personele omvang van DTO substantieel toegenomen. Voor een deel blijft DTO afhankelijk van ingehuurd personeel. De kosten daarvan stijgen voor de ICT-branche exponentieel. Deze inhuur betreft zowel inhuur op vacatures als inhuur op projectbasis van kennis, waarover DTO niet standaard beschikt. DTO blijft er naar streven het aantal inhuurkrachten te verminderen. Door de schaarste op de arbeidsmarkt, met name in de automatiseringsbranche, in combinatie met de geboden arbeidsvoorwaarden, is dit echter tot dusver nauwelijks gelukt. Om het «commitment van DTO» dienaangaande tot uitdrukking te brengen, is in de personeelsreeks vanaf 2003 niettemin een stabilisatie van de inhuur opgenomen.
De vertrekpunten voor de ontwerpbegroting 2002 zijn de extrapolatie van de realisatie 2000 en het vermoedelijk beloop 2001. De begroting 2001 was gebaseerd op enkele veronderstellingen die, gelet op de koers die DTO nu vaart, niet meer valide zijn. Er is sprake van een significant hogere omzet in handelsgoederen en van contracten met derden en dientengevolge van de directe kosten. Daarnaast stijgen de directe kosten als gevolg van hogere huurkosten van datcommunicatielijnen. De verkoopkosten vallen vooral als gevolg van een overheveling van het budget advertentiekosten (personele kosten) hoger uit. De algemene kosten stijgen door een toeneming van de vervoerskosten na de integratie van de KTO's alsmede door toegenomen detacheringswerkzaamheden. De kosten Hardware/ Software vallen lager uit ten gevolge van een geringere stijging van beheerdiensten dan geraamd was in de begroting 2001.
Materiële exploitatiekosten baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie
20001) | 20012) | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Directe kosten | 31 541 | 27 921 | 28 746 | 29 639 | 30 615 | 31 690 | 32 885 |
Huisvestingskosten | 4 951 | 6 693 | 7 106 | 7 553 | 8 041 | 8 578 | 9 175 |
Kantoorkosten | 2 673 | 3 272 | 3 520 | 3 788 | 4 080 | 4 403 | 4 762 |
Verkoopkosten | 800 | 2 808 | 2 890 | 2 980 | 3 077 | 3 185 | 3 304 |
Algemene kosten | 38 | 3 415 | 3 580 | 3 759 | 3 954 | 4 169 | 4 408 |
Kosten hard- en software | 28 137 | 33 404 | 34 229 | 35 122 | 36 098 | 37 173 | 38 368 |
Totaal | 68 140 | 77 513 | 80 070 | 82 840 | 85 865 | 89 198 | 92 900 |
1) Realisatie
2) Vermoedelijk beloop
Door een cumulatieve toename van de jaarlijks voor investeringen te lenen bedragen, treedt gedurende de begrotingsperiode een toename van de verschuldigde rentelasten op.
Op de vaste activa worden op jaarbasis de volgende afschrijvingstermijnen toegepast.
Immateriële vaste activa
• licenties 5 jaar
materiële vaste activa
• grond –
• gebouwen, glasvezel 30 jaar
• terreinen (bestrating) 10 jaar
• machines en installaties 8 jaar
• computer apparatuur 3–10 jaar
• overige bedrijfsmiddelen 4–5 jaar
Voor de jaren 2002 tot en met 2005 zijn jaarlijkse dotaties voor assurantiekosten opgenomen. Er wordt vanuit gegaan dat de werkelijke uitgaven aan verzekeringen over een groot aantal jaren gelijk zullen zijn aan de opgenomen dotaties.
Het saldo van baten en lasten is gebaseerd op een «marge» van ongeveer 1%. Dit is een minimale marge ter compensatie van financiële «tegenvallers». Afgesproken is dat, wanneer als gevolg van het aanhouden van deze marge het vermogen boven de 5% van de omzet over de afgelopen drie jaren uitkomt, het overschot wordt uitgekeerd aan het moederdepartement.
