. Inhoudsopgave blz | ||
A. | Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel | 2 |
B. | De begrotingstoelichting | 3 |
1. | Leeswijzer | 4 |
2. | Het beleid | 9 |
2.1. | A. Beleidsagenda | 9 |
B. Beleidsprogramma | 32 | |
2.2. | De beleidsartikelen | 39 |
Inleiding tot de beleidsartikelen | 39 | |
Beleidsartikel 01 Koninklijke marine | 41 | |
Beleidsartikel 02 Koninklijke landmacht | 59 | |
Beleidsartikel 03 Koninklijke luchtmacht | 83 | |
Beleidsartikel 04 Koninklijke marechaussee | 100 | |
Beleidsartikel 09 Uitvoeren vredesoperaties | 112 | |
Beleidsartikel 10 Civiele taken | 120 | |
Beleidsartikel 11 Internationale samenwerking | 126 | |
2.3. | De niet-beleidsartikelen | 132 |
Niet-beleidsartikel 60 Ondersteuning krijgsmacht | 132 | |
Niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven | 143 | |
Niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien | 144 | |
Niet-beleidsartikel 90 Algemeen | 146 | |
3. | De bedrijfsvoering | 152 |
4. | Baten-lastendiensten | 157 |
4.1 | Defensie Telematica Organisatie | 157 |
4.2 | Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen | 165 |
5. | Bijlagen | 173 |
Bijlage 1: Verdiepingsbijlage | 174 | |
Bijlage 2: Moties en toezeggingen | 194 | |
Bijlage 3: Overzicht wetgeving en circulaires | 198 | |
Bijlage 4: Aanstellingsbehoefte | 199 | |
Bijlage 5: Meerjarenramingen | 200 | |
Bijlage 6: Ramingskengetallen en volumegegevens | 217 | |
Bijlage 7: Conversielijst | 237 | |
Bijlage 8: Trefwoordenregister | 239 | |
Bijlage 9: Lijst van afkortingen | 240 |
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL
Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen en ontvangsten)
De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het ministerie van Defensie voor het jaar 2003 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2003. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2003.
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2003 vastgesteld. De in de begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de begrotingstoelichting).
Wetsartikel 2 (begrotingen baten-lastendiensten)
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en lasten en de kapitaaluitgaven en- ontvangsten van de baten-lastendiensten Defensie Telematica Organisatie (DTO) en de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T) voor het jaar 2003 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B van deze memorie van toelichting (de begrotingstoelichting) en wel in de paragraaf inzake de baten-lastendiensten.
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.
1. Leeswijzer
2. Het beleid
2.1. De beleidsagenda
2.2. De beleidsartikelen
2.3. De niet-beleidsartikelen
3. De bedrijfsvoering
4. Baten-lastendiensten
5. Bijlagen
De evaluatie van de beleidsbegroting 2002 en het hierover gevoerde overleg met de Kamer vormt de basis van de beleidsbegroting 2003. De indeling van de begroting 2002 blijft naar aanleiding van de wens van de Kamer grotendeels gehandhaafd. Wel zijn met inachtneming van de Rijksbegrotingsvoorschriften enkele aanpassingen doorgevoerd, welke voornamelijk leiden tot een verbeterd onderscheid tussen de beleidsartikelen en de niet-beleidsartikelen.
1.2 Indeling van de beleidsbegroting 2003
De begroting 2003 is opgebouwd uit een begrotingsstaat, een beleidsparagraaf, een bedrijfsvoeringsparagraaf, een paragraaf inzake de baten-lastendiensten en de bijlagen. De beleidsparagraaf bevat de beleidsagenda waarin de beleidsprioriteiten van Defensie voor 2003 worden belicht. Deze beleidsprioriteiten of speerpunten zijn verder uitgewerkt bij de beleidsartikelen waarin een relatie wordt gelegd tussen de doelstellingen (wat wil Defensie bereiken?), de activiteiten (wat gaat Defensie daarvoor doen?) en de middelen (wat kost Defensie dat?).
De indeling van de beleidsbegroting is nog steeds inputgeoriënteerd, dat wil zeggen dat de uitgaven welke worden gedaan voor het instandhouden (qua materieel, personeel maar ook geoefendheid) van de vier krijgsmachtdelen afzonderlijk worden geraamd. Daarnaast worden onder afzonderlijke beleidsartikelen geraamd de uitgaven die extra worden gedaan voor inzet ten behoeve van het uitvoeren van vredesoperaties (beleidsartikel 09 Uitvoeren vredesoperaties), de inzet van eenheden voor het uitvoeren van civiele taken en hulp aan civiele autoriteiten (beleidsartikel 10 Civiele taken). Tenslotte worden onder het beleidsartikel 11 Internationale samenwerking de bijdragen aan de Navo en de extra uitgaven in het kader van het Europese Veiligheids- en Defensie Beleid geraamd.
De uitgaven voor de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD), Wetenschappelijk Onderzoek en Ontwikkeling (WOO), Pensioenen en uitkeringen en Ziektekostenverzekering Defensiepersoneel zijn indirecte apparaatsuitgaven en gekoppeld aan meerdere beleidsdoelstellingen. Ze zijn daarom begroot onder het niet-beleidsartikel Algemeen.
Omdat de activiteiten van het Defensie Interservice Commando (Dico) worden verricht ten behoeve van verschillende beleidsartikelen en een bedrijfsmatig karakter hebben worden de hiervoor benodigde gelden geraamd in een niet-beleidsartikel «Ondersteuning krijgsmacht». Het onderscheiden van de bedrijfsmatige activiteiten past in de ontwikkeling naar de invoering van het, door het ministerie van Financiën verder gestalte te geven, Eigentijds Begrotingsstelsel (EBS). Door de ondersteunende activiteiten waar mogelijk op te delen naar «afnemers» verbetert het inzicht in de relatie tussen middelen, activiteiten en operationele doelen.
In de bedrijfsvoeringparagraaf wordt het groeitraject voor de mededeling over de bedrijfsvoering toegelicht en aandacht besteed aan de verdere verbetering van het financieel- en materieel beheer, de informatievoorziening en de uitvoering van de projecten VBTB en EBS. De paragraaf inzake de baten-latendiensten presenteert de gegevens van de Defensie Telematica Organisatie (DTO) en de Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T).
Het aantal bijlagen is, net als in 2002, op verzoek van de Kamer fors groter dan is voorgeschreven in de Rijksbegrotingsvoorschriften. Zo zijn naast de verplichte overzichten «Verdiepingsbijlage» en «Moties en toezeggingen» ook de overzichten «Wetgevingsprojecten», «Aanstellingsbehoefte», «Ramingkengetallen», «Meerjarenramingen», een lijst met «Afkortingen» en een trefwoordenlijst opgenomen. Tenslotte is toegevoegd een conversie-overzicht, waarmee wordt aangegeven uit welke onderdelen van de begrotingsartikelen 2002 de nieuwe beleids- en niet-beleidsartikelen zijn opgebouwd.
1.3. Defensie VBTB-groeiparagraaf
In de begroting 2003 is bij de beleidsartikelen een VBTB-groeiparagraaf opgenomen. Hierin wordt ingegaan op de specifieke ambities en activiteiten voor het betreffende beleidsartikel. Omdat een aantal onderwerpen defensiebreed wordt aangepakt, is hierna deze defensiebrede groeiparagraaf opgezet.
Omdat, op verzoek van de Kamer, de voorliggende artikelindeling nog grotendeels inputgeörienteerd is, zal voor de begroting 2004 nogmaals worden bezien welke mogelijkheden bestaan de defensiebegroting in te delen conform de VBTB-uitgangspunten. Bij de verdere uitwerking van de begrotingsindeling zal de hieraan gekoppelde interne verantwoordelijkheidsverdeling in kaart worden gebracht en de relatie tussen doelstellingen, activiteiten en middelen verder zijn verbeterd.
In aansluiting op het VBTB-project wordt de systematiek van toerekening van uitgaven aan doelstellingen in samenhang met het project Eigentijds Begrotingsstelsel (EBS) vorm gegeven. Binnen deze kaders wordt de toerekening van uitgaven aan doelstellingen per beleidsartikel nader uitgewerkt. De precieze uitwerking zal per beleidsartikel verschillen maar voor de Koninklijke marine, de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht zal worden gestreefd naar kosteninzicht per (samengevoegde) categorie van wapensysteem of eenheid, zoals vastgelegd in de doelstellingenmatrix. Naast de bij wet geautoriseerde uitgaven (of kosten) zal extracomptabel worden aangegeven welke uitgaven aan de onderscheiden categorieën uit de doelstellingenmatrix zijn toe te rekenen. Voorzien wordt dat in de toekomst alle uitgaven van het eigen beleidsartikel, met uitzondering van de apparaatsuitgaven, zinvol en éénduidig worden toegerekend aan de genoemde categorie uit de doelstellingenmatrix. De apparaatsuitgaven, waarbij gedacht kan worden aan de krijgsmachtdeelstaf, worden niet toegerekend maar separaat zichtbaar gemaakt. In de begroting 2004 zal het artikel ondersteuning krijgsmacht per afnemer extracomptabel worden weergegeven. Tevens zal bij de ondersteunende diensten van de krijgsmachtdelen inzicht worden geboden in de producten per afnemende categorie uit de doelstellingenmatrix en de daaraan gerelateerde uitgaven. Daar waar bij de krijgsmachtdelen in deze begroting nog geen sprake is van inzicht in uitgaven per samengevoegde categorie van wapensystemen of eenheden, zal dit met de ontwerpbegroting 2004 worden doorgevoerd.
Alle beleidsartikelen zullen tenminste eens per vijf jaar worden geëvalueerd op doeltreffendheid en doelmatigheid, conform de RegelingPrestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid. De programmering hiervoor is vermeld bij de beleidsartikelen.
De Tweede Kamer heeft met de moties van Walsem c.s. van 13 december 2000 en van 15 april 2002 de regering gevraagd garanties te geven dat niet-financiële informatie in begroting en jaarverslag betrouwbaar is en hiervoor een normenkader te ontwikkelen. In de Comptabiliteitswet (CW) 2001 zijn eisen geformuleerd ten aanzien van de betrouwbaarheid van de in het jaarverslag opgenomen gegevens. De betrouwbaarheidseisen ten aanzien van de financiële gegevens zijn ten opzichte van de CW 1976 niet gewijzigd. De niet-financiële informatie, zoals deze in de begroting is opgenomen, moet conform de CW 2001 op een deugdelijke wijze totstandkomen en aan daaraan te stellen kwaliteitsnormen voldoen. De verdere invulling van deze eis is afhankelijk van de ontwikkeling van een kwalitatief normenkader voor de niet-financiële informatie. Om de betrouwbaarheid van niet-financiële informatie in het algemeen te kunnen waarborgen worden bij Defensie binnen de reguliere bedrijfsvoering verbeteringen doorgevoerd van de in 2002 totstandgekomen standaard begrippenlijst. Daarnaast zullen in 2003 in het kader van de verbetering van de informatievoorziening de processen worden ingedeeld en benoemd. Ook worden audits uitgevoerd naar de kwaliteit van de informatievoorziening. Er is gestart met het ontwikkelen van geautomatiseerde managementinformatiesystemen voor de defensieleiding en voor de krijgsmachtdelen. Eerste versies hiervan zullen in 2003 verschijnen. Hiermee moet op flexibele, gestructureerde en betrouwbare wijze informatie bijeen worden gebracht als ondersteuning voor het planning- en controlproces. Tenslotte worden alle prestatie-indicatoren, zoals gepresenteerd in de defensiebegroting 2003, systematisch getoetst op volledigheid, relevantie en eenduidigheid en waar nodig verbeterd ten behoeve van de begroting 2004.
In de bedrijfsvoeringsparagraaf is een groeiparagraaf opgenomen ten aanzien van de Mededeling over de Bedrijfsvoering bij Defensie.
1.4 Voortgang projecten in het kader van het Defensiematerieelproces (DMP)
Met ingang van de begroting 2003 is het Materieelprojectenoverzicht (MPO), dat voorheen als bijlage werd gevoegd, geïntegreerd in de Artikelsgewijze toelichting. Daarin vindt u informatie over de lopende niet-gemandateerde DMP-projecten, alsmede de niet-gemandateerde DMP-projecten waarvan wordt voorzien, dat in de periode tot eind 2003 een behoeftestellingsbrief zal worden aangeboden aan de Kamer. Ondanks de integratie van de informatie uit het MPO en de artikelsgewijze toelichting, blijft het MPO als zodanig bestaan. Het is beschikbaar op de internetsite van het ministerie van Defensie (www.mindef.nl).
De informatie in de artikelsgewijze toelichting omvat de doelstelling van het project en de DMP-fasering. Voorts wordt in de inhoudelijke toelichting bij de projecten met name ingegaan op activiteiten en ontwikkelingen die in het begrotingsjaar 2003 worden voorzien. Waar mogelijk en voor zover dit uit commercieel oogpunt toelaatbaar wordt geacht, wordt nadere financiële informatie gegeven over de niet-gemandateerde DMP-projecten indien in de periode van de meerjarenbegroting een verplichting of kasuitgave wordt voorzien. In andere gevallen zal worden volstaan met een indicatieve aanduiding van de financiële projectomvang.
Tevens zijn opgenomen de niet-gemandateerde projecten die in de fase van realisatie verkeren. Voorts is een overzicht opgenomen van de gemandateerde projecten. Hierop is een inhoudelijke toelichting opgenomen indien sprake is van een reële prijsoverschrijding c.q. prijsonderschrijding van meer dan € 2,5 miljoen. Tenslotte zijn opgenomen de vervallen en verschoven projecten, voorzien van een korte toelichting. Een actualisering van de voortgangsinformatie zal worden gegeven bij de eerste suppletore begroting. Hiermee wordt invulling gegeven aan de in de brief over de evaluatie van het Defensiematerieelkeuzeproces gedane toezegging om twee maal per jaar een overzicht te geven van de grote investeringsprojecten.
De overzichten met betrekking tot de budgetflexibiliteit die zijn opgenomen bij de beleidsartikelen, zijn ten opzichte van de begroting 2002 gewijzigd. Thans wordt slechts ingegaan op de flexibiliteit van de geraamde programma-uitgaven en niet, zoals in de begroting 2002 op de flexibiliteit van de totaal geraamde uitgaven. Over de aanpassing van de wijze waarop de budgetflexibiliteit wordt gepresenteerd, is door de minister van Financiën overleg gevoerd met de Kamer. In lijn met de VBTB-gedachte is, conform de aanwijzingen van de minister van Financiën, bij de beleidsartikelen onderscheid gemaakt tussen apparaatsuitgaven en programma-uitgaven. Een deel van de als zodanig onderkende programma-uitgaven kent overigens een aanzienlijke component apparaatsuitgaven in enge zin. Dit betreft de bezoldigings- en exploitatieuitgaven van de operationele en direct ondersteunde eenheden. Bij het weergeven van de budgetflexibiliteit is er voor gekozen om de bezoldigingsuitgaven als juridisch verplicht te beschouwen en de overige exploitatieuitgaven als complementair verplicht. In het licht van de taakstellingen voortvloeiend uit het Regeerakkoord is evenwel een klein deel met ingang van 2003 als niet (complementair) verplicht aangemerkt.
Als extra zijn bij het beleidsartikel 04 Koninklijke marechaussee, evenals in de begroting 2002, naast de juridisch en complementair verplichte bedragen, de ramingen voor de speerpuntprojecten (in de Defensienota 2000 genoemde investeringsprojecten) opgenomen, voor zover deze nog niet zijn begrepen in de juridisch dan wel complementair verplichte bedragen. Deze projecten zijn noodzakelijk om het beleid zoals verwoord in de Defensienota 2000 te realiseren en dienen derhalve als verbonden bedragen te worden beschouwd. Bij de andere krijgsmachtdelen zijn deze projecten reeds begrepen in de juridisch dan wel complementair verplichte bedragen.
Door Defensie wordt een groot deel van het budget besteed in dollars. De bedragen die hiervoor in de begroting zijn opgenomen zijn tegen een vaste koers omgerekend. Voor de begroting 2003, inclusief de meerjarencijfers, is uitgegaan van een verhouding €1 = $ 1. Om de negatieve gevolgen van een stijging van de dollarkoers zo veel als mogelijk te beperken wordt door Defensie gebruik gemaakt van termijndollars. Zodra een contract, luidend in dollars is afgesloten, worden de hiervoor benodigde dollars ingekocht tegen een vastgestelde koers. Het streven is erop gericht 80 % van de dollarbehoefte af te dekken met termijndollars, teneinde het negatieve effect van een excessieve koersontwikkeling zo veel als mogelijk in te dammen. Ondanks dit instrument bleek dat de dollarkoersontwikkeling voor grote problemen bleef zorgen voor de defensiebegroting. Inmiddels is dan ook de dollarcompensatie tot een specifiek onderdeel van de jaarlijkse prijsbijstellingsmethodiek verheven. Dit betekent dat Defensie wordt gecompenseerd voor een afwijking in de dollarkoers van meer dan 15% ten opzichte van de in de laatste gepresenteerde beleidsnota (de Defensienota 2000) gehanteerde koers. Bij het bepalen van de compensatie wordt derhalve rekening gehouden met een «eigen risico». Tevens is de ondergrens van de compensatie gesteld op 0,3% van de netto begrotingsuitgaven. De systematiek werkt evenwel twee kanten uit: indien de koers meer dan 15% daalt onder de koers die is gebruikt in de laatst gepresenteerde beleidsnota, vindt er een vrijval plaats.
De taakstellingen in het Strategisch Akkoord zijn er vooral op gericht door «ontstaffing» en «ontbureaucratisering» tot verbetering van de doelmatigheid te komen. Daarnaast is er een volumekorting op het burgerpersoneel en zijn er beperkingen van de prijsbijstelling, de subsidies, de ramingsbijstelling voor het asielbeleid en de inhuur van externen. Ook bevat het Strategisch Akkoord een aantal maatregelen op het gebied van arbeidsvoorwaarden die resulteren in kortingen op de loonbijstelling, die nog niet verwerkt zijn in de begroting en de onderstaande tabel. Het ambitieniveau voor de deelneming aan vredesoperaties is aangepast. Er zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor het Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB). De taakstellingen zijn als volgt vastgesteld (vanaf 2006 structureel):
(x € 1 miljoen) | |||||
---|---|---|---|---|---|
2003 | 2004 | 2005 | 2006 | cumulatief | |
Beperking prijsbijstelling tranche 2002 | 56,6 | 55,7 | 55,3 | 53,8 | 221,4 |
Volume- en efficiencykorting burgerpersoneel | 26,7 | 44,0 | 61,4 | 69,5 | 201,6 |
Efficiencykorting militair personeel (excl. Kmar) | 24,6 | 49,3 | 73,9 | 98,6 | 246,4 |
Subsidietaakstelling | 2,4 | 3,9 | 5,5 | 6,3 | 18,1 |
Taakstelling inhuur externen | 7,0 | 7,0 | 7,0 | 7,0 | 28,0 |
Ramingsbijstelling SDD-fase | 30,0 | 20,0 | 10,0 | 60,0 | |
Ramingsbijstelling asielbeleid* | 3,7 | 3,7 | 3,7 | 3,7 | 14,8 |
Versobering ziektekostenregeling** | 5,2 | 10,7 | 10,8 | 26,7 | |
Totaal taakstellingen Strategisch Akkoord | 151,0 | 188,8 | 227,0 | 249,7 | 816,5 |
* Deze ramingsbijstelling wordt op initiatief van het ministerie van Justitie eerst in de Nota van wijziging budgettair verwerkt.
** De gevolgen van deze taakstelling kunnen pas worden verwerkt bij de rijksbrede uitdeling van de Kabinetsbijdrage.
De beleidsintensivering voor het EVDB (vanaf 2006 structureel):
(x € 1 miljoen) | |||||
---|---|---|---|---|---|
2003 | 2004 | 2005 | 2006 | cumulatief | |
Uitgavenverhoging t.b.v. EVDB | 10,0 | 30,0 | 40,0 | 50,0 | 130,0 |
Er is de bewindslieden veel aan gelegen de personele taakstellingen op verantwoorde wijze uit te voeren: een efficiencykorting van vier procent voor al het burgerpersoneel en het militair personeel (met uitzondering van de marechaussee) en daarbovenop een volumekorting van vijf procent voor het burgerpersoneel, behalve het burgerpersoneel bij de marechaussee. Een generieke korting op het militaire en het burgerbestand zou onvoldoende recht doen aan de specifieke kenmerken van de krijgsmacht en de evenwichtige samenstelling van de defensie-organisatie verstoren. Het streven naar meer doelmatigheid zou zo zijn doel voorbij kunnen schieten. In plaats hiervan zal zorgvuldig worden bezien hoe en waar werkzaamheden op een minder personeelsintensieve wijze kunnen worden uitgevoerd, te beginnen in het begrotingsjaar 2003. In overeenstemming met de Agenda van de Toekomst die de sociale partners begin 2002 met Defensie zijn overeengekomen, zal een concrete aanpak het personeel snel uitsluitsel over de toekomst geven. Zakelijkheid en zorgvuldigheid zullen hand in hand gaan om personeelsleden waarvoor geen plaats meer is zo snel mogelijk naar de arbeidsmarkt te begeleiden. Andere ingrijpende maatregelen, zoals een selectieve vacaturestop, zijn evenmin uitgesloten.
Het departement van Defensie zal verschillende sporen volgen om de beoogde personele en financiële taakstellingen te bereiken en richt zich vooral op de verbetering van de verdere doelmatigheid van staven en ondersteunende eenheden, alsmede de verdere verbetering van de doelmatigheid van operationele eenheden (het primaire proces). Naast de maatregelen op het gebied van doelmatigheid wordt, voor zover het de beperking prijsbijstelling betreft, ook bezien het tijdelijk (meerjarig) korten op of beëindigen van investeringen en, zo nodig, het aanpassen van onderdelen van de Defensienota 2000. De sporen zullen nader moeten worden uitgewerkt tot concrete maatregelen die op termijn effect zullen sorteren. Vóór de behandeling van de begroting van Defensie wordt de Kamer bij brief ingelicht over deze maatregelen. Bij deze brief wordt een Nota van wijziging gevoegd.
Het streven is er op gericht aantasting van de operationele capaciteiten zoveel mogelijk te vermijden. Dit is allerminst een eenvoudige opgave, want Defensie wordt de laatste jaren geconfronteerd met oplopende spanning op de materiële exploitatiekosten, terwijl de investeringen onder druk staan. Daarom zijn al eerder diverse maatregelen getroffen om de kosten van de exploitatie bij Defensie te drukken. Daar komen nu de taakstellingen bij. Het pakket aan maatregelen waartoe uiteindelijk zal worden besloten, zal daarom niet alleen de vereiste besparingen moeten genereren, maar ook de voorwaarden moeten scheppen voor een gezonde bedrijfsvoering in de komende jaren.
Kernelementen in de defensieparagraaf in het Strategisch Akkoord – ontschotting en integratie, betere samenwerking tussen de krijgsmachtdelen, grotere doelmatigheid en een duidelijke structuur en aansturing – zijn belangrijke drijfveren van het Veranderingsproces Defensie. Termen als «paars», «joint» en «combined» zijn hiervoor kenmerkend. Het veranderingsproces zal de komende tijd mede in het licht van het rapport-Franssen worden voortgezet. Naar verwachting zullen in de Nota van wijziging de eerste resultaten hiervan zichtbaar worden.
De terreuraanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten hebben het besef versterkt dat de bescherming van het nationale en bondgenootschappelijke grondgebied andere, meer uiteenlopende eisen aan de krijgsmacht stelt dan in afgelopen decennia het geval was. De transformatie van de krijgsmacht in de richting van expeditionaire, mobiele, veelzijdig inzetbare en modulair opgebouwde eenheden zal dan ook worden voortgezet. Nederland blijft betrokken bij crisisbeheersingsoperaties. De regering trekt de komende jaren de grens bij drie gelijktijdige vredesoperaties van bataljonsgrootte, of het equivalent daarvan. De gevolgen voor de bedrijfsvoering worden bezien in samenhang met de uitvoering van de taakstelling voor Defensie in het Strategisch Akkoord, die aanzienlijke personele reducties met zich meebrengt. Een nadere uitwerking hiervan wordt meegenomen in de eerder genoemde brief aan de Kamer, die vóór de begrotingsbehandeling zal worden verstuurd.
In overeenstemming met het Strategisch Akkoord zijn de Defensienota 2000 en de beleidsnotities inzake het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid en «Defensie en terrorisme» (nota van 18 januari 2002, Kamerstuk 27 925, nr. 40, vergaderjaar 2001–2002), alsmede het «Actieplan Terrorismebestrijding en veiligheid» (5 oktober 2001, Kamerstuk 27 925, nr. 10, vergaderjaar 2001–2002) van de regering, de komende jaren richtinggevend bij de verdere verbetering van de operationele capaciteiten van de krijgsmacht. De initiatieven die in de EU en de Navo zijn genomen ter versterking van de operationele capaciteiten, vullen elkaar aan en dienen tevens ter preventie en bestrijding van de gevolgen van het terrorisme. De beleidsintensiveringen ten behoeve van het EVDB, oplopend tot € 50 miljoen in 2006, komen evenzeer het bondgenootschap ten goede. De modulaire benadering stelt partners in staat door middel van concrete projecten de gezamenlijke capaciteiten te versterken en tekortkomingen ongedaan te maken.
2. VEILIGHEIDSANALYSE1
Op 11 september 2001 kreeg de wereld een andere aanblik. Sindsdien wordt de mogelijkheid dat terreuraanslagen tot grootschalige politieke en economische ontwrichting van kwetsbare Westerse maatschappijen leiden, veel scherper onder ogen gezien. De terroristische dreiging mag niet lichtvaardig worden opgevat. Zij richt zich niet uitsluitend tegen de Verenigde Staten, maar kan zich ook bij ons voordoen. Waar de risico's van terreuraanslagen momenteel veel aandacht krijgen in de analyse van de veiligheidssituatie, laat deze zich mede karakteriseren door andere gevaren waarmee Nederland rekening moet houden. Voor het uitvoeren van een doelmatig veiligheidsbeleid in deze voortdurend veranderende internationale context is de intensieve samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken van belang. De defensieorganisatie levert aan het geïntegreerde veiligheidsbeleid een op de expertise van de krijgsmacht toegesneden bijdrage. De hoofdtaken van de krijgsmacht en de internationale veiligheidsorganisaties waarin ons land opereert hebben hun geldigheid dan ook niet verloren.
In de Defensienota 2000 wordt de aard van de gevaren gekarakteriseerd, waaraan de Westerse wereld, en dus ook Nederland, blootstaat. Deze eigenschappen zijn in 2003 nog steeds bepalend:
– moeilijke voorspelbaarheid – bij de aanslagen tegen de Verenigde Staten op 11 september 2001 werd deze eigenschap op dramatische manier bewaarheid;
– grotere diversiteit – niet-conventionele veiligheidsrisico's aan de lagere zijde van het geweldsspectrum, zoals de gevaren van fundamentalisme, criminaliteit en drugshandel, van onbeheersbare vluchtelingenstromen en milieurampen, nemen in uiteenlopende verschijningsvormen toe. Niettemin wordt in de veiligheidsanalyse ook rekening gehouden met grootschalige gewapende conflicten (bijvoorbeeld tussen India en Pakistan en in het Midden-Oosten);
– het ontbreken van een scherpe scheiding tussen binnen- en tussenstatelijke conflicten – conflicten die binnen één staat begonnen zijn, verstoren vaak de stabiliteit van een hele regio. Dit wordt onder meer geïllustreerd door de olievlekwerking van conflicten op de Balkan in de jaren negentig en in de Afrikaanse Grote Meren-regio. De oorzaken hiervoor zijn zowel «spill-over» (door bijvoorbeeld vluchtelingenstromen), als het verstoren van machtsverhoudingen in (stabiele) landen door de inmenging van buurlanden;
– afstanden verdwijnen – de juistheid van dit kenmerk werd bevestigd doordat de terroristische aanslagen van 11 september hun origine hadden in Afghanistan en andere landen die terroristen onderdak bleken te bieden. Meer in het algemeen gaan van staten met gebrekkige staatsstructuren («failing» of zelfs «failed» staten) vaak negatieve externe effecten uit (proliferatierisico's; handel in mensen, drugs en wapens; etc.) op de Westerse samenlevingen;
– proliferatierisico's – de betekenis van de verspreiding van massa-vernietigingswapens (nucleair, biologisch of chemisch) en hun overbrengingsmiddelen in de veiligheidsanalyse groeit, zeker in relatie met de dreiging van terrorisme. Risicolanden als Irak, Iran, Syrië, Noord-Korea en Libië hebben op dit gebied ambities. Voor de Verenigde Staten was deze dreiging mede aanleiding afstand te nemen van het ABM-verdrag en over te gaan tot het aanleggen van «missile defenses». Dit onderwerp was nogmaals nadrukkelijk aan de orde op de bijeenkomst van de Navo-ministers van Defensie op 6 juni 2002.
Tussen de continenten kan een grote differentiatie in veiligheidsrisico's worden geconstateerd. In sommige regio's is geweldsuitoefening (of de dreiging daarmee) aan de orde van de dag. Daar heerst continu een toestand waarin het onderscheid tussen oorlog en vrede nauwelijks kan worden gemaakt. Bovendien hebben gewapende conflicten hun eigen dynamiek. Zo kan een strijd die voornamelijk om machtspolitieke redenen was begonnen ontaarden in een oorlog waarin economische motieven op de voorgrond staan. De bandbreedte aan veiligheidsrisico's die vooral uit instabiele regio's afkomstig zijn, is echter sterk toegenomen. Hieronder vallen bijvoorbeeld de proliferatie van conventionele wapens en middelen (bijvoorbeeld mijnen in allerlei verschijningsvormen) die vooral bedoeld zijn om de toegang te ontzeggen tot een bepaald gebied, een gebied waar later eventueel Nederlandse militairen in een vredesoperatie kunnen worden ingezet.
Maar de veiligheidsrisico's gelden in het bijzonder in het geval van terrorisme. In de Defensienota 2000 werden terroristische dreigingen nog gerekend tot geweldsvormen met een lage intensiteit. Zoals onder meer ook blijkt uit het «Actieplan Terrorismebestrijding en veiligheid» en de nota «Defensie en terrorisme» is het Kabinet doordrongen van het potentieel ontwrichtende karakter van terreuraanslagen. Het voorkomen en beperken van de gevolgen van terrorisme is dientengevolge verheven tot speerpunt van het defensiebeleid in 2003.
2.2 Hoofdtaken van de krijgsmacht
In de Defensienota 2000 worden naast de bescherming van de integriteit van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied (inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba) twee andere beleidsdoelstellingen van de krijgsmacht beschreven: respectievelijk de bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit en de ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp (zowel nationaal als internationaal). Deze traditionele afbakening van taken doet steeds minder recht aan de verscheidenheid aan scenario's waarin de inzet van Nederlandse militairen denkbaar is. Zoals hiervoor is opgemerkt, hebben de terreuraanslagen van 11 september 2001 op de Verenigde Staten het besef versterkt dat de bescherming van het nationale en bondgenootschappelijke grondgebied andere, meer uiteenlopende eisen aan de krijgsmacht stelt dan in afgelopen decennia het geval was. De transformatie tot een expeditionaire krijgsmacht met veelzijdig inzetbare en modulair opgebouwde eenheden is dan ook noodzaak.
Nederland blijft betrokken bij crisisbeheersingsoperaties. Deze betrokkenheid is het resultaat van de afwegingen die worden gemaakt in het licht van de internationale politiek-militaire ontwikkelingen. Nauwe samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken is hierbij van belang. Op het ogenblik zijn ongeveer 2300 Nederlandse militairen over de hele wereld ingezet in grote en kleine vredesmissies. Het grote aantal vredesoperaties waaraan Nederland de afgelopen drie jaar heeft deelgenomen, onder meer in Bosnië-Herzegovina, Kosovo, Macedonië, op Cyprus, tussen Ethiopië en Eritrea, in Afghanistan en thans opnieuw in Macedonië, onderstreept het belang van crisisbeheersing. Ook de derde hoofdtaak heeft de afgelopen jaren aan belang gewonnen. Dit blijkt niet alleen uit de rol die de krijgsmacht speelt bij de preventie van terrorisme en de bestrijding van de gevolgen ervan, maar ook uit de inschakeling van militairen bij natuurrampen, de landbouwcrises en humanitaire catastrofes. In het Strategisch Akkoord wordt een uitgebreid pakket aan maatregelen gepresenteerd op het gebied van veiligheid en rechtshandhaving. Bezien zal worden welke bijdragen Defensie hieraan kan leveren.
2.3 Internationale veiligheidsorganisaties
De Navo blijft de hoeksteen van het Nederlandse veiligheidsbeleid. De verdragsorganisatie belichaamt de transatlantische band. De Navo staat garant voor de collectieve verdediging. De onmisbaarheid hiervan trad wederom aan het licht bij het inroepen van de bijstandsverplichting na de aanslagen van 11 september. Daarnaast stabiliseert de Balkan zich, dankzij de door de Verenigde Naties gemandateerde Navo-operaties. Uit onder andere het Strategisch Concept, dat de Navo in 1999 heeft aangenomen, blijkt dat de Alliantie zich aanpast aan de steeds veranderende veiligheidssituatie. In navolging en in de geest van het «Defence Capabilities Initiative» (DCI) zoekt de Navo naar een meer op de huidige omstandigheden toegesneden, geconcentreerde aanpak, gericht op de versterking van de militaire capaciteiten en met een kritische blik op de besteding van de nationale defensiebudgetten. Op de top van Praag, die in november 2002 wordt gehouden, wordt een nieuw initiatief voor de versterking van een beperkt aantal capaciteiten van het bondgenootschap gelanceerd, dat in tegenstelling tot het DCI een meer verplichtend karakter zal hebben. De regering heeft bij de totstandkoming van het initiatief een actieve rol gespeeld. De mogelijkheden van prioriteitsstelling, modulevorming en rolspecialisatie, «pooling» van capaciteiten, multinationale planning en multinationale verwerving moeten in de nieuwe Navo-aanpak centraal staan. Het is belangrijk dat dit nieuwe initiatief en het «European Capabilities Action Plan» (ECAP) van de EU elkaar versterken. Ook beslist het bondgenootschap in Praag over uitbreiding met een tweede groep toetreders. Niet alleen door het opnemen van nieuwe lidstaten in de gepacificeerde zone van het bondgenootschap, maar ook door samenwerking met andere staten in het Euro-Atlantisch gebied (in de vorm van het Partnerschap voor de Vrede en het MAP-proces), draagt de Navo bij aan het vergroten van stabiliteit. De verder verbeterde relatie met de Russische Federatie, zoals die na 11 september 2001 tot stand is gekomen, werd onlangs vorm gegeven door de oprichting van de Navo-Rusland Raad en, bilateraal tussen Rusland en de Verenigde Staten, door het verdrag over de vermindering van het aantal strategische kernwapens.
De regering ziet het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) geenszins als tegenstrijdig met de betekenis van de Navo. Integendeel: als de EU ook in de toekomst een waardevolle partner van de Verenigde Staten wil blijven, zullen de Europese landen zélf een grotere militaire bijdrage moeten kunnen leveren. Dit streven is vervat in de «Headline Goal» (HLG): het vermogen van de Unie om in 2003 een strijdmacht van 50 000 – 60 000 militairen voor minstens één jaar te kunnen uitzenden ten behoeve van de uitvoering van zogeheten Petersberg-taken. De relatieve verschuiving van territoriale verdediging naar crisisbeheersing voltrekt zich ook in de Navo. De uitvoering van vredesoperaties buiten het verdragsgebied en de campagne tegen het terrorisme heeft het onderscheid tussen artikel 5- en niet-artikel 5-operaties verder doen vervagen.
Het EVDB blijft kortom een speerpunt van het defensiebeleid, en Nederland blijft gangmaker bij de versterking van Europese militaire capaciteiten. Tegen deze achtergrond kreeg Defensie eerder incidenteel extra financiële middelen en is nu in het Strategisch Akkoord besloten tot een beleidsintensivering. Hiermee voert Defensie projecten uit die de tekorten in Europese militaire capaciteiten beogen op te heffen. Met dit oogmerk heeft Nederland het initiatief genomen tot het «European Capabilities Action Plan», binnen het kader waarvan thans op negentien punten werkgroepen actief zijn. Op eigen initiatief heeft ons land vooral projecten geëntameerd met Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk.
Aan de hand van de veiligheidsanalyse liggen achtereenvolgens de maatregelen tegen het terrorisme en de maatregelen die gericht op het versterken van het EVDB in de rede als speerpunten van het defensiebeleid in 2003. Daarnaast blijft de uitvoering van de Defensienota 2000 onverminderd noodzakelijk, onder meer om de krijgsmacht adequaat van materieel te voorzien. Als vierde speerpunt is het voortzetten van het veranderingsproces van de defensieorganisatie zelf gehandhaafd. Het personeelsbeheer blijft ten slotte grote aandacht vragen en wordt in 2003 op een aantal punten verder aangescherpt. Deze maatregelen zijn vooral gericht op zakelijkheid en zorgvuldigheid ter uitvoering van de taakstellingen van het Strategisch Akkoord.
Samenvattend, de vijf speerpunten van het Defensiebeleid in 2003 zijn dus:
– bestrijding van terrorisme;
– versterking van Europese militaire capaciteiten en samenwerking;
– uitvoering van de Defensienota 2000;
– voortzetting van het Veranderingsproces bij Defensie, met bijzondere aandacht voor de uitvoering van het Strategisch Akkoord;
– versterking van het personeelsbeheer.
3.1 Speerpunt 1: Bestrijding van terrorisme
Na de aanslagen op de VS werkt Nederland aan het voorkomen van terroristische dreigingen en de bestrijding van de gevolgen als terroristische aanslagen toch hebben plaatsgehad. Defensie werkte actief mee aan het eerdergenoemde «Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid». Daarnaast stelde de minister van Defensie kort na de aanslagen van 11 september de ambtelijke taakgroep «Defensie en terrorisme» in. Het eindrapport van deze taakgroep is, na bespreking in het kabinet, aan de Tweede Kamer gestuurd en daar op 4 april 2002 besproken. Het departement is ook betrokken bij de uitvoering van de Gemeenschappelijke Verklaring over intensivering van de samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk bij de bestrijding van het terrorisme.
Nederland beschikt over een moderne, goed uitgeruste krijgsmacht die een belangrijke bijdrage kan leveren aan de bestrijding van het terrorisme, zowel in de vorm van militaire bijstand en steunverlening in Nederland als in het buitenland. Snelle inzetbaarheid, flexibiliteit en «joint» optreden van elementen van de krijgsmacht zijn ook van belang bij de bestrijding van het terrorisme. De hiertoe in de Defensienota 2000 genomen maatregelen zijn onverkort relevant. Dat geldt ook voor de beleidsvoornemens ter versterking van de Europese crisisbeheersingscapaciteiten in het kader van de EU Headline Goal en het DCI (en het vervolg daarop) van de Navo. Als actief lid van de brede coalitie tegen het terrorisme draagt Nederland op veel verschillende manieren in deze internationale strijd bij, ook op het militaire vlak. Zo leveren onze militairen een waardevolle bijdrage aan de operatie «Enduring Freedom». Ook spelen zij als leden van de «International Security and Assistance Force» (ISAF) een belangrijke rol bij de stabilisering van Afghanistan. De krijgsmacht draagt in Koninkrijksverband bij met de kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba. Ook in 2003 zullen Nederlandse militairen en de defensieorganisatie een belangrijke rol blijven spelen bij de bestrijding van het terrorisme.
3.1.1 Wat gaat Defensie doen in het kader van de strijd tegen het terrorisme?
De krijgsmacht levert de militairen die hun werk doen aan de grenzen van het Koninkrijk en in operaties in het buitenland. Ook in 2003 zullen Nederlandse militairen in de operatie «Enduring Freedom» en in vredesmissies worden ingezet. Om de defensieorganisatie beter in staat te stellen tot een bijdrage aan de bestrijding van het terrorisme is afgelopen voorjaar een groot aantal maatregelen van sterk uiteenlopende aard voorgesteld. Het gaat om zowel nieuwe beleidsvoornemens als om eerder geformuleerde behoeftestellingen die in het licht van de terroristische dreiging een hogere prioriteit verdienen. Sommige maatregelen zijn organisatorisch of procedureel van aard en konden op korte termijn en met geringe kosten worden verwezenlijkt. Andere maatregelen vergen grotere uitgaven of moeten in internationaal verband, met name in de EU en de Navo, gestalte krijgen.
3.1.2 Terrorismebestrijding: geen nieuwe hoofdtaak, wél een nieuwe uitdaging
Terrorismebestrijding wordt géén aparte hoofdtaak van de krijgsmacht, noch komt het in de plaats van een van de bestaande taken. De betrokkenheid van de krijgsmacht bij de bestrijding van het terrorisme vloeit namelijk voort uit alle drie bestaande hoofdtaken. Het is in dat verband ook goed voor ogen te houden dat de rol van het ministerie van Defensie bij de bestrijding van het terrorisme in Nederland, naast de taken van de Koninklijke marechaussee in het politiebestel, bestaat uit de ondersteuning van andere overheidsdiensten. De defensieorganisatie is het vangnet en, in bijzondere omstandigheden, de sterke arm van de civiele autoriteiten. Terrorismebestrijding vormt voor het militaire apparaat vooral een extra uitdaging. Dit sluit accentverschuivingen binnen en tussen hoofd- taken echter niet uit.
Zo is in het licht van de terroristische dreiging het belang van de derde hoofdtaak van de krijgsmacht – de ondersteuning van civiele autoriteiten – onmiskenbaar toegenomen. Ter ondersteuning van civiele instanties kan om de inzet van militaire middelen worden gevraagd om terroristische aanslagen te verijdelen of hun gevolgen te beperken. Defensie moet zich samen met andere overheidsdiensten zo goed mogelijk voorbereiden op deze ondersteunende taak. Het rapport van de taakgroep bevat daartoe nuttige maatregelen. Het gaat in 2003 onder meer om de verdere realisering van de reeds in gang gezette:
– gezamenlijke beoefening van procedures van militaire en civiele autoriteiten en organisaties zoals politie, brandweer en GGD. Ook zullen vaker operationele oefeningen worden gehouden waarbij zowel militaire als civiele autoriteiten zijn betrokken. In het kader van een recente Navo-brede oefening was hiervan al sprake. Ook de operationele samenwerking tussen Defensie en de brandweer krijgt op korte termijn meer aandacht;
– verbetering van de nationale vertaling van bewakings- en beveiligingsmaatregelen in het kader van het alarmingssysteem van de Navo (het «NATO Precautionary System»);
– oprichting van een krijgsmachtbreed kenniscentrum over bescherming tegen nucleaire, biologische en chemische middelen (NBC) en een NBC-school, waarvan civiele instanties eveneens gebruik kunnen maken;
– oprichting van een parate NBC-compagnie bij de Koninklijke landmacht, die tevens kan worden ingezet in het kader van militaire bijstand en steunverlening;
– intensivering van de samenwerking met de politie op het gebied van explosievenopruiming.
3.1.3 Het Actieplan van de regering
Defensie werkt ook actief mee aan andere elementen uit het «Actieplan terrorismebestrijding en veiligheid» van de regering. Voor de uitvoering van deze maatregelen wordt tot en met 2006 in totaal ongeveer € 90 miljoen aan de defensiebegroting toegevoegd uit de fondsen die de regering voor het Actieplan beschikbaar heeft gesteld. De inspanningen zijn mede gericht op de opheffing van tekortkomingen in Europees verband. Het gaat in 2003 om een bedrag van afgerond € 20,2 miljoen dat Defensie zal besteden aan:
– de versterking van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD), waarvoor jaarlijks € 1,7 miljoen is uitgetrokken;
– de versterking van de Koninklijke marechaussee (persoonsbeveiliging, buitengrenscontroles, versterking Kmar-teams grensoverschrijdende criminaliteit, beveiliging luchtvaart). Hiervoor is in 2003 € 2,5 miljoen begroot, en tevens voor de jaren 2003 tot en met 2006 een structurele bijdrage van € 12,5 miljoen jaarlijks voorzien; en
– de exploitatie van de versterking van de Bijzondere Bijstandseenheden (BBE) van het Korps mariniers, waarvoor jaarlijks € 3,4 miljoen wordt uitgetrokken.