20001) | 20012) | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
1. Rekeningen courant RHB 1 januari | 44,1 | 12,8 | 17,1 | 24,4 | 25,2 | 26,9 | 28,4 |
2. Totaal operationele kasstroom | – 0,8 | 17,2 | 22,4 | 22,1 | 22,1 | 22,0 | 21,9 |
3a. totaal investeringen | – 12,6 | – 25,4 | – 19,5 | – 19,5 | – 19,5 | – 19,5 | – 19,5 |
3b. totaal boekwaarde desinvesteringen | |||||||
3. Totaal investeringskasstroom | – 12,6 | – 25,4 | – 19,5 | – 19,5 | – 19,5 | – 19,5 | – 19,5 |
4a. –/– eenmalige uitkering aan moederdepartement | – 112,7 | – 0,3 | – 1,2 | – 1,9 | – 1,8 | – 1,7 | |
4b. +/+ eenmalige storting door het moederdepartement | – | – | – | – | |||
4c. –/– aflossingen op leningen | – 13,8 | – 12,9 | – 14,8 | – 20,1 | – 18,5 | – 18,8 | – 20,1 |
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit | 108,6 | 25,4 | 19,5 | 19,5 | 19,5 | 19,6 | 19,5 |
4. Totaal financieringskasstroom | – 17,9 | 12,5 | 4,4 | – 1,8 | – 0,9 | – 1,0 | – 2,3 |
5. Rekening courant RHB 31 december (=1+2+3+4) | 12,8 | 17,1 | 24,4 | 25,2 | 26,9 | 28,4 | 28,5 |
1) Realisatie
2) Vermoedelijke uitkomsten
Toelichting bij het kasstroomoverzicht DTO
Hieronder zijn het resultaat en de balansmutaties verantwoord die het gevolg zijn van de reguliere bedrijfsvoering. Naast het saldo van baten en lasten wordt een belangrijk onderdeel hiervan gevormd door de afschrijvingen (zie hiervoor de betreffende toelichting onder «Lasten»).
Het investeringsbedrag voor 2001 is exceptioneel hoog vanwege de overdracht van de KTO's aan DTO per 1 januari. Als gevolg hiervan worden diverse vaste activa overgenomen. Voor 2002 en volgende jaren wordt uitgegaan van een gelijkblijvend investeringsniveau van € 20 miljoen. Dit betreft voornamelijk vervangingsinvesteringen.
• Uitkering aan moederdepartement. Voor de begrotingsperiode is opgenomen de uitkering naar aanleiding van de maximalisering van het eigen vermogen op 5% van de gemiddelde jaaromzet.
• Aflossing op leningen. De bedragen die hier zijn verantwoord betreffen de aflossingen van de aangegane vermogensconversie en leningen om investeringen te bekostigen.
• Beroep op leenfaciliteit. Hieronder zijn de door DTO bij het ministerie van Financiën geleende bedragen verantwoord. In 2001 en verdere jaren betreft het alleen de leningen voor investeringen.
Overzicht vermogensontwikkeling
20001) | 20012) | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Eigen vermogen per 1/1 | 9 632 | 6 106 | 9 610 | 11 834 | 12 920 | 13 369 | 13 859 |
Saldo van baten en lasten | – 3 526 | 3 505 | 2 491 | 2 262 | 2 306 | 2 275 | 2 260 |
Directe mutaties in het eigen vermogen | |||||||
– uitkering aan moederdepartement | – 267 | – 1 176 | – 1 857 | – 1 785 | – 1 719 | ||
– expl.bijdrage door moederdep. | |||||||
– overige mutaties | |||||||
Eigen vermogen per 31/12 | 6 106 | 9 610 | 11 834 | 12 920 | 13 369 | 13 859 | 14 400 |
1) Realisatie.
2) Vermoedelijk beloop.
De volgende kengetallen geven informatie over de verwachte ontwikkelingen op de korte en de middellange termijn.