Op grond van de aanbevelingen van haar eigen departementale taakgroep heeft Defensie besloten al op korte termijn een aantal verdere maatregelen uit te voeren:
– voor de speciale eenheden wordt specialistische apparatuur aangeschaft. Ook wordt de samenwerking geïntensiveerd tussen het Korps commandotroepen, de speciale eenheden van het Korps mariniers en de hierbij behorende ondersteunende eenheden. In Navo-verband heeft Nederland hiervoor nadrukkelijk aandacht gevraagd;
– verder worden maatregelen genomen op het gebied van inlichtingen en veiligheid, en de bewaking en beveiliging van defensieobjecten en -personeel;
– het oprichten van een «joint» kenniscentrum van de explosievenopruimingsdienst (EOD), ter ondersteuning van de krijgsmachtdelen en de tevens op te richten «joint» EOD-school. Het kenniscentrum en de school worden in een «joint» EOD-centrum ondergebracht;
– op eenzelfde manier worden kenniscentra en opleidingen op het gebied van de bescherming tegen nucleaire, biologische en chemische (NBC-)middelen gezamenlijk ondergebracht;
– voorts worden projecten ontwikkeld ter versterking van de mogelijkheden van de krijgsmacht zich tegen NBC-wapens te weer te stellen. Het betreft de projecten «Geïmproviseerde collectieve NBC-protectiesystemen», «Verwerving NBC-ontsmettingscapaciteit» en «Vervanging NBC-beschermende kleding».
De aan de uitvoering van deze maatregelen verbonden kosten worden geraamd op ongeveer € 4,5 miljoen voor het begrotingsjaar 2002. Zij zijn structureel en drukken hierdoor voor de gehele periode van de Defensienota 2000 (2002–2009) voor ongeveer € 32 miljoen op de defensiebegroting. Deze kosten worden binnen de defensiebegroting geaccommodeerd. De financiële gevolgen van deze maatregelen zijn verwerkt in de eerste suppletore begroting voor 2002. De meerjarige doorwerking is opgenomen in de huidige begroting.
3.1.5 Internationale samenwerking
De terroristische dreiging vergt toch vooral ook een internationaal antwoord. Dit houdt ook in dat de aanpassing van het Nederlandse defensiebeleid alleen zin heeft als met andere landen wordt samengewerkt. Defensie heeft daarom het initiatief genomen om in Navo-verband ervaringen uit te wisselen en inspanningen op elkaar af te stemmen om, waar mogelijk, gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden tot internationale samenwerking. In navolging van Nederland hebben veelbondgenoten eveneens laten weten hun defensiebeleid aan te passen. Het rapport van de taakgroep van Defensie biedt een goede basis voor de inbreng van Nederland.
Ook de discussie in de Navo over de structurele bijdrage van het bondgenootschap aan de bestrijding van het terrorisme is goed op gang gekomen. Duidelijk is dat de Navo zich rekenschap zal moeten geven van de terroristische dreiging tegen leden van het bondgenootschap. De rol van de Navo bij de bescherming tegen biologische en chemische wapens en versterking van de samenwerking op inlichtingengebied staan hierbij vanzelfsprekend hoog op de agenda. Tijdens de Navo-Top van Praag in november 2002 moet de rol van de Navo bij de bestrijding van het terrorisme zijn beslag krijgen.
3.2 Speerpunt 2: Versterking van de Europese militaire capaciteiten in EVDB- en Navo-verband
De versterking van de Europese militaire capaciteiten heeft vanwege 11 september 2001 niet aan belang ingeboet. Integendeel, de wenselijkheid van capaciteitversterking – nodig voor een grotere Europese rol en een evenwichtiger lastenverdeling tussen de transatlantische partners – is nog eens beklemtoond. De versterking van de capaciteiten op het gebied van inlichtingenverzameling, strategisch transport en commandovoering is juist ook in de context van de internationale strijd tegen het terrorisme van belang. Tegen de achtergrond van het nemen van verantwoordelijkheden op het gebied van militaire operaties als een meer gelijkwaardige en meer bruikbare partner van de VS krijgt de ambitie van de EU gestalte om metterdaad crisisbeheersingsoperaties ter hand te nemen. Zo wordt per 1 januari 2003 de UNIPTF in Bosnië-Herzegovina opgevolgd door een civiele politiemissie van de EU, de EUPM. Daarnaast heeft de EU zich onder voorwaarden bereid verklaard de militaire missie «Amber Fox» van de Navo in Macedonië over te nemen. Ten slotte dient het Nederlandse EU-voorzitterschap in 2004 zich aan. Nederland wordt in die periode belast met de verdere ontwikkeling van het EVDB. De minister van Defensie is in deze periode eerstverantwoordelijk voor de militaire aspecten van het EVDB, in het bijzonder de capaciteitversterking. In 2003 wordt begonnen met de organisatorische en inhoudelijke voorbereidingen van het EU-voorzitterschap. Om deze redenen blijft de versterking van de Europese militaire capaciteiten een speerpunt van het Nederlandse defensiebeleid.
3.2.1 Wat gaat Defensie doen voor de versterking van de Europese capaciteiten?
Het speerpunt krijgt in 2003 op drie manieren gestalte. Ten eerste via de Europese projecten die worden gefinancierd uit de initiële EVDB-voorziening van € 136 miljoen. Nederland draagt hiermee bij aan de opheffing van de tekorten die zowel in het kader van de HLG, als van het DCI van de Navo zijn vastgesteld. Daarnaast is Defensie als een vervolg op de EVDB-voorziening voor de komende kabinetsperiode een structurele bijdrage toegekend voor de versterking van de Europese militaire capaciteiten, oplopend tot € 50 miljoen in 2006 en vanaf dat jaar structureel. Ten derde door middel van de aanpassing van bestaande nationale plannen; waar mogelijk worden plannen bijgesteld om in internationaal verband de doelmatigheid te vergroten. Ten vierde door de verdere intensivering van de (bilaterale) samenwerking met onder meer Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Deze intensivering versterkt zichzelf en lijkt steeds meer natuurlijk door de toenemende convergentie tussen de Europese krijgsmachten als gevolg van de concentratie op crisisbeheersingstaken.
De EVDB-projecten vormen de kern van het EVDB-beleid. De uitvoering van deze projecten vordert gestaag. De volgende beleidsintensiveringen wordt de hoogste prioriteit toegekend vanwege het grote belang dat deze EVDB-projecten hebben voor de strijd tegen het terrorisme:
– het ombouwen van zes pantserwielvoertuigen van het type «Fuchs» voor NBC-detectie voor de gezamenlijke Duits-Nederlandse NBC-detectiecapaciteit, die eind 2003 goeddeels operationeel kan zijn. Hiervoor is in 2003 € 9,5 miljoen geraamd;
– het onderzoeken van de mogelijkheden en middelen voor een verkenningscapaciteit tegen biologische wapens, waarvoor in 2003 € 0,5 miljoen is geraamd.
Het gaat in 2003 voorts om projecten die voor een deel al in uitvoering zijn:
– de installering van commandofaciliteiten op het tweede «Landing Platform Dock» (LPD). Hiervoor is in 2003 in de EVDB-voorziening een bedrag van € 4,2 miljoen geraamd;
– de versnelde invoering van een defensiebreed «tracking and tracing»-systeem, dat de logistieke ondersteuning van de krijgsmacht zal verbeteren. De kosten hiervan bedragen in totaal € 8,6 miljoen; in 2003 € 1,2 miljoen;
– de operationalisering van de in 2002 opgerichte «European Airlift Coordination Cell» (EACC), waarvoor over de periode tot en met 2005 € 0,9 miljoen en in 2003 € 0,225 miljoen is geraamd;
– de uitwerking van de overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk over het «role 3» veldhospitaal, waarvoor de kosten in 2003 € 1,9 miljoen bedragen;
– de omvorming van het hoofdkwartier van het Duits-Nederlandse legerkorps tot Navo «High Readiness Forces»-hoofdkwartier. Hiervoor wordt in 2003 € 3,6 miljoen vrijgemaakt;
– deelneming aan de ontwikkeling van een Europees luchtgrondwaarnemingsradarsysteem (Sostar-X), waarvoor in 2003 € 1,2 miljoen is geraamd.
3.2.3 De aanpassing van de nationale plannen
Ingegeven door de wens de plannen zo goed mogelijk af te stemmen op de Europese behoeften en de mogelijkheden tot internationale samenwerking maximaal te benutten, heeft Defensie heeft in 2001 haar nationale plannen getoetst aan de HLG en het DCI. Een resultaat daarvan was het besluit af te zien van de aanschaf van «Light Utility Helicopters» (LUH), waarvoor € 129,5 miljoen was gereserveerd. In plaats daarvan wordt in 2003 een behoefte bepaald voor de aanschaf van (middel)zware helikopters, mede om de tekorten in de Europese transporthelikoptercapaciteit te verminderen. Ook werden de investeringen voor «Short Range Air Defence» (Shorad) uitgesteld, zodat in multinationaal verband een doelmatiger organisatie van de luchtverdediging kan worden ontwikkeld. Hierdoor viel € 52 miljoen in de planning vrij. Voor de verwerving van (middel)zware transporthelikopters kon daardoor in totaal € 181,5 miljoen worden gereserveerd, waarvan in 2003 € 0,5 miljoen wordt benut.
3.2.4 Intensivering Europese militaire samenwerking
Nederland zoekt samen met zijn Europese partners naar mogelijkheden om de internationale militaire samenwerking zo effectief en doelmatig mogelijk te benutten. Hierbij zijn «pooIing» van gezamenlijke capaciteiten en taakspecialisatie nadrukkelijk aan de orde. In aanvulling op reeds bestaande samenwerkingsverbanden, zoals de «Western European Armaments Group» (WEAG) waarvan Nederland in 2003 en 2004 voorzitter is, gaat het in 2003 om de volgende projecten:
Bilateraal:
– de samenwerking met Duitsland wordt als gevolg van de op 19 juni 2002 in Fassberg (Duitsland) ondertekende ministeriële intentieverklaring op de volgende terreinen versterkt (zie Kamerstuk 28 000X, nr. 33 d.d. 2 juli 2002):
• Patriot-eenheden, onder meer door de overname van drie Duitse Patriot-systemen ter vervanging van de verouderde Hawk PIP III-systemen als onderdeel van een Europese capaciteit voor de verdediging tegen tactische ballistische raketten («Extended Air Defence»/»Tactical Ballistic Missile Defence»);
• de grondgebonden luchtverdediging, vooral op het gebied van Shorad;
• de bescherming van militaire eenheden tegen NBC-wapens. De initiatieven betreffen onder andere de samenwerking op het gebied van onderzoek naar beschermingsmaatregelen tegen de inzet van biologische wapens en de oprichting van een gezamenlijke «pool» voor mobiele NBC-detectiemiddelen;
• het luchtmobiel optreden;
• het strategische zeetransport en de opleiding en training voor amfibisch optreden.
Ook wordt met Duitsland in het kader van het Duits-Nederlandse legerkorps gewerkt aan een «Corps Troops Concept», dat erop is gericht snel legerkorpseenheden te kunnen uitzenden ter ondersteuning van een crisisbeheersingsoperatie die door het Duits-Nederlands legerkorpshoofdkwartier wordt geleid en waarin afspraken zijn vastgelegd over de werkverdeling tussen Duitsland en Nederland;
– de beoogde samenwerking met Frankrijk inzake de gezamenlijke ontwikkeling, verwerving en exploitatie, alsmede de gezamenlijke operationele inzet, van een binationale UAV-capaciteit (Unmanned Aerial Vehicles).
Multilateraal:
– het in gebruik nemen van de in september 2002 op te richten «European Sealift Co-ordination Cell» en het maximeren van het gebruik van de «Air Transport and Air-to-air Refuelling Exchange of Services» (ATARES) van de European Air Goup (EAG);
– het verder uitwerken van de Europese maritieme samenwerking in het algemeen (de samenwerking tussen de «Channel Commanders», de bevelhebbers der zeestrijdkrachten van het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, België en Nederland) en de amfibische samenwerking in het bijzonder (het Europees Amfibisch Initiatief: het Verenigd Koninkrijk, Spanje, Italië, Frankrijk en Nederland);
– in het licht van de intensivering van de Europese samenwerking op het gebied van de grondgebonden luchtverdediging is onder andere met Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk een raamovereenkomst gesloten over de ontwikkeling van de toekomstige grondgebonden luchtverdedigingssystemen. Een eerste stap van Nederland betreft de verwerving van een «Battlefield Management Command, Control, Communication & Computerisation and Information» (BMC4I) -systeem. Hiervoor is in 2003 € 10,9 miljoen uitgetrokken.
3.2.5 European Capabilities Action Plan
Er is veel winst te behalen met het verder coördineren van de versplinterde Europese inspanningen en het intensiveren van de samenwerking tussen de partners. In dat kader wijst Nederland in zowel de Navo als EU op de noodzaak de effectiviteit en de doelmatigheid van de Europese defensie-inspanningen te vergroten. Het op Nederlands initiatief eind 2001 tot stand gekomen «European Capabilities Action Plan» (ECAP) is hiervan het resultaat. Onder de paraplu van het ECAP zijn inmiddels zeventien landenpanels geformeerd, waarin wordt gezocht naar mogelijkheden om capaciteiten te versterken door plannen en projecten beter af stemmen. Nederland neemt deel aan twaalf landenpanels. In de landenpanels op het gebied van onbemande vliegtuigen («Unmanned Aerial Vehicles» – UAV), «Theatre Ballistic Missile Defence» (TBMD) en die op het gebied van verken- en doelopsporingscapaciteit, de zogenaamde STA-units waaronder ook het Istar-project valt, is Nederland de (co-) voorzitter. Overigens zal de Navo, mede op voorspraak van de minister van Defensie, op de Top van Praag in november 2002 als een gemodificeerde voortzetting van het DCI soortgelijke initiatieven ontplooien.
3.2.6 Financiële aspecten van het voorzitterschap van de EU
Nederland bekleedt van 1 juli tot 31 december 2004 het voorzitterschap van de Europese Unie. In het kader van het voorzitterschap wordt Defensie, in tegenstelling tot voorgaande voorzitterschappen, met aanzienlijk meer taken belast. Dit is het gevolg van de ontwikkeling van het EVDB en de verwezenlijking van de Headline Goal. Hiervoor zullen extra organisatorische en personele kosten moeten worden gemaakt. Met het oog op de voorbereiding van het voorzitterschap is voor 2003 in de defensiebegroting een bedrag van € 1,25 miljoen gereserveerd.
3.3 Speerpunt 3: Uitvoering van de Defensienota 2000
De activiteiten van de krijgsmachtdelen zijn er ook in 2003 op gericht de gevechtskracht en het expeditionair vermogen te versterken, met het oog op het gezamenlijk optreden van de krijgsmachtdelen («joint») en/of van staten («combined»). Per krijgsmachtdeel worden de volgende projecten uitgevoerd, onder het voorbehoud dat de maatregelen die genomen moeten worden in het kader van de taakstellingen van het Strategisch Akkoord consequenties kunnen hebben voor het onderstaande overzicht:
– de aanvang van de bouw van het tweede LPD;
– het vervolgen van de paraatstelling van het derde mariniersbataljon;
– de proeftocht van het derde LCF;
– het voltooien van de studie naar de mogelijkheden de LCF-fregatten uit te rusten met een «Theatre Ballistic Missile Defence» (TBMD) capaciteit;
– het voortzetten van de modernisering van tien mijnenbestrijdingsvaartuigen;
– de voortgang van de bouw van twee hydrografische opnemingsvaartuigen;
– de voortgang van de modernisering van tien P-3C Orion maritieme patrouillevliegtuigen,
– de verwerving in «single service management» (SSM) van militaire satelliet communicatie (milsatcom)-capaciteit ten behoeve van de gehele krijgsmacht.
3.3.2 De Koninklijke landmacht:
– het voorzien in nieuwe C2-ondersteuningsmiddelen voor het HRF-hoofdkwartier van het Duits-Nederlandse legerkorps;
– de verdere paraatstelling van de pantserinfanteriebataljons;
– de gevechtswaardeverbetering van de Leopard-2;
– het voorbereiden van de instroom van het «Medium Range Anti-Tank» (MRAT) wapensysteem, mede ten behoeve van de Koninklijke marine;
– de voortzetting van het project vervanging van de pantservoertuigen (inclusief die voor de pantserinfanterie), waarbij voor 2003 geldt dat:
• met betrekking tot het infanteriegevechtsvoertuig (IGV) de specifieke vereisten van de vier overgebleven productalternatieven worden vastgesteld, alsmede studies op het gebied van munitie en bewapening worden vervolgd;
• van het bewakings- en verkenningsvoertuig de «Fennek» de eerste voertuigen instromen;
• met betrekking tot het groot pantserwielvoertuig (PWV) de trilaterale ontwikkelingsfase wordt voortgezet en de eerste prototypen worden getest;
– de invoering van de hoofdcomponenten van de Tactische Indoorsimulator (Tactis), waarmee verschillende wapensystemen geïntegreerd kunnen trainen in een gesimuleerde omgeving;
– de voorbereiding van de verwerving van wissellaadsystemen, de trekker-opleggercombinatie;
– de voorziene vervanging van de M114/39 en een deel van de M109 vuurmonden door de invoering van het nieuwe artilleriesysteem PzH-2000;
– het uitwerken van de samenwerking met de Koninklijke luchtmacht op luchtmachtbasis De Peel bij de oprichting van de «Joint Air Defence School» en het «Joint Air Defence Centre»;
– de integratie met de Grondgebonden Luchtverdediging van de Koninklijke luchtmacht op luchtmachtbasis De Peel;
– in 2003 zal de operationele gereedheidsstatus van de «Air Manoeuvre Brigade» worden bereikt.
3.3.3 De Koninklijke luchtmacht:
– de deelneming aan de «System Development and Demonstration» (SDD)-fase van de «Joint Strike Fighter» (JSF);
– de versterking van de inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen van de Tactische Helikoptergroep;
– een voorstudie en verwervingsvoorbereiding van middelzware helikopters in het licht van het Europese tekort aan transporthelikopters, waarbij tevens wordt voorzien in de behoefte aan lichte helikopters;
– elektronische zelfbeschermingsmiddelen in te bouwen in de transporthelikopters;
– het doen van behoeftestellingen voor generieke capaciteitsverbetering van de gevechtshelikopters;
– de beoogde vervanging van de HAWK PIP III geleide raketsystemen door drie moderne Patriot luchtverdedigingssystemen met TMD-capaciteit, die van Duitsland kunnen worden overgenomen;
– het aanvullen van de tijdens operatie «Allied Force» in Kosovo verbruikte precisiewapens van de F-16. Een verdere uitbreiding van deze wapens is voorzien vanaf 2003.
3.3.4 De Koninklijke marechaussee:
– de optimalisering van de planning en controlcyclus;
– het implementeren van de door de «Reorganisatie Staven van de Koninklijke marechaussee» ontwikkelde nieuwe organisatiestructuur en de daaraan gekoppelde personele uitbreiding;
– de verbetering van het financieel beheer;
– het ontwikkelen van een op maat gesneden personeelsbeleid;
– het uitvoeren van de beleidsintensiveringen ten aanzien van de grensbewaking op Schiphol en het actieplan «Terrorismebestrijding en Veiligheid»;
– de aanpassing van de infrastructuur van het opleidingscentrum in Apeldoorn;
– het verbeteren van de samenwerking tussen de KLPD, de regiokorpsen van de politie en de Koninklijke marechaussee.
3.3.5 Milieubeleid en ruimtelijke ordening
Het milieubeleid bij Defensie wordt gestimuleerd en geïntensiveerd. De doelstelling is het verbeteren van het inzicht in, alsmede de beheersing en vermindering van de belasting van het milieu. De middelen worden voornamelijk gebruikt voor de bevordering van het gebruik van duurzame energie zoals wind- en zonne-energie en voor het bevorderen van doelmatiger energiegebruik. Voor de intensivering van het milieubeleid is in 2003 € 9 miljoen beschikbaar. De Defensie Milieubeleidsnota 2000 loopt in 2004 af. In 2003 zal verder worden gewerkt aan de verwezenlijking van de verschillende milieudoelstellingen uit de nota en aan de voorbereidingen van de opvolger van deze milieunota.
– Na de parlementaire behandeling van de delen 2 en 3 van het «PKB Structuurschema Militaire Terreinen-2» kan in 2003 begonnen worden aan de uitvoering van het Structuurschema;
– in 2003 zullen de risicoanalyses van munitiecomplexen worden voortgezet. Daar waar tegenstrijdigheden met het externe veiligheidsbeleid van Defensie worden geconstateerd zullen deze zo nodig worden weggenomen;
– voor vier luchtvaartterreinen (Woensdrecht, Eindhoven, Volkel en De Peel) zal in 2003 in overleg met het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu een definitieve geluidszone worden vastgesteld. Ook zal in 2003 het geluidsisolatieprogramma rondom de militaire luchtvaartterreinen worden voltooid;
– vóór 2004 zal in samenwerking met het ministerie van Verkeer en Waterstaat de Luchtvaartwet worden gewijzigd op het punt van de aanwijzing van luchtvaartterreinen en het vastleggen van milieuaspecten. Onderdeel daarvan is een betere regulering van burgermedegebruik van militaire luchtvaartterreinen.
3.4 Speerpunt 4: de voortzetting van het Veranderingsproces Defensie, met bijzondere aandacht voor de uitvoering van het Strategisch Akkoord
Het in 1998 begonnen Veranderingsproces Defensie heeft vruchten afgeworpen. De defensieorganisatie functioneert beter en er zijn met de ambtelijke en militaire leiding duidelijke afspraken gemaakt over de informatievoorziening aan de bewindslieden:
– iedereen weet nu wie waarvoor verantwoordelijk en afrekenbaar is;
– gaat er onverhoopt iets mis, dan kan direct worden opgetreden en verantwoording worden afgelegd;
– incidenten of ongewenst gedrag moeten onverwijld en compleet worden gemeld. Hiervoor zijn de commandantenmeldingen aan de bewindslieden;
– het Crisisonderzoeksteam heeft Defensie geholpen om een goede werkwijze te ontwikkelen bij het omgaan met calamiteiten;
– de bevelhebbers zitten elke maandag om de tafel met de bewindslieden en de ambtelijke top;
– de bevelhebbers en de commandant van het Dico leveren drie keer per jaar een Toprapportage in waarin zij verantwoording afleggen over het functioneren van hun organisatiedeel;
– de rol van de Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht is versterkt. Dit is een extra waarborg dat informatie zijn weg naar de bewindslieden vindt.
Deze concrete maatregelen blijken in de praktijk belangrijke verbeteringen, maar geven geen aanleiding tot zelfgenoegzaamheid. Evenals andere delen van de rijksoverheid staat de defensieorganisatie steeds voor de uitdaging de organisatie toe te snijden op de hoge eisen van onze tijd.
Eerder is vastgesteld dat het Veranderingsproces Defensie voldoende is gerijpt om nieuwe, transparante werkwijzen binnen Defensie te verankeren in nieuwe organisatiestructuren. Het externe adviesbureau dat het Veranderingsproces Defensie ondersteunde, kwam tot hetzelfde oordeel. Inmiddels was ook de vraag opgekomen of de gewenste versterking van de positie van de Chef Defensiestaf zou moeten uitmonden in het koppelen van een opperbevelhebberschap aan die functie. Op verzoek van de voormalige minister van Defensie heeft de Adviescommissie Opperbevelhebberschap, de zogenoemde commissie Franssen, zich beraden op vragen inzake de inrichting van de defensieorganisatie, in het bijzonder of aan de functie van Chef Defensiestaf een opperbevelhebberschap zou moeten worden verbonden. De commissie heeft haar rapport op 19 april jl. uitgebracht.
3.4.1 Hoe wordt het Veranderingsproces Defensie voortgezet?
Het Veranderingsproces Defensie krijgt nieuwe impulsen. Op het kerndepartement worden civiele functionarissen benoemd op van oorsprong militaire stoelen en omgekeerd. De instelling van het Directoraat-Generaal Financiën en Control (DGF&C) onderstreept het belang van «toezicht» en «control». De intensivering van de samenwerking tussen de krijgsmachtdelen wordt met kracht voortgezet. De krijgsmachtdelen en het Dico groeien in 2003 verder naar elkaar toe. «Joint» optreden is niet alleen relevant in het veld, in het luchtruim en op zee, maar ook bij de staven en op het departement. Activiteiten reiken steeds vaker over grenzen van krijgsmachtdelen heen.
De commissie-Franssen heeft belangwekkende aanbevelingen gedaan om de organisatie en structuur van Defensie nog doeltreffender en doelmatiger te maken. Ook het Strategisch Akkoord onderstreept het belang van de beoogde veranderingen. Het zal hierbij tevens als leidraad dienen. Daarin is immers vastgesteld dat «de samenwerking tussen de krijgsmachtonderdelen moet worden verbeterd. Dat bevordert de doelmatigheid en de efficiency. Dit vereist een duidelijke structuur en aansturing. Langs de lijnen die al ingezet zijn dient te worden gewerkt aan verdere ontschotting en integratie binnen de krijgsmacht, onder andere in operationeel denken en opleidingen.»
3.5 Speerpunt 5: versterking van het personeelsbeheer
Het personeel blijft de kurk waarop de defensieorganisatie drijft. Het personeelsbeheer is voor de krijsmacht dan ook onverminderd een speerpunt. Zoals in hoofdstuk 1 is vermeld, onderzoekt het ministerie hoe de taakstellende reducties op evenwichtige wijze kunnen worden uitgevoerd. Deze reducties raken buiten de Koninklijke marechaussee ál het militaire personeel, in zowel in de aansturing en ondersteuning, als op de werkvloer. De termen «ontstaffing» en «ontbureaucratisering» zijn het belangrijkste richtsnoer: daardoor moet de doelmatigheid worden vergroot. Het streven is gericht op het uitvoeren van de taakstelling voor het militaire personeel zonder de primaire doelstelling van de defensieorganisatie, namelijk het leveren van gevechtskracht, te raken. Ook de geoefendheid dient op peil te blijven. Daarbij geldt dat veel burgers bij de krijgsmacht in ondersteunende en uitvoerende sectoren, zoals onderhoud en herstel, werkzaam zijn. Er moet dan ook voor worden gewaakt dat de vermindering van burgerpersoneel juist tot een verlies aan doelmatigheid leidt. Dit zijn de randvoorwaarden waarbinnen de reducties zullen worden uitgevoerd. In overeenstemming met de «Agenda voor de toekomst» die eerder dit jaar met de sociale partners is overeengekomen, zullen de concrete voornemens snel worden bekendgemaakt, zodat het personeel niet onnodig lang in het ongewisse wordt gelaten over de gevolgen van de taakstellingen.
Een modern personeelsbeheer blijft in de komende jaren een voorwaarde voor een sterke positie op de arbeidsmarkt. Met de Defensienota 2000 is een belangrijke stap gezet op weg naar de versterking en professionalisering ervan. De eerste resultaten hiervan zijn geboekt. Met de werknemers is een uitstekend pakket aan arbeidsvoorwaarden overeengekomen. Op basis van de nu overeengekomen arbeidsvoorwaarden moet verder worden gewerkt aan het optimaliseren van het personeelsbeheer en de verhouding tussen werkgever en werknemer. De komende jaren worden maatregelen genomen om de verhoudingen tussen werknemer en werkgever te optimaliseren. Dit is dan ook een van de belangrijke punten uit de in de vorige alinea genoemde «Agenda voor het personeelsbeleid van de toekomst».
Een deel van de maatregelen is er op gericht de belangstelling voor een werkkring bij Defensie te vergroten en, zonder concessies aan de selectie-eisen voor het militair personeel te doen, een groter deel van de sollicitanten metterdaad aan te trekken. Deze wervingsbevorderende maatregelen moeten dan ook voortvarend worden doorgezet. Verhoudingsgewijs werken er op dit moment weinig vrouwen bij Defensie, hoewel vrouwen een steeds groter deel uitmaken van de beroepsbevolking. Een van de aandachtspunten is dan ook om het aandeel vrouwen in de defensieorganisatie te vergroten, zowel via de werving, als door beleid gericht op het behoud van vrouwen die reeds bij Defensie werkzaam zijn.
3.5.1 Het personeelsbeheer in 2003. De «Agenda voor het personeelsbeleid van de toekomst»
In februari 2002 is de «Agenda voor de toekomst» verschenen. Dit document is het resultaat van een aantal gesprekken tussen de sociale partners en de vertegenwoordigers van Defensie: de staatssecretaris, de CDS, de bevelhebbers, de toenmalige DG Personeel en de voorzitters van de bonden (het AC, de ACOP, de CCOOP en de CMHF). De agenda omvat negen thema's waarin het personeelsbeleid een belangrijke rol speelt. Concrete voornemens op personeelsgebied werden ondergebracht in de «Agenda voor het personeelsbeleid van de toekomst» en in een plan van aanpak dat onder regie van het kerndepartement en in nauw overleg met de krijgsmachtdelen en de sociale partners wordt uitgevoerd. Dit plan van aanpak betreft op hoofdlijnen:
– bij de totstandkoming van het personeelsbeheer en de arbeidsvoorwaarden moet Defensie met maatwerk beter inspelen op de individuele wensen van de werknemers. Met het oog hierop wordt gedacht aan regelingen die commandanten een zekere mate van vrijheid van handelen geven, en een betere voorbereiding van het lijnmanagement en de personeelsdiensten. Het functioneren van de medezeggenschapsorganen kan worden verbeterd en er komt een studie naar de relatie tussen rang, functie en bezoldiging;
– in de opleidingen zal meer aandacht worden geschonken aan de versterkte werkgeversrol van leidinggevenden op de uitvoerende niveaus. Een punt van aandacht is de manier waarop de politieke besluitvorming rondom uitzendingen beter de werkvloer zou kunnen bereiken;
– Defensie werkt aan een meer «open» personeelssysteem. Motiverende loopbaanmogelijkheden vormen hierin een centraal element. Voorts moeten voorzieningen worden getroffen om personeelsleden waarvoor geen plaats meer is met perspectief te laten terugkeren naar de burgermaatschappij. Maatregelen in dit kader zijn verbetering van de loopbaanbegeleiding, regulering van de uitstroom, begeleiding van personeel naar functies en werk buiten de defensieorganisatie. De maatregelen komen neer op de flexibilisering en individualisering van het personeelsbeleid (CAO à la carte);
– ter versterking van de arbeidsmarktpositie gaat Defensie het militaire personeelssysteem veranderen. Overwogen wordt het personeel in de toekomst aan te stellen voor onbepaalde tijd, zodat het onderscheid tussen BOT en BBT vervalt. Dat betekent niet dat iedereen een volledige carrière binnen de krijgsmacht kan doorlopen. Zowel de organisatie als het personeel zal op relevante momenten in de loopbaan keuzes moeten maken tussen voortzetting van het werk bij Defensie of daarbuiten. Dat vergt een zorgvuldige loopbaanbegeleiding en toereikende opleidingsfaciliteiten. In 2003 komt er een nieuwe sturingssystematiek voor de personeelsplanning en zullen de nodige aanpassingen van de rechtspositie worden voorbereid;
– het debat over de vermaatschappelijking van de krijgsmacht en de positie van de militair in de samenleving wordt voltooid. De specifieke eisen die voor het militaire beroep gelden (en hoe deze eisen moeten worden vastgelegd in regelgeving) worden nader bepaald. Ook wordt vastgesteld in hoeverre algemene wetgeving en zorgvoorzieningen van toepassing zijn op defensiepersoneel;
– het stelsel van vergoedingen en toelagen wordt vereenvoudigd en er wordt onderzoek gedaan naar te gedetailleerde of knellende regelgeving.
Het plan van aanpak zal in 2003 ten dele kunnen worden verwezenlijkt. Dit hangt onder meer af van de arbeidsvoorwaardenonderhandelingen. Een aantal projecten is inmiddels begonnen.
4. FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET DEFENSIEBELEID
Om de aansluiting van de begroting 2003 met de begroting 2002 (in totalen) mogelijk te maken, is hieronder een overzicht opgenomen met de belangrijkste mutaties:
Bedragen x € 1 miljoen | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Ingediende ontwerpbegroting 2002 | 7 257,4 | 7 017,3 | 6 977,9 | 6 986,6 | 6 999,0 | 6 965,8 |
Nota van wijziging in verband met terrorismebestrijding | 16,9 | 20,2 | 17,6 | 17,6 | 17,6 | |
Begroting 2002 | 7 257,4 | 7 034,2 | 6 998,1 | 7 004,2 | 7 016,6 | 6 983,4 |
Najaarsnotamutaties 2001 | – 37,6 | |||||
Slotwetmutaties 2001 | – 27,6 | |||||
Vredesoperaties (exclusief ontvangsten) | 88,4 | 5,5 | 5,5 | 5,5 | 5,5 | |
Beleidsmatige mutaties Voorjaarsnota | ||||||
Bewaking Koninklijk Huis («De Eikenhorst») | 0,7 | 4,4 | 4,4 | 4,4 | 4,4 | |
Bestrijding terrorisme o.b.v. midden- | 1,4 | 3,4 | 3,4 | 3,4 | 3,4 | |
sommen Koninklijke marechaussee | ||||||
Grensbewaking | 1,0 | 2,0 | 3,0 | 4,0 | 4,0 | |
Efficiencymaatregelen | – 1,4 | – 3,0 | – 3,7 | – 4,0 | ||
Totaal beleidsmatige mutaties | 91,5 | 13,9 | 13,3 | 13,6 | 13,3 | |
Technische mutaties | ||||||
Loonbijstelling | 192,2 | 191,2 | 193,2 | 194,8 | 195,9 | |
Prijsbijstelling (100 %) | 96,3 | 75,5 | 74,3 | 73,7 | 71,7 | |
Toevoeging eindejaarsmarge (incl. EVDB) | 105,8 | |||||
Bijstelling ontvangstenramingen | ||||||
(incl. vredesoperaties € 5,5 miljoen) | 23,9 | 11,5 | 11,6 | 3,6 | 2,6 | |
Financiering SDD-fase | 48,0 | 97,0 | 99,3 | 115,7 | 21,2 | |
Voorschot premietekort prepensioen | 56,0 | 55,4 | 55,3 | 55,2 | ||
Middensommenonderzoek Kmar | 2,7 | 4,1 | 5,5 | 8,3 | 11,0 | |
Niet-relevante ramingsbijstelling militair | ||||||
ouderdomspensioen | – 25,7 | – 37,5 | – 6,5 | |||
Overige mutaties | 1,6 | 1,7 | 1,8 | 2,1 | 2,5 | |
Totaal technische mutaties | 470,5 | 437,0 | 415,4 | 416,0 | 353,6 | |
Strategisch Akkoord (inclusief augustusbrief) | ||||||
Korting prijsbijstelling | – 72,2 | – 56,6 | – 55,7 | – 55,3 | – 53,8 | |
Volume- en efficiencykorting personeel | – 51,3 | – 93,3 | – 135,3 | – 168,1 | ||
Taakstelling subsidie | – 2,4 | – 3,9 | – 5,5 | – 6,3 | ||
Taakstelling inhuur externen | – 7,0 | – 7,0 | – 7,0 | – 7,0 | ||
Ramingsbijstelling SDD-fase | – 30,0 | – 20,0 | – 10,0 | |||
Intensivering EVDB | 10,0 | 30,0 | 40,0 | 50,0 | ||
Totaal Strategisch Akkoord | – 72,2 | – 137,3 | – 149,9 | – 173,1 | – 185,2 | |
Totaal mutaties | 489,8 | 313,6 | 278,8 | 256,5 | 181,7 | |
Ontwerpbegroting 2003 | 7 192,2 | 7 524,0 | 7 311,7 | 7 283,0 | 7 273,1 | 7 165,1 |
Het kabinet heeft in 2001 besloten tot deelneming aan de operatie «Enduring Freedom» en de «International Security Assistance Force» (ISAF). Hiertoe is in 2002 het budget voor vredesoperaties, inclusief € 5,5 miljoen verrekenbare ontvangsten, verhoogd met € 93,9 miljoen. Voor nadere reserveringen wordt vanaf 2003 € 5,5 miljoen toegevoegd.
Beleidsmatige mutaties Voorjaarsnota
Bewaking Koninklijk Huis («De Eikenhorst»)
De beveiliging van «De Eikenhorst» in Wassenaar leidt tot een intensivering van de bewakingstaak van de Koninklijke marechaussee. Hiertoe is een uitbreiding van het aantal marechaussees nodig. Voor het noodzakelijke beheer en de personele inzet zijn gelden ter beschikking gesteld.
Bestrijding terrorisme o.b.v. middensommen Koninklijke marechaussee
Het middensommenonderzoek bij de Koninklijke marechaussee (zie ook de technische mutaties) heeft ten aanzien van het «Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid» van de regering geleid tot een bijstelling.
Door het ministerie van Justitie zijn normen gesteld voor de doorlooptijden bij de grenscontrole op de luchthaven Schiphol. Om deze normen te kunnen halen is extra inzet nodig waarvoor middelen ter beschikking zijn gesteld.
Het Kabinet heeft bij Voorjaarsnota besloten tot een taakstellende efficiencykorting op het defensiebudget.
De belangrijkste technische mutaties betreffen de uitdeling van de loonbijstelling 2002, de uitdeling van de prijsbijstelling, de toevoeging, conform de systematiek van de eindejaarsmarge, van de niet in 2001 tot aanwending gekomen gelden (waaronder een deel van het EVDB-budget) en de verhoging van het uitgavenbudget als gevolg van hogere ontvangsten dan voorzien. De uitdeling van de prijsbijstelling is in het overzicht opgenomen alsof deze voor de volle 100% door het ministerie van Financiën is uitgekeerd. Het niet uitgekeerde deel (75%) is opgenomen onder de «Taakstellingen Strategisch Akkoord».
Aangezien de betaling voor de «System Development and Demonstration» (SDD)-fase voor de ontwikkeling van het JSF-gevechtsvliegtuig geheel via de begroting van het ministerie van Defensie zal verlopen, zijn de hiertoe op de begroting van het ministerie van Economische Zaken opgenomen bedragen overgeboekt naar de defensiebegroting. Tevens zijn hiervoor fondsen uit de algemene middelen beschikbaar gesteld.
Voorschot premietekort prepensioen
In het kader van de introductie van een militair prepensioen is een financieringsarrangement overeengekomen met het ministerie van Financiën, hetgeen leidt een bevoorschotting van het initieel aan de orde zijnde premietekort. Dit voorschot wordt vanaf 2015, als het tekort omslaat in een overschot, terugbetaald.
Middensommenonderzoek Koninklijke marechaussee
Het bleek dat in de afgelopen jaren bij diverse intensiveringen een te lage middensom per vte werd gehanteerd. Ook werd onvoldoende rekening gehouden met kosten voor «overhead». Het exploitatiebudget van de Koninklijke marechaussee kwam hierdoor onder druk te staan. Een vergelijkend onderzoek tussen de politie en de Koninklijke marechaussee naar de opbouw van de middensommen heeft geleid tot een aanpassing van de middensommen en de daarbij te hanteren systematiek voor de overhead. Dit onderzoek heeft geleid tot de vaststelling van de middensom per executieve vte van € 55 062,– op het prijspeil van 2001. Voorts zal een opslag van 26% voor overhead en stafcapaciteit worden gerekend. Bij de Voorjaarsnota van 2002 is dat verrekend en zijn de gelden aan de begroting van de Koninklijke marechaussee toegevoegd. Tevens zijn op basis van deze middensommen gelden toegevoegd voor de gedeeltelijke uitbreiding van de stafcapaciteit.
Niet relevante ramingsbijstelling militair ouderdomspensioen
De in de begroting opgenomen reeks, welke als niet-relevant is gekwalificeerd, is als gevolg van recente inzichten nader bijgesteld.
Tenslotte vallen onder de overige mutaties de overhevelingen tussen het ministerie van Defensie en andere departementen, de extra-gelden voor het NIOD-rapport over Srebrenica en afrondingsverschillen.
Strategisch Akkoord (incl augustusbrief)
De door Defensie in te vullen taakstelling uit het Strategisch Akkoord, inclusief 75 % van het bedrag van de prijsbijstelling, is naar soort taakstelling weergegeven. In afwachting van nadere besluitvorming over te nemen maatregelen zijn de hiermee gemoeide bedragen gestald op het artikel Nominaal en Onvoorzien.
Besloten is om de EVDB-voorziening, welke een tot nu toe een incidenteel karakter droeg, structureel van aard te doen zien. Hiertoe is een oplopende reeks toegevoegd aan de defensiebegroting, welke uiteindelijk vanaf 2006 structureel € 50,0 miljoen bedraagt.
Bij de uitvoering van het Strategisch Akkoord zullen in de periode 2003–2006 de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:
De Nederlandse krijgsmacht kent drie hoofdtaken. Naast de bescherming van de integriteit van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied (inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba) zijn dat de bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit en de ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving (onder meer grensbewaking), rampenbestrijding en humanitaire hulp (zowel nationaal als internationaal). Thans worden wereldwijd zo'n 2300 militairen ingezet in het kader van crisisbeheersingsoperaties. Verder wordt de krijgsmacht ingeschakeld bij het voorkomen en bestrijden van terrorisme, natuurrampen, landbouwcrises en humanitaire catastrofes.
De taakstellingen in het Strategisch Akkoord zijn vooral gericht op de vergroting van de doelmatigheid van de defensieorganisatie door ontstaffing en ontbureaucratisering. Verder gaat het om een volumekorting op het burgerpersoneel en beperkingen van de prijsbijstelling, de subsidies, de ramingsbijstelling voor het asielbeleid en de inhuur van externen. Het Strategisch Akkoord omvat tevens maatregelen op het gebied van arbeidsvoorwaarden die resulteren in kortingen op de loonbijstelling; deze zijn nog niet verwerkt in de begroting. Het ambitieniveau voor de deelneming aan vredesoperaties is aangepast. Daarentegen zijn extra middelen beschikbaar gesteld voor het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB).
Defensie zal verschillende sporen volgen om de beoogde personele en financiële taakstellingen te bereiken. Daarbij zullen de inspanningen zich vooral richten op de verbetering van de doelmatigheid van staven en ondersteunende eenheden, alsmede de verbetering van de doelmatigheid van operationele eenheden (het primaire proces). Naast de doelmatigheidsmaatregelen worden, voor zover het de beperking van de prijsbijstelling betreft, ook de mogelijkheden bezien om tijdelijk (meerjarig) te korten op investeringen of deze te beëindigen en om, zo nodig, onderdelen van de Defensienota 2000 aan te passen. In dit verband zullen ook de mogelijke gevolgen van de verlaging van het ambitienivau worden bezien. De sporen zullen nader worden uitgewerkt tot concrete maatregelen die op termijn effect zullen sorteren. Vóór de behandeling van de begroting van Defensie wordt de Kamer bij brief ingelicht over deze maatregelen.
Het streven is aantasting van operationele capaciteiten zo veel mogelijk te vermijden. Dit is allerminst eenvoudig, aangezien Defensie de laatste jaren wordt geconfronteerd met oplopende spanning op de materiële exploitatiekosten, terwijl de investeringen onder druk staan. Tegen die achtergrond zijn al eerder diverse maatregelen getroffen om de exploitatiekosten te verlagen. Defensie bereidt een pakket van maatregelen voor dat niet alleen de vereiste besparingen moet opleveren, maar ook de voorwaarden moeten scheppen voor een gezonde bedrijfsvoering in de komende jaren.
Er is de bewindslieden veel aan gelegen de personele taakstellingen van het Strategisch Akkoord verantwoord uit te voeren. Het betreft een efficiencykorting van vier procent voor al het burgerpersoneel en het militair personeel (met uitzondering van de marechaussee) en een volumekorting van vijf procent voor het burgerpersoneel, behalve het burgerpersoneel bij de marechaussee. Een generieke korting op het militaire en het burgerbestand zou onvoldoende recht doen aan de specifieke kenmerken van de krijgsmacht en de evenwichtige samenstelling van de defensieorganisatie verstoren. Het streven naar meer doelmatigheid zou zo zijn doel voorbij kunnen schieten. In plaats hiervan zal zorgvuldig worden bezien hoe en waar werkzaamheden op een minder personeelsintensieve wijze kunnen worden uitgevoerd, te beginnen in het begrotingsjaar 2003. In overeenstemming met de Agenda van de Toekomst zal een concrete aanpak het personeel snel uitsluitsel over de toekomst geven. Zakelijkheid en zorgvuldigheid zullen hand in hand gaan om personeelsleden waarvoor geen plaats meer is zo snel mogelijk naar de arbeidsmarkt te begeleiden. Andere ingrijpende maatregelen, zoals een selectieve vacaturestop, zijn evenmin uitgesloten.
Criminaliteitsbestrijding, rechtshandhaving en rampenbestrijding
In het Strategisch Akkoord zijn gelden beschikbaar gesteld voor criminaliteitsbestrijding, rechtshandhaving en rampenbestrijding. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal in oktober, voor de begrotingsbehandeling van dit ministerie, een plan van aanpak aanbieden aan de Kamer. In dat kader houdt Defensie rekening met intensiveringen. Binnen de veiligheidsketen speelt Defensie immers een rol van betekenis, in de eerste plaats de Koninklijke marechaussee en in sommige gevallen de overige krijgsmachtdelen (bijvoorbeeld kustwachtactiviteiten).
Het Strategisch Akkoord wordt verankerd in de speerpunten van het Defensiebeleid:
De bestrijding van het terrorisme
Defensie draagt hieraan bij via de inzet van militairen in en rondom Afghanistan (operatie «Enduring Freedom» en «ISAF»). Verder heeft Defensie in het licht van het toegenomen belang van de ondersteuning van civiele autoriteiten diverse maatregelen genomen. Het betreft onder meer de gezamenlijke beoefening van procedures van militaire en civiele autoriteiten en organisaties, operationele oefeningen en de oprichting van een kenniscentrum over bescherming tegen nucleaire, biologische en chemische middelen (NBC) en een NBC-school, waarvan civiele instanties gebruik kunnen maken. Verder werkt Defensie mee aan het «Actieplan Terrorismebestrijding en veiligheid» van de regering via de versterking van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD), de Koninklijke marechaussee (persoonsbeveiliging, buitengrenscontroles, bestrijding grensoverschrijdende criminaliteit, beveiliging luchtvaart) en van de Bijzondere Bijstandseenheden (BBE) van het Korps mariniers. Met deze maatregelen draagt Nederland overeenkomstig het Strategisch Akkoord eraan bij dat Nederland een betrouwbare partner blijft in de internationale strijd tegen het terrorisme.
De versterking van de Europese militaire capaciteiten
Defensie draagt hier in de eerste plaats aan bij door de defensieplannen te toetsen aan de vastgestelde Europese militaire tekortkomingen. Aan de hand daarvan kunnen plannen worden bijgesteld om ruimte te maken voor nieuwe projecten. In de tweede plaats heeft Defensie sinds 2000 € 136 miljoen gekregen voor extra projecten ter versterking van de Europese militaire capaciteiten. Met de EVDB-intensivering van het Strategisch Akkoord kan Defensie ook de komende periode Europese projecten in gang zetten. In de derde plaats werkt Nederland aan de vergroting van de Europese doelmatigheid. In dat kader streeft Nederland naar vergaande militaire samenwerking met zijn Europese bondgenoten en partners.
De uitvoering van de Defensienota 2000
De activiteiten van de krijgsmachtdelen zijn ook de komende jaren gericht op de versterking van de gevechtskracht en het expeditionair vermogen, met het oog op het gezamenlijk optreden van de krijgsmachtdelen. De hoofdlijnen van de Defensienota stemmen overeen met de kernelementen van de defensieparagraaf van het Strategisch Akkoord – ontschotting en integratie, betere samenwerking tussen de krijgsmachtdelen, grotere doelmatigheid en een duidelijke structuur en aansturing. De Defensienota wordt uitgevoerd onder voorbehoud van de gevolgen van de uitwerking van het Strategisch Akkoord.
Het in 1998 begonnen Veranderingsproces Defensie heeft vruchten afgeworpen. De defensieorganisatie functioneert beter en er zijn met de ambtelijke en militaire leiding duidelijke afspraken gemaakt over de informatievoorziening aan de bewindslieden. Defensie blijft zich inspannen de organisatie optimaal toe te snijden op de hoge eisen van onze tijd. De commissie-Franssen heeft terzake belangwekkende aanbevelingen gedaan. Het Strategisch Akkoord onderstreept het belang van de beoogde veranderingen en zal hierbij als leidraad dienen.
Defensie werkt verder aan de optimalisering van het personeelsbeheer, een voorwaarde voor een sterke positie op de arbeidsmarkt. Met de Defensienota 2000 en de begin 2002 met de sociale partners overeengekomen Agenda voor het Personeelsbeleid zijn belangrijke stappen gezet op weg naar de versterking en de verdere professionalisering van het personeelsbeheer. De komende periode wordt verder gewerkt aan de optimalisering ervan, evenals de verhouding tussen werkgever en werknemer. De personele taakstellingen van het Strategisch Akkoord zullen conform de doelstellingen (zie boven) ter hand worden genomen.
1. Voornemens Strategisch Akkoord | 2. Doelen | 3. Acties | 4. Actoren | 5. Deadlines | 6. Budget x 1mln |
---|---|---|---|---|---|
Voortzetting tweesporenbeleid Navo/GBVB | • Versterking militair crisisbeheersingsvermogen van de Navo en de Europese Unie • Bijdrage aan mondiale stabiliteit | • Bevordering internationale militaire samenwerking • Modernisering militaire structuren/capaciteiten Navo • Verwezenlijking Headline Goal • Deelneming crisisbeheersingsope-raties, thans in en rondom Afghanistan (ISAF/«Enduring Freedom»), Bosnië (SFOR) en Macedonië (Task Force Fox) | Defensie Defensie, BZ Defensie Defensie, BZ | Navo-top Praag | HGIS |
Versterking EVDB | • Nederlandse bijdrage aan de versterking van de Europese capaciteiten | • Aanwijzing aanvullende projecten ter versterking van de Europese militaire capaciteiten | Minister | Rapportage: november 2002 | € 130,0 t/m 2006 |
De Navo blijft de hoeksteen van het Nederlandse veiligheidsbeleid, belichaamt de transatlantische band en staat garant voor de collectieve verdediging. Tegen die achtergrond hecht de regering grote betekenis aan de ontwikkeling van het EVDB. Langs deze weg kan Europa ook in de toekomst een waardevolle transatlantische partner blijven. Nederland zet zich binnen de EU en de Navo in het bijzonder in voor versterking van de Europese militaire capaciteiten. De beleidsintensivering welke oploopt tot € 50 miljoen structureel vanaf 2006 stelt Nederland in staat actief bij te dragen aan het opheffen van de militaire tekortkomingen die zijn vastgesteld in het kader van de Helsinki Headline Goal van de EU en van het Defence Capability Initiative (DCI) van de Navo. Defensie stelt thans een lijst samen met aanvullende projecten ter versterking van de Europese militaire capaciteiten. Mede met het oog op de Navo-top van november 2002 in Praag wil Defensie deze projecten op korte termijn vaststellen. Gezien de omvang van de EVDB-intensivering betreft het waarschijnlijk een vijftal projecten, gericht op specifieke Europese militaire tekortkomingen. Het eerste project is recentelijk vastgesteld. Het gaat om de ombouw van zes Fuchs-pantservoertuigen voor de gezamenlijke Duits-Nederlandse NBC-detectiecapaciteit. Deze capaciteit, waarvan de kosten zijn geraamd op € 10 miljoen, zal eind 2003 goeddeels operationeel zijn.
1. Voornemens Strategisch Akkoord | 2. Doelen | 3. Acties | 4. Actoren | 5. Deadlines | 6. Budget x 1mln |
---|---|---|---|---|---|
Verlaging ambitieniveau van max. vier naar max. drie operaties per jaar | • Beoordeling op basis van het Toetsingskader • Onderzoek naar mogelijke gevolgen voor de Defensie-organisatie, in samenhang met de taakstelling uit het Strategisch Akkoord | Mindef, MinBuza en MP | Eerste rapportage: november 2002 | ||
Betrouwbare partner in internationale strijd tegen terrorisme | • Bestrijding en voorkoming terrorisme | • Bijdrage aan Actieplan Terrorisme en Veiligheid – 2001 • Overige maatregelen • Bijdrage aan versterking Europese militaire capaciteiten ten behoeve van terrorismebestrijding • Deelneming aan internationale operaties in het kader van terrorismebestrijding | Defensie, overige betrokken departementenDefensie Defensie Defensie, BZ | € 89,7 miljoen t/m 2006 € 32,0 miljoen t/m 2009 HGIS |
In het voorjaar van 2002 heeft Defensie ter verbetering van de bijdrage aan de bestrijding van het terrorisme een groot aantal maatregelen voorgesteld. Deze omvatten zowel nieuwe beleidsvoornemens als eerder geformuleerde behoeftestellingen die in het licht van de terroristische dreiging een hogere prioriteit verdienen. Sommige maatregelen zijn organisatorisch of procedureel van aard en konden op korte termijn worden verwezenlijkt en binnen de begroting worden opgevangen. Andere maatregelen zijn nog niet geëffectueerd, maar worden nader bezien. Zij vergen grotere uitgaven en worden betrokken bij de invulling van de EVDB-intensivering.
1. Voornemens Strategisch Akkoord | 2. Doelen | 3. Acties | 4. Actoren | 5. Deadlines | 6. Budget x 1mln |
---|---|---|---|---|---|
Verbetering samenwerking krijgsmachtdelen | • Vergroting doelmatigheid en efficiency | • Ontschotting en integratie, zie verder actiepunten efficiencytaakstellingen | Minister en staatssecretaris | Eerste rapportage: november 2002 |
«Paars», «joint» en «combined» zijn sleutelbegrippen bij de vergroting van de doelmatigheid en de efficiency van de krijgsmachtdelen. Activiteiten overschrijden steeds vaker de grenzen tussen de krijgsmachtdelen. De mogelijkheid om gezamenlijk militair op te treden wordt steeds meer de norm. Dat heeft logischerwijs ook gevolgen voor de staven en het departement. Langs de reeds ingezette lijnen van de Defensienota 2000 kan de Defensie-organisatie verder worden ontschot en geïntegreerd. Daarbij kan worden gedacht aan de gehele of gedeeltelijke samenvoeging van de krijgsmachtdeelstaven met het kerndepartement, vermindering van het aantal defensielocaties (via concentratie), centralisatie en concentratie van de operationele eenheden en ondersteuning, en aan maatregelen op personeel, financieel, organisatorisch, materieellogistiek en ICT-terrein.
1. Voornemens Strategisch Akkoord | 2. Doelen | 3. Acties | 4. Actoren | 5. Deadlines | 6. Budget x 1mln |
---|---|---|---|---|---|
Efficiencykorting (4%) en volumekorting (5%) bij het burgerpersoneel Efficiencykorting (4%) bij het militair personeel | • Vergroting doelmatigheid en efficiency | • Ontstaffing en ontbureaucratisering van staven en ondersteunende eenheden • Verbetering van het primaire proces, de operationele eenheden | Minister en staatssecretaris, sociale partners | Eerste rapportage: november 2002 | € 201,6 € 246,4 |
1. Voornemens Strategisch Akkoord | 2. Doelen | 3. Acties | 4. Actoren | 5. Deadlines | 6. Budget x 1mln |
---|---|---|---|---|---|
Beperking inhuur externen | • Terugdringen inhuur als onderdeel van de totale efficiencykorting | • Onderzoek, in samenhang met de volume- en efficiencykorting op het totale personeelsbestand | Minister en staatssecretaris | Eerste rapportage: november 2002 | € 28,0 |
Subsidietaakstelling | • Generieke vermindering van het budget | • Onderzoek | Minister en staatssecretaris | Eerste rapportage: november 2002 | € 18,1 |
Ramingsbijstelling asielbeleid | • Bijstelling budget Asielbeleid als gevolg aangepaste instroomraming | • Ramingsbijstelling voor het taakveld Handhaving Vreemdelingenwet | Mindef en Minjust | Eerste rapportage: november 2002 | € 14,8 |
1. Voornemens Strategisch Akkoord | 2. Doelen | 3. Acties | 4. Actoren | 5. Deadlines | 6. Budget x 1mln |
---|---|---|---|---|---|
Aanpassing arbeidsvoorwaarden sector Defensie | • Versobering ziektekostenregeling • Aansluiting bij het nieuwe WAO/WW-beleid en fiscale wetgeving | • Overleg met Centrales van Overheidspersoneel in het kader van de eerstvolgende CAO (2004 en later) | Staatssecretaris, Sociale partners | Versobering ziektekosten in 2004. Overige maatregelen in lijn met rijksbrede afspraken | € 26,7 |
In de aanloop naar de invoering van een basisverzekering in de zorg worden de ziektekosten-regelingen van overheidspersoneel met ingang van 2004 versoberd. Deze taakstelling zal loonsomevenredig over de sectoren worden verdeeld. Voorts zijn de in het Strategisch Akkoord opgenomen afspraken op het gebied van de sociale zekerheid (uitkeringen bij ziekte, WAO en WW) voor de sector Defensie relevant omdat deze van invloed kunnen zijn op de thans bij Defensie geldende bovenwettelijke uitkeringen. In de sfeer van de fiscale regelgeving gaat het met name om de voorziene totstandkoming van de levensloopregeling binnen het bestaand fiscaal kader.
1. Voornemens Strategisch Akkoord | 2. Doelen | 3. Acties | 4. Actoren | 5. Deadlines | 6. Budget x 1mln |
---|---|---|---|---|---|
Inhouding van 75% van prijsbijstellingstranche 2002 | • Onderzoek exploitatieuitgaven en omvang en tijdstip investeringsprojecten | Minister en staatssecretaris | Eerste rapportage: november 2002 | € 221,4 | |
Ramingsbijstelling dollarkoers SDD-fase | • Aanpassing budget op basis van recent aangekochte termijndollars | • Budgettaire verwerking in begroting | Mindef | Eerste rapportage: Voorjaarsnota 2003 | € 60,0 |
Inleiding tot de beleidsartikelen
De hoofddoelstellingen van Defensie
De basis van de hoofddoelstellingen van Defensie is het gestelde in (het herziene) artikel 97, lid 1 van de Grondwet: «Ten behoeve van de verdediging en ter bescherming van de belangen van het Koninkrijk, alsmede ten behoeve van de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde, is er een krijgsmacht». Voor de krijgsmacht gelden drie hoofddoelstellingen, te weten:
1. de bescherming van de integriteit van het eigen en bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba;
2. de bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;
3. ondersteuning van de civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.
De drie hoofddoelstellingen worden gerealiseerd met behulp van de vier krijgsmachtdelen. Al naar gelang de aard en wijze van optreden zijn per krijgsmachtdeel nader geoperationaliseerde doelstellingen bepaald en in het betreffende beleidsartikel opgenomen en toegelicht.
Eerste doel van het defensiebeleid is het verzekeren van de eigen en bondgenootschappelijke territoriale integriteit. Aan deze algemene beleidsdoelstelling wordt invulling gegeven door het gereedstellen en instandhouden van operationele eenheden van de krijgsmacht en het daarnaast beschikbaar hebben van mobilisabele eenheden. Voor de algemene verdediging kunnen alle middelen van de krijgsmacht worden ingezet. Omdat Nederland vrijwel altijd met andere landen, in de eerste plaats de Navo-partners, zal optreden is interoperabiliteit en flexibiliteit van de strijdkrachten vereist. Door spanningen en destabiliserende ontwikkelingen aan de rand van het Navo-verdragsgebied of door terrorisme kunnen eigen en bondgenootschappelijke belangen worden aangetast. Hierdoor kunnen verplichtingen op grond van artikel 5 van het Navo-verdrag ontstaan. Zowel het inzetgereed krijgen en houden van operationele eenheden als het gezamenlijk kunnen optreden («joint») van krijgsmachtdelen is in een dergelijk geval van cruciaal belang.
Met de inzet van militaire middelen levert Defensie een bijdrage aan een actief veiligheidsbeleid, dat zich niet beperkt tot de zorg voor de veiligheid van het eigen land en die van de bondgenoten, maar zich ook uitstrekt tot breed opgezette conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw, zowel in Europa als daarbuiten. Ook in 2003 zal Nederland, teneinde de internationale rechtsorde te handhaven en te bevorderen, met militaire middelen bijdragen aan internationale vredesoperaties. Naast de al langer lopende operaties op de Balkan, worden Nederlandse militairen tevens ingezet in de internationale wateren rond het Arabisch schiereiland en het Caribisch gebied, in Afghanistan en omringende landen en op verschillende andere plaatsen in de wereld. Hiermee wordt invulling gegeven aan het ambitieniveau zoals dat in de Defensienota 2000 is verwoord. De verwachting is dat in 2003 in ieder geval (een deel van) de operaties zal worden voortgezet. Het belang van crisisbeheersing voor de krijgsmacht is na 11 september 2001 geenszins afgenomen. De teloorgang van staatsstructuren en samenlevingen elders in de wereld, hoe ver weg ook, kan immers klaarblijkelijk gevolgen hebben voor onze eigen veiligheid. Ook het lenigen van humanitaire nood en het voorkomen van vluchtelingenstromen is een belangrijk motief om deel te nemen aan vredesoperaties.
Defensie wil voorts door middel van internationale samenwerking bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het Nederlandse veiligheids- en defensiebeleid. Het belang van internationale samenwerking is verder toegenomen in het licht van de in EU- en Navo-verband voorgenomen versterking van de Europese crisisbeheersingscapaciteiten. Deze versterking – een van de speerpunten uit de beleidsagenda – is nodig om de effectiviteit en de doelmatigheid van de Europese defensie-inspanningen te vergroten, zowel binnen de Navo (DCI) als bij de realisatie van de Helsinki Headline Goal van de Europese Unie. De Navo is de hoeksteen van het Nederlandse veiligheidsbeleid. Het Navo-lidmaatschap vergroot de mogelijkheden tot handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde en veiligheid. Door bij te dragen aan de financiering van de Navo-programma's en budgetten draagt Nederland bij aan de instandhouding van de geïntegreerde militaire structuur van het bondgenootschap.
Door de plaatsing van attachés op een aantal geselecteerde ambassades in het buitenland en vlag- en opperofficieren bij internationale staven draagt Nederland bij aan het veiligheidsbeleid in het algemeen en aan de bestaande veiligheidsstructuren. Overige internationale samenwerking neemt voornamelijk de vorm aan van het bijstaan van Midden- en Oost-Europese (MOE) landen op het gebied van opleiding en training, financiële en materiele ondersteuning. Doel hiervan is de toetreding van deze staten tot de Navo mede te faciliteren.
Naast de taken die de krijgsmacht uitvoert in het kader van de internationale veiligheid, worden militairen en in voorkomend geval ook militair materieel – op verzoek en onder gezag van civiele autoriteiten – ingezet om bij te dragen aan de handhaving van de nationale rechtsorde en veiligheid en steunverlening in het kader van het algemeen belang.
Behalve aan het voldoen aan mogelijke verzoeken van deze aard door de civiele autoriteiten zal in 2003 ook de nodige aandacht worden gegeven aan de beoefening van procedures die militaire en civiele autoriteiten en organisaties tijdens crises dienen te hanteren. Zo staan bijvoorbeeld rampenbestrijdingsoefeningen op luchtvaartterreinen op het programma, waarbij vooral lokale overheden en instanties een rol van betekenis spelen. Op nationaal niveau is een Crisis Management Exercise (CMX) gepland. Ook is een oefening van het Defensie beleidsteam voorzien.
De aanslagen van 11 september en de daarop volgende gebeurtenissen hebben het belang van deze derde hoofddoelstelling van de krijgsmacht – de ondersteuning van civiele autoriteiten – onderstreept. Defensie werkt, mede op grond van bestaande regelingen in het kader van de militaire bijstand en steunverlening, nauw samen met andere overheidsdiensten in Nederland. De krijgsmacht fungeert op die manier met de haar ter beschikking staande middelen als «vangnet» voor civiele autoriteiten.
Beleidsartikel 01 Koninklijke marine
De Koninklijke marine beoogt de realisatie van een adequaat maritiem-militair vermogen door de gereedstelling van voor hun taak berekende eenheden ter ondersteuning van de hoofddoelstellingen van Defensie. Een samenstel van eenheden vormt een module die met eenheden van andere krijgsmachtdelen (joint) en/of krijgsmachten van andere staten (combined) inpasbaar zijn in grotere internationale verbanden. De bijdrage van de zeestrijdkrachten aan het totale militaire vermogen wordt voor een groot deel bepaald door het gebruik van de vrije zee. Dit stelt hen in staat vroegtijdig in een operatiegebied aanwezig te zijn zonder de territoriale integriteit van andere landen te schenden. Zodoende zijn zij geschikt om bij te dragen aan het voorkomen van een conflict of op te treden in geval van een crisis. Als de preventie van een conflict faalt, zijn zeestrijdkrachten in staat direct (door de inzet van scheepswapens of mariniers) of indirect (door het opleggen van een embargo) de situatie op land te beïnvloeden. In geval van een grootschaliger, landgebonden operatie leveren zeestrijdkrachten cruciale ondersteuning en bescherming. Zeestrijdkrachten zijn daarnaast in staat om de veiligheid op en nabij de eigen territoriale wateren te waarborgen.
Nader geoperationaliseerde doelstellingen
De geoperationaliseerde doelstellingen van de Koninklijke marine worden weergegeven in de onderstaande doelstellingenmatrix. Hierin is aangegeven hoeveel eenheden (kwantiteit) binnen welke termijn (reactietijd) beschikbaar dienen te zijn voor inzet ten behoeve van de drie hoofddoelstellingen van Defensie. Uitgangspunt daarbij is dat de eenheden binnen de aangeven gereedheidstermijn voor het gehele geweldsspectrum inzetbaar zijn (kwaliteit). De indeling van de gereedheidstermijnen sluiten aan bij de Navo-indeling in High Readiness Forces (HRF) en Forces of Lower Readiness (FLR). De eerstvolgende evaluatie naar de doelstellingen van dit beleidsartikel vindt plaats in 2005.
Type eenheid | Inzetbaar | Totaal | HRF | FLR | |
---|---|---|---|---|---|
Direct | op korte termijn | op lange termijn | |||
Commandant der Zeemacht in Nederland | Fregatten*) | 13 | 3 | 7 | 2+1 |
Bevoorradingsschepen | 2 | 2 | |||
Amfibisch schip (LPD) | 1 | 1 | |||
Onderzeeboten | 4 | 1 | 2 | 1 | |
Mijnenbestrijdingsvaartuigen | 12 | 2 | 8 | 2 | |
Hydrografische vaartuigen | 2 | 2 | |||
Maritieme helikopters | 20 | 7 | 9 | 4 | |
Maritieme patrouillevliegtuigen | 7 | 2 | 3 | 2 | |
Commandant van het Korps Mariniers | Mariniersbataljons **) | 4 | 1 | 2 | 1 |
Ondersteunende mariniers- bataljons ***) | 3 | 1 | 2 | ||
Bijzondere bijstandseenheid mariniers | 1 | 1 | |||
Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied | Fregat | 1 | 1 | ||
Maritieme helikopter | 1 | 1 | |||
Maritieme patrouillevliegtuigen | 3 | 3 | |||
Ondersteuningsvaartuig | 1 | 1 | |||
Marinierspelotons met gevechtssteun | 6 | 2 | 4 | ||
Pelotons Antilliaanse militie | 2 | 2 | |||
Peloton Arubaanse militie | 1 | 1 |
*) Het additionele fregat in de kolom FRL betreft een LCF in proeftochtstatus.
**) Dit zijn de manoeuvrebataljons, waarvan 3 MARNSBAT in oprichting is. Van dit MARNSBAT zijn permanent 2 compagnieën (6 pelotons) met een beperkte organieke ondersteuning gestationeerd in de West (zie CZMCARIB).
***) Betreffen het Gevechtssteun-, het Amfibisch Ondersteunings- en het Logistieke Bataljon.
In deze paragraaf worden de veranderdoelstellingen van de Koninklijke marine uit de Defensienota 2000 toegelicht voor zover deze geen projecten betreffen. De projecten worden toegelicht in de paragraaf investeringen. De eerder al gereed gemelde veranderdoelstellingen (MHKC (Marine Hoofdkwartier/Kustwachtcentrum), afstoting van twee fregatten) zijn niet meer opgenomen.
De afstoting van drie mijnenbestrijdingsvaartuigen in de periode 2000 tot 2002.
De mijnenbestrijdingsvaartuigen Hr.Ms. Alkmaar, Hr.Ms. Delfzijl en Hr. Ms. Dordrecht zijn uit dienst gesteld. Naar een koper wordt gezocht.
De afstoting van drie P-3C Orions in de periode 2001–2003.
De drie P-3C Orions zijn geïdentificeerd. In verband met de omvangrijke inzet van de P-3C Orions onder gelijktijdige aanloop van de Capability Upkeep P-3C Orions en de doorloop van groot onderhoud, is besloten één P-3C Orion tot einde 2002 door te laten vliegen. Alle drie de vliegtuigen blijven beschikbaar voor verkoop.
Budgettaire gevolgen van beleid
De financiële middelen die de Koninklijke marine ter beschikking staan voor de realisatie van de nader geoperationaliseerde doelstellingen zijn in de volgende tabel opgenomen.
Budgettaire gevolgen beleid beleidsartikel 01 (bedragen x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Verplichtingen | 1 359 010 | 1 597 351 | 1 234 999 | 1 261 170 | 1 170 578 | 1 165 903 | 1 387 750 |
Uitgaven | |||||||
Programmauitgaven | |||||||
Commandant der Zeemacht in Nederland | 334 560 | 338 388 | 342 113 | 339 168 | 337 844 | 337 174 | 335 906 |
Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied | 66 003 | 71 086 | 70 458 | 70 705 | 70 108 | 69 927 | 69 908 |
Commandant van het Korps Mariniers | 115 085 | 119 259 | 121 887 | 123 979 | 122 723 | 121 662 | 120 611 |
Ondersteunende eenheden | 288 073 | 290 104 | 283 017 | 276 958 | 272 543 | 274 720 | 272 069 |
Subsidies | 217 | 149 | 149 | 149 | 149 | 149 | 149 |
Investeringen | 408 222 | 379 180 | 411 534 | 396 726 | 376 833 | 327 362 | 368 047 |
Totaal Programmauitgaven | 1 212 160 | 1 198 166 | 1 229 158 | 1 207 685 | 1 180 201 | 1 130 993 | 1 166 690 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Admiraliteit | 213 909 | 220 446 | 195 099 | 192 931 | 193 246 | 197 151 | 194 330 |
Wachtgelden en inactiviteitswedden | 16 953 | 16 198 | 12 186 | 11 196 | 10 260 | 9 403 | 8 723 |
Totaal Apparaatsuitgaven | 230 862 | 236 644 | 207 285 | 204 127 | 203 506 | 206 554 | 203 053 |
Totale uitgaven | 1 443 022 | 1 434 810 | 1 436 443 | 1 411 812 | 1 383 707 | 1 337 547 | 1 369 743 |
Ontvangsten | 45 280 | 54 508 | 115 920 | 60 921 | 53 920 | 52 908 | 52 908 |
De activiteiten van de Koninklijke marine worden onderverdeeld in operationele, ondersteunende en bestuurlijke activiteiten, deze zijn ondergebracht bij de Resultaat Verantwoordelijke Eenheden. De Commandant der Zeemacht in Nederland (CZMNED), de Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied (CZMCARIB) en de Commandant van het Korps Mariniers (CKMARNS) zijn verantwoordelijk voor de operationele activiteiten. Het Centrum voor Automatisering van Missiekritieke Systemen (CAMS, voorheen CAWCS), Marinebedrijf (MB), Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) en Opleidingen Koninklijke marine (OKM) geven inhoud aan de ondersteunende activiteiten. De bestuurlijke activiteiten worden door de Admiraliteit gecoördineerd en ondersteund.
De activiteiten van de Koninklijke marine zijn veelomvattend. Naast de in deze begroting opgenomen activiteiten zijn er ook activiteiten die hier niet nader zijn benoemd. Deze niet nader benoemde ondersteuning, zoals bewaking, is veelal intern van aard en is onlosmakelijk verbonden met de benoemde activiteiten. Ze draagt evenzeer bij aan de realisatie van de doelstellingen.
Commandant der Zeemacht in Nederland (CZMNED)
CZMNED is verantwoordelijk voor het gereedstellen, inzetbaar houden en inzetten van de operationele eenheden van de vloot, met uitzondering van de eenheden die vallen onder CZMCARIB en de Bevelhebber der Zeestrijdkrachten (BDZ). Tevens vervult hij de functie van Admiraal BENELUX (ABNL). Daartoe beschikt hij over een geïntegreerde Belgisch-Nederlandse operationele staf en een taakorganisatie. De taakorganisatie realiseert de operationele inzet van de Belgische en Nederlandse eenheden. CZMNED heeft als nevenfunctie de operationele leiding over de Kustwacht Nederland (KWNED) waartoe het kustwachtcentrum is gecolloceerd met het Marine Hoofd Kwartier (zie ook beleidsartikel Civiele taken).
CZMNED bestaat uit de Groep Escorteschepen, de Groep Maritieme Helikopters, de Groep Maritieme Patrouillevliegtuigen, de Onderzeedienst en de Mijnendienst. Naast deze operationele groepen omvat CZMNED diverse commandementen en ondersteunende organisatiedelen. Voor het uitvoeren van de taken zijn de onderstaande vaardagen en vlieguren geraamd.
Prestatiegegevens CZMNED | Meeteenheid | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Raming 2003 |
---|---|---|---|---|
Fregatten/bevoorradingsschepen/amfibisch schip (LPD) | ||||
Standing Naval Forces Atlantic & Mediterrean | Vaardagen | 431 | 140 | 294 |
UK/NL Amphibious Force & NAVO Striking fleet | Vaardagen | 178 | 58 | 130 |
Nationale en internationale oefeningen en overige activiteiten | Vaardagen | 759 | 692 | 767 |
Onderzeeboten | ||||
Nationale en internationale oefeningen en overige activiteiten | Vaardagen | 465 | 200 | 430 |
Mijnenbestrijdingsvaartuigen | ||||
Mine Counter Measure Forces North & South | Vaardagen | 171 | 259 | 252 |
Nationale en internationale oefeningen en overige activiteiten | Vaardagen | 573 | 361 | 268 |
Hydrografische vaartuigen | ||||
Hydrografische opnemingen | Vaardagen | 270 | 330 | 330 |
Maritieme helikopters | ||||
Standing Naval Forces Atlantic & Mediterrean | Vlieguren | 200 | 23 | 166 |
Nationale en internationale oefeningen en overige activiteiten | Vlieguren | 4 480 | 1 895 | 3 579 |
Maritieme patrouillevliegtuigen | ||||
Stationering maritiem patrouillevliegtuig Kevlavik | Vlieguren | 347 | 275 | 300 |
Nationale en internationale oefeningen en overige activiteiten | Vlieguren | 2 205 | 1 175 | 1 650 |
Bovenstaande ramingen zijn exclusief de vaardagen en vlieguren voor KWNED (zie hiervoor het beleidsartikel Civiele taken) en eventuele inzet voor vredesoperaties, zoals Enduring Freedom, verificatievluchten boven Kosovo en deelname aan de Multinational Interdiction Force in de Arabische Golf (zie hiervoor het beleidsartikel uitvoeren vredesoperaties).
Commandant der Zeemacht in het Caribisch Gebied (CZMCARIB)
CZMCARIB is verantwoordelijk voor het inzetbaar houden en inzetten van de operationele eenheden in zijn bevelsgebied. De autoriteit waaronder de eenheden organiek vallen, blijft logistiek verantwoordelijk. CZMCARIB vervult de nevenfunctie van Commandant KWNA&A (zie voor deze kustwachttaak ook beleidsartikel Civiele taken). In de Amerikaanse organisatie voor de bestrijding van drugs, de Joint Interagency Task Force East (JIATF-EAST), vervult CZMCARIB de functie van Commander Task Group 4.4 (CTG 4.4). CZMCARIB is tevens belast met het oproepen, keuren, selecteren en plaatsen van de Antilliaanse en Arubaanse militie.
CZMCARIB bestaat uit vloot- en marinierseenheden, eenheden van de Antilliaanse en Arubaanse militie, het hoofdkwartier, drie kazernes en ondersteunende eenheden. Het hoofdkwartier en het kustwachtcentrum zijn gecolloceerd. Voor de activiteiten van CZMCARIB zijn de volgende vaardagen, vlieguren en manoefendagen geraamd.
Prestatiegegevens CZMCARIB | Meeteenheid | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 20021 | Raming 2003 |
---|---|---|---|---|
Fregatten | ||||
Presentie, surveillance en interdictie in bevelsgebied | Vaardagen | 56 | 42 | 27 |
Operationele gereedheid op peil houden | Vaardagen | 6 | 4 | 2 |
Bestrijding illegale handel verdovende middelen | Vaardagen | 10 | 7 | 4 |
Maritieme helikopters | ||||
Presentie, surveillance en interdictie in bevelsgebied | Vlieguren | 123 | 100 | 100 |
Operationele gereedheid op peil houden | Vlieguren | 13 | 13 | 13 |
Bestrijding illegale handel verdovende middelen | Vlieguren | 28 | 22 | 22 |
Maritieme patrouillevliegtuigen | ||||
Presentie, surveillance en interdictie in bevelsgebied | Vlieguren | 75 | 70 | 70 |
Operationele gereedheid op peil houden | Vlieguren | 32 | 30 | 30 |
Ondersteuningsvaartuig | ||||
Presentie, surveillance en interdictie in bevelsgebied | Vaardagen | 70 | 72 | 72 |
Operationele gereedheid op peil houden | Vaardagen | 15 | 18 | 18 |
Marinierspelotons met gevechtssteun | ||||
Presentie, surveillance en interdictie in bevelsgebied | Mensoefendagen | 747 | 1 450 | 1 450 |
Operationele gereedheid op peil houden | Mensoefendagen | 8 000 | 13 050 | 13 050 |
Pelotons Antilliaanse en Arubaanse militie | ||||
Presentie, surveillance en interdictie in bevelsgebied | Mensoefendagen | 20 | 25 | 25 |
Operationele gereedheid op peil houden | Mensoefendagen | 640 | 775 | 775 |
*) Vermoedelijke uitkomst 2002 betreft de vaardagen en vlieguren exclusief de te maken vaardagen en vlieguren voor de operatie Enduring Freedom.
Bovenstaande ramingen zijn exclusief de dagen en uren die beschikbaar zijn voor de uitvoering van civiele taken voor de KWNA&A (zie beleidsartikel Civiele taken) en eventuele inzet voor vredesoperaties (zie hiervoor het beleidsartikel uitvoeren vredesoperaties),
Commandant van het Korps Mariniers (CKMARNS)
CKMARNS is verantwoordelijk voor het gereedstellen en inzetbaar houden van de operationele eenheden van de mariniers.
CKMARNS bestaat uit het hoofdkwartier, de Groep Operationele Eenheden van de Mariniers (GOEM), de kazernes in Doorn, Rotterdam, Den Helder (vanaf 2004) en Texel en de Marinierskapel der Koninklijke marine.
Prestatiegegevens CKMARNS | Meeteenheid | Realisatie 2001* | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Raming 2003 |
---|---|---|---|---|
Mariniersbataljons en Ondersteunende marnsbat | ||||
UK/NL Landing Force & ACE Mobile Force (Land) | Mensoefendagen | 5 690 | 37 648 | 42 050 |
Beschikbaar houden nood-hulpverkenningseenheid | Mensoefendagen | 24 | 24 | 24 |
Gereedstelling Bataljons-groep, op 14 dagen notice**) | Mensoefendagen | 0 | 1 869 | 2000 |
Training (nationaal en internationaal) | Mensoefendagen | 46 112 | 77 605 | 61 329 |
Opleidingen | Mensoefendagen | 17 435 | 15 000 | 15 000 |
Bijzondere Bijstandseenheid Mariniers (BBE) | ||||
Gereedstelling | Mensoefendagen | 4 860 | 15 396 | 15 000 |
*) De lage realisatie in 2001 is het gevolg van de uitzendingen in het kader van UNMEE.
**) Als strategische reserve voor SFOR. Een bataljonsgroep bestaat uit een MARNSBAT en toegesneden combat en combat service support vanuit de ondersteunende bataljons en de vloot.
Bovenstaande ramingen zijn exclusief de eventuele inzet voor vredesoperaties (zie hiervoor het beleidsartikel Uitvoeren vredesoperaties).
In het door het ministerie van Justitie opgestelde Actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid is een uitbreiding van de Bijzondere Bijstandseenheid van de Mariniers en de Amfibische capaciteit aangekondigd. De invulling door de Koninklijke marine bestaat uit de toevoeging aan het Korps Mariniers van een peloton BBE van 75 militairen, alsmede een structurele verhoging van het activiteitenniveau met 9 000 mensoefendagen per jaar.
De materieel-logistieke ondersteuning wordt geleverd door het Marinebedrijf (MB) en het Centrum voor Automatisering van Missiekritieke Systemen (CAMS). Bij de opgenomen activiteiten zijn de afnemers vermeld. Het is nog niet mogelijk de activiteiten in deze begroting al uit te splitsen naar de in de tabel opgenomen afnemers (zie ook de groeiparagraaf). De afnemers binnen de Koninklijke marine betreffen de operationele eenheden en de Admiraliteit. De afnemers buiten de Koninklijke marine zijn aangegeven als «EXTERN'. Hieronder worden onder meer begrepen de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht en Navo-partners.
De belangrijkste activiteiten worden als volgt gekwantificeerd.
Prestatiegegevens Materieel Logistiek | Meeteenheid | Afnemer | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Raming 2003 |
---|---|---|---|---|---|
Meerjaarlijks onderhoud | Aantal | CZMNED | 2 | 3 | 3 |
CZMCARIB | |||||
Tussentijds onderhoud | Aantal | CZMNED | 7 | 7 | 4 |
CZMCARIB | |||||
Reparatieorders | Aantal | CZMNED | 10 081 | 10 900 | 10 900 |
CZMCARIB | |||||
CKMARNS | |||||
ADMIRALITEIT | |||||
EXTERN | |||||
Modificatie opdrachten | Aantal | CZMNED | 341 | 320 | 300 |
CZMCARIB | |||||
CKMARNS | |||||
ADMIRALITEIT | |||||
EXTERN | |||||
Projecten nieuwbouw | Aantal | ADMIRALITEIT | 6 | 5 | 5 |
EXTERN | |||||
Projecten afstoting schepen | Aantal | ADMIRALITEIT | 3 | 3 | 1 |
Het meerjaarlijks onderhoud (MJO) is het onderhoud aan een eenheid van de vloot dat nodig is om de materiële gereedheid ten minste tot aan de volgende geplande onderhoudsperiode van die eenheid kostenefficiënt op peil te houden. Het tussentijds onderhoud (TTO) is een tussen de MJO's vallende korte reparatieperiode, inclusief dokbeurt, waarbij in principe alleen de met de directe veiligheid en materiële gereedheid verband houdende werkzaamheden worden uitgevoerd.
Het uitvoeren van noodzakelijke reparatieorders tussen de geplande reparatieperiodes (MJO/TTO) betreft het incidenteel onderhoud.
Met ingang van 2003 wordt het uitvoeren van de modificatie opdrachten, de projecten nieuwbouw en afstoting van schepen (de engineering) niet meer in uren maar in aantallen uitgedrukt.
Het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM), de Opleidingen Koninklijke marine (OKM) en het Mariniers Opleidingscentrum (MOC) dragen zorg voor de initiële opleidingen en bijscholings- en functieopleidingen. Bij de opgenomen activiteiten zijn de afnemers vermeld. Het is nog niet mogelijk de activiteiten in deze begroting al uit te splitsen naar de in de tabel opgenomen afnemers (zie ook de groeiparagraaf). De afnemers buiten de Koninklijke marine zijn aangegeven als «EXTERN». Hieronder worden onder meer begrepen de Koninklijke landmacht, de Koninklijke luchtmacht, Navo-partners, andere overheidsinstanties en in een enkel geval civiele afnemers.
De belangrijkste activiteiten worden als volgt gekwantificeerd:
Prestatiegegevens Opleidingen | Meeteenheid | Afnemer | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Raming 2003 |
---|---|---|---|---|---|
Initiële opleidingen OKM | Geslaagde cursisten | CZMNED | 1 095 | 1 193 | 981 |
Initiële opleidingen MOC | Geslaagde cursisten | CKMARNS | 650 | 650 | 650 |
Initiële opleidingen KIM | Geslaagde cursisten | CZMNEDCKMARNS | 241 | 241 | 247 |
Bij- en omscholingsopleidingen OKM | Geslaagde | CZMNED | 15 062 | 11 580 | 11 580 |
cursisten | CZMCARIB | ||||
CKMARNS | |||||
OVERIG INTERN KM | |||||
EXTERN | |||||
Bij- en omscholingsopleidingen KIM | Geslaagde | CZMNED | 20 | 20 | 20 |
cursisten | CZMCARIB | ||||
CKMARNS | |||||
EXTERN | |||||
KIM-publicaties | Aantal | KM-breed | 69 | 44 | 44 |
De Admiraliteit draagt zorg voor de coördinatie en ondersteuning van de bestuurlijke activiteiten en bestaat uit een beleidsstaf en diverse uitvoerende diensten. De beleidsstaf ondersteunt de bevelhebber en draagt zorg voor het uitwerken van het beleid en het opstellen van plandocumenten. De grotere uitvoerende diensten betreffen:
• de ARBO-dienst;
• de Audiovisuele Dienst;
• het Centrum voor Operationele Data-Analyse;
• de Dienst Bedrijfsgezondheidszorg;
• de Dienst der Hydrografie;
• de Dienst Maritieme Historie, inclusief de marinemusea;
• de Publicatievoorziening en reproductie;
• de Sociaal Medische Dienst;
• het Verbindingscentrum Den Haag.
Daarnaast valt onder de Admiraliteit ook het personeel dat is geplaatst in het buitenland (zoals bij de Navo, de EU, de VN, de OVSE), bij het Koninklijk Huis en dat revalidatie ondergaat bij de Sociaal Medische Dienst.
Onderstaand wordt per onderscheiden begrotingscategorie nader ingegaan op investeringsprojecten. Hierbij is de informatie welke tot voor kort in het Materieelprojectenoverzicht werd opgenomen met de financiële informatie uit de artikelsgewijze toelichting samengevoegd. De projecten die hier nader worden toegelicht zijn de DMP-projecten die in realisatie zijn en de DMP-projecten waarover in het begrotingsjaar een behoeftestellingsbrief naar het Parlement zal worden gezonden.
Het beleid is gericht op verbetering van het bestaande materieel, opheffing van tekortkomingen en vervanging van verouderd materieel door modern hoogwaardig materieel.