Kengetallen DTO | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Omzet per medewerker (x € 1 000) | 114 | 113 | 113 | 112 | 110 | 108 | 106 |
Resultaatmarge | – 2,4% | 1,4% | 1,1% | 0,8% | 0,8% | 0,8% | 0,8% |
De omzet per medewerker is exclusief eventuele tariefmutaties per medewerker, maar inclusief ingehuurd personeel. Voor de planperiode wordt een geringe daling van dit kengetal voorzien. Dit is gebaseerd op de veronderstelling dat zich een relatieve stijging van het aandeel van de arbeidsintensieve diensten (bijvoorbeeld werkplekbeheer) ten opzichte van het aandeel van de kapitaalsintensieve producten zal voordoen.
De resultaatmarge is het saldo van baten en lasten ten opzichte van de opbrengsten. Dit beweegt zich, zoals eerder gesteld, rond de 1%.
4.2 Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen
De Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T) is de vastgoed-beheerder van Defensie die het onroerend goed effectief en op maatschappelijk verantwoorde wijze inricht en beheert. De Dienst geeft deskundige adviezen en treedt op als intermediair die de ruimtelijke belangen van de klanten binnen Defensie waarborgt. DGW&T staat de klanten bij in hun zorg voor de beschikbaarheid en bruikbaarheid van het vastgoed.
Het bij Defensie in beheer zijnde onroerend goed heeft een herbouw-waarde van ongeveer € 12 miljard. Het budget dat jaarlijks door Defensie aan nieuwbouw en onderhoud wordt besteed bedraagt ongeveer € 318 miljoen.
De markt van de DGW&T is vrijwel volledig de Defensiemarkt. De bedrijfsvoering van de DGW&T is gericht op het behoud van het aandeel op die markt, door diensten te leveren met een zo gunstig mogelijke prijs-/kwaliteitverhouding.
Door de DGW&T worden onderstaande taken verricht:
a. het waarborgen dat de krijgsmachtdelen ook onder niet-vredesomstandigheden kunnen beschikken over het onroerend goed dat nodig is voor de uitoefening van hun operationele en logistieke taken. Onder deze taakuitoefening valt ook de ondersteuning van operaties van delen van de krijgsmacht in bondgenootschappelijk- en VN-verband.
b. binnen Defensie vervult DGW&T de rol van vastgoedbeheerder en ingenieursbureau. Als vastgoedbeheerder biedt de DGW&T diensten aan op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu en juridisch beheer, technisch beheer en gebruikssteun (inclusief storingsdienst). Als ingenieursbureau is de DGW&T actief op de gebieden van nieuwbouw realisatie, groot onderhoud en daarmee samenhangend onderzoek en advies.
c. de DGW&T is als uitvoerende dienst belast met beleidsvoorberei- dende, belangenbehartigende en adviserende taken op het gebied van vastgoedbeheer, bouwbeleid en ruimtelijke ordening en milieu.
De Bestuursraad DGW&T staat onder voorzitterschap van de Commandant Dico en bestaat voorts uit vertegenwoordigers van de bevelhebbers van de krijgsmachtdelen. De Bestuursraad houdt toezicht op de realisatie van de beleidsplannen en keurt de begroting en de jaarstukken van de DGW&T goed.
In het kader van een schaalvergrotingsoperatie wordt tot 2002 het aantal regionale directies in Nederland teruggebracht van zes naar drie. De regionale directie Duitsland blijft bestaan. De DGW&T zal ook in gereorganiseerde vorm zijn opgebouwd uit twee management-niveaus (centrale directie en regionale directies). De regionale directies zijn relatief zelfstandige business units.
De DGW&T is een resultaatverantwoordelijke organisatie en moet zijn opbrengsten halen uit de verkoop van diensten. De totale apparaatskosten moeten uit de opbrengsten worden gedekt.
Tussen de DGW&T en de krijgsmachtdelen bestaat een zakelijke relatie. Hierdoor treedt regulering op van vraag en aanbod. Tevens bestaat voor de krijgsmachtdelen op beperkte schaal de mogelijkheid diensten uit de vrije markt te betrekken. Deze marktwerking draagt bij aan vergroting van de efficiency.