Project Fregatten van de Zeven Provinciën-klasse
Doelstelling | Instandhouding van capaciteiten op het vlak van maritieme commandovoering, maritieme oorlogsvoering en luchtverdediging voor de lange afstand door het in gebruik nemen van vier Luchtverdedigings- en commandofregatten (LCF). | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 1 601,2 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | Bouw | Bouw en proeftocht D-brief | Bouw, proeftocht en integratie hard- en software | 1e LCF operationeel | |||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 39 400 | 81 467 | 51 763 | ||||
Uitgaven (x € 1 000) | 233 133 | 165 836 | 147 755 | 117 200 | 69 011 | 12 742 | 15 977 |
LCF-1 (Hr. Ms. De Zeven Provinciën) is op 26 april 2002 in dienst gesteld. LCF-2 voert in oktober 2002 de proeftocht uit. LCF-3 bevindt zich in de afbouwfase, LCF-4 is in aanbouw. In 2003 wordt vervolgd met de hardware/software integratie en proefnemingen aan boord van LCF-1. De uitvoering van het project verloopt volgens plan. Er wordt samengewerkt met Duitsland en Canada. Over de verwervingsvoorbereiding van het deelproject Sirius, een infra rood-systeem waarmee geleide wapens kunnen worden waargenomen, wordt de Kamer eind 2002 geïnformeerd.
Project Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM)
Doelstelling | Instandhouding van de mijnenbestrijdingscapaciteit door modernisering van de jaagcomponent (sonar/C2-deel) en herintroductie van de veegcomponent (drone-deel). | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 288,1 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | Uitvoering | Uitvoering | Uitvoering 1e gereed | Uitvoering | Uitvoering | Uitvoering, bouw PPM | |
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 103 600 | 34 078 | 17 638 | ||||
Uitgaven ( x € 1 000) | 466 | 15 581 | 33 592 | 26 027 | 25 054 | 27 468 | 18 194 |
De jaagcomponent betreft de modernisering van tien mijnenjagers van de Alkmaar-klasse. De uitvoering is begonnen. Het project vindt plaats in samenwerking met België. De veegcomponent betreft de verwerving van mijnenveegdrones. Ten gevolge van nadere prioriteitstelling vindt de instroom hiervan later en over een langere periode plaats. Het pre-productiemodel (PPM) komt beschikbaar in de tweede helft van dit decennium. Na evaluatie volgt seriebouw in de eerste helft van het volgende decennium.
Project Hydrografische Opnemingsvaartuigen (HOV)
Doelstelling | Instandhouding van een militair hydrografische capaciteit door vervanging van de twee verouderde Noordzee-opnemers door twee opnemingsvaartuigen en de afstoting van Hr.Ms. Tydeman. | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 53,0 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | Bouw | HOV-1 in de vaart | HOV-2 in de vaart | ||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 48 629 | 2 137 | |||||
Uitgaven (x € 1 000) | 19 329 | 27 937 | 5 481 |
De militaire hydrografische capaciteiten betreffen de ondersteuning van militaire operaties en de uitvoering van de (civiele) hydrografische taak op het Nederlands deel van het continentaal plat en in de wateren rond de Nederlandse Antillen en Aruba. Het project loopt volgens plan.
Project Tweede Landing Platform Dock (LPD-2)
Doelstelling | Zekerstellen van het voortzettingsvermogen van LPD-1 alsmede de uitbreiding van de amfibische liftcapaciteit en strategische zeetransportcapaciteit door de verwerving van een tweede amfibisch transportschip. In het kader van EVDB wordt het schip voorzien van commandofaciliteiten waarbij wordt gestreefd naar internationale cofinanciering. | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 202,6 miljoen exclusief € 34,9 miljoen voor commandofaciliteiten ten laste van beleidsartikel 11 «Internationale samenwerking». | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | Bouw | Bouw | Bouw | Proeftocht | Operationeel | ||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 2 200 | 148 859 | 51 583 | ||||
Uitgaven (x € 1 000) | 2 025 | 6 830 | 30 389 | 51 947 | 56 378 | 50 192 | 4 881 |
Het contract met de Koninklijke Schelde Groep (KSG) is op 3 mei 2002 getekend. Overdracht aan de Koninklijke marine vindt plaats in 2006. Conform de Defensienota is LPD-2 in 2007 operationeel.
Project Vervanging Hr.Ms. Zuiderkruis
Doelstelling | Instandhouding van de maritiem logistiek capaciteiten door vervanging van Hr.Ms. Zuiderkruis | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 192,4 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | B-brief | Aanloop bouw | |||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | |||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 4 500 |
Het DMP-A document is in 1995 ingediend. Vanwege een herziening van de prioriteiten is de vervanging van Hr.Ms. Zuiderkruis tien jaar vertraagd onder gelijktijdige uitvoering van levensverlengend onderhoud. De DMP-B brief zal in 2004 aan de Kamer worden aangeboden.
Doelstelling | Instandhouding van de algemene maritiem-militaire capaciteiten alsmede capaciteiten op het vlak van tactisch maritiem luchttransport en opsporing en redding door de vervanging van de Lynx-helikopter door 20 NH-90 helikopters. De combinatie van 14 full mission capable en 6 provisions for helikopters levert een doelmatige en doeltreffende mix ten behoeve van het takenpakket. | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 843,2 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | Deelname multinationale OPEVAL | Aflevering 1e NH90 | |||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 26 700 | 1 295 | 1 087 | ||||
Uitgaven (x € 1 000) | 18 241 | 15 266 | 11 652 | 16 475 | 44 241 | 70 819 | 128 046 |
De Koninklijke marine zal deelnemen aan de multinationale operationele evaluatie (OPEVAL) door de levering van schepen en vliegtuigen voor de uitvoering van de evaluatie en het wetenschappelijk onderzoek. Naar verwachting zullen alle NH-90 helikopters in 2012 zijn afgeleverd. Het project NH-90 is een multinationaal project waaraan inmiddels acht landen deelnemen.
Doelstelling | Instandhouding van de algemene maritiem-militaire capaciteiten alsmede capaciteiten op het gebied van surveillance boven land en opsporing en redding door de modernisering van tien Orions naar eenzelfde, op oppervlakte surveillance gerichte basisconfiguratie en de multifunctionele uitrusting van zeven van de tien Orions. | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 202,3 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | In uitvoering | In uitvoering, 1e gereed | In uitvoering | In uitvoering | Laatste gereed | ||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 3 300 | 5 052 | 2 073 | ||||
Uitgaven (x € 1 000) | 12 791 | 10 867 | 26 406 | 37 622 | 45 437 | 36 991 | 23 028 |
Het testprogramma van het eerste vliegtuig is gereed. In het tweede kwartaal van dit jaar beginnen de overige vliegtuigen aan de modernisering. In het project wordt samengewerkt met de Verenigde Staten.
Theatre Ballistic Missile Defence (TBMD)
Doelstelling | Verwerving van een «lower tier» maritieme TBMD-capaciteit. Daartoe vindt momenteel de «Concept Validation Phase (CVP)» plaats. De uitkomst dient als basis voor besluitvorming over implementatie aan boord van het LCF. | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 148,6 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | CVP afgerond | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 500 | 1 000 | |||||
Uitgaven (x € 1 000) | 2 748 | 2 680 | 1 048 |
De Koninklijke marine gaat voor de verwerving van een «lower tier» capaciteit voor de onderschepping vanaf zee van tactische ballistische raketten uit van de ontwikkeling van het «Standard Missile 2 Block IV A» in het kader van het Amerikaanse «Navy Area Missile Programme». Eind 2001 hebben de VS dit programma echter beëindigd. Op dit ogenblik voeren zij proefnemingen uit om te bepalen of – en zo ja, in hoeverre – de beoogde TBMD-capaciteit met enkele aanpassingen alsnog kan worden gerealiseerd. De VS hebben toegezegd Nederland van de resultaten op de hoogte te stellen. Politieke besluiten over de verwerving van een TBMD-capaciteit voor de LCF-fregatten van de Koninklijke marine zijn pas aan de orde na de voltooiing van de «Concept Validation Phase» in 2003.
Vervanging Verbindingsapparatuur Mariniers (NIMCIS)
Doelstelling | Verbetering van de capaciteiten op het vlak van informatieuitwisseling en «situational awareness» van de operationele marinierseenheden door de vervanging van communicatie- en data apparatuur. | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 86,0 miljoen. Dit is inclusief aanschaf ten behoeve van het 3e MARNSBAT (€ 12,3 miljoen). | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP-A | BC-Brief | Eerste afleveringen | ||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | |||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 7 052 | 9 913 | 9 402 | 19 156 |
Dit project omvat de introductie van VHF- en HF-communicatieappratuur met daarbij een beperkte capaciteit tot informatie-uitwisseling. Dat laatste betreft met name de verwerking van digitale kaarten en de geautomatiseerde positiebepaling. Naar verwachting zullen in 2004 de eerste systemen in gebruik worden genomen bij eenheden van de mariniers. Het project houdt rekening met de interoperabiliteit met andere eenheden, waaronder de UK/NL Landing Force.
Project Marinierskazerne Buitenveld
Doelstelling | Voorzien in infrastructuur ten behoeve van het paraatstellen van 3 MARNSBAT, teneinde het voortzettingsvermogen van een mariniersbataljon voor vredesoperaties te waarborgen. | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 30,8 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP-ABC | Uitvoering | Paraat | ||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 600 | 13 338 | 14 595 | ||||
Uitgaven (x € 1 000) | 500 | 7 138 | 10 395 | 10 815 | 1 472 | 525 |
3 MARNSBAT wordt op 10 december 2004 volledig paraat gesteld. Daartoe wordt het terrein Buitenveld te Den Helder ingericht als kazerne en wordt materieel verworven. De inrichting van de kazerne verloopt volgens plan.
Project Satellietcommunicatie voor militair gebruik (MILSATCOM)
Doelstelling | De verbetering van command and control en informatieverwerking door introductie van lange-afstand verbindingsapparatuur op basis van satellietcommunicatie. | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 242,1 miljoen. Hiervan is € 179,1 miljoen ondergebracht in de begroting van de KM | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | D2-brief | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 3 000 | 58 217 | 3 824 | ||||
Uitgaven (x € 1 000) | 1 626 | 13 557 | 22 024 | 16 915 | 6 851 | 9 067 | 15 321 |
Het project bestaat uit twee delen. Het korte termijn deel omvat een anker- of grondstation en bijbehorende mobiele tactische terminals voor de Koninklijke landmacht en Koninklijke luchtmacht. Het contract is getekend op 8 mei 2002. Het bouwkundig deel van het grondstation (Lauwersmeer) is opgeleverd. De ingebruikname is voorzien vanaf oktober 2003 en is naar verwachting gereed in maart 2004. Het lange-termijndeel voegt een satellietcapaciteit in de EHF-band toe door het gebruik van het Amerikaanse Advanced EHF-systeem. Dit omvat tevens de plaatsing van een AEHF-terminal op het grondstation, scheepsterminals en tactische terminals voor de Koninklijke marine, land- en luchtmacht. Als gevolg van vertraging in het AEHF-programma wordt de beschikbaarheid van satellietcapaciteit voor Nederland nu voorzien in 2009. Hierover vindt nog nader overleg plaats met de Verenigde Staten.
Naast bovengenoemde investeringen zijn er kleine investeringen en investeringen in munitie en projecten zoals infrastructuur die naar hun aard niet op een van de artikelonderdelen van groot materieel kunnen worden ondergebracht. Op het artikelonderdeel munitie zijn daarbij de uitgaven geraamd voor de aanschaf van kapitale munitie. Tevens is daar ondergebracht de aanschaf van conventionele munitie voor kanons en klein kaliber wapens voor zover dit geldt als aanvulling van de oorlogsvoorraden. Voorts is de opbouw van voorraden nieuwe typen conventionele munitie, zoals voor het LCF, hiervan een onderdeel. Als basis voor de raming van kapitale munitie wordt de «NATO Maritime Stockpile Policy Guidance» gehanteerd. Hierin zijn normen voor de Koninklijke marine vastgesteld, uitgaande van de sterkte en samenstelling van de vloot.
Naar aanleiding van de motie-Van 't Riet c.s. (26 900 nr. 12) bestudeert Defensie de vervanging van de L-fregatten nader. De operationele behoeftestelling wordt in 2003 aan de Kamer aangeboden. Vóór 2008 is geen beslag op de begroting voor dit project voorzien.
De Koninklijke marine verleent subsidies aan instanties die activiteiten uitvoeren die het belang van de Zeemacht dienen. Het betreft de Koninklijke marine Jacht Club (€ 0,053 miljoen), de Marine Watersportvereniging (€ 0,032 miljoen), de Koninklijke Vereniging Marine Officieren (€ 0,034 miljoen), het Zeekadettenkorps (€ 0,007 miljoen) en de Stichting Militaire Tehuizen Overzee (€ 0,023 miljoen). In totaal wordt in 2003 voor een bedrag van € 0,149 miljoen aan subsidies verleend. Deze vermelding vormt voor de onder dit artikel opgenomen subsidieverleningen de wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4.23, derde lid, onder c van de Algemene Wet Bestuursrecht.
De ontvangstenbegroting van de Koninklijke marine beslaat in 2003 € 115,9 miljoen. Deze ontvangsten hebben onder andere betrekking op:
• aan personele uitgaven gerelateerde ontvangsten voor onder andere voeding, huisvesting, onderwijskosten van gezinsleden in het buitenland en geneeskundige declaraties;
• teruggevorderde BTW (de grootste post);
• ontvangsten voor werkzaamheden en dienstverlening door het Marinebedrijf;
• terugontvangsten op Foreign Military Sales-programma's;
• verrekeningen met Navo-partners;
• verrekening van (mede)gebruik van de vliegkampen Valkenburg en De Kooy.
Indien de ontvangsten het gevolg zijn van het in rekening brengen van gemaakte kosten voor het verlenen van diensten of goederen aan andere beleidsterreinen of Defensie baten-lastendiensten worden additionele uitgaven gehanteerd.
Indien ontvangsten het gevolg zijn van het in rekening brengen van gemaakte kosten voor het verlenen van diensten en goederen aan andere ministeries of derden worden respectievelijk integrale kosten en marktconforme prijzen gehanteerd.
De budgetflexibiliteit van dit beleidsartikel wordt in onderstaande tabel opgenomen en vervolgens in de begrotingsgrafiek weergegeven.
Bedragen x € 1 000 | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Omschrijving | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |||||
Totaal geraamde kasuitgaven | 1 436 443 | 1 411 812 | 1 383 707 | 1 337 547 | 1 369 743 | |||||
Waarvan apparaatsuitgaven | 207 285 | 204 127 | 203 506 | 206 554 | 203 053 | |||||
Dus programma-uitgaven (incl. investeringen) | 1 229 159 | 1 207 685 | 1 180 201 | 1 130 993 | 1 166 690 | |||||
Waarvan juridisch verplicht | 71% | 870 069 | 65% | 782 751 | 59% | 696 837 | 60% | 682 006 | 55% | 638 484 |
Waarvan complementair noodzakelijk | 27% | 330 973 | 30% | 357 803 | 33% | 387 963 | 30% | 334 470 | 35% | 402 790 |
Resterende plannen | 2% | 28 117 | 6% | 67 131 | 8% | 95 400 | 10% | 114 517 | 11% | 125 416 |
Totaal | 100% | 1 229 159 | 100% | 1 207 685 | 100% | 1 180 201 | 100% | 1 130 993 | 100% | 1 166 690 |
De volgende veronderstellingen liggen ten grondslag aan het beoogde beleid en de context waarin dit moet worden uitgevoerd.
De realisatie van de operationele doelstellingen in de begroting is afhankelijk van een adequate personele vulling van de organisatie. Daarom moeten werving en uitstroom zich volgens plan ontwikkelen. De achterblijvende werving van operationeel en technisch personeel en de mate van uitstroom in het recente verleden hebben aangetoond, dat voor het zekerstellen van de (operationele) prestaties grote inspanningen vereist zijn.
Voorts is de volledige uitvoering van het beleid mede afhankelijk van een stabiele verhouding tussen de euro en de dollar.
De prestatiegegevens van het Mariniers Opleidingscentrum worden in de ontwerpbegroting 2004 nog verder uitgebreid met de bij- en omscholingsopleidingen. Voor het Centrum voor Automatisering van Missiekritieke Systemen worden in de ontwerpbegroting 2004 eveneens prestatiegegevens geïntroduceerd zodat aangesloten kan worden bij de overige ondersteunende eenheden. Bovendien bestaat voor de ontwerpbegroting 2004 het voornemen om de prestatiegegevens van de ondersteunende eenheden nader te specificeren over de afnemers.
Beleidsartikel 02 Koninklijke landmacht
De Koninklijke landmacht levert met landstrijdkrachten een bijdrage aan de hoofddoelstellingen van de krijgsmacht. Uitgangspunt is dat de algemene verdedigingstaak moet kunnen worden uitgevoerd. Tevens levert de Koninklijke landmacht een bijdrage aan het halen van het Nederlandse ambitieniveau. Hiervoor dient een scala aan taken te kunnen worden uitgevoerd in verschillende scenario's in zowel Navo- als EU-verband. Belangrijke kenmerken van het hiervoor benodigde optreden zijn veelzijdige inzetbaarheid binnen het gehele geweldsspectrum, modulaire inpasbaarheid in multinationale verbanden en een expeditionaire oriëntatie, zodat inzet over grote afstanden en snelle ontplooiing mogelijk zijn. De Koninklijke landmacht levert de gevechtskracht voor het fysiek bezetten en beheersen van gebieden, waarbij gebruik wordt gemaakt van middelen waarvan een belangrijke afschrikwekkende werking uitgaat en die worden gebruikt om eigen en bondgenootschappelijke troepen te beschermen en zo nodig tegenstanders uit te schakelen. Ze is in staat een verscheidenheid aan middelen in te zetten om de tactische mobiliteit te verschaffen die een strijdmacht nodig heeft om, ook op grote afstand van Nederland, de gebeurtenissen te beïnvloeden (preventief) en te kunnen reageren op onvoorziene negatieve ontwikkelingen (reactief). Met de beschikbare capaciteiten kan de Koninklijke landmacht ook civiele overheden ondersteunen bij de handhaving van de rechtsorde en veiligheid.
Nader geoperationaliseerde doelstellingen
De geoperationaliseerde doelstellingen van de Koninklijke landmacht worden weergegeven in de onderstaande doelstellingenmatrix. Hierin is aangegeven hoeveel eenheden (kwantiteit) binnen welke termijn (reactietijd) beschikbaar dienen te zijn voor inzet ten behoeve van de drie hoofddoelstellingen van Defensie. Uitgangspunt daarbij is dat de eenheden binnen de aangeven gereedheidstermijn voor het gehele geweldsspectrum inzetbaar zijn (kwaliteit). De indeling van de gereedheidstermijnen sluiten aan bij de Navo-indeling in High Readiness Forces (HRF), Forces of Lower Readiness (FLR) en Long Term Build-up Forces (LTBF). De eerstvolgende evaluatie naar de doelstellingen van dit beleidsartikel vindt plaats in 2006.
HRF | FLR | LTBF | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
Type eenheid | Inzetbaarheid | Totaal | Direct | Korte termijn | Lange termijn | Reserve |
HRF(L)HQ | Staf | 1 | 1 | |||
Staff Support batallion | 1 | 1 | ||||
CIS batallion | 1 | 1 | ||||
Special operations Staf | 1 | 1 | ||||
Commandotroepencompagnie | 3 | 3 | ||||
Air Manoeuvre Brigade1 | Staf en Stafcompagnie | 1 | 1 | |||
Infanteriebataljon Luchtmobiel | 3 | 3 | ||||
Mortiercompagnie Luchtmobiel | 1 | 1 | ||||
Geniecompagnie Luchtmobiel | 1 | 1 | ||||
Luchtverdedigingscompagnie Luchtmobiel | 1 | 1 | ||||
1 Divisie | Staf | 1 | 1 | |||
Gemechaniseerde brigade2 | Staf en Stafcompagnie | 3 | 1 | 1 | 1 | |
(13, 41 en 43 Mechbrig) | Pantserinfanteriebataljon | 6 | 1 | 1 | 1 | 3 |
Tankbataljon | 3 | 1 | 1 | 1 | ||
Brigade verkenningseskadron | 3 | 1 | 1 | 1 | ||
Afdeling veldartillerie | 3 | 1 | 1 | 1 | ||
Pantserluchtdoelartilleriebatterij | 3 | 1 | 1 | 1 | ||
Pantsergeniecompagnie | 3 | 1 | 1 | 1 | ||
Divisie Gevechtssteun | Staf | 1 | 1 | |||
Commando | ISTAR bataljon Staf | 1 | 1 | |||
ISTARmodule3 | 3 | 1 | 2 | |||
Pantsergeniebataljon4 Staf | 3 | 1 | 2 | |||
Pantsergeniecompagnie4 | 6 | 1 | 5 | |||
Geniebataljon4 Staf | 1 | 1 | ||||
Constructiecompagnie4 | 3 | 2 | 1 | |||
Brugcompagnie | 2 | 1 | 1 | |||
NBC-compagnie5 | 1 | 1 | ||||
Afdeling luchtdoelartillerie Staf | 1 | 1 | ||||
Luchtdoelartilleriebatterij | 3 | 1 | 2 | |||
Pantserluchtdoelartilleriebatterij | 2 | 2 | ||||
Divisie veldartilleriegroep Staf | 1 | 1 | ||||
Afdeling veldartillerie | 3 | 3 | ||||
MLRS-batterij | 2 | 1 | 1 | |||
Verbindingsbataljon | 2 | 1+1/3e | 1/3e | 1/3e | ||
Divisie Logistiek | Staf6 | 1 | 1 | |||
Commando | Bevoorradings- en Transportbataljon7 | 2 | 2/3e | 2/3e | 2/3e | |
Materieeldienstcompagnie | 3 | 1 | 1 | 1 | ||
Geneeskundigbataljon8 | 2 | 1/3e | 1/3e | 1/3e | 1 | |
National support command | 1 | 1 | ||||
Nationale Reserve Bataljon9 | 5 | 5 | ||||
NL-deel CIMIC Group North | 1 | 2/3e | 1/3e | |||
NL CIMIC Support Unit | 1 | 1 |
1 De logistieke eenheden binnen de brigade zijn in het schema niet opgenomen. Hun gereedheid is gerelateerd aan de te ondersteunen eenheden.
2 Bij inzet van een gemechaniseerde brigade als Peace Enforcing (PE) brigade wordt deze aangevuld door de eenheden van de andere brigade.
3 Intelligence surveillance target acquisition and reconaissance (Istar)module: deze modulair opgebouwde eenheid bestaat uit Verkennings-, Remotely Piloted Vehicle (RPV)-, Elektronische Oorlogsvoerings- (EOV), Militaire Inlichtingen (MI)- en Artillerie ondersteuningsmiddelen.
4 Bij inzet als onderdeel van een samengesteld noodhulpbataljon geldt de gereedheidstermijn van 10 dagen. Personeel ten behoeve van noodhulpverkenningsteam heeft een gereedheidstermijn van 24 uur.
5 Drie parate NBC-pelotons zijn ingedeeld bij de constructiecompagnieën. Één peloton heeft een gereedheidstermijn van 10 dagen.
6 Stafelement ten behoeve van Support Command 11 Air Manoeuvre Brigade.
7 De parate eenheden van beide Bevoorradings- en Transportbataljons kennen gezamenlijk een interne driedeling. Hiermee is (samen met de brigadebevoorradingscompagnie) de ondersteuning (National Support Element) ten behoeve van maximaal 3 bataljons over 2 assen mogelijk.
8 Het parate deel van 400 Geneeskundigbataljon kent een interne driedeling. Hiermee is (samen met de brigadegeneeskundigecompagnie) de ondersteuning ten behoeve van maximaal 3 bataljons over 2 assen mogelijk.
9 Natresbataljons direct inzetbaar voor nationale taken.
Onderstaand worden de veranderdoelstellingen van de Koninklijke landmacht toegelicht, voor zover deze geen materieelprojecten betreffen. Materieelprojecten worden toegelicht in de paragraaf investeringen.
Sinds eind 2000 werkt de legerkorpsstaf zich op tot een snel inzetbaar binationaal hoofdkwartier, het «High Readiness Force (Land) HeadQuarters» (HRF(L)HQ). De HRF-status van de legerkorpsstaf zal in 2002 een feit zijn. Ter ondersteuning van de staf worden een «Communication and Information System» (CIS)-bataljon en een «Combat Service Support» (CSS)-bataljon opgericht.
Operationele Gereedheidsstatus (OGS) 11 Air Manoeuvre Brigade in 2003
De 11 Luchtmobiele brigade gaat samen met de Tactische Helikopter Groep van de Koninklijke luchtmacht op in één inzetbare eenheid, de 11 Air Manoeuvre Brigade. Deze geïntegreerde eenheid bereikt ultimo 2003 haar operationele gereedheid. Bij de 11 Luchtmobiele brigade worden de komende jaren enige organisatiewijzigingen doorgevoerd. Deze organisatieaanpassing is mede het gevolg van de transformatie van de luchtmobiele doctrine tot een «Air Manoeuvre» doctrine. Hierover vindt internationale (doctrinaire) afstemming plaats met het Verenigd Koninkrijk.
Versterken van de gevechtskracht en het expeditionaire vermogen
De drie gemechaniseerde brigades van 1 Divisie «7 December» zijn de eenheden die in de meeste gevallen de bataljons leveren voor vredesoperaties. Om het voortzettingsvermogen te vergroten wordt de parate capaciteit van deze brigades versterkt door per brigade het gedeeltelijk parate pantserinfanteriebataljon geheel paraat te stellen. De laatste compagnieën worden uiterlijk in 2004 paraat gesteld. Het parate pantserinfanteriebataljon zal dan bestaan uit vier parate compagnieën. De Remotely Piloted Vehicle-batterij is als onderdeel van het Intelligence Surveillance Target Acquisition and Reconnaissance (ISTAR)-bataljon per 1 januari 2002 operationeel gesteld. De eenheid werkt zich nu op tot het voor operationele inzet gewenste niveau van geoefendheid. Naar verwachting kan een deel van de eenheid vanaf medio 2003 worden ingezet.
Optimaliseren platform Peace Enforcement brigade
Voor inzet in het hoge deel van het geweldsspectrum dient aan een hoge trainingsstandaard voor gevechtsoperaties te worden voldaan. De invulling en oefening van de brigades voor de zwaardere taken als «Joint Peace Enforcement» platform (PE-brigade) zullen in de planperiode meer aandacht krijgen. Het huidige accentmodel, waarin de drie brigades een half jaar de tijd hebben voor recuperatie, een half jaar voor opleiding en training en vervolgens een half jaar inzetbaar zijn, wordt daarom herzien. In het verbeterde accentmodel krijgen de brigades meer tijd om te oefenen en trainen, maar zijn vervolgens ook langer beschikbaar voor uitzending; één jaar en niet slechts een half jaar zoals in het huidige model.
Joint Air Defence School (JADS)
Op de luchtmachtbasis De Peel worden de grondgebonden luchtverdedigingseenheden (GLVD) van de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht gestationeerd om samen te werken binnen JADS en JADCentre. Dit leidt tot de gewenste verdieping van de operationele samenwerking binnen de Nederlandse GLVD en geeft op termijn mogelijkheden tot internationalisering. Daarnaast zijn er dringende redenen om de huidige locatie van de GLVD van de Koninklijke landmacht (de Prins Mauritskazerne te Ede) te verlaten. Daarbij gaat het vooral om de staat van de infrastructuur en de planologische ontwikkelingen in de directe omgeving. De verhuizing van de GLVD van de Koninklijke landmacht naar De Peel vindt plaats in 2004 en 2005.
Stroomlijning van de bedrijfsvoering en staven
De Koninklijke landmacht heeft een onderzoek gestart naar een «stroomlijning van de bedrijfsvoering en staven» (SBSKL). Dit onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van een verbetering van de «teeth» (meer groen op de grond) ten opzichte van de «tail» en een meer op het operationeel optreden afgestemde bedrijfsvoering («work as you fight»). Met uitzondering van het Nederlandse aandeel in de staf van het HRF(L)HQ zullen alle operationele eenheden en operationele staven van de Koninklijke landmacht in één Operationeel Commando worden opgenomen. De staf van de 1 Divisie zal om deze reden worden omgevormd. Verder zal éénhoofdige verantwoordelijkheid voor de personele keten en de materieellogistieke keten in respectievelijk een Personeelscommando en een Materieellogistiek Commando worden ingevoerd.
Overzicht budgettaire gevolgen van beleid
De financiële middelen die de Koninklijke landmacht ter beschikking staan voor het realiseren van haar doelstellingen en activiteiten zijn opgenomen in de volgende tabellen. Omdat de 1 Divisie «7 December» de bedrijfvoeringstaken van het 1(GE/NL)Corps heeft overgenomen, is in de tabel budgettaire gevolgen 1(GE/NL)Corps vervangen door 1 Divisie «7 December».
Budgettaire gevolgen beleid beleidsartikel 02 (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Verplichtingen (x € 1000) | 3 134 589 | 2 716 918 | 2 230 379 | 2 032 584 | 2 194 570 | 1 969 327 | 2 708 286 |
Uitgaven | |||||||
Programma-uitgaven | |||||||
1 Divisie «7 December» | 547 312 | 566 587 | 574 130 | 581 590 | 595 319 | 615 561 | 636 461 |
Nationaal Commando, exclusief Civiele Taken | 619 284 | 630 928 | 631 655 | 638 097 | 626 794 | 618 315 | 603 815 |
Opleidings- en trainingscommando KL | 214 055 | 229 741 | 236 031 | 237 408 | 239 017 | 238 993 | 241 934 |
Subsidies en bijdragen | 878 | 913 | 949 | 932 | 932 | 932 | 931 |
Investeringen | 438 609 | 351 736 | 388 260 | 382 371 | 323 851 | 351 918 | 329 975 |
Totaal programma-uitgaven | 1 820 138 | 1 779 905 | 1 831 025 | 1 840 399 | 1 785 913 | 1 825 719 | 1 813 116 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Landmachtstaf | 107 464 | 144 251 | 111 136 | 108 114 | 107 851 | 104 414 | 104 340 |
Overige Eenheden BLS | 287 494 | 296 477 | 251 483 | 253 308 | 248 309 | 256 293 | 255 292 |
Wachtgelden en inactiviteitswedden | 48 969 | 42 784 | 35 521 | 36 244 | 34 166 | 33 267 | 33 616 |
Totaal Apparaatsuitgaven | 443 927 | 483 512 | 398 140 | 397 666 | 390 326 | 393 974 | 393 248 |
Totaal Uitgaven | 2 264 065 | 2 263 417 | 2 229 165 | 2 238 065 | 2 176 239 | 2 219 693 | 2 206 364 |
Ontvangsten | 82 462 | 67 366 | 59 493 | 59 516 | 59 516 | 59 516 | 59 516 |
De Koninklijke landmacht hanteert voor het realiseren van bovenstaande doelstellingen de volgende organisatiestructuur:
In verband met de vorming van de HRF(L)HQ heeft de 1 Divisie «7 December» de taken in het kader van de vredesbedrijfsvoering van het 1 (GE/NL) Corps overgenomen. De 1 Divisie is daarmee nu de belangrijkste leverancier binnen de Koninklijke landmacht van operationeel gerede eenheden. De 1 Divisie bestaat uit de Divisiestaf, het Nederlandse deel van het HRF(L)HQ, de Luchtmobiele brigade, drie gemechaniseerde brigades, het Divisie Gevechtssteun Commando en het Divisie Logistiek Commando.
Opleiden en trainen zijn de kernactiviteiten die leiden tot het tijdig beschikbaar hebben van operationeel gerede eenheden. Daarnaast wordt 1 Divisie ook belast met het uitvoeren van steunverlenende activiteiten. Binnen deze opleidings- en trainingsactiviteiten is het oefenen één van de belangrijkste pijlers waarop de operationele gereedheid wordt gebouwd. Dit wordt als volgt gekwantificeerd:
Prestatiegegevens 1 Div. 7 December (mensoefendagen) | Oefening | Realisatie 20013 | Vermoedelijke uitkomst 20023 | Raming 2003 |
---|---|---|---|---|
11Lumbl Brig | Brigade oefening (VI) Voorbereiden OGS1 | 22 500 | ||
Brigade oefening (VI) OGS1 | 76 000 | |||
13 Mechbrig | Bataljonsoefening (V) Eindoefening SFOR 14 | 18 000 | ||
Field Training Exercise (FTX) | 5 000 | |||
41 Mechbrig | Bataljonsoefening (V) Eindoefening SFOR 15 | 8 280 | ||
Diverse oefeningen (V) | 24 440 | |||
43 Mechbrig | Bataljonsoefening (V) CMTC2 (of gelijkwaardig) | 27 760 | ||
Divisie Logistiek Commando | Brigade oefening (IV) | |||
OGS1 11 Lumbl Brig | 14 250 | |||
Divisie Gevechtssteun Commando | Diverse oefeningen (V) | 39 100 | ||
Overige oefeningen | SOB Oefeningen (I-IV)4 | 86 400 | ||
Oefening Vogelsang (I-IV) | 43 200 | |||
Overig (I-IV) | 268 070 | |||
Totaal | 560 000 | 580 000 | 633 000 |
1 Operationele Gereedheidsstatus
2 Combat Manoeuvre Training Center
3 Voor de jaren 2001 en 2002 is de verdeling over de oefeningen niet beschikbaar
4 Schietoefening Bergen
De Koninklijke landmacht onderkent in haar opleidings- en trainingstraject verschillende niveaus van oefeningen. Op laagste niveau (niveau I) wordt de individuele militair getraind. Daarboven worden de groeps- (niveau II), pelotons- (niveau III) en compagnieoefeningen (niveau IV) onderscheiden. Omdat bataljons voor vredesoperaties kunnen worden ingezet en brigades het platform voor peace-enforcing vormen zijn de oefeningen van deze eenheden (respectievelijk niveau V en VI) separaat in de tabel opgenomen. Tijdens het oefenen op een bepaald niveau worden ook de oefendoelen van lagere niveaus getraind.
Het ondersteunende NATCO bestaat in 2003 uit een ressortstaf, vijf Regionaal Militaire Commando's, het Netherlands Armed Forces Support Agency Germany, het Landelijk Bevoorradingsbedrijf KL, het Hogere Onderhoudsbedrijf KL en het Explosieven Opruimingscommando KL (EOCKL). Wegens het grotendeels civiele karakter van het EOCKL is deze eenheid geraamd onder het beleidsartikel Civiele Taken.
De volgende activiteiten worden onderscheiden:
• operationele diensten: hieronder vallen alle steunverleningen;
• logistieke diensten: het uitvoeren van hoger onderhoud, bevoorrading, beheer en opleg;
• facilitaire diensten: dit zijn diensten op het gebied van infrastructuur en milieu, klein onderhoud, integrale veiligheidszorg, geleverde voedings- en kantinediensten, ontwikkeling en ontspanning, taken voor de in Duitsland gelegerde eenheden;
• specifieke diensten: dit betreft de gedetineerdenzorg, reproductiewerkzaamheden, functioneel beheer van Koninklijke landmacht-brede IT-systemen.
Prestatiegegevens NATCO (in mensuren) | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Raming 2003 |
---|---|---|---|
Operationele diensten | 100 000 | 107 500 | 107 500 |
Logistieke diensten | 1 436 500 | 1 269 500 | 1 252 600 |
Onderhoud | 536 500 | 516 000 | 508 300 |
Bevoorrading | 900 000 | 753 500 | 744 300 |
Facilitaire diensten | 4 338 700 | 4 614 000 | 4 538 000 |
Specifieke diensten | 145 000 | 487 400 | 474 600 |
Inkopen | Inkoopwaarde(x € 1 000) |
---|---|
Onderhoud | 9 668 |
Klasse I Voeding | 30 521 |
Klasse II/IV PGU | 32 869 |
Klasse II/IV Overig | 70 785 |
Klasse III Brandstof | 20 191 |
Klasse V Munitie | 29 582 |
Facilitaire diensten | 83 968 |
Totale inkoopwaarde | 277 584 |
Opleidings- en TrainingsCommando (OTCKL)
In de periode tot 2006 wordt het COKL omgevormd tot het OTCKL, waarmee de kennis van training en opleiding wordt geconcentreerd en flexibeler en effectiever aan 1 Divisie kan worden aangeboden.
Het OTCKL bestaat uit een staf, acht opleidingscentra (Manoeuvre, Vuursteun, Genie, Ede, Logistiek, Rijden, Initiële Opleidingen en de Koninklijke Militaire School) en twee bijzondere organisatie-eenheden: de Begeleidingsorganisatie Civiel Onderwijs en de Lichamelijke Oefening en Sportorganisatie. De Begeleidingsorganisatie Civiel Onderwijs ondersteunt BBT'ers bij het zoeken naar en volgen van civiele opleidingen.
Prestatiegegevens OTCKL | Meet-eenheid | Afnemer | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Raming 2003 |
---|---|---|---|---|---|
Initiële opleiding | Opleidings-plaatsen | Totaal | 8 125 | ||
Opgeleide | 1 Divisie | 3 047 | 3 015 | ||
leerlingen | Overig | 336 | |||
Totaal | 3 351 | ||||
Vervolgopleidingen | Opleidings- | 1 Divisie | 22 613 | ||
plaatsen | Overig | 16 714 | |||
Totaal | 34 590 | 35 800 | 39 327 | ||
Trainingsondersteuning | Mensuren | 1 Divisie | 119 717 | ||
Overig | 0 | ||||
Totaal | 148 000 | 147 840 | 119 717 | ||
LO/Sport | Mensuren | 1 Divisie | 107 498 | ||
Overig | 99 000 | ||||
Totaal | 187 642 | 211 920 | 206 498 | ||
Kennisproductie | Mensuren | 1 Divisie | 0 | ||
Overig | 179 278 | ||||
Totaal | 118 000 | 147 520 | 179 278 | ||
Steunverlening | Mensuren | 1 Divisie | 6 078 | ||
Overig | 54 698 | ||||
Totaal | 39 536 | 30 240 | 60 776 | ||
Maatschappelijke meerwaarde | Aantal afgerond | Totaal | 1 627 | ||
opleidingen | Aantal in | 1 Divisie | 5 550 | ||
opleiding | Overig | 700 | |||
Totaal | 6 200 | 6 200 |
De Overige Eenheden BLS ondersteunen de Landmachtstaf en de overige ressorts bij het uitvoeren van de hun opgedragen taken. Hieronder vallen de Directie Personeel en Organisatie, de Directie Materieel, de Koninklijke Militaire Academie en de Topografische Dienst Nederland (TDN). De TDN voorziet de Koninklijke landmacht van geografische informatie in de vorm van bestanden, kaartseries en afgeleide producten. Voorzien wordt dat deze dienst wordt overgedragen aan het Kadaster.
De Landmachtstaf ondersteunt de bevelhebber bij de sturing van de Koninklijke landmacht. De Landmachtstaf zorgt voor het uitwerken van het beleid, het opstellen van plandocumenten en de informatie-uitwisseling met de Centrale organisatie. Tot slot verzorgt de Landmachtstaf de beleidsmatige voorbereiding, de coördinatie en de evaluatie van alle uitzendingen en treedt zij op als aanspreekpunt en coördinator van contacten met de Defensiestaf en met instanties buiten de Koninklijke landmacht.
Onderstaand wordt per onderscheiden begrotingscategorie nader ingegaan op investeringsprojecten. Hierbij is de informatie welke tot voor kort in het Materieelprojectenoverzicht werd opgenomen met de financiële informatie uit de artikelsgewijze toelichting samengevoegd. De projecten die hier nader worden toegelicht zijn de DMP-projecten die in realisatie zijn en de DMP-projecten waarover in het begrotingsjaar een behoeftestellingsbrief naar het Parlement zal worden gezonden.
Het beleid is gericht op verbetering van het bestaande materieel, opheffing van tekortkomingen en vervanging van verouderd materieel door modern hoogwaardig materieel.
Doelstelling | Actief volgen van goederenstromen | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 17,22 miljoen (waarvan € 8,62 miljoen EVDB ) | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | Contract | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 200 | 8 400 | |||||
Uitgaven (x € 1 000) | 200 | 600 | 3 900 | 2 200 | 1 700 |
Dit project voorziet in de verwerving van een «tracking en tracing» systeem voor het volgen van de goederenstromen tijdens expeditionair optreden in crisisbeheersingsoperaties tot en met het niveau van inzet van een «Peace Enforcing» brigade. In 2005 dient Defensie te beschikken over een gestandaardiseerd en werkend systeem dat in staat is afzonderlijke zendingen door de gehele logistieke keten te volgen. Het vormt daarmee het eerste element van een Navo «tracking en tracing»-systeem dat aansluit bij internationaal ingevoerde civiele standaarden.
Project Wissellaadsystemen 165kN
Doelstelling | Vergroting van de logistieke mobiliteit | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 270 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP-D | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | |||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 1 300 | 1 750 | 15 000 | 25 000 | 40 000 |
Dit project omvat de verwerving van vrachtauto's, containers, flatracks, aanhangwagens en overslagmiddelen voor de parate eenheden. Het militaire voertuig dat zowel containers als flatracks met lading kan laden, vervoeren en lossen, wordt het basisvoertuig voor de fysieke distributie. De Koninklijke landmacht zal het project in single service management uitvoeren voor de andere krijgsmachtdelen. Als gevolg van prioriteitstelling binnen de projecten van de Koninklijke landmacht is de planning van de instroming van de wissellaadsystemen aangepast. Dit project zal een bijdrage leveren aan de Europese tekortkoming op dit gebied
Project Vervanging Trekkeropleggercombinatie (Tropco's) 400kN en 650kN
Doelstelling | Vervoeren van rupsvoertuigen met ingang van 2004 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 56,1 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | Contract | Einde levering | |||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 55 900 | ||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 9 100 | 23 200 | 23 800 |
Dit project voorziet in de verwerving van twee typen trekkeropleggercombinaties ter vervanging van de huidige generatie technisch verouderde voertuigen. De lichte versie van 400kN is geschikt voor het vervoer van onder andere het toekomstige infanterievoertuig en andere uitrustingsstukken, zoals brugdelen. De zware versie van 650kN is geschikt voor het vervoer van de (gemodificeerde) gevechtstank Leopard 2A6 en afgeleide versies en voor de nieuwe gemechaniseerde vuurmond, de PzH 2000. Instroming is voorzien vanaf 2004.
Commandovoering, verbindingen en gevechtsinlichtingen
Programma TITAAN (Theater Independent Tactical Army and Airforce Network)
Doelstelling | Verbeteren van de C3I-ondersteuning op de niveaus legerkorps, divisie, brigade en bataljon | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 128,7 miljoen (waarvan € 11,5 miljoen voor Klu-behoefte en € 24,1 miljoen EVDB) | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | |||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 400 | 38 650 | 31 700 | ||||
Uitgaven (x € 1 000) | 5 910 | 22 100 | 31 550 | 14 805 | 9 560 | 2 200 |
Het huidige communicatiesysteem van de Koninklijke landmacht, Zodiac, is onvoldoende geschikt voor datacommunicatie en is niet in staat operaties over grote afstanden en eventueel in bergachtig gebied te ondersteunen. Hierdoor kan Zodiac niet worden ingezet tijdens crisisbeheersingsoperaties. De Koninklijke landmacht voorziet uitgezonden eenheden op ad-hoc basis van aanvullende verbindingsmiddelen. De Koninklijke landmacht heeft, evenals de Koninklijke luchtmacht, ten gevolge van de veranderende operationele dimensies behoefte aan mobiele C2-ondersteuningssystemen. Met Titaan wordt in deze behoefte voorzien. Binnen het programma worden communicatiemiddelen, beveiligingsmodules, interfaces, etc. verworven. Ook worden onder dit programma nieuwe straalzenders verworven.
Project Battlefield Management System (BMS)
Doelstelling | Ondersteuning van Command en Control op het niveau van bataljon en lager. | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 30,7 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP-B | DMP-C | |||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 4 000 | ||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 1 800 | 1 620 | 4 130 |
Het BMS is een systeem voor de ondersteuning van Command en Control (C2) op het niveau van het bataljon en lager. De Koninklijke landmacht zal het BMS als eerste implementeren bij 13 Mechbrig. Afhankelijk van de resultaten hiervan wordt het BMS daarna beperkt ingevoerd bij operationele eenheden. Als gevolg van prioriteitstelling is de volledige invoering van het systeem vertraagd.
Future Ground Based Air Defence system (FGBAD) 1e fase
Doelstelling | Verbeteren van de informatievoorziening in de grond-luchtverdediging | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 52,2 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP B/C | DMP-D | |||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 48 100 | ||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 600 | 12 700 | 35 400 |
Het project Future Ground Based Air Defence system (voorheen genoemd NESRADS) bestaat uit twee delen, BMC4I (Battlefield Management Command, Control, Communication, Computerisation en Intelligence) en SHORAD (Short Range Air Defence), de zogenaamde «shooters». Door invoering van BMC4I wordt het mogelijk de luchtverdedigingssystemen van zowel de Koninklijke marine, de Koninklijke landmacht als de Koninklijke luchtmacht en andere Navo- en EU-partners aan elkaar te koppelen (plug and fight). Het project wordt gefaseerd uitgevoerd. De eerste twee fasen omvatten de verwerving van het deel van de BMC4I-middelen dat noodzakelijk is voor joint samenwerking met de Koninklijke luchtmacht (op luchtmachtbasis «De Peel»), alsmede internationale samenwerking met Duitsland. Deze samenwerking zal worden ingebracht als deel van de bestaande Umbrella MOU voor luchtverdediging met onder andere Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen en Turkije.
Project Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig (LVB) en klein pantservoertuig
Doelstelling | Vervanging van de verouderde verkenningsvoertuigen M113 en Landrover en een deel van de pantservoertuigen | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 394 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP-D | Start instroom | |||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 380 330 | ||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 140 | 47 730 | 14 610 | 96 500 | 86 860 | 81 820 | 52 800 |
Dit project wordt in samenwerking met Duitsland uitgevoerd. Het voertuig vervangt de verouderde M113 en de Landrover. Eind 2001 is het contract voor de productie en levering van de lichte verkennings- en bewakingsvoertuigen getekend. Vanaf medio 2003 zullen de 202 voertuigen onder de benaming «Fennek» aan de Koninklijke landmacht worden geleverd. Daarnaast voorziet het project in de verwerving van 208 kleinere pantserwielvoertuigen in een algemene dienst-versie en een versie voor de anti-tankteams.
Project Vervanging Pantservoertuigen, deelproject Groot Pantserwielvoertuig (GTK/MRAV/PWV), 1e fase
Doelstelling | Vervanging van de verouderde pantserrupsvoertuigen | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 547 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | Contract | DMP-D 2e serie Realisatie 1e fase | |||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 94 550 | 2 500 | 9 330 | ||||
Uitgaven (x € 1 000) | 38 150 | 18 800 | 30 600 | 14 390 | 8 470 | 2 270 |
Dit project maakt deel uit van het overkoepelend project Vervanging Pantservoertuigen en voorziet in de verwerving van een groot gepantserd wielvoertuig ter vervanging van het pantserrupsvoertuig YPR in de afgeleide versies voor onder meer gewondentransport, commandovoering en de berging van voertuigen. Hiervoor is aansluiting gezocht bij het Duits-Britse pantserwielvoertuigenproject GTK/MRAV. Voor de deelname aan de ontwikkeling is het contract in 2001 getekend. Als gevolg van prioriteitstelling wordt het project gefaseerd uitgevoerd. De 1e fase omvat de ontwikkeling en een initiële serie van 200 voertuigen. De verwerving van de 2e serie voertuigen zal in een later stadium plaatsvinden.
Project Vervanging Pantservoertuigen, deelproject Infanterie Gevechtsvoertuig (IGV)
Doelstelling | Vervanging van het pantserinfanteriegevechtsvoertuig | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 828 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP-B | DMP-C | |||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 5 500 | ||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 5 500 |
Dit project betreft de vervanging van de YPR PRI door een nieuw infanteriegevechtsvoertuig. Als gevolg van prioriteitstelling is de invoering van het voertuig vertraagd. In 2003 wordt de inpasbaarheid van een 35mm boordwapen beproefd in het nieuwe infanteriegevechtsvoertuig.
Project Gevechtswaardeverbetering Leopard 2
Doelstelling | Versterken van de personele bescherming en vuurkracht van de Leopard 2 gevechtstank | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 358,2 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | Realisatie 2e fase | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 101 238 | ||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 1 820 | 40 360 | 44 000 | 19 950 | 8 800 | 1 850 |
Het project Verbetering Leopard 2 wordt in twee fasen uitgevoerd. De eerste fase, de bescherming van het personeel door het verbeteren van de bepantsering, is reeds voltooid. In deze tweede fase wordt de vuurkracht van de Leopard 2 verbeterd door het aanbrengen van een verlengde schietbuis en het verwerven van verbeterde munitie. Met deze aanpassingen is de Leopard 2 ook in de nabije toekomst in staat moderne tanks uit te schakelen.
Project Medium Range Antitank (MRAT)
Doelstelling | Voorzien in een MRAT-systeem voor de bestrijding van gepantserde doelen tot een afstand van 2000 meter | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 218,1 miljoen (inclusief KM-deel en ontwikkeling) | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP-D | Realisatie | |||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 178 451 | 1 200 | 5 600 | ||||
Uitgaven (x € 1 000) | 41 620 | 2 520 | 27 300 | 51 200 | 48 350 | 13 700 | 2 269 |
Het medio 2001 getekende contract omvat de aanschaf van een fire-and-forget medium range anti-tanksysteem met een effectieve dracht tot 2000 meter. Met deze aanschaf worden in de jaren 2003 en 2004 de operationeel verouderde DRAGON- en TOW-systemen van de infanterie- en verkenningseenheden van de Koninklijke landmacht en het Korps mariniers vervangen. Het fire-and-forget-systeem vermindert de kwetsbaarheid van het bedienend personeel.
Project Tactische Indoorsimulator (TACTIS)
Doelstelling | Voorzien in een simulatiesysteem voor zowel de technische als de tactische opleidingen van manoeuvre eenheden | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 80,1 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP-D | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 73 660 | 2 725 | |||||
Uitgaven (x € 1 000) | 300 | 30 | 38 165 | 18 700 | 21 810 | 1 500 | 1 000 |
TACTIS is een indoor-simulatiesysteem waarmee in verschillende teamsamenstellingen in een door een computer gegenereerd oefenterrein kan worden getraind. De resultaten van de gevechtssimulaties kunnen worden geëvalueerd. Aan de TACTIS-kern kunnen verschillende (wapensysteem-)deelsimulatoren worden gekoppeld. TACTIS voorziet tevens in de vervanging van de bedieningssimulator voor de Leopard 2.
Project Gevechtsveldcontroleradar
Doelstelling | Detectie en classificatie van personen, voertuigen, helikopters en granaatinslagen | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 18 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | Contract | Invoering | |||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 17 904 | ||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 7 713 | 6 800 | 3 391 |
Het project wordt in samenwerking met de Koninklijke marine uitgevoerd. Het systeem moet, ter ondersteuning van het optreden van verkenningseenheden van de Koninklijke landmacht en het Korps mariniers, tot een afstand van twintig kilometer personen, voertuigen en helikopters kunnen detecteren en classificeren. Het moet inslagen van granaten tot ongeveer twaalf kilometer kunnen waarnemen. In vredesoperaties kan de radar een belangrijke rol spelen bij de bescherming van het personeel. Invoering zal in 2004 zijn afgerond.
Project Duelsimulatoren en geïnstrumenteerd oefenterrein (DS-IOT)
Doelstelling | Voorzien in een aantal duelsimulatoren en (mobiele) instrumentatie voor oefenterreinen van de Koninklijke landmacht | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 45,3 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | Operationeel-stelling | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 2 275 | ||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 4 890 | 21 580 | 9 970 |
Het gebruik van deze middelen maakt het mogelijk zeer realistisch te velde te oefenen, mede doordat het oefenverloop kan worden geregistreerd en geëvalueerd.
Doelstelling | Vervanging van de technisch en operationeel verouderde vuurmonden M-114 en M-109 door een nieuwe vuurmond met verbeterde vuursnelheid, langere dracht, verbeterde bescherming en grotere nauwkeurigheid | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 426,5 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP-D en contract | Realisatie vervanging | |||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 389 000 | 1 000 | |||||
Uitgaven (x € 1 000) | 2 800 | 27 900 | 28 800 | 95 200 | 102 400 |
Dit project betreft de vervanging van de parate M109-vuurmonden. Het project is inclusief de verwerving van een initieel munitiepakket «extended range» 155 mm projectielen, waarvoor een separaat verwervingstraject wordt voorbereid. De vervanging wordt uitgevoerd vanaf 2003. Hierbij worden de M109-vuurmonden van de parate afdelingen veldartillerie op brigade-niveau vervangen door de nieuwe vuurmond, de Panzerhaubitze (PzH) 2000. De beste vrijkomende M109-vuurmonden worden dan deels ingedeeld bij de reserve-afdelingen veldartillerie op divisieniveau. Hierna zal de verouderde getrokken vuurmond M114 uitfaseren.
Doelstelling | Adequate waarneming en leiding van artillerie- en mortiervuur | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 15,9 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | |||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 15 900 | ||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 6 300 | 3 700 | 2 300 | 3 600 |
Het project voorziet in een modificatie van de functionaliteiten van de hoogwaardige waarnemingsapparatuur van het Licht Verkennings- en Bewakingsvoertuig (LVB). Daarmee wordt deze apparatuur ook geschikt voor het waarnemen en leiden van artillerie- en mortiervuur. Ook voorziet dit project in de koppeling met het «Advanced Fire Support Information System» en is het opgenomen in de «NATO force goals 2000».
Project Vervanging Brugleggende tank Leopard 1
Doelstelling | Voorzien in een brugsysteem dat bestand is tegen hogere belastingen | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 13,8 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | |||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | |||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 770 | 820 |
Het project betreft de vervanging van de brugleggende tank Leopard 1 die thans in gebruik is bij de pantsergeniecompagnieën. De ontwikkelingsfase waarin het project momenteel verkeert, wordt samen met Duitsland uitgevoerd. Als gevolg van prioriteitstelling is de planning voor dit project aangepast. De verwervingsvoorbereidingsfase valt thans buiten de periode van de meerjarenbegroting.
Infrastructuurproject Legering officieren en onderofficieren in Den Haag
Doelstelling | Voorzien in legering voor officieren en onderofficieren in Den Haag | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 23,6 miljoen (inclusief KM- en KMar-deel) | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP-A | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 22 235 | 790 | |||||
Uitgaven (x € 1 000) | 6 400 | 13 640 | 3 573 |
De legering in Den Haag wordt gerealiseerd in samenwerking met de Koninklijke marine en de Koninklijke marechaussee. De totale financiële projectomvang is daarop gebaseerd. Dit project is gemandateerd.
Infrastructuurproject Integrale Veiligheidszorg (IVZ)
Doelstelling | Invoeren van een effectiever en efficiënter bewakingsconcept | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 117 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | |||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 25 600 | 35 800 | |||||
Uitgaven (x € 1 000) | 25 700 | 22 700 | 12 800 |
De herstructurering van de Koninklijke landmacht en de overgang naar een beroepskrijgsmacht zijn aanleiding de bewaking en beveiliging van militaire objecten op een andere wijze in te richten. Doel is enerzijds het verhogen van de kwaliteit van de bewaking en anderzijds het bereiken van een personeelsreductie. Het project IVZ is gebaseerd op een nieuw concept van bewaken en beveiligen, dat bestaat uit een mengeling van organisatorische, bouwkundige en elektronische maatregelen. Van de 16 regio's die van het systeem worden voorzien, zijn er 13 grotendeels gereed.
Doelstelling | Onderzoek naar de wenselijkheid en mogelijkheid om (een deel van) de mechanische werklast te privatiseren | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 11,1 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP-B/C | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | |||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 500 | 1 500 | 4 100 |
Dit project betreft een studie naar de toekomst van het hoger onderhoud van de Koninklijke landmacht. In deze studie wordt de wenselijkheid en mogelijkheid onderzocht om (een deel van) de mechanisch georiënteerde werklast te privatiseren. In de huidige budgetreeksen is rekening gehouden met een mogelijke privatisering van een deel van de Mechanische Centrale Werkplaats en een vervangende huisvesting voor de Elektronische Centrale Werkplaats.
Doelstelling | Concentratie van de luchtverdediging op de luchtmachtbasis De Peel | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 56,6 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP-A | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 1 400 | 38 080 | |||||
Uitgaven (x € 1 000) | 22 080 | 21 005 | 13 285 | 200 |
Ten behoeve van de concentratie van de luchtverdedigingseenheden van de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht worden achtereenvolgens een Joint Air Defence School en een Joint Air Defence Centre opgericht. Het project wordt gerealiseerd door verbouw van bestaande infrastructuur en door nieuwbouw.
Infrastructuurproject De Strijpse Kampen
Doelstelling | Nieuwbouw voor het Opleidingscentrum Rijden | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 67,8 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | |||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 30 800 | 9 100 | 6 380 | ||||
Uitgaven (x € 1 000) | 4 100 | 30 100 | 12 480 | 6 605 | 2 998 | 7 600 | 3 904 |
De eenheden van het Opleidingscentrum Rijden op het Prinses Irene Kamp te Eindhoven en de Frederik Hendrikkazerne in Venlo worden geconcentreerd op de Strijpse Kampen in Oirschot. Het project is mede gefinancierd door de gemeente Eindhoven. Dit project wordt volledig door nieuwbouw gerealiseerd.
Niet meer opgenomen DMP-projecten
Als gevolg van de algehele stijgende uitgaventendens van de Koninklijke landmacht is de planning van een aantal materieelprojecten aangepast en zodanig in tijd verschoven dat ze niet meer in de toelichting voorkomen. Het betreft de projecten:
• Vervanging vrachtauto 100 kN
• Vervanging ziekenauto MB L 508 D
• Vervanging aggregaten
• Antitankwapen korte dracht (Short Range Anti Tank SRAT)
• Soldier Modernisation Programme
• Grondgebonden doelopsporingsmiddelen
• Vervanging mijnsysteem
• Verschietbaar anti-tank mijnsysteem
• Mijndoorbraaksysteem/Vervanging Leopard 1 Genietank
• Capability Upgrade Program (CUP) KL EOV systeem
• Elektronische Oorlogsvoering (EOV) fase 2
Het project Gevechtswaarde instandhouding Pantser Rups Tegen Luchtdoelen ( GWI PRTL) is inmiddels geheel afgerond evenals de projecten Vervanging enkel zijband (EZB) radio's en Remotely Piloted Vehicle (RPV).
Niet onder Investeringen vallende exploitatieprojecten
Doelstelling | Bescherming van het personeel van de krijgsmacht tegen een grote verscheidenheid aan NBC-strijdmiddelen onder uiteenlopende klimatologische omstandigheden | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 27,2 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | |||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 9 100 | ||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 9 100 |
Het project betreft een gemandateerd exploitatieproject van de Directie Materieel (vallend onder het ressort Overige eenheden BLS) met een technologisch sterk vernieuwend karakter. Het uitgangspunt is de Navo-eis dat het personeel moet kunnen beschikken over kleding die gedurende minimaal 24 uur bescherming biedt. De bestaande kleding is technisch aan het verouderen, waardoor de effectiviteit afneemt. De totale krijgsmachtbehoefte zal in drie fasen worden aangeschaft.
De Koninklijke landmacht verleent subsidies aan de stichtingen Koninklijk Nederlands Leger- en Wapenmuseum «Generaal Hoefer» (KNLWM) (€ 0,718 miljoen) en Jeugdwerk Duitsland (€ 0,195 miljoen). Het KNLWM verzamelt en bewaart voorwerpen van krijgsgeschiedkundige aard. De stichting Jeugdwerk Duitsland richt zich op de uitvoering van jeugd- en jongerenwerk voor in Duitsland woonachtige kinderen van Nederlandse militairen.
De ontvangstenraming van de Koninklijke landmacht bedraagt in 2003 € 59,5 miljoen. De geraamde ontvangsten hebben betrekking op verhaalde salaris- en ziektekosten bij ongevallen, inhoudingen wegens het verstrekken van kleding, voeding, verhuur van woningen, vermindering afdracht loonheffing en de terugvordering van BTW. Voorts vormen de verkoop van topografische kaarten en drukwerk en de ontvangsten uit dienstverlening bronnen van ontvangsten. Waar de ontvangsten het gevolg zijn van in rekening gebrachte tarieven, zijn deze tarieven kostendekkend.
De budgetflexibiliteit van dit beleidsartikel wordt in onderstaande tabel opgenomen en vervolgens in de begrotingsgrafiek weergegeven
Bedragen x € 1 000 | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Omschrijving | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |||||
Totaal geraamde kasuitgaven | 2 229 165 | 2 238 065 | 2 176 239 | 2 219 693 | 2 206 364 | |||||
Waarvan apparaatsuitgaven | 398 140 | 397 666 | 390 326 | 393 974 | 393 248 | |||||
Dus programma-uitgaven (incl. investeringen) | 1 831 025 | 1 840 399 | 1 785 913 | 1 825 719 | 1 813 116 | |||||
Waarvan juridisch verplicht | 65% | 1 190 937 | 63% | 1 159 204 | 62% | 1 115 598 | 62% | 1 125 276 | 60% | 1 080 531 |
Waarvan complementair noodzakelijk | 32% | 577 100 | 28% | 523 781 | 28% | 507 180 | 27% | 491 261 | 29% | 523 496 |
Resterende plannen | 3% | 62 988 | 9% | 157 414 | 9% | 163 135 | 11% | 209 182 | 12% | 209 089 |
Totaal | 100% | 1 831 025 | 100% | 1 840 399 | 100% | 1 785 913 | 100% | 1 825 719 | 100% | 1 813 116 |
De hoofdinspanning van de Koninklijke landmacht is en blijft de komende jaren gericht op de voorbereiding en daadwerkelijke inzet van eenheden. Met de vergroting van de parate capaciteit en de bijgestelde toepassing van het accentmodel wordt daarvoor een goede basis gelegd. De drie gemechaniseerde brigades en de Luchtmobiele brigade vormen de hoekstenen van de Koninklijke landmacht, van waaruit een platform PE-brigade of modules van bataljonsgrootte worden samengesteld voor vredesmissies of als kern van een peace-enforcing strijdmacht kunnen dienen.
Om de relatie tussen de doelstellingen, activiteiten en middelen verder te verbeteren zijn in deze begroting de te bereiken operationele doelstellingen voor de operationele eenheden apart inzichtelijk gemaakt. Wat betreft de 1 Divisie zijn de opleidings- en trainingsactiviteiten van de gevechtsgerede eenheden gekwantificeerd voor de niveau V- en VI-oefeningen. De oefendagen voor de oefeningen niveau I tot en met IV zullen in de begroting 2004 in het activiteitenoverzicht van de 1 Divisie per opgenomen eenheid worden verdeeld. Daarnaast zal worden onderzocht of een koppeling tussen bevoorradings- en onderhoudsactiviteiten enerzijds en de niveau V- en VI-oefeningen van de 1 Divisie anderzijds tot stand kan worden gebracht.
Het compleet inzichtelijk maken van alle prestaties/prestatiegegevens van het NATCO als facilitair bedrijf voor de Koninklijke landmacht (maar ook voor andere krijgsmachtdelen en in voorkomend geval andere overheden) blijkt ingewikkeld. Het inzicht in het hoger onderhoud is verbeterd door een onderverdeling te maken naar onderhoud van elektronisch, mechanisch en overig materieel. In de begroting 2004 zal dit onderhoud in producten en diensten per afnemende eenheid worden weergegeven. De aanschafwaarde van de klasse I t/m V goederen (voeding, kleding en uitrusting, brandstof, munitie en overige goederen) is inzichtelijk gemaakt. Op termijn wordt bezien in hoeverre deze aanschafwaarde aan de activiteiten of eenheden van de 1 Divisie kan worden gerelateerd.
Bij OTCKL zijn de producten en diensten heroverwogen. Voor wat betreft de initiële opleiding is het aantal opgeleide leerlingen als outputgegeven inzichtelijk gemaakt. Voor de vervolgopleidingen zal voor de begroting 2004 het planningsbegrip opleidingsplaats (capaciteitsgegeven) worden vertaald in opgeleide leerlingen (outputgegeven). Het onderdeel LO/Sport zal in mensuren gehandhaafd blijven omdat deze dienst niet in meer zinvolle outputgegevens is uit te drukken. Ten aanzien van de trainingsondersteuning zal voor de begroting 2004 worden onderzocht of de ingezette capaciteit kan worden uitgedrukt in het aantal ondersteunde oefeningen per eenheid van de 1 Divisie.
Beleidsartikel 03 Koninklijke luchtmacht
De Koninklijke luchtmacht levert met luchtstrijdkrachten een bijdrage aan de realisatie van de drie hoofddoelstellingen van de krijgsmacht door personeel en middelen inzetgereed te stellen en te houden. De Koninklijke luchtmacht levert slagkracht in de vorm van Airpower. Met haar inzetbaar personeel en middelen is zij in staat het luchtruim te domineren en daarmee vrijheid van handelen te creëren voor operaties vanuit de lucht, te land en ter zee. Luchtstrijdkrachten kunnen zich door reactiesnelheid, bereik, snelheid en mobiliteit goed aanpassen aan wisselende omstandigheden.
Nader geoperationaliseerde doelstellingen
De geoperationaliseerde doelstellingen van de Koninklijke luchtmacht worden weergegeven in de onderstaande doelstellingenmatrix. Hierin is aangegeven hoeveel eenheden (kwantiteit) binnen welke termijn (reactietijd) beschikbaar dienen te zijn voor inzet ten behoeve van de drie hoofddoelstellingen van Defensie. Uitgangspunt daarbij is dat de eenheden binnen de aangeven gereedheidstermijn voor het gehele geweldsspectrum inzetbaar zijn (kwaliteit). De indeling van de gereedheidstermijnen sluiten aan bij de Navo-indeling in High Readiness Forces (HRF), Forces of Lower Readiness (FLR) en Long Term Build-up Forces (LTBF). De eerstvolgende evaluatie naar de doelstellingen van dit beleidsartikel vindt plaats in 2007.
HRF | FLR/LTBF | |||
---|---|---|---|---|
Type eenheid | Inzetbare capaciteit | Direct inzetbaar | Op korte termijn inzetbaar | op lange termijn inzetbaar |
Squadron jachtvliegtuigen | 6 | 3 | 3 | |
Squadron Gevechtshelikopters | 2 | 2 | ||
Squadron Transporthelikopters | 2 | 2 | ||
Squadron Light Utility Helikopters | 1 | 1 | ||
Squadron Lutra tankervliegtuigen | 1 | 1 | ||
Triad squadron | 4 | 2 | 2 | |
Air Operations Control Station | 1 | 1 |
De gevechts-, transport- en Light Utility Helikopters van de Tactische Helikopter Groep Koninklijke luchtmacht (THGKlu) maken in het concept van 11 Air Manoeuvre Brigade (11 AMB) integraal deel uit van deze brigade. In 2003 zal de THGKLu de operationele gereedheidsstatus (OGS) bereiken. De inzetbaarheid van de Light Utility Helikopters wijzigt hierdoor van lange termijn inzetbaar (begroting 2002) naar korte termijn inzetbaar. Bij eventuele uitzendingen van delen van THGKLu wordt de invloed op het OGS-opwerkschema in de besluitvorming meegewogen.
Hierna worden de belangrijkste veranderdoelstellingen van de Koninklijke luchtmacht toegelicht voor zover het geen materieelprojecten betreffen. Deze laatste worden toegelicht in de paragraaf investeringen.
Versterking van de inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen van de THGKLu
De organisatietabel van de THGKLu is uitgebreid met 300 functies. Hoewel met de uitbreiding rekening is gehouden in de aanstellingsopdrachten, zal in 2003 niet het volledige personeelsbestand zijn opgeleid.
Verbetering inzetbaarheid/voortzettingsvermogen van Reaction Force (RF)-squadrons
Het 306 squadron heeft de opleidingstaak overgenomen. Het 313 squadron wordt met ingang van eind 2002 operationeel aangeboden aan de Navo als High Readiness Force.
Opheffing 336 squadron en afstoting twee F-27M vliegtuigen
Het 336 squadron is opgeheven en de twee F-27M vliegtuigen zijn verkocht. De overdracht vindt plaats in 2002.
Vergroting doelmatigheid door integratie opleidingen in operationeel squadron
De integratie van het opleidingssquadron van de Groep Geleide Wapens in één van de vier operationele squadrons wordt in 2002 gerealiseerd.
Voortzettingsvermogen waarborgen door maatregelen in de logistieke sfeer
Op basis van de Defensienota 2000 is een defensiebreed beleidskader voor de logistieke ondersteuning van militaire operaties ontwikkeld. De behoefte hieraan is ontstaan ten gevolge van het feit dat de krijgsmacht in toenemende mate te maken krijgt met operaties met een joint karakter. Daarnaast is de logistieke ondersteuning van operaties in multinationaal verband niet langer uitsluitend een nationale verantwoordelijkheid. Het Logistiek Beleidskader 2006 wordt thans nader uitgewerkt en moet via een standaardisatie van logistieke basisgegevens leiden tot een defensiebrede procesharmonisatie en -standaardisatie. Belangrijke onderdelen hierbij betreffen de externe logistieke ondersteuning voor onder meer eenheden van de Koninklijke luchtmacht die binnen een landcomponent worden uitgezonden en de ondersteuning voor een Peace Keeping of een Peace Enforcing Operatie van een luchtcomponent.
Concentratie van de grondgebonden luchtverdediging op luchtmachtbasis De Peel
Zoals nu voorzien zal in 2003 een aanvang worden gemaakt met de bouw van infrastructuur voor de verplaatsing van de grondgebonden luchtverdediging van de Koninklijke landmacht naar luchtmachtbasis De Peel. Daarnaast worden plannen voor toekomstige samenwerking in werkgroepverband verder uitgewerkt. Het betreft de werkgroep «Platform De Peel» (PDP) die zich bezig houdt met het vaststellen van de personeelsconsequenties voor het platform, de werkgroep Infrastructuur, de werkgroep «Joint Air Defence School» (JADS) en de werkgroep «Joint Air Defence Centre» (JADC).
Budgettaire gevolgen van beleid
De financiële middelen die aan de Koninklijke luchtmacht ter beschikking staan voor het realiseren van de operationele doelstellingen zijn in de volgende tabel opgenomen.
Budgettaire gevolgen beleid beleidsartikel 03 (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Verplichtingen | 1 605 316 | 2 430 095 | 1 467 497 | 1 196 458 | 3 749 889 | 1 047 311 | 1 382 510 |
Uitgaven | |||||||
Programma-uitgaven | |||||||
Tactische luchtmacht | 431 516 | 423 208 | 441 339 | 450 064 | 443 956 | 445 799 | 432 782 |
Logistiek Centrum Kon. luchtmacht | 104 362 | 121 746 | 111 823 | 121 639 | 122 610 | 123 830 | 120 766 |
Koninklijke Militaire School Luchtmacht | 73 334 | 90 976 | 87 646 | 88 356 | 90 380 | 92 906 | 92 230 |
Investeringen | 372 001 | 432 827 | 425 269 | 437 533 | 459 360 | 462 146 | 438 456 |
Subsidies | |||||||
Totaal programma-uitgaven | 981 213 | 1 068 757 | 1 066 077 | 1 097 592 | 1 116 306 | 1 124 681 | 1 084 234 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Staf Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten | 380 050 | 356 935 | 351 191 | 341 959 | 360 314 | 343 962 | 347 839 |
Wachtgelden en inactiviteitswedden | 13 050 | 10 424 | 7 176 | 6 287 | 5 836 | 5 833 | 5 833 |
Totaal Apparaatsuitgaven | 393 100 | 367 359 | 358 367 | 348 246 | 366 150 | 349 795 | 353 672 |
Totaal uitgaven | 1 374 313 | 1 436 116 | 1 424 444 | 1 445 838 | 1 482 456 | 1 474 476 | 1 437 906 |
Ontvangsten | 37 683 | 39 097 | 39 097 | 39 097 | 39 097 | 39 097 | 39 097 |
Uitgavenverdeling naar wapensystemen
In de tabel budgettaire gevolgen van beleid zijn de uitgaven gepresenteerd van de Koninklijke luchtmacht die samenhangen met de realisatie van de operationele doelstellingen. Bij deze presentatie is de organisatorische indeling van de Koninklijke luchtmacht gehanteerd. In onderstaande tabel zijn de programmauitgaven exclusief investeringen van de Koninklijke luchtmacht op basis van de huidige beschikbare informatie zoveel mogelijk extra-comptabel toegerekend aan de operationele doelstellingen i.c. (clusters van) wapensystemen. Met deze presentatie wordt een belangrijke stap gezet in de richting van het gewenste inzicht in de met de operationele doelstellingen samenhangende uitgaven. In navolging hierop wordt voor 2004 gestreefd naar een verdere verfijning van de toerekeningssystematiek en het verduidelijken van de samenhang tussen doelstellingen, activiteiten en middelen.
Uitgaven (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Toe te rekenen uitgaven | |||||||
Jachtvliegtuigen | 217 651 | 222 841 | 239 274 | 234 270 | 233 466 | 232 485 | |
Helikopters | 110 121 | 111 792 | 115 976 | 114 642 | 114 969 | 117 313 | |
Luchttransport | 38 147 | 37 713 | 37 818 | 37 587 | 37 247 | 39 871 | |
Grond-lucht geleide wapens | 48 065 | 48 478 | 49 050 | 49 059 | 47 549 | 49 698 | |
Commandovoering | 24 344 | 21 110 | 21 217 | 20 953 | 20 534 | 21 865 | |
Nog niet toe te rekenen uitgaven | 609 212 | 197 602 | 198 874 | 196 724 | 200 435 | 208 770 | 184 546 |
Totaal programma-uitgaven (exclusief investeringen) | 609 212 | 635 930 | 640 808 | 660 059 | 656 946 | 662 535 | 645 778 |
Voor het realiseren van de genoemde doelstellingen beschikt de Koninklijke luchtmacht over de volgende organisatiestructuur.
De Tactische Luchtmacht (TL) bestaat uit een staf TL en de operationele onderdelen van de Koninklijke luchtmacht. De operationele eenheden zijn verdeeld in de volgende vijf clusters: jachtvliegtuigen, helikopters, luchttransport, grond-lucht geleide wapens en commandovoering.
De TL levert de operationeel inzetbare eenheden. Hiertoe dienen de eenheden te voldoen aan specifieke gereedheidseisen, waarvoor zij een jaarlijks oefenprogramma (JOP) uitvoeren. Dit JOP bestaat uit specifieke trainingen en deelname aan oefeningen binnen en buiten Navo-verband. Het JOP voldoet aan de eisen die de Navo stelt aan de verschillende eenheden, wapensystemen en middelen.
Voor operaties met de F-16 beschikt de TL over de vliegbases Leeuwarden, Twente en Volkel (de drie «Main Operating Bases« – MOB's) met elk twee inzetbare squadrons van 18 F-16's. Om aan de eisen van directe inzetbaarheid te voldoen dient de cluster jachtvliegtuigen in 2003 over 120 volledig opgeleide en operationeel inzetbare vliegers te beschikken. De individuele F-16 vlieger van de Koninklijke luchtmacht dient te voldoen aan de Navo-eis om een jaarlijks oefenprogramma (JOP) van 180 vlieguren te hebben doorlopen.
Prestatiegegevens jachtvliegtuigen | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Begroting 2003 |
---|---|---|---|
Vlieguren | 19 155 | 20 000 | 22 000 |
Waarvan ten behoeve van uitvoering Vredesoperaties (zie ook beleidsartikel 09) | 3 285 | 3 285 |
In 2003 wordt het activiteitenniveau weer teruggebracht naar het vereiste niveau. Voor het jaar 2002 is besloten het vliegprogramma voor jachtvliegtuigen met 20% te reduceren. Deze maatregel heeft tot doel de exploitatiekosten te verminderen en ruimte te scheppen om de bedrijfsvoering te verbeteren. Deze maatregel kan echter slechts gedurende korte tijd worden volgehouden, zonder de inzetbaarheid in gevaar te brengen.
In het jaarlijks oefenprogramma (JOP) wordt gestreefd naar een optimale mix van realistische trainingen in luchtverdediging, luchtverkenningoperaties, laagvliegen, nachtvliegen, grondaanval en ondersteuning van maritieme eenheden. Tevens zijn operaties met nachtzicht- en laserdoelaanstralingsapparatuur mogelijk. Het JOP wordt gerealiseerd via deelname aan nationale en internationale oefeningen en specifieke trainingen zoals de oefeningen in Goose Bay (laagvliegtrainingen), Strike Eval en El Centro.
De helikoptervloot van de Koninklijke luchtmacht is ingedeeld bij de THGKLu en bij de vliegbasis Leeuwarden. De THGKLu is gestationeerd op de vliegbasis Soesterberg (13 Chinook CH-47D, 17 Cougar AS-532U2 en 4 Alouette III) en Gilze-Rijen (30 Apache AH-64D waarvan 8 in de Verenigde Staten en 15 Bölkow BO-105). De vliegbasis Leeuwarden beschikt over een Search and Rescue eenheid, uitgerust met drie Augusta AB-412SP helikopters. Deze kunnen binnen zeer korte tijd optreden bij calamiteiten op de schietranges of tijdens vliegoefeningen boven de Noordzee en dienen secundair voor patiëntenvervoer vanaf de Waddeneilanden.
Prestatiegegevens Helikopters | Meeteenheid | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Begroting 2003 |
---|---|---|---|---|
Gevechtshelikopters | Vlieguren | 1 913 | 4 000 | 5 100 |
Transporthelikopters | Vlieguren | 4 735 | 6 100 | 6 850 |
Light Utility Helikopters (LUH) | Vlieguren | 2 941 | 3 000 | 2 800 |
Search and Rescue (SAR) helikopters | Vlieguren | 891 | 1 050 | 1 050 |
De toename van de vlieguren van gevechtshelikopters en transporthelikopters wordt veroorzaakt door de instroom van de Apache gevechtshelikopters en het opwerken naar de OGS status van de THGKLu.
Voor de eisen van geoefendheid van de THGKLu zijn diverse niveaus van training vastgesteld. Deze variëren van het niveau I (opleiding van de enkele man) tot en met het niveau VI (geïntegreerd optreden met de luchtmobiele brigade). De helikopters van de THGKLu maken integraal deel uit van de 11 Air Manoeuvre Brigade (11 AMB). Deze brigade maakt per 2003 niet langer deel uit van de Multi National Division (Central) maar blijft onderdeel van het High Readiness Forces (Land) HeadQuarters. Belangrijke oefeningen van de THGKLu betreffen op brigade niveau de oefeningen Gainfull Sword en Poly Falcon en op bataljonsniveau de oefeningen Snow Falcon, Falcon Indian, Falcon Stoter en Falcon Guard.
De luchttransportvloot van de Koninklijke luchtmacht is ondergebracht bij het 334 Squadron op de vliegbasis Eindhoven. Voor de diverse luchttransporttaken en air-tot-air refueling beschikt het squadron over twee KDC-10, twee C-130H-30 Hercules, vier F-60U Fokker, twee F-50 Fokker toestellen en één G-IV Gulfstream.
Luchttransport omvat verplaatsingen van militair personeel en materieel en vervoer van leden van het Koninklijk Huis, de regering en overige instanties, departementen en personeel van andere Navo-krijgsmachten. De KDC-10's kunnen onder andere bij Navo-operaties worden ingezet voor air-to-air refueling van diverse typen vliegtuigen van de Koninklijke luchtmacht en andere luchtmachten.
Om aan de eisen van directe inzetbaarheid te voldoen dient luchttransport over 23 volledig opgeleide en operationeel inzetbare bemanningen te beschikken, die voldoen aan de Navo-richtlijn van 240 vlieguren per vlieger per jaar.
Prestatiegegevens Luchttransport | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Begroting 2003 |
---|---|---|---|
Vlieguren | 5 960 | 8 000 | 8 000 |
De omvang van de vlieguren bevindt zich in 2002 en 2003 op het juiste niveau. De realisatie in 2001 bleef achter vanwege groot onderhoud dat aan de vliegtuigen moest worden verricht.
De Grondgebonden Luchtverdediging (GLVD)-eenheden van de Groep Geleide Wapens Koninklijke luchtmacht (GGWKLu) hebben hun thuisbasis op de luchtmachtbasis De Peel. De slagkracht van GGWKLu wordt gevormd door de vier operationele TRIAD-squadrons, waarbinnen sprake is van geïntegreerd optreden van PATRIOT-, HAWK- en Stinger systemen. De eenheden nemen jaarlijks deel aan (inter)nationale- en Navo-oefeningen, zodat wordt voldaan aan Navo-criteria voor deelname aan crisisbeheersingsoperaties. Belangrijke oefeningen van de GGWKLu zijn Roving Sands, Lot Validation Firing en een gezamenlijke luchtverdedigingsoefening met Polen.
Het Air Operations Control Station Nieuw Milligen (AOCS NM) bestaat uit de gecoloceerde onderdelen Control and Reporting Centre (CRC) en Military Air Traffic Control Centre (MilATCC). Het CRC staat onder operationeel bevel van de Navo en bewaakt permanent de integriteit van het Nederlandse luchtruim en het toegewezen Navo luchtruim buiten Nederland. Tevens ondersteunt het CRC met commandovoering en gevechtsleiding de oefenprogramma's van de squadrons van de drie MOB's en buitenlandse bases alsmede de GGWKLu. Het MilATCC is belast met het de luchtverkeersleiding en vluchtinformatie voor delen van het Nederlands luchtruim. Tevens vindt coördinatie plaats van het gebruik van het luchtruim tussen de militaire en civiele luchtverkeersbeveiligingsinstanties. Luchtruimbewaking vereist de continue operationele inzetbaarheid van het AOCS. In 2003 vindt er een intensief opwerkprogramma plaats voor de in 2004 te houden tactische evaluatie (Taceval).
Logistiek Centrum Koninklijke luchtmacht
Het Logistiek Centrum Koninklijke luchtmacht (LCKLu) draagt met het instandhoudingbeheer van de wapensystemen, het preventief en correctief onderhoud aan wapensystemen, het uitvoeren van modificaties, de fysieke distributie van artikelen, technische expertise, ontmanteling van wapensystemen, de berging van vliegtuigen alsmede het voorzien in een explosievenopruimingsdienst, ook ter ondersteuning van civiele overheden, bij aan de operationele gereedheid van de Koninklijke luchtmacht.
Prestatiegegevens LCKLu | Meeteenheid | Afnemer | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Begroting 2003 |
---|---|---|---|---|---|
Modificaties | Aantal | Jachtvliegtuigen | 81 | 18 | 18 |
opdrachten | Helikopters | 0 | 11 | 22 | |
Overige wapensystemen | 0 | 0 | 0 | ||
Preventief onderhoud | Aantal | Jachtvliegtuigen | 110 | 207 | 152 |
opdrachten | Helikopters | 25 | 17 | 17 | |
Overige wapensystemen | 21 | 27 | 23 |
Toerekening uitgaven LCKlu aan operationele doelstellingen/wapensystemen
Koninklijke Militaire School Luchtmacht
De opleidingsactiviteiten bij de Koninklijke Militaire School Luchtmacht (KMSL), waaronder de Elementaire Militaire Vliegopleiding (EMVO) op vliegbasis Woensdrecht, omvatten het geven van initiële- en bijscholingsopleidingen om personeel gereed te maken en te houden teneinde te functioneren bij de Koninklijke luchtmacht.
Prestatiegegevens KMSL | Meeteenheid | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Begroting 2003 |
---|---|---|---|---|
Initiële opleidingen | Aantal geslaagden | 913 | 951 | 1 037 |
Initiële vliegopleidingen | Aantal geslaagden | 77 | 60 | 55 |
Overige opleidingen | Aantal geslaagden | 4 337 | 3 420 | 3 420 |
Staf Bevelhebber der Luchtstrijdkrachten
De activiteiten van de Staf BDL zijn erop gericht zodanige beleidsrichtlijnen te creëren die de eenheden van de Koninklijke luchtmacht in materieel en personeel opzicht in staat stellen om de vereiste operationele doelstellingen te realiseren.
Onderstaand wordt per onderscheiden begrotingscategorie nader ingegaan op investeringsprojecten. Hierbij is de informatie welke tot voor kort in het Materieelprojectenoverzicht werd opgenomen met de financiële informatie uit de artikelsgewijze toelichting samengevoegd. De projecten die hier nader worden toegelicht zijn de DMP-projecten die inrealisatie zijn en de DMP-projecten waarover in het begrotingsjaar een behoeftestellingsbrief naar het Parlement zal worden gezonden.
Het beleid is gericht op verbetering van het bestaande materieel, opheffing van tekortkomingen en vervanging van verouderd materieel door modern hoogwaardig materieel.
Project F-16 MLU (Mid Life Update)-ontwikkeling, productie en inbouw
Doelstelling | Verlenging operationele levensduur F-16 tot 2010 op het gebied van avionica en gebruik van moderne wapens | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 824 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | Afronding inbouw | Financiële afronding project | |||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 240 | ||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 11 779 | 11 171 | 3 905 | 5 474 | 1 227 |
De ontwikkeling en de productie van de MLU modificatiepakketten is al enige tijd afgerond. De inbouw van de modificatiepakketten in de Nederlandse F-16's is gestart in 1997. Deze inbouw vindt plaats bij het Logistiek Centrum KLu op de Vliegbasis Woensdrecht en bij Fokker Services Woensdrecht en zal begin 2003 worden afgerond.
Doelstelling | Verbetering van de zelfbeschermingscapaciteit van de F-16 door modernisering ALQ-131 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 25–100 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP-A brief | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | |||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 3 997 | 19 999 | 19 995 | 13 004 |
De F-16's zijn voorzien van een ALQ-131 systeem, dat is bedoeld om radarsystemen en radargeleide luchtdoelraketten te misleiden. De zelfbeschermingscapaciteit van de F-16 zal ten gevolge van technische en operationele veranderingen binnen enkele jaren onvoldoende zijn, waardoor bij operaties in gebieden met hoge dreiging grote risico's ontstaan. Het project ALQ-131 Update beoogt de capaciteiten van het systeem ALQ-131 te verbeteren.
Project verbetering lucht-grond bewapening F-16
Doelstelling | Vebetering wapenpakket jachtvliegtuigen voor gronddoelen | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 100–250 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP-A brief | Start deelproject 1 | Start deelproject 2 | ||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 78 520 | ||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 19 242 | 29 640 | 29 636 | 9 076 |
Tijdens het uitvoeren van een grondaanval dienen wapens accuraat te worden ingezet, de juiste uitwerking te hebben en een minimum aan onbedoelde nevenschade te veroorzaken. Het verbeterde wapenpakket voor gronddoelen dient te bestaan uit een mix van wapens, die tegen een diversiteit aan doelen en onder uiteenlopende weersomstandigheden met de vereiste mate van precisie kunnen worden ingezet.
Het project Verbetering Lucht/Grond wapens bestaat uit drie, in de tijd gefaseerde, deelprojecten: «Precisie Geleide Wapens Jachtvliegtuigen» (2003–2006), «Stand-off en Gebiedsdekkende Wapens jachtvliegtuigen» (na 2006) en «Niet-Letale Precisiewapens Jachtvliegtuigen» (na 2010). Het eerste deelproject «Precisie geleide Wapens Jachtvliegtuigen betreft de behoefte aan laser en GPS-geleide wapens, alsmede verbeterde munitie voor het boordkanon.