De regionale directies van DGW&T zijn resultaatverantwoordelijk. Dit wordt onder andere zichtbaar uit een vergaande delegatie van taken en bevoegdheden aan de regionale directies, waarbij de bemoeienis van de centrale directie met de uitvoering is teruggedrongen. Het beleid en het te verwachten resultaat van de business-units worden vastgelegd in afzonderlijke businessplannen. Deze vormen de basis van de managementcontracten die jaarlijks worden afgesloten tussen de directeur DGW&T en de regionale directeuren. Door middel van rapportages die periodiek aan de directeur DGW&T worden aangeboden leggen de regionale directies verantwoording af. Binnen de DGW&T wordt voortdurend aandacht besteed aan verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening.
In 2002 streeft DGW&T een aantal doelstellingen na. Er moet een licht positief bedrijfsresultaat gerealiseerd worden, bij een ordelijk financieel beheer. De realisatie daarvan moet samengaan met het bereiken van een klanttevredenheid van minimaal een 7. Die score moet worden gehaald in het te houden klanttevredenheidonderzoek. Daarnaast stelt DGW&T zich ten doel dat voor het onderwerp medewerkerstevredenheid, te meten in een medewerkersopinie-onderzoek, minimaal een 6,6 wordt gehaald. Bij zowel het klant- als het medewerkersopinie-onderzoek wordt een respons van 75% ten doel gesteld.
De begroting van de baten en lasten van de baten–lastendienst DGW&T
Bedragen x € 1 miljoen | 20001) | 20012) | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
BATEN | |||||||
Opbrengst moederdepartement | 78,4 | 85,8 | 83,3 | 81,3 | 78,7 | 79,6 | 78,9 |
Opbrengst overige departementen | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 |
Opbrengst derden | 0,9 | 1,1 | 1,1 | 1,1 | 1,1 | 1,1 | 1,1 |
Rentebaten | 0,1 | ||||||
Bijzondere baten | 1,5 | ||||||
Mutatie onderhanden werk | – 0,1 | ||||||
Totaal baten | 80,9 | 87,0 | 84,5 | 82,5 | 79,9 | 80,8 | 80,1 |
LASTEN | |||||||
Apparaatskosten | |||||||
* personeelskosten | 65,8 | 66,5 | 61,3 | 57,4 | 53,1 | 52,5 | 50,4 |
* materiële kosten | 9,6 | 13,9 | 15,9 | 17,0 | 17,3 | 17,9 | 17,9 |
Rentelasten | 1,2 | 2,7 | 3,2 | 3,9 | 5,2 | 6,1 | 6,1 |
Afschrijvingskosten | |||||||
* materieel | 2,5 | 2,5 | 2,7 | 2,8 | 2,9 | 2,9 | 4,3 |
* immaterieel | |||||||
Dotaties voorzieningen | 1,9 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 |
Bijzondere lasten | 1,7 | ||||||
Buitengewone lasten | |||||||
Totaal lasten | 82,7 | 86,1 | 83,6 | 81,6 | 79,0 | 79,9 | 79,2 |
Saldo van baten en lasten | – 1,8 | 0,9 | 0,9 | 0,9 | 0,9 | 0,9 | 0,9 |
1) Realisatie
2) Vermoedelijke uitkomsten
De omzetcijfers blijven een dalende tendens vertonen. De verwachting is namelijk dat tot en met het jaar 2002 sprake is van een flinke werklast, onder meer door te verwachten wijzigingen in de infrastructuur bij de krijgsmachtdelen. In de periode daarna wordt echter weer een daling verwacht.
Een oorzaak voor de meerjarig gestegen omzet ten opzichte van de vorige begroting is de verhoging van de tarieven voor ingenieursdiensten (nieuwbouw) met drie procentpunten in 2001. Deze verhoging is noodzakelijk in verband met de stijging van de loonkosten en een aantal andere autonome kostenontwikkelingen, waaronder de exploitatie van het nieuwe Defensiebrede computernetwerk LAN2000. Het effect van deze tariefswijziging op de omzet is ongeveer € 7 miljoen. Daardoor zal de omzet uiteindelijk niet zo ver dalen als in de vorige begroting geraamd is.