Project F-16 Luchtverkenning (LVS)
Doelstelling | Vervanging huidige technisch en operationeel verouderde luchtverkenningssystemen om aan de operationele (inter)nationale luchtverkenningstaken te kunnen blijven voldoen | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 30 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP-B/C brief | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 29 630 | ||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 35 | 40 | 25 | 16 886 | 12 751 |
De huidige luchtverkenningsystemen zijn technisch en operationeel verouderd. Om de operationele (inter)nationale luchtverkenningstaken te kunnen blijven uitvoeren, dienen maatregelen te worden getroffen. Voor tactische luchtverkenning worden de analoge daglichtcamera's in de MARS-gondels vervangen door digitale sensoren. Tevens bestaat het voornemen enkele aanvullende gondels aan te schaffen om te beschikken over voldoende capaciteit en voortzettingsvermogen.
Project Unmanned Reconnaissance Aerial Vehicles (URAV's)
Doelstelling | Verwerving URAV's voor tactische luchtverkenning alsmede voor bewaking van vitale objecten vanuit de lucht, voor justitiële opsporingsdoeleinden en bij dreigende of actuele calamiteiten (zoals dijkbewaking) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 25–100 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP-A brief | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 180 | 90 580 | |||||
Uitgaven (x € 1 000) | 68 | 2 503 | 3 000 | 7 997 | 11 996 | 24 003 |
Tijdens de operaties in Kosovo is gebleken dat de vraag naar luchtverkenning groter is dan eerder was verwacht. Complementair aan de tactische luchtverkenningsmissies met jachtvliegtuigen werden onbemande verkennningsvliegtuigen ingezet voor langdurige surveillance missies. In Afghanistan spelen de onbemande vliegtuigen momenteel een vitale rol voor het vergaren van inlichtingen. Ook is onderkend dat deze toestellen een essentiële rol kunnen spelen bij de uitvoering van belangrijke taken als de nationale bewaking van vitale objecten vanuit de lucht, voor justitiële opsporingsdoeleinden en bij dreigende of actuele calamiteiten (zoals dijkbewaking). Operationele URAV-eenheden zijn echter schaars, zowel in Navo als in Europees verband. Om die reden zijn ze opgenomen in programma's voor capaciteitsversterking van de Navo. De Koninklijke luchtmacht bestudeert de mogelijkheden om onbemande vliegtuigen voor bovengenoemde taken te verwerven.
Op basis hiervan wordt een nieuwe beleidsvisie opgesteld om de behoefte aan Unmanned Aerial Vehicles (UAV's) die zowel internationaal, als nationaal kunnen worden ingezet, in kaart te brengen. Zoals gemeld in de brief van 29 mei 2002 zijn de afspraken over samenwerking met Frankrijk inzake onbemande vliegtuigen vastgelegd in een «General Memorandum of Understanding». Doelstelling is de ontwikkeling van een binationale UAV-capaciteit, bestaande uit een Frans en een Nederlands element. De beoogde samenwerking gaat evenwel verder dan de gezamenlijke ontwikkeling en verwerving van onbemande vliegtuigen. Zij omvat tevens training, onderhoud, logistiek en aanverwante zaken.
Doelstelling | Tijdig voorzien in adequate vervanging van de F-16 vliegtuigen van de Nederlandse krijgsmacht | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | > € 250 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP B/C brief | DMP D-brief | |||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 745 026 | ||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 50 682 | 94 096 | 105 576 | 123 605 | 142 581 | 127 229 |
De Nederlandse F-16's bereiken vanaf ongeveer 2010 het einde van hun operationele, technische en economische levensduur. Het project Vervanging F-16 is gericht op tijdige vervanging van de F-16 jachtvliegtuigen. Op 4 juni 2002 heeft een Kamer-meerderheid ingestemd met deelname aan de «System Development and Demonstration»-fase van het Joint Strike Fighter-project. Vervolgens zijn op 5 juni de Medefinancieringsovereenkomst (MFO) met de Nederlandse industrie en het Memorandum Of Understanding met de Amerikaanse overheid getekend.
Doelstelling | Oprichting luchtmobiele brigade | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 1 488 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | Ontvangst laatste AH64-D | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 32 196 | 76 800 | 2 000 | ||||
Uitgaven (x € 1 000) | 138 022 | 125 142 | 32 823 | 22 334 | 28 177 | 14 618 | 19 209 |
De invoering van de Cougar en de Chinook is voltooid. De laatste AH64-D is in mei 2002 aan de Koninklijke luchtmacht overgedragen. Een aantal betalingen inzake deze aanschaf dient echter nog te worden verricht.
Project Capaciteitsverbetering AH-64D
Doelstelling | Verbetering van de operationele capaciteiten van de gevechtshelikopter gericht op elektronische zelfbescherming, detectie en identificatie, communicatie, verbeteringen aan het airframe en bewapening | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 100–250 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP-A brief | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 3 200 | 1 500 | |||||
Uitgaven (x € 1 000) | 450 | 4 220 | 1 150 | 30 110 | 31 580 | 32 770 |
Voor het garanderen en zo mogelijk verbeteren van de effectiviteit van het AH-64D wapensysteem zijn aanvullende investeringen noodzakelijk. De beschouwde investeringen richten zich op elektronische zelfbescherming, detectie en identificatie, communicatie, verbeteringen aan het airframe en bewapening.
Project Zelfbescherming Transporthelikopters
Doelstelling | Om inzet van transporthelikopters in het gehele gewelds- en dreigingspectrum mogelijk te maken worden deze voorzien van elektronische zelfbescherming | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 42 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | |||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 30 242 | ||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 11 307 | 21 131 | 9 902 | 343 |
Om de inzet van transporthelikopters in het gehele gewelds- en dreigingspectrum mogelijk te maken worden alle transporthelikopters voorzien van elektronische zelfbescherming. Het project betreft de aanschaf en integratie van waarschuwingsapparatuur tegen radargeleide wapens en van waarschuwingsapparatuur tegen infrarood geleide wapens, alsmede de bijbehorende afweermiddelen en bedieningsapparatuur. Tevens omvat het project de levering van enkele reservedelen, documentatie, grondapparatuur en initiële opleidingen.
Project Vervanging HAWK PIP III
Doelstelling | Om luchtverdedigingstaken uit te kunnen blijven voeren is vervanging van het HAWK PIP III systeem noodzakelijk vanwege het bereiken van de operationele en technische levensduur rond 2005. | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 100–250 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP-A/B/C brief | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 81 000 | ||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 70 | 25 002 | 60 996 | 39 003 | 36 999 | 21 996 |
Met het oog op de vervanging van het HAWK PIP III systeem en de versterking van de «lower tier» capaciteit van de Koninklijke luchtmacht voor de onderschepping van tactische ballistische raketten zijn met Duitsland beginselafspraken gemaakt over de overname van Duitse Patriot-systemen. Deze zijn vastgelegd in een op 19 juni jl. getekende «Declaration of Intent». Met de overname wordt tevens beoogd de bilaterale samenwerking met Duitsland op uiteenlopende terreinen te verdiepen. Als gevolg van deze ontwikkelingen zullen de fondsen op korte termijn worden bijgesteld.
Project Patriot PAC-III upgrade (basic load)
Doelstelling | Capaciteitsverbetering van luchtverdedigingssystemen door aanpassingen van de Patriot radar en de commandocentrale, de verwerving van PAC III raketten alsmede de invoering PAC-III lanceerinrichtingen. | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 128 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP-B/C/D brief | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 128 450 | ||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 4 899 | 22 400 | 20 200 | 19 100 | 29 427 | 32 400 |
Sinds de introductie van de Patriot is het systeem geregeld aangepast. Om de capaciteit van luchtverdedigingssystemen tegen «Tactical Ballistic Missiles» en «Cruise Missiles» te verbeteren is voor het Patriot-systeem een speciaal modificatiepakket ontwikkeld. Deze PAC-III modificatie omvat aanpassingen van de Patriot radar en de commandocentrale, de verwerving van PAC III raketten alsmede de modificatie op PAC III standaard.
Project Naderingsapparatuur (Military Approach and Surveillance System MASS)
Doelstelling | Blijvend zorgdragen voor adequate luchtverkeersleidingscapaciteit door vervanging van de huidige verouderde naderingsapparatuur. | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 47 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | Oplevering | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 43 341 | 3 900 | |||||
Uitgaven (x € 1 000) | 2 621 | 7 247 | 23 035 | 13 494 |
De huidige Airfield Surveillance Radars (ASR) met de bijbehorende Secondary Surveillance Radars (SSR) hebben het einde van hun technische levensduur bereikt. Vervanging is noodzakelijk om de radardekking rondom de vliegbases van de Koninklijke luchtmacht te kunnen blijven garanderen, zodat een optimale veiligheid voor het vliegverkeer in het gehele luchtruim blijft bestaan. Het Military Approach and Surveillance System (MASS) (radarapparatuur met bijbehorende consoles) wordt medio 2004 opgeleverd en geplaatst op het Air Operations Control Station te Nieuw Milligen (AOCS NM).
Doelstelling | Uitrusting van de F-16 met de Navo-standaard Link-16 datalink-apparatuur ten behoeve van verbetering van de informatieuitwisseling bij het uitvoeren van operaties. | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 128 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP- B/C/D brief | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 51 900 | 16 000 | 60 100 | ||||
Uitgaven (x € 1 000) | 7 691 | 16 845 | 15 866 | 22 584 | 21 303 | 20 587 | 20 303 |
Voor een effectieve en flexibele operationele taakuitvoering is het belangrijk dat de beschikbare informatie zo snel mogelijk kan worden uitgewisseld tussen alle participanten. De Navo-standaard voor tactische datalink is Link-16. Uit het oogpunt van interoperabiliteit zal onder andere de F-16 worden uitgerust met Link-16. De integratie in het F-16 wapensysteem zal via een «software-update» M3 plaatshebben. Naast deze softwarematige aanpassing zijn ook hardware aanpassingen nodig. De verwerving van de Link-16 modificatiepakketten bevindt zich in de realisatiefase. Het DMP-proces inzake de Link-16 terminals verkeert in de B/C/D-fase.
Project vliegtuigbrandbestrijdingsvoertuigen
Doelstelling | Vervanging van de Klu en KM vliegtuigbrandbestrijdingsvoertuigen voor de vliegbases, vliegkampen en de KMSL | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 26 miljoen (alleen Klu deel) | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | Invoeren voertuigen | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | 20 097 | 450 | |||||
Uitgaven (x € 1 000) | 5 436 | 2 711 | 11 049 | 6 337 |
Doelstelling | Voorzien in vervangende infrastructuur voor de huidige infrastructurele voorzieningen van enkele productie-eenheden van het LCKLu die (ARBO-)technisch zijn afgeschreven | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 25–100 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | DMP-A brief | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1 000) | |||||||
Uitgaven (x € 1 000) | 2 300 | 11 500 |
De uitvoering van het project infrastructuur LCKLu is afhankelijk van de uitkomsten van een studie over motorenonderhoud en van een strategische toekomstvisie voor het LCKLu.
De ontvangstenbegroting beslaat in 2003 € 39,1 miljoen en betreft personele, materiële en specifieke ontvangsten.
De budgetflexibiliteit wordt in onderstaande tabel en grafiek weergegeven.
Omschrijving | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal geraamde kasuitgaven | 1 424 444 | 1 445 838 | 1 482 456 | 1 474 476 | 1 437 906 | |||||
Waarvan apparaatsuitgaven | 358 367 | 348 246 | 366 150 | 349 795 | 353 672 | |||||
Dus programma-uitgaven(incl. investeringen) | 1 066 077 | 1 097 592 | 1 116 306 | 1 124 681 | 1 084 235 | |||||
Waarvan juridisch verplicht per 1-1-2003 | 57% | 608 215 | 52% | 568 618 | 47% | 528 145 | 47% | 532 857 | 47% | 509 183 |
Waarvan complementair per 1-1-2003 | 36% | 383 607 | 38% | 418 732 | 42% | 463 083 | 42% | 470 616 | 39% | 420 154 |
Resterende plannen | 7% | 74 254 | 10% | 110 242 | 11% | 125 078 | 11% | 121 207 | 14% | 154 898 |
Totaal | 100% | 1 066 077 | 100% | 1 097 592 | 100% | 1 116 306 | 100% | 1 124 681 | 100% | 1 084 235 |
Voorwaarde voor de realisatie van de operationele doelstellingen is een adequate personele vulling en het intact blijven van het huidige begrotingsniveau. Als een verstoring optreedt, heeft dit een negatieve invloed op het vermogen de operationele doelstellingen te halen.
Met het beleidsartikel Koninklijke luchtmacht dient uiteindelijk inzicht te worden gegeven in de (samenhang tussen) te bereiken doelstellingen, de hiertoe uit te voeren activiteiten c.q. in te zetten instrumenten en de hiervoor aan te wenden middelen. Na het concreet vorm geven van te bereiken doelstellingen in de vorm van inzetgereedheid van de operationele eenheden is in de begroting 2003 een volgende stap gezet in het verbeteren van de relatie tussen doelstellingen, activiteiten en middelen.
De nader geoperationaliseerde doelstellingen van de Koninklijke luchtmacht betreffen de gereedheid van de operationele eenheden van de clusters jachtvliegtuigen, helikopters, luchttransport, geleide wapens en commandovoering. In de voorliggende begroting is de gereedheid van wapensystemen en de daarvoor benodigde activiteiten verder inzichtelijk gemaakt. De vervolgstappen voor de begroting 2004 bestaan uit het beter inzichtelijk maken van prestaties en doelmatigheid door het nader uitwerken van de activiteiten en het verder verfijnen van de aan de operationele doelstellingen toe te kennen middelen. De activiteiten worden inzichtelijk gemaakt door ze te relateren aan de aspecten personele gereedheid, materiële gereedheid en geoefendheid.
De ondersteunende activiteiten en de daarvoor aangewende middelen worden voor de begroting 2004 beter inzichtelijk gemaakt in de vorm van prestatiegegevens en doelmatigheidsgegevens van de ressorts LCKLu en KMSL. Hierbij worden activiteiten en middelen zoveel mogelijk toegerekend aan de operationele doelstellingen.
Het streven is er op gericht om de begroting 2004 de Koninklijke luchtmacht in te richten naar operationele doelstellingen (inzetgereedheid wapensystemen) waarbij prestatiegegevens en doelmatigheidsgegevens in samenhang inzicht verstrekken in de doelstelling, de hiertoe uit te voeren activiteiten en de hiervoor aan te wenden middelen.
Beleidsartikel 04 Koninklijke marechaussee
De Koninklijke marechaussee draagt zorg voor de handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan civiele autoriteiten. De Koninklijke marechaussee is als politieorganisatie met een militaire status verantwoordelijk voor de handhaving van de rechtsorde en de integriteit van de krijgsmacht en haar personeel, zowel in Nederland als daarbuiten. Daarnaast kan de Koninklijke marechaussee bijdragen aan de realisatie van de andere hoofdtaken van de krijgsmacht, in het bijzonder op het terrein van crisisbeheersing, vredestaken en humanitaire taken. De Koninklijke marechaussee neemt als zelfstandig krijgsmachtdeel een wezenlijke plaats in binnen het Nederlandse politiebestel en vervult taken ten behoeve van de departementen van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze taken zijn omschreven in artikel 6 van de Politiewet.
In tegenstelling tot de andere krijgsmachtdelen kent de Koninklijke marechaussee een scheiding tussen het gezag en het beheer. De minister van Defensie is belast met het beheer van de organisatie. Bovendien heeft de minister van Defensie het gezag over de militaire taken van de marechaussee, voor zover die geen opsporing, vredesoperaties of internationale taken betreffen. Het gezag over de overige taken van de marechaussee ligt bij andere binnenlandse bestuurlijke instanties, onder de eindverantwoordelijkheid van de minister van Justitie en die van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Verder heeft de Koninklijke marechaussee een landelijke organisatiestructuur die centraal wordt aangestuurd.
Nader geoperationaliseerde doelstellingen
De algemene beleidsdoelstelling van de Koninklijke marechaussee is geoperationaliseerd in vijf taakvelden. De geoperationaliseerde doelstellingen worden hoofdzakelijk vastgesteld door de verschillende gezagsdragers. De prestatiegegevens per taakveld zijn gebaseerd op deze doelstellingen en de daaraan gekoppelde activiteiten en budgetten. Het eerstvolgende evaluatieonderzoek van de doelstellingen van dit beleidsartikel vindt plaats in 2004.
Taakvelden | Doelstelling |
---|---|
I. Beveiliging | «Het handhaven van het veiligheidsniveau overeenkomstig de geldende veiligheidsconcepten, zoals deze zijn bekrachtigd door het bevoegd gezag.» |
II. Handhaving vreemdelingenwet | «Het uitvoeren van haar wettelijke taken in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving en binnen de met het gezag overeengekomen, of nog overeen te komen normafspraken.» |
III. Politietaken Defensie | «Het handhaven van de openbare orde op en rondom de militaire terreinen en het handhaven van strafrechtelijke rechtsorde binnen de krijgsmacht en jegens militaire justitiabelen zowel in Nederland als in internationaal verband, alsmede het verlenen van hulp aan hen die dat behoeven.» |
IV. Politietaken burgerluchtvaartterreinen | «Het handhaven van de openbare orde en de strafrechtelijke rechtsorde op de aangewezen nationale luchthavens in overeenstemming met het bevoegd gezag gemaakte afspraken alsmede het verlenen van hulp aan hen die dat behoeven.» |
V. Assistentieverlening samenwerking en bijstand | «Het zorgdragen voor het gereedhouden van het bijstandsreservoir alsmede het op verzoek van het bevoegd gezag leveren van personeel, eenheden en materieel voor de samenwerking, bijstand en assistentieverlening aan de politie.» |
Uitbreiding ten behoeve van terrorismebestrijding
De terroristische aanslagen van 11 september 2001 in de Verenigde Staten zijn wereldwijd aanleiding geweest tot het nemen van (preventieve) maatregelen. Op 18 december 2001 is door de Interdepartementale Werkgroep de definitieve versie van het actieplan vastgesteld en aangeboden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De actiepunten van de Koninklijke marechaussee hebben betrekking op verschillende taakvelden en resulteren onder meer in een uitbreiding met 168 vte'n. Het betreft hier de vergroting van de observatie- en persoonsbeveiligingscapaciteit van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB), toezicht in de beveiliging burgerluchtvaart, documentenspecialisten, opsporing van mensensmokkel, analyse van biometrie en Europol. Ook voor de handhaving van de extra opleidingscapaciteit te Vught zijn gelden vrijgemaakt.
Verbetering interne en externe sturing
Het project «Beleid en Bedrijfsvoering Koninklijke marechaussee 2000» is beëindigd. De verankering van de werkzaamheden die voortkomen uit het project geschiedt in de nieuwe Afdeling Integrale Bedrijfsvoering bij de centrale staf van de Koninklijke marechaussee (Staf Kmar). De planning en controlcyclus is inmiddels geïmplementeerd en wordt verder geoptimaliseerd. Hierbij zal de nadruk liggen op het, samen met het bevoegde gezag, concretiseren van de normen, op de verhoging van de betrouwbaarheid van de output-gegevens en op het vergroten van het draagvlak binnen de organisatie.
Voortgang Beleidsplan Kmar 2000
Op basis van het «Beleidsplan Kmar 2000» heeft in 2001 een inventarisatie van de knelpunten in de huidige organisatie plaatsgevonden. Deze inventarisatie heeft geresulteerd in een voorstel tot reorganisatie en uitbreiding van de staven. Medio 2002 is naar aanleiding hiervan begonnen met de implementatie van de nieuwe organisatiestructuur en het hieraan gerelateerde verbeterde personeelsbeleid.
Uitbreiding opleidingscapaciteit OCKmar
Het vergroten van de opleidingscapaciteit is noodzakelijk om het personeelsbestand vanaf instroom aan de voet verder te vullen. De capaciteit van het Opleidingscentrum Koninklijke marechaussee (OCKmar) en de twee dependances te Vught en Eefde is volledig benut.
Overname 103 eskadron van de Koninklijke landmacht
In de Defensienota 2000 is vastgelegd dat het 103e paraatgestelde eskadron van de Koninklijke landmacht, de reserve-eenheden 41e, 102e en 690e eskadron, alsmede de reservepelotons 893 en 894 van het regionale Navo-hoofdkwartier in Brunssum (HQ AFNORTH) zouden overgaan naar de Koninklijke marechaussee. Op 1 januari 2001 zijn de genoemde eenheden inderdaad onder bevel gesteld van de Bevelhebber der Marechaussee. Per 1 januari 2002 is ook het beheer overgedragen aan de Koninklijke marechaussee.
Budgettaire gevolgen van beleid
De financiële middelen die de Koninklijke marechaussee ter beschikking staan voor het realiseren van de operationele doelstellingen zijn in de volgende tabel opgenomen.
Budgettaire gevolgen van het beleid beleidsartikel 04 (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Verplichtingen | 300 634 | 345 530 | 344 589 | 347 704 | 344 493 | 342 293 | 344 213 |
Uitgaven | |||||||
Programma-uitgaven | |||||||
Operationele taakvelden | |||||||
– Beveiliging | 37 610 | 41 836 | 44 085 | 44 547 | 44 502 | 44 134 | 44 075 |
– Handhaven vreemdelingenwet | 82 637 | 92 871 | 96 987 | 100 849 | 101 142 | 101 101 | 100 655 |
– Politietaken Defensie (exclusief internationale en vredesoperaties) | 47 410 | 53 111 | 53 510 | 53 518 | 53 216 | 53 211 | 52 828 |
– Politietaken burgerluchtvaartterreinen | 7 151 | 8 011 | 8 209 | 8 043 | 8 091 | 8 138 | 8 127 |
– Assistentieverlening, samenwerking en bijstand | 4 238 | 4 747 | 4 561 | 4 640 | 4 668 | 4 695 | 4 689 |
Investeringen | 20 137 | 47 960 | 36 064 | 33 853 | 29 798 | 24 811 | 27 145 |
Totaal programma-uitgaven | 199 183 | 248 536 | 243 416 | 245 450 | 241 418 | 236 090 | 237 519 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
– Staven Koninklijke marechaussee | 33 372 | 37 386 | 38 309 | 39 288 | 41 390 | 43 508 | 44 388 |
– Opleidingscentrum | 52 442 | 58 749 | 58 375 | 58 468 | 58 196 | 58 219 | 57 830 |
Wachtgelden en inactiviteitswedden | 973 | 858 | 753 | 737 | 749 | 749 | 749 |
Totaal apparaatsuitgaven | 86 787 | 96 993 | 97 436 | 98 493 | 100 335 | 102 476 | 102 967 |
Totaal uitgaven | 285 970 | 345 529 | 340 853 | 343 943 | 341 753 | 338 566 | 340 486 |
Ontvangsten | 5 362 | 5 200 | 5 200 | 5 300 | 5 400 | 5 400 | 5 500 |
Toerekening per taakveld (op basis van huidige formatiebestand) als volgt:
Budgetverdeling over de taakvelden % van het budget | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Taakveld Beveiliging | 14,2 | 14,4 | 14,8 | 14,6 | 14,4 | 14,3 | 14,3 |
Taakveld Handhaving vreemdelingenwet | 31,2 | 30,5 | 31,1 | 31,8 | 31,8 | 31,6 | 31,5 |
Taakveld Politietaken Defensie | 17,9 | 18,2 | 17,8 | 17,5 | 17,3 | 17,2 | 17,1 |
Taakveld Politietaken burgerluchtvaartterreinen | 2,7 | 2,7 | 2,7 | 2,6 | 2,6 | 2,6 | 2,6 |
Taakveld Assistentieverlening, samenwerking en bijstand | 1,6 | 1,6 | 1,5 | 1,5 | 1,5 | 1,5 | 1,5 |
Opleiding | 19,8 | 20,0 | 19,4 | 19,1 | 18,9 | 18,8 | 18,7 |
Staven Koninklijke marechaussee | 12,6 | 12,7 | 12,7 | 12,9 | 13,5 | 14,1 | 14,3 |
Totaal | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 |
Budgetverdeling 2003 Koninklijke marechaussee
De Koninklijke marechaussee beschikt voor het realiseren van bovenstaande doelstellingen over zes districten die het tactische niveau van de organisatie vormen. Onder de districten ressorteren de brigades van de Koninklijke marechaussee.
Onderstaand worden per taakveld de activiteiten opgesomd met bijbehorende prestatie-indicatoren. In het komende jaar worden, in overleg met de gezagsdragers, de normeringen en streefwaarden per activiteit verder afgestemd (n.n.t.b.= nog nader te bepalen).
Prestatiegegevens Taakveld 1 | Beveiliging | |
---|---|---|
Activiteiten | Prestatie-indicatoren | Normering/streefwaarde |
1. Het beveiligen van objecten in binnen- en buitenland, het adviseren en ondersteunen ten aanzien van het beveiligen van objecten en optreden in geval van incidenten bij het beveiligen van objecten | 1. Aantal gerealiseerde mensuren objectbeveiliging 2. Servicegraad objectbeveiliging (percentage gerealiseerde uren objectbeveiliging versus planning) | 1. n.n.t.b. 2. 100% |
2. Het beveiligen en begeleiden van personen in binnen- en buitenland | 1. Aantal gerealiseerde mensuren persoonsbeveiliging 2. Servicegraad persoonsbeveiliging per opdrachtgever (percentage aantal gerealiseerde aanvragen persoonsbeveiliging versus aantal binnengekomen aanvragen) | 1. n.n.t.b. 2. 95% |
3. Het beveiligen van de burgerluchtvaart, waaronder «high risk» vluchten*) | 1. Aantal gerealiseerde mensuren beveiliging 2. Servicegraad beveiliging (percentage gerealiseerde uren beveiliging versus geplande uren beveiliging) | 1. n.n.t.b. 2. 100% |
4. Het beveiligen van waardetransporten van De Nederlandsche Bank | 1. Aantal gerealiseerde mensuren transportbeveiliging 2. Servicegraad transportbeveiliging (percentage gerealiseerde aanvragen transportbeveiliging versus aantal aangevraagde transportbeveiligingen) | 1. N.n.t.b. 2. 100% |
5. Het uitvoeren van ceremoniële diensten | 1. Aantal gerealiseerde uren ceremoniële diensten 2. Servicegraad ceremoniële diensten (percentage gerealiseerde uren ceremoniële diensten versus aantal geplande uren ceremoniële diensten) | 1. n.n.t.b. 2. 100% |
*) Door wijziging van de Luchtvaartwet zal de Koninklijke marechaussee belast worden met toezicht op vracht in 2003. In overleg met het ministerie van Justitie zullen hiervoor de indicatoren en normeringen vastgesteld dienen te worden.
Prestatiegegevens Taakveld 2 | Handhaving Vreemdelingenwet | |
---|---|---|
Activiteiten | Prestatie-indicatoren | Normering/streefwaarde |
1. Het uitvoeren van de grensbewaking, waaronder het uitvoeren van persoonscontroles en het verstrekken van nooddocumenten | 1. Aantal vreemdelingen dat de toegang tot Nederland is ontzegd c.q. is geweigerd 2. Aantal verstrekte visa 3. Aantal verstrekte nooddocumenten 4. Aantal gate controles | 1 n.n.t.b. 2. n.n.t.b. 3. n.n.t.b. 4. 10 000 |
2. Het uitvoeren van het mobiel toezicht vreemdelingen (MTV), waaronder het houden van controles | 1. Aantal illegalen dat is aangetroffen in het grensgebied 2. Gemiddeld aantal MTV-controles per brigade (Totaal aantal MTV-controles versus het aantal brigades) | 1. n.n.t.b. 2. 365 |
3. Het geven van ondersteuning bij de asielprocedure op de AC'a Schiphol, Zevenaar, Rijsbergen en Ter Apel | 1. Aantal onderzoeken reisdocumenten 2. Aantal onderzoeken brondocumenten | 1. n.n.t.b. 2. n.n.t.b. |
4. Het verwijderen of uitzetten van geweigerde of illegale vreemdelingen | 1. Aantal vreemdelingen dat Nederland is uitgezet | 1. 13 200 |
5. Het uitvoeren van strafrechtelijke onderzoeken mensensmokkel | 1. Aantal middelgrote onderzoeken mensensmokkel 2. Aantal kleine onderzoeken mensensmokkel in het kader van grensbewaking 3. Aantal kleine onderzoeken mensensmokkel in het kader van MTV 4. Aantal GOC-mensensmokkel onderzoeken | 1. 19 2. 165 3. 130 4. 30 |
Prestatiegegevens Taakveld 3 | Politietaken Defensie | |
---|---|---|
Activiteiten | Prestatie-indicatoren | Normering/streefwaarde |
1. De zogenoemde beschikbaarheid- of bereikbaarheidfunctie (surveillance/planton ofwel de beschikbare capaciteit om binnen de afgesproken tijd te reageren op calamiteiten) | 1. Aantal mensuren bezetting | 1. n.n.t.b. |
2. Het handhaven van de openbare orde en de rechtsorde | 1. Aantal misdrijfverbalen 2. Percentage processen verbaal (PV'n) «lik-op-stuk» 3. Aantal uitgevoerde middelgrote/grote rechercheonderzoeken 4. Percentage technisch sepot 5. Gemiddelde doorlooptijd van laatste verhoor tot sluiten PV 6. Gemiddelde doorlooptijd van sluiten PV tot inzenden naar het Openbaar Ministerie | 1. 1 500 2. 40% 3. 10 4. 5% 5. 30 dagen 6. 20 dagen |
Prestatiegegevens Taakveld 4 | Politietaken burgerluchtvaartterrein | |
---|---|---|
Activiteiten | Prestatie-indicatoren | Normering/streefwaarde |
1. De zogenoemde beschikbaarheid- of bereikbaarheidfunctie (surveillance/planton ofwel de beschikbare capaciteit om binnen de afgesproken tijd te reageren op calamiteiten) | 1. Aantal mensuren bezetting | 1. n.n.t.b. |
2. Het handhaven van de openbare orde en de rechtsorde | 1. Aantal drugskoeriers (invoer) 2. Aantal drugskoeriers (uitvoer) 3. Aantal uitgevoerde middelgrote/grote rechercheonderzoeken. | 1. 2000 2. 100 3. n.n.t.b. |
Ter bestrijding van de problematiek van drugskoeriers (bolletjesslikkers) die via Schiphol Nederland binnenkomen is in het plan van aanpak van de minister van Justitie voorzien in een pakket van maatregelen. Concreet heeft dit geresulteerd in een structurele uitbreiding van het Schipholteam, uitbreiding van opvangcapaciteit voor slikkers te Bloemendaal en het invoeren van een nieuw controle-instrument in de vorm van pre-flightchecks. Verder wordt op Schiphol-Oost een nieuw cellencomplex gebouwd, welke ultimo 2002 operationeel moet zijn.
Ondanks deze resultaten zijn nog niet alle doelstellingen van het plan van aanpak gerealiseerd. In dit kader wordt aanvullend beleid ontwikkeld teneinde de druk op de gehele keten te verminderen.
Prestatiegegevens Taakveld 5 | Assistentieverlening, samenwerking en bijstand | |
---|---|---|
Activiteiten | Prestatie-indicatoren | Normering/streefwaarde |
1. Het operationeel gereedstellen en inzetten van ME-eenheden, pantserwagenpelotons en de bijzondere bijstandseenheid krijgsmacht (BBEK) | 1. Aantal inzetbare bijstandseenheden 2. Aantal mensuren geleverde bijstand | 1. n.n.t.b. 2. n.n.t.b. |
2. Het leveren/inzetten van overige vormen van assistentie | 1. Aantal mensuren geleverde assistentie | 1. n.n.t.b. |
De staven bestaan uit de centrale staf van de Bevelhebber (Staf Kmar) en de staven van de districtscommandanten in het land.
De staf KMar heeft de verantwoordelijkheid voor het namens de Bevelhebber der Marechaussee beheren van het algemeen operationeel beleidskader. De staf vervult een sturende en coördinerende rol in aangelegenheden die het districtsniveau te boven gaan, onder andere op het gebied van gezag en beheer.
De districtsstaven regelen het beheer en ondersteuning van het operationeel proces op decentraal niveau.
Opleidingscentrum Koninklijke marechaussee (OCKMar)
De activiteiten van het OCKMar omvatten initiële opleidingen aan binnenstromend personeel, cursussen en opleidingen voor het vervullen van specifieke functies en zogenoemde loopbaanopleidingen. De opleidingen worden grotendeels verzorgd op het OCKMar te Apeldoorn. Daarnaast zijn er twee dependances van het opleidingscentrum in Eefde en Vught.
De financieel omvangrijke investeringsprojecten worden onderstaand afzonderlijk vermeld. De overige investeringen betreffen kleine projecten, bedrijfsmatige investeringen en vervangingsinvesteringen.
Project «C2000 Startregio KMar»
Doelstelling | Verbouwen en herinrichten van de meldkamer op Schiphol en het implementeren en invoeren van C2000 communicatie-apparatuur, met inbegrip van het verzorgen van opleidingen en het opzetten van beheer | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 6,6 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | Afronding | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1000) | 2 252 | 4 326 | |||||
Uitgaven (x € 1000) | 1 060 | 5 429 | 89 |
Volgens planning zal het project in de eerste helft van 2003 zijn afgerond.
Project «C2000 Landelijke Roll-out Defensie»
Doelstelling | Verbouwing en herinrichting van de KMar-meldkamer in Den Haag en het implementeren en invoeren van C2000 communicatie-apparatuur voor de KMar en KM-, KL- en KLu-eenheden met taken op het gebied van de openbare orde en veiligheid. Tevens omvat het project het verzorgen van opleidingen en het inrichten van een beheersorganisatie. | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 10,2 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | |||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1000) | 2 841 | 6 687 | |||||
Uitgaven (x € 1000) | 2 841 | 6 687 | 688 |
De positieve resultaten van beproevingen van de C2000 communicatie-apparatuur in de startregio hebben eind 2001 geleid tot de landelijke implementatie van C2000. Hiervoor treedt de Koninklijke marechaussee op als «single service manager» voor de Koninklijke marine, de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht. Het project is sterk afhankelijk van het C2000-project dat wordt uitgevoerd door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, waarvan de ministeries van Defensie en Volksgezondheid Welzijn en Sport mede-opdrachtgever zijn. In overeenstemming met de door de regering vastgestelde einddatum, zal het project naar verwachting in de eerste helft van 2004 zijn afgerond.
Project «Nieuwbouw District Noord-Holland/Utrecht»
Doelstelling | Nieuwbouw op het terrein van de marinekazerne in Amsterdam | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 6,2 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | Oplevering | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1000) | 17 | 426 | 5 696 | ||||
Uitgaven (x € 1000) | 17 | 301 | 1 329 | 4 600 |
Als gevolg van het door de Koninklijke landmacht afstoten van de Kolonel Sixkazerne, waarvan de Koninklijke marechaussee medegebruiker is, en het afstoten van de Robert Kochkazerne, moet de Koninklijke marechaussee voorzien in vervangende huisvesting voor de staf van het district Noord-Holland/Utrecht en de motorgroep van de brigade Amsterdam. Volgens planning zal oplevering medio 2003 plaatsvinden.
Project «Aanpassing en uitbreiding infrastructuur OCKMar»
Doelstelling | Aanpassing en uitbreiding infrastructuur OCKMar | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Projectomvang | € 35,9 miljoen | ||||||
Realisatie 2001 | Verwachting 2002 | Begroting 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Activiteiten | Oplevering | ||||||
Financiële gevolgen | |||||||
Verplichtingen (x € 1000) | 122 | 4 458 | 3 339 | ||||
Uitgaven (x € 1000) | 123 | 4 457 | 3 339 | 9 472 | 4 810 | 4 080 | 9 569 |
De groei van het personeelsbestand van de Koninklijke marechaussee die het gevolg is van de recente taakuitbreidingen, heeft gevolgen voor het aantal cursisten en daarmee voor de benodigde infrastructurele voorzieningen van het OCKMar. Zo zal de instroom van het aantal leerlingen wachtmeester beroeps bepaalde tijd (BBT) in de komende jaren gefaseerd toenemen. Een en ander uit zich momenteel in tekorten aan legeringcapaciteit, parkeerplaatsen, facilitaire voorzieningen, sportaccommodatie, schietbaancapaciteit en leslokalen.
De ontvangsten van de Koninklijke marechaussee bedragen € 5,2 miljoen. De ontvangsten hebben betrekking op:
• verhaalde salaris- en ziektekosten bij ongevallen;
• inhoudingen wegens het verstrekken van kleding, voeding en huisvesting;
• verrekeningen met derden in verband met dienstverlening.
De budgetflexibiliteit van dit beleidsartikel wordt in onderstaande tabel weergegeven.
Bedragen x € 1 000 | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Omschrijving | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |||||
Totaal geraamde kasuitgaven | 340 853 | 343 943 | 341 753 | 338 566 | 340 486 | |||||
Waarvan apparaatsuitgaven | 97 437 | 98 493 | 100 335 | 102 476 | 102 967 | |||||
Dus programma-uitgaven (incl. investeringen) | 243 416 | 245 450 | 241 418 | 236 090 | 237 519 | |||||
Waarvan juridisch verplicht per 1-1-2003 | 69% | 169 042 | 68% | 165 969 | 64% | 155 531 | 63% | 149 393 | 63% | 151 227 |
Waarvan complementair per 1-1-2003 | 22% | 53 520 | 22% | 53 546 | 22% | 52 435 | 22% | 51 568 | 22% | 51 759 |
Te realiseren projecten uit de DN2000 | 5% | 11 355 | 6% | 15 030 | 2% | 4 810 | 2% | 4 080 | 4% | 9 569 |
Resterende plannen | 4% | 9 499 | 4% | 10 905 | 12% | 28 643 | 13% | 31 049 | 11% | 24 964 |
Totaal | 100% | 243 416 | 100% | 245 450 | 100% | 241 418 | 100% | 236 090 | 100% | 237 519 |
Specificatie projecten uit de Defensienota 2000 (voorzover niet opgenomen in juridisch en/of complementair verplicht) bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Projectomschrijving | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
Project C 2000 -landelijke roll-out | 6 687 | 688 | – | – | – |
Infra NH/U | 1 329 | 4 600 | – | – | – |
Infra OCKMar | 3 339 | 9 472 | 4 810 | 4 080 | 9 569 |
Totaal | 11 355 | 14 760 | 4 810 | 4 080 | 9 569 |
Bij de totstandkoming van deze tweede VBTB-begroting is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de pas ingevoerde resultaatgerichte bedrijfsvoering van de Koninklijke marechaussee. Dit heeft onder meer geresulteerd in de indeling in taakvelden. Aangezien het budget van de Koninklijke marechaussee in hoge mate wordt bepaald door personeelsgerelateerde uitgaven en omdat de inzet van personeel afhankelijk is van de te leveren prestatie, vindt de verdeling van middelen over de taakvelden daarbij, evenals in de begroting 2002, plaats op basis van het aantal geplande vte'n (formatiesterkte) per taakveld.
Tevens dient te worden opgemerkt dat het opleidingscentrum en de centrale beleidsstaf (Staf KMar) als ondersteunende eenheden ook nu weer separaat in de begroting zijn opgenomen. Het voornaamste argument hiervoor is dat beide eenheden organisatiebreed de operationele eenheden ondersteunen. Een valide toerekening aan de afzonderlijke taakvelden is hierdoor nagenoeg onmogelijk en ook weinig zinvol.
Conform de VBTB-gedachte biedt deze begroting een beter inzicht in de te leveren prestaties in relatie tot de hiervoor in te zetten middelen. Niettemin voldoet deze begroting nog niet aan het beoogde kwaliteitsniveau. Een éénduidige en transparante relatie tussen doelstellingen, activiteiten en middelen vergt nog verdere ontwikkeling. Zoals in de begroting 2002 reeds is aangekondigd, zal de Koninklijke marechaussee door middel van een groeitraject toewerken naar de optimalisatie van deze relatie.
Aansluitend op het project BBKMar2000 is hierbij voorrang gegeven aan transparantie, waarbij door middel van output-sturing en een kostprijsmodel uiteindelijk beter zicht kan worden verkregen in de prestaties en de hieraan gerelateerde kosten. In dit kader is het onderzoek naar de hoogte en samenstelling van een integrale middensom voor de Koninklijke marechaussee reeds afgerond. Voor een consistente en betrouwbare VBTB-verantwoording zal echter zicht moeten bestaan op de werkelijke kosten per taakveld. Op dit moment is het inzicht in de kosten per taakveld nog beperkt. Door middel van een herinrichting van haar administratie streeft de Koninklijke marechaussee ernaar eind 2003 voldoende zicht te hebben op de realisatie in de verschillende taakvelden.
Ook inzake de meetbaarheid van de activiteiten aan de hand van prestatiegegevens moeten nog belangrijke stappen worden gezet. Initiatieven op dit terrein moeten ertoe leiden dat een éénduidig en betrouwbaar beeld wordt verkregen van de prestaties binnen de diverse taakvelden. Zo zal in 2003 naar verwachting een operationeel Managament Informatie Model worden beproefd en verder worden ontwikkeld ten aanzien van de ondersteunende processen. Uiteindelijk zal dit binnen enkele jaren een set aan gekwantificeerde prestatiegegevens opleveren die een compleet en juist beeld geven van de activiteiten van de Koninklijke marechaussee. In afwachting van de uitkomsten hiervan zijn in de huidige presentatie van activiteiten de prestatie-indicatoren weliswaar benoemd, maar nog niet volledig gekwantificeerd met behulp van een norm of streefwaarde. Het is de bedoeling in de volgende begroting de nog ontbrekende streefwaarden toe te voegen aan de prestatie-indicatoren, waarbij betrouwbaarheid en consistentie als belangrijke randvoorwaarden gelden. Bovendien zullen de streefwaarden in samenspraak met het gezag moeten worden bepaald.
Beleidsartikel 09 Uitvoeren vredesoperaties
Nederland draagt onverminderd bij aan de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde, waarbij in het bijzonder wordt gestreefd naar stabielere verhoudingen in het Navo-verdragsgebied.
Nederland voert daartoe een actief veiligheidsbeleid, dat zich niet beperkt tot de zorg voor de veiligheid van het eigen land en die van de bondgenoten, maar zich uitstrekt tot breed opgezette conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw, zowel in Europa als daarbuiten. Deelnemen aan vredesoperaties maakt daar deel van uit.
Nader geoperationaliseerde doelstellingen
De Nederlandse ambitie om deel te nemen aan internationale crisisbeheersingsoperaties is in algemene zin als volgt gedefinieerd:
• deelneming aan een vredesafdwingende operatie met een brigade of het equivalent daarvan zoals een maritieme taakgroep, drie squadrons jachtvliegtuigen of een combinatie daarvan;
• gelijktijdige deelneming gedurende langere tijd aan maximaal drie vredesoperaties met bijdragen van bataljonsgrootte of equivalenten daarvan, zoals een squadron jachtvliegtuigen, of twee fregatten.
De krijgsmachtdelen zorgen ervoor dat de voor inzet beschikbare militaire eenheden voldoen aan de kwalitatieve criteria die voor inzet in vredesoperaties zijn gesteld. De belangrijkste criteria die van toepassing zijn op de gereedstelling van de operationele eenheden, zijn de mogelijkheden tot:
• optreden onder uiteenlopende geografische en klimatologische omstandigheden;
• tijdig optreden met de juiste middelen;
• samen optreden met andere krijgsmachtdelen («joint») en andere krijgsmachten («combined»);
• inzet voor langere tijd.
Het eerstvolgende evaluatieonderzoek van deze doelstellingen vindt plaats in 2003.
Budgettaire gevolgen van beleid
Voor het realiseren van de doelstellingen op het gebied van crisisbeheersingsoperaties staan planmatig financiële middelen ter beschikking. Het gaat hier om de verwachte additionele uitgaven die gemoeid zullen zijn met het uitvoeren van vredesoperaties. In onderstaande tabel worden deze financiële middelen vermeld.
Budgettaire gevolgen van het beleid beleidsartikel 09 (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Verplichtingen | 198 290 | 264 077 | 178 401 | 178 401 | 178 401 | 178 401 | 178 401 |
Uitgaven | |||||||
VN-contributies | 53 773 | 59 445 | 59 445 | 59 445 | 59 445 | 59 445 | 59 445 |
SFOR | 87 118 | 75 500 | 75 000 | 75 000 | 75 000 | 75 000 | 75 000 |
KFOR | 3 300 | ||||||
Enduring Freedom | 39 700 | 13 800 | |||||
ISAF | 34 500 | 10 000 | |||||
UNFICYP | 1 347 | ||||||
Task Force Fox | 17 000 | 5 000 | |||||
UNMEE | 47 325 | 3 700 | |||||
PSO | 1 815 | 1 815 | 1 815 | 1 815 | 1 815 | 1 815 | |
Overige operaties en voorziening | 8 727 | 29 117 | 13 341 | 42 141 | 42 141 | 42 141 | 42 141 |
Totale uitgaven | 198 290 | 264 077 | 178 401 | 178 401 | 178 401 | 178 401 | 178 401 |
Totale ontvangsten | 54 953 | 6 907 | 1 407 | 1 407 | 1 407 | 1 407 | 1 407 |
Aan Sfor nemen in 2002 per rotatie ongeveer 1 300 Nederlandse militairen deel. Zij zijn onderverdeeld in een gemechaniseerd bataljon, een National Support Element (NSE), een verbindingsondersteuningscompagnie, een helikopterdetachement en medewerkers voor het hoofdkwartier van Sfor in Sarajevo en het hoofdkwartier van de Multinational Division South West (MND SW) in Banja Luka. In MND SW participeren Canada, het Verenigd Koninkrijk en Nederland. Momenteel wordt gesproken over een herstructurering van Sfor, die voor Nederland hooguit zichtbaar wordt in een beperkte reductie bij het hoofdkwartier. In verhouding tot de andere landen neemt het Nederlandse aandeel in Sfor toe.
De hoofdtaak voor het Nederlandse gemechaniseerde bataljon in MND SW is het afschrikken van de voormalig strijdende partijen om hun vijandelijkheden te hervatten. Het bataljon geeft met name door presentiepatrouilles invulling aan deze taak. Hierdoor ontstaat een veilige omgeving waardoor andere organen van de internationale gemeenschap hun (opbouw)activiteiten kunnen ontplooien. Met financiële steun van Ontwikkelingssamenwerking kan het bataljon lokaal kleinschalige hulpverleningsprojecten uitvoeren. Daarmee wordt de acceptatie van het bataljon in de Bosnische samenleving versterkt.
Vanaf 1 juli 2002 bestaat de Nederlandse helikopterbijdrage uit twee Cougar transporthelikopters, die ten behoeve van het «Immediate Response Team» worden ingezet. De helikopters opereren vanuit Bugojno in centraal Bosnië.
Operatie «Enduring Freedom» (OEF)
In het kader van de strijd tegen het terrorisme neemt de Nederlandse krijgsmacht in 2002 deel aan de operatie «Enduring Freedom». Vanaf juni 2002 is een fregat onder het operationeel bevel van de Verenigde Staten gesteld voor het uitvoeren van taken op het gebied van «Intelligence, Surveillance and Reconnaissance», het escorteren van schepen en het «(unopposed) boarden» van verdachte vaartuigen. Voorts is een C-130 Hercules gestationeerd op het vliegveld Manas in Kirgizië. Dit maakt deel uit van een Noors-Deens-Nederlands transportdetachement. Tevens worden per 1 oktober 2002 zes F-16 gevechtsvliegtuigen gestationeerd in Kirgizië voor een periode van een half jaar. Ook wordt een KDC-10-tankervliegtuig ingezet. Een P-3C Orion maritiem patrouillevliegtuig voor inzet in deze regio is vanaf medio 2002 ingezet vanuit de Verenigde Arabische Emiraten. Ten slotte is een onderzeeboot ingezet in het kader van deze operatie. Ter vervanging van Amerikaanse eenheden («backfill») zijn voorts in het Caribisch gebied een Nederlands fregat en twee P-3C Orions ingezet in operaties tegen drugssmokkel.
«International Security Assistance Force» (ISAF)
ISAF ondersteunt de Afghaanse interim-regering bij het handhaven van een veilige omgeving in Kaboel en omstreken. Begin december 2001 kwamen Afghaanse groeperingen in Bonn tot een akkoord over de opbouw van een nieuw Afghanistan na de val van het bewind van de Taliban. De installatie van een interim-regering en het stationeren van een internationale troepenmacht maakten deel uit van dit politieke akkoord. ISAF heeft de bevoegdheid om desnoods met geweld zijn militaire opdracht af te dwingen. De Nederlandse bijdrage bestaat uit ongeveer 220 militairen, die deel uitmaken van een Duits-Deens-Oostenrijks-Nederlands bataljon. De regering heeft besloten tot een verlenging van de Nederlandse inzet voor een nieuwe periode van zes maanden.
De regering heeft ingestemd met de uitzending van een Nederlands detachement naar Macedonië, ten behoeve van de Navo-geleide troepenmacht «Task Force Fox». De Nederlandse eenheden hebben met ingang van 26 juni 2002 voor een periode van in principe vier maanden, met een mogelijk verlenging tot zes maanden, het commando van TFF met een joint brigadestaf overgenomen. De TFF is in Macedonië aanwezig om, indien de Macedonische autoriteiten hierin tekortschieten, bescherming te bieden aan de waarnemers van de EU en de OVSE die de voortgang van het in 2001 op gang gebrachte vredesproces in Macedonië monitoren.
«Peace Support Operations» (PSO)
In een aantal Navo-geleide operaties, zoals Sfor en Kfor, heeft de Navo in het betreffende operatiegebied centrale hoofdkwartieren ingericht. Aan de exploitatie van deze hoofdkwartieren dragen de lidstaten naar rato bij. De Nederlandse contributies hiervoor worden in de Defensiebegroting ten laste van de kostenpost «Peace Support Operations» (PSO) gebracht.
Kleine missies, waaronder: «Bosnia Kosovo Air Component» (BKAC)
Nederland neemt deel aan de BKAC, de missie van de Navo-luchtstrijdkrachten ter ondersteuning van de militaire grondoperaties op de Balkan. De Nederlandse bijdrage bestaat uit vier F-16 gevechtsvliegtuigen en één KDC-10 voor «air-to-air»-refuelling. Hiervoor geldt een gereedheidsstatus van twintig dagen. Ook is binnen één etmaal een F-60 transportvliegtuig inzetbaar. Alle vliegtuigen zijn op hun reguliere bases in Nederland gestationeerd. Nederland assisteert eveneens bij het toezicht houden op de naleving van het bestand in Kosovo, VN-resolutie 1244. Een P-3C Orion maritiem patrouillevliegtuig voert hiertoe ongeveer acht maal per jaar gedurende twee weken waarnemingsmissies uit. Het opereert gedurende die tijd vanaf het militaire vliegveld Sigonella op Sicilië.
«United Nations International Police Task Force» (UNIPTF)
De UNIPTF steunt in Bosnië de lokale autoriteiten bij het herstructureren, democratiseren en moderniseren van de civiele politie. Het mandaat voorziet in programma's die onder andere gericht zijn op samenwerking op het gebied van criminaliteitsbestrijding, de opbouw van politie-instituties, de samenwerking tussen Bosnische politie-eenheden onderling, de bekendheid en vertrouwdheid van de bevolking met het werk van de politie, alsmede de deelname van Bosnië-Herzegovina aan de politieprogramma's van de VN. Het mandaat van deze politiemissie loopt in oktober 2002 formeel af. De huidige Nederlandse bijdrage aan de UNIPTF bestaat uit 55 militairen. De «European Police Mission» zal de UNIPTF per 1 januari 2003 opvolgen. Nederland zal hieraan een bijdrage leveren.
«European Community Police Assistance Mission» (ECPA)
De European Community Police Assistance Mission (ECPA) is in het najaar van 2001 van start gegaan als opvolger van de Multinational Advisory Police Element (MAPE). Deze WEU-missie beoogt om in een tijdsbestek van tien maanden een advies uit te brengen over de opzet en ontwikkeling van de Albanese politie. De missie bestaat op dit moment uit 15 politiefunctionarissen, onder wie twee Nederlanders: een politiefunctionaris en een functionaris van de Koninklijke marechaussee.
«Federation Mine Action Centre» (FEDMAC)
Het «Bosnië-Herzegovina Mine Action Centre» (BHMAC) coördineert en inventariseert de informatie over en de ruiming van de talrijke na de oorlog in Bosnië-Herzegovina achtergebleven mijnen en ongesprongen explosieven. Op het grondgebied van de Moslim-Kroatische Federatie ressorteert onder de BHMAC de FEDMAC. Nederland draagt momenteel met één officier bij aan de staf van FEDMAC.
«European Union Monitoring Mission» (EUMM)
De EUMM (voorheen ECMM) is sinds 1991 belast met het toezicht op de monitoring van de militaire, politieke, humanitaire en economische ontwikkelingen op het grondgebied van de voormalige Republiek Joegoslavië. Daarover wordt gerapporteerd aan de lidstaten van de Europese Unie (EU). Ongeveer 150 personen uit veertien EU-lidstaten en vier OVSE-staten die geen lid zijn van de EU, nemen deel aan deze missie. Het hoofdkwartier van de EUMM bevindt zich in Sarajevo en geeft leiding aan regionale centra, die elk één of meer coördinatiecentra aansturen. De waarnemers ressorteren onder een coördinatiecentrum en zijn onder meer actief in Albanië, Kroatië, Bosnië-Herzegovina, Kosovo en Macedonië. Er nemen zes Nederlanders aan deze monitormissie deel: drie militairen en drie ambtenaren van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarnaast bekleedt een functionaris van de Koninklijke marechaussee een staffunctie in de OVSE-politiemissie in Macedonië.
In 1997 stuurde de Europese Unie (EU) in het kader van de OVSE een missie naar Albanië, die de autoriteiten adviseert over humanitaire, economische en politieke zaken, veiligheidsaangelegenheden en de mogelijkheden om economische en financiële hulp aan dit land te verstrekken. De Nederlandse bijdrage aan de OVSE-missie in Albanië bestaat uit twee officieren.
Sinds 1993 opereert een OVSE-missie in Moldavië met als doel het consolideren van de onafhankelijkheid en de soevereiniteit van Moldavië. Belangrijk aandachtspunt daarbij is de speciale status van Transdnjestrië waar onder andere toezicht wordt gehouden op de terugtrekking van het 14e Russische leger uit Moldavië. Nederland levert sinds mei 1993 één militaire waarnemer aan deze missie.
«United Nations Truce Supervision» (UNTSO)
Sinds de Israëlische onafhankelijkheidsoorlog in 1948 ziet UNTSO toe op het handhaven van de bestandslijnen tussen Israël en zijn buurstaten. In die rol zag UNTSO onder andere toe op de Algemene Wapenstilstand Overeenkomst uit 1949. Sinds 1967 observeert de missie het staakt-het-vuren in het gebied rond het Suez-kanaal en op de Golanhoogte. Nederland neemt vanaf 1956 deel aan UNTSO. Voor 2003 wordt een Nederlandse bijdrage van twaalf militaire waarnemers voorzien.
Prestatiegegevens Vredesoperaties | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Missie(gebied) | Periode deelname Nederlandse krijgsmacht | Bijdrage | Meeteenheid | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomsten 2002 | Raming 2003 |
SFOR | Vanaf 1995 | Gemiddelde bezetting | Aantal personeel | 1 388 | 1 127 | 1 150 |
(Bosnië- | HQ SFOR | Mensinzetdagen | 8 030 | 8 030 | 8 030 | |
Herzegovina) | HQ MND (SW) | Mensinzetdagen | 16 790 | 16 790 | 16 790 | |
Division Support Group | Mensinzetdagen | 4 380 | 4 380 | 4 380 | ||
Contingentscommando | Mensinzetdagen | 9 490 | 9 490 | 9 490 | ||
Gemechaniseerd tank/pantserinfanteriebataljon | Mensinzetdagen | 178 850 | 178 850 | 193 450 | ||
Mortierpeloton en stafwachtpeloton | Mensinzetdagen | 1 800 | 1 800 | 900 | ||
Point of Debarkation-peloton | Mensinzetdagen | 7 300 | 7 300 | 7 300 | ||
National Support Element | Mensinzetdagen | 63 875 | 63 875 | 63 875 | ||
EOV-detachement | Mensinzetdagen | 1 460 | 1 460 | 1 460 | ||
Verbindingscompagnie | Mensinzetdagen | 35 770 | 35 770 | 35 770 | ||
Geneeskundig detachement | Mensinzetdagen | 7 665 | 7 665 | 7 665 | ||
Supportsquadron detachement | Mensinzetdagen | 5 110 | 5 840 | 5 840 | ||
Transporthelikopters | Vlieguren | 1 973 | 1 368 | 720 | ||
KFOR (Kosovo) | Tot juli 2000 | Gemiddelde bezetting | Aantal personeel | 71 | 81 | 81 |
Enduring | Dec 01-dec 02 | Totale cumulatieve inzet2 | Aantal personeel | 483 | 1 620 | |
Freedom | Fregatten | Vaardagen | 110 | 649 | ||
Onderzeeboten | Vaardagen | 280 | ||||
Maritieme helikopters | Vlieguren | 1 857 | ||||
MPA (Orion) | Vlieguren | 1 500 | ||||
Medical Team (Oman) | Mensinzetdagen | 540 | ||||
Transportvliegtuigen | Vlieguren | 1 460 | ||||
Okt 02-mrt 03 | Jachtvliegtuigen | Vlieguren3 | 3 285 | 3 285 | ||
ISAF(Afghanistan) | Jan 02-dec 024 | Gemiddelde bezetting | Aantal personeel | 230 | 230 | |
HQ ISAF | Mensinzetdagen | 13 505 | 13 505 | |||
Infanteriecompagnie | Mensinzetdagen | 63 145 | 63 145 | |||
Logistiek peloton | Mensinzetdagen | 10 220 | 10 220 | |||
Transportvliegtuigen | Vlieguren | 135 | 135 | |||
UNFICYP(Cyprus) | Juni 98-juni 01 | Gemiddelde bezetting | Aantal personeel | 100 | ||
Pantserluchtdoelartilleriebatterij | Mensinzetdagen | 7 500 | ||||
Luchtmobiele compagnie | Mensinzetdagen | 7 500 | ||||
Task Force Fox | Juni-okt 2002 | Gemiddelde bezetting | Aantal personeel | 300 | ||
(Macedonië) | Brigade HQ | Mensinzetdagen | 30 260 | |||
Infanteriecompagnie | Mensinzetdagen | 7 280 | ||||
Supportcompagnie | Mensinzetdagen | 15 300 | ||||
UNMEE/NAD(Ethiopië/ | April-dec 2001 | Totale cumulatieve inzet2 | Aantal personeel | 1 575 | 75 | 35 |
Eritrea) | Mariniersbataljon | Inzetdagen | 144 144 | |||
Geniedetachement | Mensinzetdagen | 18 900 | ||||
Amfibisch transportschip | Vaardagen | 77 | ||||
Transporthelikopters | Vlieguren | 990 | ||||
Gevechtshelikopters | Vlieguren | 450 | ||||
BKAC(Bosnië/ | Gemiddelde bezetting HQ | Aantal personeel | 8 | 8 | 8 | |
Kosovo) | MPA (Orion) | Vlieguren | 245 | 245 | 245 | |
UNIPTF/EUPM (Bosnië) | Vanaf 1996 | Gemiddelde bezetting | Aantal personeel | 55 | 55 | 55 |
ECPA (Albanië) | Vanaf okt 2001 | Gemiddelde bezetting | Aantal personeel | 1 | 1 | |
MAPE (Albanië) | 1997 – juli 2001 | Gemiddelde bezetting | Aantal personeel | 9 | ||
FEDMAC (Bosnië) | Vanaf juni 1998 | Gemiddelde bezetting | Aantal personeel | 1 | 1 | 1 |
EUMM (Balkan) | Vanaf 1996 | Gemiddelde bezetting | Aantal personeel | 3 | 4 | 3 |
OVSE (Albanië) | Vanaf 1997 | Gemiddelde bezetting | Aantal personeel | 2 | 2 | 2 |
OVSE (Moldavië) | Vanaf 1993 | Gemiddelde bezetting | Aantal personeel | 1 | 1 | 1 |
UNTSO (Israël) | Vanaf 1956 | Gemiddelde bezetting | Aantal personeel | 11 | 11 | 12 |
1 Nederlandse bijdrage aan het KFOR HQ in Kosovo.
2 Voor eenmalige, relatief kortlopende, missies wordt de personele bijdrage uitgedrukt in het totaal aantal uitgezonden Nederlandse militairen gedurende de aangegeven duur.
3 Deze vlieguren komen ten laste van het programma van de Koninklijke luchtmacht (zie beleidsartikel 03).
4 Tweede Kamer, vergaderjaar 2001–2002, 27 295 nr. 61. Er is wel rekening gehouden met de mogelijkheid dat op Nederland een beroep wordt gedaan om de bijdrage aan ISAF voort te zetten.
5 Betreft UNMEE Mine Action Coordination Centre en Force Headquarters UNMEE te Asmara.
• Onder de activiteiten van dit beleidsartikel worden alleen de door de regering besloten participaties aan vredesoperaties opgenomen. Voorafgaande aan elke vredesoperatie vindt een politieke en militaire afweging plaats aan de hand van het toetsingskader. Elke vredesoperatie wordt tevens achteraf geëvalueerd.
• De verrekening van relevante bijdragen aan de operatie «Enduring Freedom» zal grotendeels in 2002 zijn voltooid.
• De verwachting is dat in 2003 en verdere jaren activiteiten van vergelijkbare omvang blijven plaatshebben, waarbij de becijfering van de gevolgen van de deelneming aan de operatie «Enduring Freedom» overigens voorlopig is beperkt tot 2002.
• De internationale veiligheidssituatie blijft onvoorspelbaar. Omdat de Nederlandse deelname aan vredesoperaties niet exact gepland kan worden en dientengevolge in de loop van het begrotingsjaar noodzakelijk kan blijken, bevat dit beleidsartikel een initiële voorziening voor de financiering van toekomstige vredesoperaties.
• De omvang van de Nederlandse bijdrage aan Sfor verandert in 2003 niet wezenlijk ten opzichte van 2002. Na 2003 wordt uitgegaan van een kleine reductie. In de financiële planning is rekening gehouden met een substantiële aanwezigheid van Nederlandse eenheden in Bosnië tot in ieder geval 2007.
• De hoogte van VN-contributies is gebaseerd op een raming van de omvang en aard van door de VN geleide vredesmissies.
Elke vredesoperatie wordt na afloop geëvalueerd. De uitkomsten van deze evaluaties worden gebruikt ten behoeve van de verantwoording.
Beleidsartikel 10 Civiele taken
Doel is het in nauw overleg en onder gezag van civiele autoriteiten leveren van een bijdrage aan de handhaving van de nationale rechtsorde en veiligheid alsmede het verlenen van steun ten behoeve van het algemeen belang.
Met de bestaande capaciteit wordt door Defensie een aantal niet-specifieke defensietaken uitgevoerd. Voor de civiele taken worden op dit artikel de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten geraamd. Het betreft hier uitgaven in het kader van de Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba (KWNA&A), de Kustwacht Nederland (KWNED), de explosievenopruiming (EOD) en de hulp aan civiele overheden.
Nader geoperationaliseerde doelstellingen
Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba
Doelstellingen van de KWNA&A zijn de bescherming tegen aantasting van de rechtsorde en de daaruit voortvloeiende gevaren en bedreigingen van de veiligheid en van de persoonlijke levenssfeer alsmede de steunverlening aan de gemeenschap en leden der gemeenschap bij (dreigende) noodsituaties die het gevolg zijn van ongevallen en rampen. Het eerstvolgende evaluatieonderzoek van deze doelstellingen vindt plaats in 2006.
Doelstellingen van de KWNED zijn de bescherming tegen de aantasting van de rechtsorde en de daaruit voortvloeiende gevaren en bedreigingen van de veiligheid en van de persoonlijke levenssfeer alsmede de steunverlening op zee-, kust- en aangewezen binnenwateren bij (dreigende) noodsituaties die het gevolg zijn van ongevallen en rampen. Het eerstvolgende evaluatieonderzoek van deze doelstellingen vindt plaats in 2004.
Doelstelling van de explosievenopruimingsdiensten van Defensie is het voorzien in de capaciteit voor het opsporen, identificeren en ruimen van explosieven. Het betreft conventionele explosieven, vermoede explosieven en geïmproviseerde explosieven in Nederland, zowel op land als in het water en op zee. Deze capaciteit kan ook overal elders ter wereld ingezet worden in het kader van een bondgenootschap, verdragsorganisatie of een bilaterale overeenkomst. Het eerstvolgende evaluatieonderzoek van deze doelstellingen vindt plaats in 2004.
Doel is in het geval van een ramp of een zwaar ongeval als vangnet op te treden indien de civiele hulpverlening moet worden afgelost of aangevuld of indien bijzondere defensie-expertise nodig is die niet civiel voorhanden is. Het eerstvolgende evaluatieonderzoek van deze doelstellingen vindt plaats in 2005.
Budgettaire gevolgen van beleid
De financiële middelen die onder dit beleidsartikel ter beschikking staan voor de realisatie van de nader geoperationaliseerde doelstellingen zijn in de volgende tabel opgenomen.
Budgettaire gevolgen van het beleid beleidsartikel 10 (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Verplichtingen | 23 550 | 39 159 | 33 026 | 32 371 | 32 446 | 32 452 | 32 449 |
Uitgaven | |||||||
Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba | 21 894 | 24 214 | 19 004 | 18 413 | 18 461 | 18 471 | 18 471 |
Kustwacht Nederland | 5 421 | 5 719 | 5 764 | 5 764 | 5 764 | 5 766 | 5 766 |
Explosievenopruiming | 8 336 | 9 186 | 8 258 | 8 194 | 8 221 | 8 215 | 8 212 |
Hulp aan civiele overheden | |||||||
Totaal uitgaven | 35 651 | 39 119 | 33 026 | 32 371 | 32 446 | 32 452 | 32 449 |
Ontvangsten | |||||||
Totale ontvangsten | 7 794 | 5 337 | 5 292 | 5 065 | 4 702 | 4 702 | 4 702 |
Voor de KWNA&A en de KWNED is raming van de integrale uitgaven slechts ten dele mogelijk, als gevolg van de verstrengeling met de Koninklijke marine. De uitgaven voor de inzet van eenheden van de Koninklijke marine zijn geraamd op basis van de tarieven (op additionele grondslag). Van de overige middelen zijn de uitgaven geraamd die eenduidig (en meetbaar) naar gebruik zijn toe te rekenen.
Ook bij de explosievenopruiming doet zich verstrengeling van deze diensten met het apparaat van de diverse krijgsmachtdelen voor. Deze diensten voeren tevens militaire taken uit. Hierbij zijn alle uitgaven van bij de EOD'n geplaatst personeel opgenomen maar zijn de overige kosten vooralsnog beperkt tot de direct toerekenbare uitgaven.
Voor hulp aan civiele overheden worden, ten gevolge van het onvoorspelbare karakter van de hulp, geen uitgaven geraamd. In voorkomende gevallen zullen slechts de additionele uitgaven ten laste van dit artikelonderdeel worden gebracht.
Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba
De Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba is een civiele organisatie, waarvan de minister van Defensie beheerder is. De Kustwachtcommissie waarin de drie landen van het Koninkrijk vertegenwoordigd zijn, bereidt het beleid voor de Kustwacht voor. De Koninkrijksministerraad stelt de beleidsdocumenten vervolgens vast. De Commandant der Zeemacht in het Caribisch gebied (CZMCARIB) voert als Commandant Kustwacht (CKW) dienstverlenende, toezichthoudende en opsporingstaken uit. De Kustwacht neemt in het kader van de internationale en regionale maritieme samenwerking deel aan internationale drugsbestrijdingsoperaties.
De KWNA&A voert de onderstaande activiteiten uit:
Toezichthoudende en opsporingstaken:
• algemene politietaken, waaronder het uitvoeren van (internationale) drugsbestrijdingsoperaties;
• grensbewaking;
• douanetoezicht in samenwerking met de douanediensten en politiekorpsen (vreemdelingendiensten) van de Nederlandse Antillen en Aruba;
• toezicht op milieu en visserij;
• toezicht op de scheepvaart, waaronder het verkeer en de uitrusting van schepen.
• hulpverlening en rampenbestrijding waaronder ook het uitvoeren van «Search and Rescue» (SAR) acties al dan niet in samenwerking met particuliere, binnenlandse en/of buitenlandse organisaties;
• afwikkeling van nood-, spoed- en veiligheidsverkeer.
De dienstverlenende taken, met name SAR, krijgen uiteraard de hoogste prioriteit indien deze zich feitelijk voordoen.
Voor de taken stelt de Koninklijke marine, naast functionarissen voor onder meer de bezetting van het Kustwachtcentrum, vaardagen van het stationsschip en vlieguren van helikopters en maritieme patrouillevliegtuigen ter beschikking. Voorts beschikt de KWNA&A zelf over drie cutters, zes «inshore» vaartuigen en vier patrouilleboten. Voor de uitvoering zijn de onderstaande vaardagen, vaaruren en vlieguren nodig.
Prestatiegegevens t.b.v. KWNA&A | Meeteenheid | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Raming 2003 |
Fregat (1) | Vaardagen | 92 | 92 | 92 |
Maritieme helikopter (1) | Vlieguren | 390 | 390 | 390 |
Maritieme patrouillevliegtuigen (3) | Vlieguren | 1 897 | 1 900 | 1 900 |
AS355 helikopter (1) | Vlieguren | 502 | 500 | 500 |
Inshore vaartuigen (6) | Vaaruren | 2 818 | 2 800 | 2 800 |
Cutters (3) | Vaardagen | 361 | 360 | 360 |
Patrouilleboten (4) | Vaaruren | 1 215 | 2 100 | 2 100 |
De KWNED is een samenwerkingsorganisatie van zes departementen (de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Defensie, Justitie, Financiën, Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties). De operationele leiding is in handen van de Koninklijke marine. Voor de uitvoering van deze taken worden door de participerende diensten varende en vliegende eenheden ter beschikking gesteld. De Kustwacht beschikt over een kustwachtcentrum in Den Helder. Dit centrum heeft een 24-uurs bezetting en fungeert als centraal meld-, informatie- en coördinatiecentrum. Het is tevens het Nationale Maritieme- en Aëronautische Redding Coördinatie Centrum (RCC).
De beleidsmatige aansturing voor de uitvoering van deze taken geschiedt door het ministerie van Verkeer en Waterstaat ten aanzien van verkeerstaken en door het ministerie van Justitie ten aanzien van handhavingstaken.
De KWNED voert de volgende activiteiten uit:
Toezichthoudende en opsporingstaken:
• controle op vangstbeperkende en technische maatregelen die van toepassing zijn op de zeevisserij;
• controle op de naleving van scheepvaartverkeersvoorschriften;
• toezicht op de uitrusting van schepen;
• handhaving van milieuvoorschriften;
• controle op de door-, uit- en invoer van goederen;
• weren van ongewenste vreemdelingen.
• permanent afluisteren en afwikkelen van nood-, spoed- en veiligheidsverkeer;
• coördinatie en uitvoering van hulpverlenings- en reddingsacties, al dan niet in samenwerking met de Koninklijke marine en andere particuliere c.q. buitenlandse organisaties;
• bij voorkomende noodzaak zorgdragen voor scheepvaart- en verkeersbegeleidende maatregelen;
• verlenen van hulp.
Voor het uitvoeren van de taken van de KWNED stelt de Koninklijke marine, naast functionarissen voor onder meer de bezetting van het Kustwachtcentrum, de volgende aantallen vaardagen en vlieguren ter beschikking.
Prestatiegegevens t.b.v. KWNED | Meeteenheid | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Raming 2003 |
Mijnenbestrijdingsvaartuigen | Vaardagen | 139 | 140 | 140 |
Maritieme helikopters | Vlieguren | 167 | 230 | 230 |
Maritieme patrouillevliegtuigen | Vlieguren | 370 | 550 | 550 |
Voor de uitoefening van de taken beschikt de KWNED voorts over een bergingsvaartuig, een patrouillevliegtuig, surveillancevaartuigen, betonningsvaartuigen en een oliebestrijdingsvaartuig. Deze eenheden worden voor de kustwachttaken beschikbaar gesteld door de betrokken diensten van de betreffende ministeries. De financiering hiervan wordt bij de diensten van die ministeries geraamd en verantwoord.
De verantwoordelijkheid voor de openbare orde en veiligheid in Nederland ligt bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties; het in dat kader opsporen en ruimen van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog (conventionele explosieven) is in beginsel een gemeentelijke aangelegenheid. Het opsporen en ruimen van geïmproviseerde explosieven alsmede het preventief onderzoek van locaties is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de politie en het ministerie van Justitie.
Indien en voor zover de taken die uit de nader geoperationaliseerde doelstelling voortvloeien worden verricht in opdracht van militaire autoriteiten vallen deze onder de militaire taakuitoefening. Voor zover civiele autoriteiten de opdrachtgever zijn vallen zij onder de civiele taakuitoefening.
Het opsporen van conventionele explosieven kan geschieden door zowel civiele bedrijven als door de overheid. Het ruimen van explosieven is voorbehouden aan de rijksoverheid. Defensie is met die taak belast. Het opsporen, de daaraan voorafgaande verkennende zoekacties en het ruimen van explosieven wordt binnen Defensie verricht door de Duik- en Demonteergroep Koninklijke marine (DDG-KM), het Explosievenopruimingscommando Koninklijke landmacht (EOCKL) en de Explosievenopruimingsdienst Koninklijke luchtmacht (EOD-KLu). Elk van deze diensten bestrijkt een specifieke regio van Nederland. Voorts is alles onder water en op zee de verantwoordelijkheid van de DDG-KM en zorgt het EOCKL voor de algehele coördinatie van de ruimingen in Nederland. Het kustwachtcentrum Nederland draagt zorg voor de coördinatie op zee.
De explosievenopruimingsdiensten verrichten civiele werkzaamheden in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van het ministerie van Justitie of van gemeenten. Het betreft de eerste verkennende zoekactie alsmede het opsporen en/of ruimen van conventionele of geïmproviseerde explosieven. Voorts wordt preventief onderzoek verricht van locaties. Voor noodgevallen zijn permanent ruimingsploegen op afroep beschikbaar. Een indicatie van de omvang van deze activiteiten geven de cijfers over het jaar 2001: er werden in dat jaar 2424 ruimingen uitgevoerd, er werden 247 verkennende zoekacties/opsporingen verricht en er is 150 maal justitiële bijstand geleverd.
Naast genoemde civiele taken wordt bij vrijwel alle uitzendingen van eenheden van de krijgsmacht naar gebieden van crises en oorlogsdreiging een beroep gedaan op personeel van de DDG-KM, het EOCKL en de EODKLu. De opdrachten aan deze diensten zijn zowel militair als civiel. Ze variëren van het steunen van Navo-bataljons bij het ruimen van aangetroffen explosieven tot het opzetten van «mijnscholen» voor de opleiding van (buitenlandse) lokale ruimploegen.
Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba
Op dit artikelonderdeel worden de bijdragen van de Nederlandse Antillen en Aruba aan de KWNA&A geraamd en verantwoord. Vooralsnog wordt voor het jaar 2003 uitgegaan van een bedrag van € 4,2 miljoen.
Ten behoeve van derden in Nederland worden op aanvraag navigatieberichten doorgegeven. Deze worden in rekening gebracht. Tevens worden op structurele basis navigatieberichten aan het Duitse ministerie van Defensie verstrekt. De ontvangstenraming bedraagt in 2003 € 0,164 miljoen.
De mate waarin en de manier waarop de verrekening van de uitgaven van civiele opdrachten plaatsvindt is afhankelijk van de soort dienst. Voor het opsporen van conventionele explosieven wordt de integrale kostprijs in rekening gebracht. Voor 2003 wordt hiervoor een ontvangst van € 0,9 miljoen geraamd. Voor het ruimen van die explosieven worden geen kosten in rekening gebracht.
Kustwacht Nederlandse Antillen en Aruba
Het justitieel-, milieu- en visserijbeleid van de landsregeringen binnen het Koninkrijk verandert niet.
Het beleid ten aanzien van de verkeerstaken en de handhavingstaken van respectievelijk de beleidsverantwoordelijke ministeries van Verkeer en Waterstaat en van Justitie verandert niet.
Beleidsartikel 11 Internationale samenwerking
Internationale samenwerking is voor de realisatie van de doelstellingen van het Nederlandse veiligheids- en defensiebeleid een belangrijk instrument. Nederland voert een actief veiligheidsbeleid, dat zich niet beperkt tot de zorg voor de veiligheid van het eigen grondgebied en dat van zijn bondgenoten, maar zich tevens uitstrekt tot conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw, zowel in Europa als daarbuiten. Nederland zet zich hiervoor tezamen met andere landen in, onder andere in internationale organisaties als de Verenigde Naties (VN), de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE), de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (Navo) en de Europese Unie (EU). Het belang van internationale samenwerking is verder toegenomen ten gevolge van het versterken van de Europese crisisbeheersingscapaciteiten en het vergroten van de effectiviteit en de doelmatigheid van de Europese defensie-inspanningen binnen de Navo.
Nader geoperationaliseerde doelstellingen
Bijdragen aan de gemeenschappelijke Navo-begroting
De Navo is de hoeksteen van het Nederlandse veiligheidsbeleid. Het Navo-lidmaatschap is het primaire instrument om de integriteit van het eigen grondgebied veilig te stellen. Via de Navo worden daarnaast de mogelijkheden tot handhaving van de internationale rechtsorde en veiligheid vergroot; de Navo-crisisbeheersingsoperaties op de Balkan en de samenwerking met de Partnership for Peace(PfP)-landen zijn voorbeelden daarvan. Door bij te dragen aan de financiering van de internationale staven, de gezamenlijke middelen voor bevelvoering en communicatie en bondgenootschappelijke programma's, helpt Nederland mee aan de instandhouding van de geïntegreerde militaire structuur van de Navo.
Versterking van de Europese militaire capaciteiten ten behoeve van het DCI en de Headline Goal van het Europese Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB)
In het kader van de Headline Goal (HLG) van het EVDB, van het Defence Capabilities Initiative (DCI) en de vervolginitiatieven van de Navo, levert Nederland een bijdrage aan de versterking van het Europese crisisbeheersingsvermogen. Uitgangspunt daarbij is de vergroting van de effectiviteit en de doelmatigheid door middel van intensivering van de militaire samenwerking en door een gezamenlijke aanpak bij het opheffen van de militaire tekortkomingen. De nadruk ligt vooral op de versterking van de strategische Europese capaciteiten: bevelvoering, inlichtingenverzameling en strategisch transport. Ook tekortkomingen op het terrein van logistiek, medische voorzieningen en mobiliteit (snelle ontplooiing) worden aangepakt. Tevens wordt gewerkt aan het opbouwen van een capaciteit voor civiele crisisbeheersing. Na de aanslagen op de Verenigde Staten ligt het in de rede bij de besteding van EVDB-gelden in het bijzonder belang te hechten aan die EVDB-projecten waarvan de betekenis in het licht van de terroristische dreiging is toegenomen.
Militaire attachés dragen enerzijds bij aan de informatievoorziening van het ministerie van Defensie en anderzijds aan het informeren van bondgenoten en partners over het Nederlands veiligheids- en defensiebeleid. Nederland draagt daarnaast bij aan de bondgenootschappelijke en Europese militaire commandostructuren door vlag- en opperofficieren te plaatsen bij de internationale militaire staven van de bondgenootschappelijke en Europese militaire commandostructuren.
Overige internationale samenwerking
De samenwerking met de landen van Midden- en Oost-Europa (MOE) beoogt bij te dragen aan de inbedding van de krijgsmachten van deze landen in een democratische samenleving en aan de voorbereiding op de mogelijke toetreding van die staten tot de Navo. Versterking van de interoperabiliteit van deze landen bij deelneming aan Navo- of EU-geleide operaties kan leiden tot een verbetering van de operationele effectiviteit van de Nederlandse krijgsmacht en tot doelmatigheidsopbrengsten.
Het eerstvolgende evaluatieonderzoek van de doelstellingen van dit beleidsartikel vindt plaats in 2005.
Budgettaire gevolgen van beleid
De financiële middelen die ter beschikking staan voor het realiseren van de doelstellingen van dit beleidsartikel zijn in onderstaande tabel opgenomen.
Budgettaire gevolgen van het beleid beleidsartikel 11 (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Verplichtingen | 132 486 | 170 426 | 303 005 | 118 967 | 137 176 | 145 924 | 145 924 |
Uitgaven | |||||||
Bijdrage aan de Navo | 62 442 | 71 078 | 72 852 | 72 493 | 73 475 | 72 222 | 72 222 |
EVDB | 45 379 | 79 950 | 44 534 | 88 632 | 133 892 | 63 613 | 50 000 |
Attachés | 21 852 | 22 219 | 22 279 | 22 282 | 22 282 | 22 282 | 22 282 |
Overige internationale samenwerking | 1 722 | 1 397 | 1 420 | 1 420 | 1 420 | 1 420 | 1 420 |
Totale uitgaven | 131 395 | 174 644 | 141 085 | 184 827 | 231 069 | 159 537 | 145 924 |
Ontvangsten | 4 952 | 14 430 | 14 430 | 14 430 | 14 430 | 14 430 | 14 430 |
Bijdragen aan de gemeenschappelijke Navo-begroting
Nederland draagt evenredig bij aan de gemeenschappelijk gefinancierde Navo-programma's. Hierbij gaat het om het «Navo Veiligheids- en Investeringsprogramma» (NVIP), het «Airborne Warning and Control System» (AWACS)-programma en het zogenoemde militaire budget van de Navo. In het NVIP zijn specifieke investeringsprojecten opgenomen die in Nederland worden uitgevoerd. De komende jaren worden in dit kader onder meer werkzaamheden verricht aan infrastructurele voorzieningen en aan commando- en communicatiemiddelen.
Het AWACS-programma heeft betrekking op de investeringen in en de exploitatie van een vloot van zeventien radarvliegtuigen met bijbehorende ondersteuning. De exploitatie van de AWACS-radarvliegtuigen komt voor 3,75 procent ten laste van de Nederlandse defensiebegroting. De huidige investeringsplannen omvatten onder meer de modernisering van radars en verbindingsmiddelen. In de jaren 2001 tot 2003 wordt het «Aircraft Collision Avoidance System» aangeschaft, waarvoor in deze jaren de exploitatiebegroting wordt belast. Nederland geeft een hoge prioriteit aan de vervanging van de huidige motoren van de AWACS-vloot teneinde de geluidshinder rond de basis Geilenkirchen te verminderen.
Naast de vaste bijdrage aan het NIVP en het militaire budget van de Navo draagt Nederland ook bij aan incidentele activiteiten van de militaire hoofdkwartieren en agentschappen alsmede aan specifieke projecten.
Op het gebied van het NVIP is de realisatie van het ARS Nieuw Milligen de komende jaren een speerpunt. Deze nieuwe meldings- en gevechtsleidingsentiteit zal deel uit maken van het Navo «Air Command and Control System» (ACCS) en is geprogrammeerd in een goedgekeurde «Capability Package». De kosten worden grotendeels ten laste van het gemeenschappelijk investeringsprogramma gebracht.
Versterking van de Europese militaire capaciteiten ten behoeve van het DCI en de Headline Goal (EVDB-fondsen)
Van de volgende projecten of programma's worden de Europese militaire capaciteiten versterkt:
• De overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk over het «role 3» veldhospitaal is ondertekend. Voor dit project is € 4,5 miljoen gereserveerd voor de jaren 2002–2004;
• De Koninklijke landmacht werkt aan de versterking van het hoofdkwartier van het Duits-Nederlandse legerkorps dat vanaf medio 2002 volledig inzetbaar is als Navo «High Readiness (Land) Headquarters (HRF(L)HQ». In de plannen is voor de versterking van de bevelvoeringscapaciteiten van dit hoofdkwartier € 24 miljoen gereserveerd voor de jaren 2002 en 2003;
• Nederland neemt deel aan het Sostar-X programma gericht op de ontwikkeling van een grondwaarnemingsradar. Dit programma, waarvoor in de jaren 2002–2004 € 4,1 miljoen in de EVDB-voorziening is opgenomen, ligt op schema;
• Voor de commandofaciliteiten op het tweede Landing Platform Dock is over de jaren 2002–2005 € 35 miljoen gereserveerd. Naar partners voor een internationale co-financiering wordt nog gezocht;
• Ter versterking van de Europese capaciteit voor internationale politiemissies (de «civiele Headline Goal») heeft de regering in oktober 2000 besloten de Koninklijke marechaussee vanaf 2003 te versterken met honderd functionarissen. Het gaat om een maatregel met structurele budgettaire effecten, waarvoor in de periode 2002–2005 een voorziening is getroffen van € 13,7 miljoen;
• Tevens wordt de EVDB-voorziening gebruikt voor de versnelde invoering van een defensiebreed «tracking and tracing»-systeem. De verwerving van een «tracking and tracing»-capaciteit draagt bij aan de versterking van de «rapid deployment» – capaciteit van de Nederlandse krijgsmacht en past in de DCI- en Headline Goal-doelstellingen om de mobiliteit en de inzetbaarheid van de Europese krijgsmachten te verhogen. De kosten van ongeveer € 17,2 miljoen worden met € 8,6 miljoen uit EVDB-middelen gedekt en het overige uit de defensieuitgaven 2002–2005;
• Tenslotte heeft Nederland samen met de andere deelnemende staten aan de European Air Group besloten een cel op te richten voor de coördinatie van de inzet van luchttransporten tankercapaciteit («European Airlift Coordination Cell, EACC»). Dit bevordert de internationale effectiviteit en doelmatigheid. Deze coördinatiecel, waaraan een investering van € 0,9 miljoen in de periode 2002–2005 is verbonden, is inmiddels in dienst gesteld op de vliegbasis Eindhoven.
Onderzocht zijn de mogelijkheden om bij te dragen aan de versterking van de Europese (middel) zware transporthelikoptercapaciteit en tegelijkertijd te voorzien in de Defensienota vastgestelde behoefte aan lichte helikopters (LUH). Dit onderzoek heeft als uitkomst dat de LUH-taken (medische- en tijdskritische transporten, verkenningen, command en control) kunnen worden uitgevoerd met de bestaande transporthelikoptercapaciteit van 17 Cougars onder gelijktijdige verwerving van additionele (middel-)zware transporthelikopters. Om de exploitatiekosten zo laag mogelijk te houden is besloten tot standaardisatie en zal de verwerving zich in principe beperken tot een type helikopter dat al in gebruik is dan wel binnenkort in gebruik komt binnen de krijgsmacht. Het oorspronkelijke LUH-budget is in dat kader verhoogd met € 181,5 miljoen. Met dit budget is het mogelijk een bijdrage te leveren aan het voorzien in de Europese behoefte aan transporthelikoptercapaciteit.
Bedragen (x € 1000) | |
---|---|
Oprichting HRF(L)HQ | 24 000 |
Sostar-X | 4 100 |
Commandofaciliteiten LPD-2 | 35 000 |
Role 3 veldhospitaal | 4 500 |
100 functies Koninklijke marechaussee | 13 700 |
Tracking and tracing | 8 600 |
Transporthelikopters | 181 500 |
European Airlift Coordination Cell | 900 |
Nederland zal van 1 juli tot 31 december 2004 het voorzitterschap van de Europese Unie bekleden. Een deel van de werkzaamheden, waaronder het EVDB, zal in de tweede helft van 2003 aanvangen en worden afgewikkeld in de eerste helft van 2005. In tegenstelling tot voorgaande voorzitterschappen zal Defensie als gevolg van de ontwikkeling van het EVDB en de verwezenlijking van de Headline Goal in 2004 met aanzienlijk meer taken worden belast. Hiervoor zullen extra organisatorische en personele kosten moeten worden gemaakt. Met het oog op de voorbereiding van het voorzitterschap is voor 2003 een bedrag van € 1,25 miljoen gemoeid.