Voorts neemt de omzet toe in verband met de door de Koninklijke Marechaussee te betalen gebruikersvergoeding (rente en aflossing) voor de nieuwe huisvesting op Schiphol. DGW&T verwerft hiervan het economische eigendom. Het nieuwbouwproject zal naar verwachting in 2005 zijn afgerond.
De verdeling van de opbrengsten van het moederdepartement naar de krijgsmachtdelen en andere is als volgt:
(in procenten) | Ingenieursdiensten | Vastgoeddiensten | Overige dienst-verlening | Totaal |
Koninklijke Marine | 7% | 6% | 0% | 13% |
Koninklijke Landmacht | 20% | 24% | 1% | 45% |
Koninklijke Luchtmacht | 12% | 15% | 0% | 27% |
Koninklijke Marechaussee | 2% | 1% | 2% | 5% |
Overige klanten | 2% | 4% | 4% | 10% |
43% | 50% | 7% | 100% |
Opbrengst overige departemenen
De opbrengsten van overige departementen (de zogenaamde tweeden) worden verkregen door op beperkte schaal diensten te verlenen aan de Rijksgebouwendienst en de centrale opvang asielzoekers (COA).
De verkoop van bestekken ten behoeve van aanbestedingen levertomzet van derden (aannemers) op. De stijging die bij de omzet in deze klantengroep te zien is, is het gevolg van een aanscherping van de definitie van klantengroepen zoals de DGW&T die hanteert. De omzet uit activiteiten van de DGW&T in Budel wordt aan de Duitse overheid in rekening gebracht. Deze werden in het verleden verantwoord onder de opbrengsten van het moederdepartement. Hetzelfde geldt voor werkzaamheden voor de Defensie Pijpleiding Organisatie (DPO).
De ten opzichte van de vorige begroting gestegen personeelskosten zijn een gevolg van een aantal ontwikkelingen. De meerjarig minder sterk dalende afzet dan in de vorige begroting was gepland, leidt ook tot een minder sterk dalende capaciteitsbehoefte. Daarnaast zijn de kosten van het ambtelijk personeel met ongeveer 4% gestegen ten opzichte van de vorige begroting, als gevolg van het nieuwe arbeidsvoorwaardenakkoord.
Personeelssterkte van de baten-lastendienst DGW&T
Personeelsomvang | Bezetting per 20001) | 20012) | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Militair personeel | 47 | 51 | 48 | 46 | 46 | 46 | 46 |
Burgerpersoneel | 985 | 993 | 945 | 940 | 940 | 940 | 940 |
Overige categorieën: | |||||||
* inhuur, tijdelijke ambtenaren, uitzendkrachten | 255 | 272 | 261 | 227 | 132 | 120 | 98 |
* herplaatsers | 3 | 5 | 3 | ||||
TOTAAL | 1287 | 1 319 | 1 259 | 1 216 | 1 118 | 1 106 | 1 084 |
Gemiddelde prijs per vte (x € 1000) | |||||||
Ambtenaren | 41,7 | 43,6 | 43,6 | 43,6 | 43,6 | 43,6 | 43,6 |
Inhuurkrachten | 70,3 | 70,3 | 70,3 | 70,3 | 70,3 | 70,3 | 70,3 |
1) Realisatie
2) Vermoedelijke uitkomsten
De stijging wordt vooral veroorzaakt door de exploitatiekosten van het Defensie-brede computernetwerk LAN2000.
De stijging die voor 2002 is voorzien, is vooral het gevolg van nieuwbouw voor de DGW&T in Tilburg en Zwolle en in mindere mate van de leningen voor investeringen in immateriële activa. Voorts is hierin opgenomen de te betalen rente in verband met de nieuwe huisvesting van de Koninklijke Marechaussee op Schiphol (zie ook de hierboven gegeven toelichting bij de baten).
Het totaal van de afschrijvingslasten is ten opzichte van de vorige begroting niet substantieel gewijzigd. Het verschil wordt gevormd door de verwachte stijging in de afschrijvingslasten naar aanleiding van investeringen in huisvesting en computerapparatuur.
(bedragen x € miljoen) | 2001 | 2002 |
Afschrijvingen materiële vaste activa | ||
– gebouwen | 0,4 | 0,5 |
– inventaris/installaties | 0,2 | 0,2 |
– hardware | 1,4 | 1,5 |
– overige | 0,5 | 0,5 |
Totaal | 2,5 | 2,7 |
De DGW&T past in haar administratie de lineaire afschrijvingsmethode toe.
De afschrijvingstermijnen zijn:
Immateriële vaste activa | n.v.t. |
Materiële vaste activa | |
Gebouwen | 50 jaar |
(Houten) opslagloodsen | 25 jaar |
Verhardingen | 25 jaar |
Inventaris | 10 jaar |
Computerapparatuur | 5 jaar |
Transportmiddelen | 4 á 6 jaar |
Overige activa | 5 jaar |
De dotaties hebben betrekking op de volgende voorzieningen: groot onderhoud (€ 0,16 miljoen), garantieverplichtingen (€ 0,11 miljoen), contractrisico's (€ 0,11 miljoen), opstalrisico's (€ 0,05 miljoen).
In deze begroting wordt uitgegaan van toevoeging van het resultaat aan de exploitatiereserve.
Bedragen x € 1 miljoen | 20001) | 20012) | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
---|---|---|---|---|---|---|---|
1. Rekening courant RHB 1 januari | 2,4 | 3,1 | 1,2 | 1,8 | 2,0 | 1,7 | 1,9 |
2. Totaal operationele kasstroom | 1,4 | 5,6 | 3,4 | 3,3 | 3,3 | 3,5 | 4,9 |
3a. -/- totaal investeringen | – 2,9 | – 33,8 | – 10,0 | – 20,0 | – 23,6 | – 15,9 | – 2,7 |
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen | 2,2 | 0,1 | 0,2 | 0,2 | 0,1 | 0,2 | 0,1 |
3. Totaal investeringskasstroom | -0,7 | – 33,7 | – 9,8 | – 19,8 | – 23,5 | – 15,7 | – 2,6 |
4a. -/- eenmalige uitkering aan moederdepartement | – 24,9 | ||||||
4b. +/+ eenmalige storting door moederdepartement | |||||||
4c. -/- aflossingen op leningen | – 4,6 | – 7,6 | – 2,9 | – 3,3 | – 3,9 | – 3,5 | – 4,9 |
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit | 29,5 | 33,8 | 9,9 | 20,0 | 23,6 | 15,9 | 2,4 |
4. Totaal financieringskasstroom | 26,2 | 7,0 | 16,7 | 19,7 | 12,4 | – 2,5 | |
5. Rekening courant RHB 31 december (=1+2+3+4) | 3,1 | 1,2 | 1,8 | 2,0 | 1,7 | 1,9 | 1,7 |
1) Realisatie
2 Vermoedelijke uitkomsten
Toelichting bij het kasstroomoverzicht DGW&T
In het overzicht van kapitaaluitgaven staat de meerjarige verwachting omtrent de omvang en besteding van de beschikbare investeringsruimte en de liquiditeitsverwachting in het algemeen centraal.
De operationele kasstroom is het jaarlijkse totaal van het bedrijfsresultaat, de afschrijvingen, de mutaties in de voorzieningen en die in het netto werkkapitaal. De relatief grote operationele kasstroom in 2001 (vermoedelijk beloop) is het gevolg van een verwachte incidentele mutatie in het netto werkkapitaal als gevolg van een gewijzigde contractvorm die voor ingenieursdiensten met de Koninklijke Landmacht is overeengekomen (relatief eerder betalen).
In de investeringskasstroom voor de jaren 2001 en 2002 zijn de voorziene investeringen in de huisvesting van de directies Noord en Zuid opgenomen. Voorts wordt in die jaren, en ook nog daarna, naar verwachting geïnvesteerd in LAN2000, in de vervanging van de Integrale Bedrijfsadministratie (IBA) en in het Integraal Vastgoed Informatie Systeem (IVIS). Tenslotte is de geplande nieuwbouw van het district Schiphol van de Koninklijke Marechaussee verwerkt.
In de financieringskasstroom is het beroep op de leenfaciliteit uit hoofde van de geplande investeringen inclusief het district Schiphol van de Koninklijke Marechaussee opgenomen. Voorts is de aflossing op de reeds afgesloten en nog af te sluiten leningen, waaronder in 2001 de aflossing van € 4,5 miljoen aan het moederdepartement begroot.
Overzicht vermogensontwikkeling
Met ingang van deze begroting wordt het volgende overzicht dat inzage geeft in de meerjarig verwachte vermogensontwikkeling, in de begroting opgenomen.
Overzicht vermogensontwikkeling DGW&T (x € 1 miljoen)
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Eigen vermogen per 1/1 | 0,6 | – 1,2 | – 0,3 | 0,6 | 1,5 | 2,5 | 3,4 |
* saldo van baten en lasten | – 1,8 | 0,9 | 0,9 | 0,9 | 1,0 | 0,9 | 0,9 |
* directe mutaties in het eigen vermogen: | |||||||
– uitkeringen aan moederdepartement | |||||||
– exploitatiebijdrage moederdepartement | |||||||
– overige mutaties | |||||||
Eigen vermogen per 31/12 | – 1,2 | – 0,3 | 0,6 | 1,5 | 2,5 | 3,4 | 4,3 |
Gelet op de maximering van het eigen vermogen van de DGW&T op 5% van de omzet, zal de DGW&T in 2006, zoals uit bovenstaande tabel blijkt, € 0,3 miljoen afdragen aan het moederdepartement.
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Productiviteit per directe medewerker (x € 1 000) | 79 | 83 | 85 | 85 | 88 | 89 | 89 |
Verhouding indirect totaal | 27% | 25% | 25% | 25% | 24% | 24% | 24% |
Flexibiliteit | 23% | 23% | 23% | 20% | 13% | 12% | 12% |
Productiviteit per directe medewerker
Dit bedrag geeft de gefactureerde omzet per directe medewerker met inbegrip van het uitbestedingsequivalent weer. Het uitbestedingsequivalent is de in mensjaren uitgedrukte hoeveelheid werk die de DGW&T heeft uitbesteed c.q. zal gaan uitbesteden.
De productiviteit per directe medewerker zal de komende jaren stijgen. De relatief grote sprong in productiviteit ten opzichte van de vorige begroting is mede in belangrijke mate het gevolg van tariefeffecten in de omzetontwikkeling, hetgeen aangeeft dat een positieve ontwikkeling in dit kengetal niet zonder meer aangeeft dat de productiviteit in reële termen is gestegen.
Dit kengetal geeft de verhouding aan tussen het aantal indirecte mensjaren en het totaal aantal mensjaren.
Mede als gevolg van de reorganisatie is voorzien dat dit kengetal in de loop van de planperiode zal dalen.
Flexibiliteit is de verhouding tussen enerzijds het aantal inhuurkrachten, tijdelijke contractanten en uitbestedings-equivalenten en anderzijds de totale bestede directe capaciteit. Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de flexibiliteit in de directe sector zal dalen. Overigens geeft dit kengetal niet uitsluitend beleidsdoelstellingen van de DGW&T weer. Door knelpuntsituaties op de arbeidsmarkt wordt dit kengetal evenzeer beïnvloed.
In 2002 zal de bruikbaarheid van de kengetallen worden beoordeeld mede naar aanleiding van de uitkomsten van de evaluatie. Dan zal bezien worden of er betere alternatieven zijn.
Inhoud | blz. | |
Bijlage 1: | Verdiepingsbijlage | 169 |
Bijlage 2: | Overzicht moties en toezeggingen | 190 |
Bijlage 3: | Internationale veiligheidssituatie | 192 |
Bijlage 4: | Overzicht wetgeving en circulaires | 198 |
Bijlage 5: | Aanstellingsbehoefte | 199 |
Bijlage 6: | Meerjarenramingen | 200 |
Bijlage 7: | Ramingskengetallen | 219 |
Bijlage 8: | Materieel Projecten Overzicht | 240 |
Bijlage 9: | Conversielijst | 248 |
Bijlage 10: | Trefwoordenregister | 251 |
Bijlage 11: | Afkortingen | 252 |