De attachés zijn belast met het verzamelen, analyseren en rapporteren van relevante gegevens ten behoeve van de politieke en militaire leiding van het ministerie van Defensie. Anderzijds informeren de attachés bondgenoten en partnerlanden over de militaire aspecten van het Nederlands buitenlands- en veiligheidsbeleid. Ten slotte fungeren de attachés als liaison bij de militaire samenwerking met de desbetreffende landen. Ook door middel van de plaatsing van vlag- en opperofficieren bij internationale staven draagt Nederland bij aan de gemeenschappelijke militaire structuren en wordt de nationale inbreng in deze structuren zeker gesteld. De attachés en hun millitaire ondersteuning maken onderdeel uit van de Nederlandse ambassades.
Overige internationale samenwerking
De samenwerking met landen uit Midden- en Oost-Europa (MOE-landen) bestaat uit informatie-uitwisseling, materiële en financiële ondersteuning, opleiding en training van militair personeel en tevens uit materiële en operationele samenwerking. De invulling van de samenwerking verschilt per land en hangt voor de meeste landen samen met de wens toe te treden tot de Navo. Naast het verder verbeteren van de kwaliteit van de samenwerking richten de inspanningen zich vooral op het verbeteren van de interoperabiliteit en op de opleiding en training van militairen en eenheden van partnerlanden. Dit geldt in het bijzonder voor de Roemeense, Bulgaarse en Slowaakse detachementen die in 2003 in het Nederlandse contingent van Sfor zullen zijn opgenomen. Op incidentele basis steunt Nederland ook andere landen bij de versterking van de democratisering van de defensieorganisatie.
De samenwerking met MOE-landen is met name op het gebied van leiderschapstraining en -vorming geïntensiveerd. Voortbouwend op deze intensivering wordt samen met het Verenigd Koninkrijk gewerkt aan de opzet van een «Junior Staff Officers Course» (JSOC). Na een positief besluit zal de cursus voor het eerst in het voorjaar van 2003 worden gehouden met deelname van cursisten, die afkomstig zijn uit alle Partnership for Peace (PfP)-landen.
Nederland richt zich vooral op cursisten uit MOE-landen en uit Centraal-Azië. Deze opleiding is op het operationele niveau gericht en bestaat uit het doceren van Navo-doctrines voor gezamenlijke operaties. De opleiding vormt geen doublure met opleidingen die gegeven worden op het Instituut Defensie Leergangen (IDL).
De Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, de OVSE, is de enige pan-Europese veiligheidsorganisatie. De OVSE coördineert en ziet toe op een verscheidenheid aan vertrouwenwekkende en veiligheidsbevorderende maatregelen op onder andere militair gebied. Deze betreffen onder andere afspraken over de openheid van defensieplanning en de aanmelding van troepenbewegingen, wapenbeheersing (afspraken over wederzijdse inspecties en evaluatiebezoeken, afspraken over het bezit, het beheer en de vernietiging van kleine wapens), het uitzenden van personeel voor waarnemersmissies en de vreedzame beslechting van geschillen door middel van arbitrage. Nederland is in 2003 voorzitter van de OVSE. Defensie is vertegenwoordigd in een interdepartementale werkgroep die het ministerie van Buitenlandse Zaken zal bijstaan bij de uitvoering van de inhoudelijke aspecten van het voorzitterschap.
Het afsluiten en naleven van wapenbeheersingsovereenkomsten zijn een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie. Defensie is vooral betrokken bij de informatieuitwisseling en de uitvoering van verificaties, zoals in het kader van het Verdrag inzake Conventionele Strijdkrachten in Europa (het in 1992 in werking getreden CSE-verdrag), het Weens Document en het «Open Skies»-verdrag. In de loop van 2003 zal waarschijnlijk het in 1999 herziene CSE-verdrag in werking treden. Ten gevolge van de toekomstige inwerkingtreding van het herziene CSE-verdrag wordt de werklast om de naleving te controleren verhoogd. De Defensie Verificatieorganisatie, die wordt aangestuurd door de Defensiestaf, heeft de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht belast met de uitvoering van de verificaties. Hiervoor zijn 21 vte'n nodig. Mede met het oog op de versterking van de centrale aansturing door de CDS zal de Defensiestaf voor het coördineren van het toezien op de verificatieverplichtingen met drie beleidsmedewerkers worden uitgebreid.
Bij het opstellen van het beleidsartikel «Internationale Samenwerking» is verondersteld dat:
• De bijdragen aan de gemeenschappelijk gefinancierde Navo-programma's ook in de toekomst volgens de tot dusverre geldende afspraken worden vastgesteld;
• Over de financiële gevolgen van de Navo-uitbreiding in een later stadium duidelijkheid zal ontstaan.
Thans wordt een Beleidskader Internationale Militaire Samenwerking opgesteld, waarin beleidsdoelstellingen, uitgangspunten en instrumenten concreet worden uitgewerkt. Daardoor wordt de transparantie van internationale militaire samenwerking bevorderd en kan beter worden vastgesteld in welke mate de doelstellingen ervan zijn gehaald. Dit zal naar verwachting zijn beslag krijgen in de begroting voor het jaar 2004.
Niet-beleidsartikel 60 Ondersteuning krijgsmacht
In dit artikel worden de uitgaven van het Defensie Interservice Commando (Dico) opgenomen. Het Dico levert ondersteuning van velerlei aard aan de krijgsmachtdelen. Deze kunnen zich hierdoor beter op hun primaire taken toeleggen. Door de concentratie van gelijksoortige activiteiten bij interservice dienstverlenende organisaties is een doelmatige ondersteuning van de krijgsmacht mogelijk.
Het Dico bestaat uit twee baten-lastendiensten, twaalf resultaatverantwoordelijke eenheden en een staf. De organisatie ziet er als volgt uit:
De financiële middelen die aan het Dico ter beschikking staan voor het realiseren van de ondersteunende activiteiten, zijn in onderstaande tabel opgenomen. De begrotingen van de baten-lastendiensten zijn ten gevolge van het bijzondere financiële stelsel dat zij hanteren, in een afzonderlijke paragraaf van de defensiebegroting opgenomen.
Artikelonderdelen en budgettaire gevolgen «Ondersteuning krijgsmacht» (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Verplichtingen | 269 318 | 248 110 | 231 438 | 234 075 | 232 350 | 234 298 | 230 958 |
Uitgaven | |||||||
Programma-uitgaven | |||||||
Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie | 56 443 | 58 984 | 60 185 | 60 074 | 60 183 | 60 657 | 60 657 |
Instituut Keuring en Selectie Defensie | 68 140 | 16 708 | 15 860 | 15 436 | 15 450 | 15 678 | 15 677 |
Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf | 55 423 | 56 534 | 57 132 | 55 964 | 56 210 | 56 823 | 56 837 |
Instituut Defensie Leergangen | 10 309 | 10 827 | 10 788 | 10 644 | 10 649 | 10 832 | 10 835 |
Overige Interservice Diensten | 40 270 | 49 763 | 49 377 | 48 792 | 48 682 | 48 616 | 48 577 |
Investeringen | 16 486 | 19 816 | 23 441 | 16 586 | 15 923 | 16 285 | 16 206 |
Totaal programma-uitgaven | 247 071 | 212 632 | 216 783 | 207 496 | 207 097 | 208 891 | 208 789 |
Apparaatsuitgaven | |||||||
Staf Defensie Interservice Commando | 17 581 | 16 843 | 15 492 | 17 891 | 16 311 | 17 522 | 17 978 |
Wachtgelden en inactiviteitswedden | 5 074 | 5 120 | 4 661 | 4 656 | 4 654 | 4 653 | 4 653 |
Totaal apparaatsuitgaven | 22 655 | 21 963 | 20 153 | 22 547 | 20 965 | 22 175 | 22 631 |
Totaal uitgaven | 269 726 | 234 595 | 236 936 | 230 043 | 228 062 | 231 066 | 231 420 |
Totale ontvangsten | 26 875 | 23 912 | 22 501 | 22 282 | 21 390 | 21 352 | 21 352 |
In de uitwerking van activiteiten zijn per resultaatverantwoordelijke eenheid de prestatiegegevens voor het komende begrotingsjaar geraamd. Gelet op het ondersteunende karakter van de diensten en het karakter van de krijgsmacht, met mogelijke inzet in niet-voorziene operaties, betreffen het voorlopige ramingen die feitelijk pas aan het begin van 2003 beter kunnen worden vastgesteld. De omvang van de diverse ondersteunende capaciteiten is gebaseerd op de voor de langere termijn benodigde krijgsmachtbrede capaciteit. De in deze begroting geraamde prestatiegegevens zijn gebaseerd op die voor de langere termijn benodigde en gecreëerde capaciteit.
Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie
De Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO) is belast met het op ieder gewenst moment voorbereiden en (doen) leveren van verkeers- en vervoersdiensten voor het gehele ministerie van Defensie. De DVVO ondersteunt de krijgsmacht bij de realisatie van haar drie hoofddoelstellingen.
Prestatiegegevens DVVO | Meeteenheid | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Raming 2003 |
Wegvervoer | ||||
Vrachtvervoer | In dagen | 11 892 | 13 209 | 13 209 |
Vrachtvervoer | In aantal pallets | 308 694 | 291 415 | 291 415 |
Personenvervoer | In dagen | 330 888 | 235 253 | 235 253 |
Steunverlening viertonners | In dagen | – | 1 518 | 1 518 |
Luchtvervoer | ||||
Goederenvervoer | Kilo-vlieguren | 3 893 000 | 3 172 945 | 3 172 945 |
Personenvervoer | Vlieguren | 116 978 | 106 028 | 106 028 |
Spoorvervoer | ||||
Goederenvervoer | Ton/kilometers | 48 514 747 | 67 391 732 | 67 391 732 |
Zeevervoer | ||||
Goederenvervoer | Lanemetervaardagen | 92 410 | 124 199 | 124 199 |
Ferryvervoer | Overtochten | 5 359 | 3 423 | 3 423 |
De levering van vervoersdiensten vindt plaats door de inzet van eigen capaciteit, de inzet van op enig moment vrije operationele vervoerscapaciteit (virtuele capaciteit) van de krijgsmachtdelen of door de inhuur extern. De DVVO is verantwoordelijk voor de samenstelling van een zo optimaal mogelijke mix van deze drie componenten waarbij gestreefd wordt naar een zo hoog mogelijke inzet van eigen capaciteit of de virtuele capaciteit en een daardoor zo gering mogelijke inhuur van externe vervoersdiensten.
Prestatiegegevens DVVO | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Raming 2003 | ||||||
Producten en diensten | Eigen capaciteit (in %) | Virtuele capaciteit (in %) | Inhuur capaciteit (in %) | Eigen capaciteit (in %) | Virtuele capaciteit (in %) | Inhuur capaciteit (in %) | Eigen capaciteit (in %) | Virtuele capaciteit (in %) | Inhuur capaciteit (in %) |
Wegvervoer goederen | 65 | 8 | 27 | 66 | 7 | 27 | 66 | 7 | 27 |
Wegvervoer personen | 35 | 0 | 65 | 37 | 0 | 63 | 37 | 0 | 63 |
Luchtvervoer goederen | 0 | 83 | 17 | 0 | 75 | 25 | 0 | 75 | 25 |
Luchtvervoer personen | 0 | 58 | 42 | 0 | 60 | 40 | 0 | 60 | 40 |
Spoorvervoer goederen | 71 | 0 | 29 | 60 | 0 | 40 | 60 | 0 | 40 |
Zeevervoer goederen | 3 | 0 | 97 | 0 | 0 | 100 | 0 | 0 | 100 |
Zeevervoer personen | 60 | 0 | 40 | 50 | 0 | 50 | 50 | 0 | 50 |
Totale uitgaven x € 1000 | 30 525 | 25 918 | 32 673 | 26 311 | 32 891 | 27 294 | |||
Totale ontvangsten x € 1000 | 1 875 | 0 | 1 947 | 0 | 683 | 0 | |||
Netto uitgaven x € 1000 | 28 650 | 25 918 | 30 726 | 26 311 | 32 208 | 27 294 | |||
Waarvan ten laste van: | Waarvan ten laste van: | Waarvan ten laste van: | |||||||
KM | 4 435 | KM | 3 886 | KM | 4 031 | ||||
KL | 14 829 | KL | 14 784 | KL | 15 335 | ||||
KLU | 3 579 | KLU | 5 063 | KLU | 5 253 | ||||
KMAR | 547 | KMAR | 298 | KMAR | 310 | ||||
DICO (*) | 2 229 | DICO (*) | 2 030 | DICO (*) | 2 106 | ||||
(*) inclusief baten-lastendiensten | CO | 299 | CO | 250 | CO | 259 |
Doelmatigheidsindicatoren Verkeers- en vervoersdiensten | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Raming 2003 |
Bezettingsgraad eigen chauffeurs | 90% | 90% | 90% |
Bezettingsgraad eigen voertuigen | 65% | 75% | 75% |
Inzetgraad eigen voertuigen | 75% | 75% | 75% |
Beladingsgraad eigen voertuigen | – | 45% | 50% |
Instituut Keuring en Selectie Defensie
Met ingang van 2002 is de Defensie Werving en Selectie-organisatie omgevormd tot het Instituut Keuring en Selectie Defensie. De diverse defensie-organisaties zijn nu weer zelf verantwoordelijk voor de werving van personeel. De hierbij behorende budgetten zijn dan ook weer teruggeboekt.
Het Instituut Keuring en Selectie Defensie (IKS) is een professioneel facilitair keuringsinstituut. Het ondersteunt de defensieonderdelen door het tijdig aanleveren van overeengekomen keuringsprofielen. Daarnaast levert het ondersteunende diensten aan de personeelsvoorzieningsdiensten, inclusief de banenwinkels van de defensieorganisaties en het Kennis en Expertise Centrum (KEC).
Prestatiegegevens IKS | Meeteenheid | Afnemer | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Raming 2003 |
Initiële keuringen | Aantal | KM | 2 597 | 3 472 | 2 704 |
Aantal | KL | 9 711 | 11 484 | 8 942 | |
Aantal | KLU | 1 937 | 2 427 | 1 890 | |
Aantal | KMAR | 2 034 | 1 880 | 1 464 | |
Bijzondere keuringen | Aantal | KM | 410 | 1 140 | 2 146 |
Aantal | KL | 215 | 1 614 | 696 | |
Aantal | KLU | 0 | 0 | 588 | |
Aantal | KMAR | 112 | 1 218 | 70 | |
Scholings- en beroepskeuze- | Aantal | KM | 45 | 432 | 1 765 |
advies | Aantal | KL | 101 | 960 | 735 |
Aantal | KLU | 3 | 0 | 0 | |
Aantal | KMAR | 4 | 160 | 0 |
Initiële keuring: keuringen van sollicitanten die voorafgaand aan de aanstelling van militair de status van burger hebben;
Bijzondere keuring: keuringen ten behoeve van de doorstroom van militairen;
Scholings- en beroepskeuze advies: adviezen aan militairen ten behoeve van doorstroom en uitstroom.
Doelmatigheidsindicatoren Keuringen en selectie | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Raming 2003 |
Kostprijs initiële selectie (x € 1) | 738 | 738 | 738 |
Kostprijs bijzondere selectie (x € 1) | 236 | 236 | 236 |
Doorlooptijd selectie (in aantal weken) | *) | 2 | 2 |
*) in verband met gewijzigde definitie van de doorlooptijd is voor 2001 geen vergelijkbaar gegeven beschikbaar.
Voor adviezen scholings- en beroepskeuze is nog een kostprijs in ontwikkeling. Deze zal worden opgenomen vanaf de begroting 2004 (zie groeiparagraaf).
Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf
Het Militair Geneeskundig Facilitair Bedrijf (MGFB) draagt binnen de richtlijnen van de Hoogste Medische Autoriteit (HMA) en van Commandant Dico, op doelmatige wijze bij aan de inzetbaarheid van militairen door ondersteuning van de zorgverlening die de krijgsmachtdelen leveren bij de inzet van operationele eenheden. Het MGFB verricht de volgende activiteiten:
• voorzien in de behoefte aan uitzendbaar medisch specialistisch personeel;
• bieden van zorgcapaciteit (zowel medisch-specialistische als revalidatie) voor de opvang van (grotere aantallen) militaire slachtoffers;
• voorzien in medisch-specialistische zorg en revalidatiezorg;
• verzorgen van de geneeskundige opleidingen voor militair personeel;
• verzorgen van de logistiek van geneeskundige goederen en diensten;
• ontwikkelen van beleid en geven van advies aan politieke en ambtelijke leiding.
Het MGFB is opgebouwd uit vier divisies en een staf. Deze staf verzorgt de nodige ondersteuning op het gebied van interne besturing en beheersing van de MGFB-organisatie. De divisies zijn achtereenvolgens het Centraal Militair Hospitaal (CMH), het Militair Revalidatie Centrum (MRC), het Opleidingscentrum Militair Geneeskundige Diensten (OCMGD) en het Militair Geneeskundig Logistiek Centrum (MGLC).
Prestatiegegevens MGFB | Meeteenheid | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Raming 2003 |
Centraal Militair Hospitaal | ||||
Bedcapaciteit | Aantal | 45 | 45 | 45 |
Bedcapaciteit calamiteitenhospitaal (max) | Aantal | 300 | 300 | 300 |
1e consulten polikliniek | Aantal | 14 976 | 15 167 | 15 167 |
Verpleging | Dagen | 9 527 | 8 264 | 8 264 |
Verrichtingen polikliniek | Aantal | 15 030 | 14 742 | 14 742 |
Verrichtingen OK | Aantal | 3 429 | 3 093 | 3 093 |
Functie-onderzoeken | Aantal | 14 649 | 14 739 | 14 739 |
Militair Revalidatie Centrum | ||||
Bedcapaciteit | Aantal | 80 | 80 | 80 |
Revalidatie | Behandeluren | 40 989 | 43 000 | 43 000 |
Verpleging | Dagen | 21 733 | 24 500 | 24 500 |
Opleidingscentrum Militair GeneesKundige Diensten | ||||
Algemeen militair arts (AMA) | } Aantal geslaagde cursisten | *) | 334 | 334 |
Algemeen militair verpleegkundige (AMV) | 528 | 528 | ||
Management en specialisten | 253 | 253 | ||
Militairen met geneeskundige neventaak | 1 273 | 1 273 | ||
Geneeskundig hulppersoneel | 2 835 | 2 835 | ||
Militair Geneeskundig Logistiek Centrum | ||||
Orderregels bevoorrading | Aantal | 62 721 | 70 000 | 70 000 |
Receptregels apotheek | Aantal | 52 997 | 55 000 | 55 000 |
Assemblages optiek | Aantal | 8 663 | 10 500 | 10 500 |
Aanmaak diepvriesbloed | Zakken | 500 | 500 | 500 |
Bloedverstrekkingen | Aantal | 640 | 750 | 750 |
*) Geen gegevens over 2001 beschikbaar.
De bovenstaande prestatiegegevens zullen in de ontwerpbegroting 2004 nog verder worden uitgebreid met gereedheidstermijnen voor de uitbreiding naar de maximum bedcapaciteit bij respectievelijk het Centraal Militair Hospitaal (300) en het Militair Revalidatie Centrum (120). Eveneens zullen worden opgenomen de inzetbaarheidspercentages voor de inzet van medische teams (onderverdeeld naar de categorieën direct inzetbaar, op termijn en op lange termijn inzetbaar). Deze percentages kunnen nog niet worden ingevuld omdat deze afhankelijk zijn van de volledige contractafsluiting met ziekenhuizen.
Doelmatigheidsindicatoren Geneeskundige verzorging | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Raming 2003 |
Kostprijs per cursist OCMGD (x € 1) | 6 580 | 6 580 | 6 353 |
De ondersteuning op het gebied van de managementopleidingen wordt verzorgd door het Instituut Defensie Leergangen (IDL). Het IDL is het opleidingscentrum voor loopbaanopleidingen en militaire aspectcursussen ten behoeve van defensiemanagers en staffunctionarissen op midden-, hoger- en topniveau. Tevens worden internationale opleidingen voor officieren uit Midden- en Oost-Europa verzorgd.
In het kader van de bestuurlijke integratie van het Koninklijke Instituut Marine (KIM), de Koninklijke Militaire Academie (KMA) en het IDL levert het IDL een bijdrage aan het oprichten van de Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW), waarvan de juridische zetel op het IDL wordt gevestigd.
Prestatiegegevens IDL | Meeteenheid | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Raming 2003 |
Koninklijke marine | } Aantal geslaagde leerlingen | 97 | 110 | 128 |
Koninklijke landmacht | 165 | 184 | 208 | |
Koninklijke luchtmacht | 99 | 116 | 125 | |
Leergang Topmanagement Defensie (LTD) | 18 | 10 | 20 | |
International Staff Officers Course (ISOOC) | 76 | 81 | 80 | |
Nato Defense Orientation and Nato Orientation Course (NDOC/NOC) | 67 | 82 | 85 | |
Overige interservice opleidingen | 44 | 71 | 70 |
Doelmatigheidsindicatoren Managementopleidingen | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Raming 2003 |
Kostprijs per cursist IDL (x € 1) | 18 200 | 18 800 | 18 200 |
Defensie Materieel Codificatiecentrum
De materieelcodificatie wordt uitgevoerd door het Defensie Materieel Codificatiecentrum (DMC). De aanvragen zijn afkomstig van buitenlandse Nationale Codificatie Bureaus voor het codificeren van in Nederland geproduceerde, nieuwe artikelen. Het aantal artikelen in onderhoud betreft de NATO-stocknumbers (NSN's) voor in Nederland geproduceerde artikelen, waarvoor in het verleden een aanvraag is ingediend. Het DMC stelt codificatie-informatie beschikbaar aan rechthebbenden en beheert tevens het Defensie Materieel Codificatie Informatie-systeem (DEMCIS).
Prestatiegegevens DMC | Meeteenheid | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Raming 2003 |
Codificatie-aanvragen | Aantal | 2 251 | 2 000 | 2 000 |
Artikelen in onderhoud | Aantal | 43 235 | 44 000 | 46 000 |
Dienst Archieven-, Registratie- en Informatiecentrum
De ondersteuning op het gebied van archieven wordt verzorgd door de Dienst Archieven-, Registratie- en Informatiecentrum (DARIC). De DARIC verzorgt de centrale documentaire informatievoorziening en voert de algemene secretarie van het ministerie. De archiveringstaak omvat het in goede staat houden en bewaren van aan DARIC toevertrouwde informatiebronnen, alsmede overbrenging van archieven naar rijksarchiefbewaarplaatsen. DARIC verstrekt telefonische en schriftelijke informatie over het gearchiveerde materiaal.
Prestatiegegevens DARIC | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Raming 2003 |
Strekkende meters in beheer | 38 600 | 38 600 | 38 600 |
Dienst Personeels- en Salarisadministratie
De dienst Personeels- en Salarisadministratie (PSA) verzorgt de uitvoering van de salarisadministratie, de loonspaarregelingen en de personele- en financiële informatievoorziening voor het burgerpersoneel van Defensie. Voor het militair personeel verzorgt de dienst het deblokkeren van de spaarlonen en de uitvoering van de premiespaarregeling. Daarnaast wordt de verwerking van de militaire bezoldiging in de begrotingsadministratie verzorgd. PSA is tevens inhoudingsplichtige voor de loonbelasting.
Prestatiegegevens PSA | Meeteenheid | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Raming 2003 |
Salarissen | ||||
Incidentele/permanente mutaties | Aantal | 175 718 | 169 000 | 169 000 |
Collectieve mutaties | Aantal | 99 538 | 50 000 | 50 000 |
Loon-/premiespaarregelingen | ||||
Aantal mutaties | Aantal | 5 811 | 5 800 | 5 800 |
Reisdeclaraties | ||||
Declaraties (binnen- en buitenland) | Aantal | 41 048 | 43 000 | 43 000 |
Reizen (binnen- en buitenland) | Aantal | 155 406 | 160 000 | 160 000 |
Centrale Beheersorganisatie Militair Salarisssysteem
Met ingang van 2002 is de Centrale Beheersorganisatie Militair Salarissysteem (CBMS) ondergebracht bij het Defensie Interservice Commando. De CBMS beheert het Nieuw Salarissysteem Krijgsmacht (NSK) en stelt de betaaltape ter beschikking van DGF&C voor de betaling van salarissen, toelagen en vergoedingen aan het militair personeel van Defensie c.q. hun verwanten. CBMS is tevens inhoudingsplichtige voor de loonbelasting.
Maatschappelijke Dienst Defensie
De bedrijfsmaatschappelijke dienstverlening wordt verzorgd door de Maatschappelijke Dienst Defensie (MDD). De MDD richt zich primair op de ondersteuning bij de operationele inzet, levert diensten in het kader van het reguliere bedrijfsmaatschappelijk werk en verleent speciale ondersteuning bij reorganisaties. De MDD neemt de hulp- en dienstverlening voor zijn rekening aan het burger- en militair personeel, aan het thuisfront, aan de organisatie en aan veteranen. Het bedrijfsmaatschappelijk werk vergroot het welbevinden van deze groepen binnen de defensie-organisatie. De MDD draagt op die manier bij aan de motivatie en inzetbaarheid van het personeel.
Diensten Geestelijke Verzorging
De geestelijke verzorging in de krijgsmacht wordt uitgevoerd door vier interservice diensten geestelijke verzorging: de rooms-katholieke, de protestantse, de joodse en de humanistische. Als aanvulling hierop zal in 2002 mogelijk een dienst hindoe geestelijke verzorging worden opgericht. Deze diensten zijn organisatorisch ondergebracht in de Diensten Geestelijke Verzorging (DGV). De DGV verlenen volgens de richtlijnen van de zendende instanties geestelijke verzorging aan militairen en waar nodig ook aan de gezinsleden van militairen. De DGV zijn voortdurend beschikbaar om, mede in het kader van het streven naar hoogwaardige personeelszorg, vanuit de verschillende godsdienstige en levensbeschouwelijke achtergronden, begeleiding en zorg te bieden inzake levensbeschouwelijke/ethische vragen en bij (geestelijke) nood.
Bureau Internationale Militaire Sport
Ondersteuning op het gebied van internationale sport wordt verzorgd door het Bureau Internationale Militaire Sport (BIMS). Het BIMS zorgt voor de organisatie van internationale militaire sporttoernooien en voor de uitzending van militaire équipes. Tevens coördineert het BIMS de militaire sport op nationaal niveau. Daarnaast stimuleert het BIMS sportbeoefening en (individuele) begeleiding van topsporters binnen de defensie-organisatie.
Prestatiegegevens BIMS | Meeteenheid | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Raming 2003 |
Internationale sporttoernooien in Nederland | Aantal deelnames | 5 | 7 | 7 |
Internationale sporttoernooien in het buitenland | Aantal deelnames | 48 | 40 | 40 |
Wereldkampioenschappen | Aantal deelnames | 15 | 16 | 16 |
Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum Bronbeek
Het Koninklijk Tehuis voor Oud-Militairen en Museum (KTOMM) Bronbeek dient als verzorgingstehuis voor oud-militairen van alle krijgsmachtdelen beneden de categorie officieren. Het houdt een koloniaal museum in stand, dat in 1996 door de Traditiecommissie Krijgsmacht officieel als krijgsmachtdeelmuseum is aangemerkt. Daarnaast ondersteunt KTOMM Bronbeek het veteranenbeleid van de minister op een actieve manier en dient het als locatie voor het houden van herdenkingen en reünies.
Prestatiegegevens KTOMM | Meeteenheid | Realisatie 2001 | Vermoedelijke uitkomst 2002 | Raming 2003 |
Verzorgingscapaciteit | Aantal oud-militairen | 50 | 50 | 50 |
Museumbezoeken | Aantal bezoekers | 25 000 | 21 000 | 21 000 |
Onder deze categorie zijn de niet verder toe te delen activiteiten opgenomen, zoals de uitgaven van de staf van het Dico en enkele Dico-brede projecten. De staf van het Dico ondersteunt de Commandant Dico bij de aansturing van de onder het Dico ressorterende eenheden. In de staf is tevens een ondersteuningsgroep opgenomen die mede zorg draagt voor de ondersteuning van enkele Dico-eenheden op het gebied van financiën, personeel en organisatie. Het betreft in dit geval eenheden van het Dico die niet zelf in staat zijn deze taken doelmatig uit te voeren.
Het Dico-brede investeringsbudget wordt centraal beheerd door de staf van het Dico. In onderstaand overzicht is de investeringsreeks zichtbaar gemaakt.
Bedragen x € 1 000 | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Investeringen | Verplichtingen | Uitgaven | ||||||||
2001 | 2002 | 2003 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Groot materieel | 7 959 | 11 602 | 8 657 | 7 426 | 13 623 | 10 001 | 6 277 | 7 792 | 5 608 | 5 295 |
Infrastructuur | 8 119 | 21 729 | 9 286 | 9 060 | 6 193 | 13 440 | 10 309 | 8 131 | 10 677 | 10 911 |
Totaal | 16 078 | 33 331 | 17 943 | 16 486 | 19 816 | 23 441 | 16 586 | 15 923 | 16 285 | 16 206 |
De ontvangstenbegroting beslaat in 2003 € 22,5 miljoen en betreft ontvangsten van ziektekostenverzekeraars die voortvloeien uit de door het CMH en het MRC verleende geneeskundige verzorging, uit de verhuur van spoorwagons door DVVO, uit de verhuur van faciliteiten door het IDL en uit bijdragen van bewoners en opbrengsten van het museumbezoek aan het KTOMM Bronbeek.
In het komende jaar zal de ingezette lijn van opname van producten, prijzen en afnemers verder worden ingevuld. Dit betreft de verdere uitbreiding van de prestatiegegevens DVVO met de uitgavenverdeling (via kostprijzen) voor gebruik van de eigen capaciteit per defensie-onderdeel. Voor adviezen scholings- en beroepskeuze van het IKS zal een kostprijs worden opgenomen in de ontwerpbegroting 2004 waarna verdere toerekening naar afnemers mogelijk wordt. De prestatiegegevens MGFB worden in de ontwerpbegroting 2004 nog verder uitgebreid met gereedheidstermijnen voor de uitbreiding naar de maximum bedcapaciteit bij respectievelijk het CMH en het MRC en met inzetbaarheidspercentages van medische teams. Om de activiteiten verder toe te rekenen zullen de opleidingen worden uitgesplitst over de afnemers. Van het MGLC en de producten/diensten die de Overige Interservice Diensten leveren, zal bezien worden welke prestaties in geld zijn uit te drukken en hoe deze eveneens zijn te koppelen aan de afnemers.
In het komende jaar zal voorts, mede rekening houdend met de invoering van een Eigentijds Begrotingsstelsel, worden bezien hoe de capaciteit op zowel de lange als de korte termijn beter op de uiteindelijke vraag kan worden afgestemd. Dit zal niet alleen in samenhang met de suppletore begrotingen worden beschouwd, welke nu worden gebruikt om de benodigde budgetten voor de afnemende diensten op het juiste niveau te brengen, omdat dan veelal duidelijk is hoe de verwachte vraag voor het begrotingsjaar zal zijn, maar ook in relatie tot de verbetering van het functioneren van klantenraden waarin de lange termijn planning wordt vastgesteld.
Ook zal in dat verband worden gestreefd naar een verder onderbouwde kostprijs per activiteit/product in relatie met de nadere invulling van de kostprijzen in de begroting. De relatie met de afnemer, die aansluit bij de onderdelen uit de beleidsartikelen, is voor de komende jaren een belangrijk uitgangspunt. Ook dit is uiteraard niet los te zien van de invoering van het Eigentijds Begrotingsstelsel.
Niet-beleidsartikel 70 Geheime uitgaven
Overeenkomstig artikel 19 van de Comptabiliteitswet 1976 en de regeling Rijksbegrotingsvoorschriften, is dit artikel bij het ministerie van Defensie aangewezen als het artikel waarop de geheime uitgaven worden verantwoord.
De geheime uitgaven worden jaarlijks door de President van de Algemene Rekenkamer gecontroleerd. De beschikbare financiële middelen zijn opgenomen in de volgende tabel.
Budgettaire gevolgen «Geheim» (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Verplichtingen | 908 | 910 | 918 | 918 | 918 | 918 | 918 |
Uitgaven | 908 | 910 | 918 | 918 | 918 | 918 | 918 |
Niet-beleidsartikel 80 Nominaal en onvoorzien
In dit artikel worden primair de door het ministerie van Financiën toegekende bedragen voor zowel de loonbijstelling en de incidentele looncomponent als die voor de prijsbijstelling en die voor nieuwe mutaties ondergebracht. Vervolgens worden deze bedragen over de (niet-)beleidsartikelen verdeeld. Op het artikelonderdeel Efficiency-taakstelling worden de te realiseren besparingen door getroffen maatregelen ter verbetering van de efficiency en kwaliteit ingeboekt.
Op het artikelonderdeel Taakstelling Strategisch Akkoord zijn de nog in te vullen taakstellingen uit het Regeerakkoord verwerkt.
De financiële bedragen die voor bovenstaande doelstellingen tijdens de begrotingsjaren ter beschikking staan, zijn in de volgende tabel opgenomen.
Artikelonderdelen en budgettaire gevolgen «Nominaal en Onvoorzien» (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Verplichtingen | 100 730 | – 73 968 | – 162 138 | – 169 517 | – 214 327 | – 218 023 | |
Uitgaven | |||||||
Loonbijstelling | 69 805 | 65 876 | 56 346 | 57 384 | 52 637 | 52 607 | |
Prijsbijstelling | 30 925 | 7 373 | 72 | 24 266 | 6 719 | 3 053 | |
Efficiencytaakstelling | – 38 571 | – 38 571 | – 38 571 | – 38 571 | |||
Onvoorzien | |||||||
Taakstelling Strategisch akkoord | – 147 217 | – 179 985 | – 212 596 | – 235 112 | – 235 112 | ||
Totale uitgaven | 100 730 | – 73 968 | – 162 138 | – 169 517 | – 214 327 | – 218 023 |
Toelichting op de geraamde bedragen
Dit betreft met name het restant van de nog te verdelen loonbijstellingsbedragen. Tevens is meerjarig het bedrag opgenomen dat jaarlijks aan de belastingsdienst verschuldigd zal zijn als gevolg van de lumpsum betaling in het kader van de fiscalisering van van Rijkswege verstrekte huisvesting en voeding op basis van een jaarlijks door de belastingsdienst op te stellen aanslag.
Voor 2003 en verdere jaren zijn diverse kleine mutaties geboekt die op dit artikel centraal worden gereserveerd.
Na verwerking van structureel hogere ontvangsten is het resterende bedrag voor 2003 omgeslagen over de diverse artikelen. Voor de jaren na 2003 wordt bij de opstelling van de ontwerpbegroting 2004 de realisatie van de efficiencytaakstelling verder ingevuld.
Taakstelling Strategisch Akkoord
De taakstellingen voor Defensie zoals deze voortvloeien uit het opgestelde Strategisch Akkoord, inbegrepen 75% van de niet-uitgedeelde prijsbijstelling, zijn vooralsnog gestald op dit artikelonderdeel. De beleidsmatige invulling van deze taakstellingen wordt momenteel ter hand genomen, zoals ook gemeld in de Beleidsagenda. Met een Nota van wijziging dan wel met de eerste suppletore begroting 2003 zal de Kamer nader worden ingelicht over de wijze waarop de verwerking van de taakstellingen over de onderscheiden taakvelden binnen de defensiebegroting zal worden uitgevoerd.
Niet-beleidsartikel 90 Algemeen
Onder dit artikel worden onder apparaatsuitgaven de uitgaven geraamd voor het kerndepartement en de niet nader toe te delen organisatie-eenheid Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (voorheen Militaire Inlichtingendienst). Daarnaast worden als programma-uitgaven de investeringen door het kerndepartement en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en niet nader toe te delen departementsbrede uitgaven geraamd, die worden beheerd bij het kerndepartement.
De financiële bedragen die voor bovenstaande doelstellingen tijdens de begrotingsjaren ter beschikking staan, zijn in de volgende tabel opgenomen.
Artikelonderdelen en budgettaire gevolgen «Algemeen» (x € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Verplichtingen | 1 193 534 | 1 222 158 | 1 358 224 | 1 362 665 | 1 386 836 | 1 406 534 | 1 411 158 |
Uitgaven | |||||||
Apparaatsuitgaven | |||||||
Kerndepartement incl. wachtgelden | 129 508 | 115 448 | 105 746 | 110 629 | 110 429 | 111 708 | 116 507 |
Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst | 47 298 | 54 263 | 50 685 | 50 724 | 50 642 | 50 632 | 50 638 |
Totaal Apparaatsuitgaven | 176 806 | 169 711 | 156 431 | 161 353 | 161 071 | 162 340 | 167 145 |
Programma-uitgaven | |||||||
Investeringen | 16 302 | 21 884 | 14 386 | 14 603 | 4 620 | 4 620 | |
Departementsbrede uitgaven | |||||||
– Milieu-uitgaven | 2 669 | 4 158 | 5 629 | 13 034 | 14 775 | 14 776 | 14 731 |
– Pensioenen en uitkeringen *) | 860 893 | 897 991 | 979 150 | 984 821 | 992 092 | 1 021 389 | 1 021 867 |
– Wetenschappelijk onderzoek | 64 258 | 65 314 | 60 902 | 60 129 | 59 871 | 59 823 | 59 824 |
– Ziektekostenvoorziening | 28 264 | 24 551 | 24 852 | 24 832 | 24 834 | 24 837 | 24 837 |
– Subsidies en bijdragen | 22 859 | 18 058 | 12 374 | 12 430 | 12 364 | 12 364 | 12 235 |
– Overige uitgaven | 34 907 | 34 012 | 103 163 | 107 895 | 107 998 | 106 618 | 106 673 |
Totaal Programma-uitgaven *) | 1 013 850 | 1 060 386 | 1 207 954 | 1 217 527 | 1 226 537 | 1 244 427 | 1 244 787 |
Totale uitgaven *) | 1 190 656 | 1 230 097 | 1 364 385 | 1 378 880 | 1 387 608 | 1 406 767 | 1 411 932 |
Ontvangsten | 12 401 | 12 102 | 9 283 | 8 103 | 8 875 | 6 107 | 6 107 |
*) waarvan niet-relevant | 56 007 | 55 447 | 55 321 | 85 848 | 91 407 |
Het kerndepartement ondersteunt de bewindslieden in hun contacten met het parlement, in hun rol als lid van het kabinet en bij het onderhouden van internationale betrekkingen. Daarnaast geeft het kerndepartement op hoofdlijnen integrale sturing aan de onderdelen van de defensie-organisatie en controleert en evalueert het de realisatie van het beleid. Ten slotte voert het kerndepartement de regie bij de uitvoering van beleid met een defensiebrede uitstraling.
Het kerndepartement voert hiertoe de volgende activiteiten uit:
• in- en extern verzamelen van gegevens en op basis hiervan opstellen van adviezen ten behoeve van de bewindslieden;
• integrale sturing op hoofdlijnen van de onderdelen van de defensie-organisatie;
• initiëren, ontwikkelen, overdragen, regisseren en evalueren van het strategisch beleid van Defensie, het beleid ten aanzien van personeel, materieel, financiën, voorlichting en informatie en het juridische beleid.
Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst
Het doel van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) is het leveren van kwalitatief hoogwaardige inlichtingen- en veiligheidsinformatie. Hiermee wordt een onmisbare bijdrage geleverd aan het formeren, het in stand houden en het inzetten van de Nederlandse krijgsmacht. De dienst bevordert daarmee de efficiency en effectiviteit van het Nederlandse defensie-apparaat binnen de nationale en internationale context waarin dit opereert. De MIVD opereert binnen het wettelijke kader van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV) en voert de volgende, daarin vastgelegde taken uit:
• verzamelen en verwerken van gegevens uit telecommunicatie-emissies in de ether;
• verzamelen van gegevens met de hulp van natuurlijke personen;
• verzamelen en verwerken van gegevens op het gebied van contra-inlichtingen en veiligheid, in het bijzonder naar gegevens over bedreigingen, in verband met spionage, subversie, sabotage en terrorisme;
• evalueren, analyseren en verwerken van de verzamelde gegevens tot inlichtingen- en veiligheidsproducten;
• uitvoeren van veiligheidsonderzoeken inzake (instromend) defensiepersoneel (ongeveer 23 000 veiligheidsonderzoeken per jaar).
Hoewel terrorisme, in relatie tot de taken van de krijgsmacht, op zichzelf één van de vaste aandachtsgebieden van de MIVD was, heeft de nieuwe situatie die is ontstaan sinds 11 september 2001 tot een onvoorziene en substantiële extra informatiebehoefte geleid. Hierin zal worden voorzien door uitbreiding van:
• analysecapaciteit en structurele invulling van de ondersteuning van defensie-onderdelen op het gebied van contra-inlichtingen en veiligheid door middel van vaste CIV-teams. Dit houdt verband met de toenemende kans op terroristische aanslagen op Nederlandse en Navo-eenheden;
• human intelligence capaciteit mede in samenwerking met buitenlandse diensten in verband met de sterk toegenomen vraag om steun bij bondgenootschappelijke inlichtingenoperaties;
• de inlichtingencapaciteit voor intensivering van onderzoek naar het potentieel van terroristische organisaties ten behoeve van een adequate structuur en de doeltreffende inzet van de Nederlandse krijgsmacht;
• de capaciteit om geautomatiseerde netwerken van terroristische organisaties binnen te dringen.
In totaal zijn met de intensivering van terrorismebestrijding 24 functies gemoeid, waarvoor gelden zijn toegevoegd aan de begroting 2002 met een Nota van Wijziging.
De investeringen betreffen vernieuwing van apparatuur en infrastructuur bij de MIVD ten behoeve van de verbindingsinlichtingen en investeringen in geautomatiseerde ondersteuning van werkprocessen alsmede het beheersen en oplossen van de archiefproblematiek.
Daarnaast zijn nog gelden geraamd voor de ontwikkeling van het IV-programma P&O2000. Dit programma wordt ten behoeve van alle defensie-eenheden door het kerndepartement uitgevoerd.
De milieu-uitgaven hebben onder meer betrekking op maatregelen (zoals de sanering van de Cannerberg) en schadevergoedingen. Daarnaast is op dit artikelonderdeel in de jaren 2003 tot en met 2007 een bedrag ondergebracht dat op basis van voorgestelde en goedgekeurde milieuprojecten aan de defensie-onderdelen kan worden toegekend.
De pensioenvoorziening en uitkeringen voor militair personeel waren voorheen grotendeels in eigen beheer bij Defensie. Overeenkomstig een in december 1998 met het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) afgesloten overeenkomst zijn het beheer en de uitvoering van pensioenen voor personen ouder dan 65 jaar en van de militaire nabestaandenpensioenen die verband houden met overlijden als gevolg van het uitoefenen van de militaire dienst, per 1 juni 2001 overgegaan naar het ABP. Voor de militaire nabestaandenpensioenen is sprake van volledige kapitaaldekking.
Conform de arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2001 – 2003 wordt vanaf (in beginsel) 1 januari 2003 voor gewezen militairen van 60–65 jaar voor nieuw op te bouwen diensttijd een kapitaalgedekt prepensioen geïntroduceerd. Dit prepensioen vervangt de thans bestaande uitkeringen op grond van de Uitkeringswet Gewezen Militairen (UKW). Het huidige uitkeringsniveau staat daarbij niet ter discussie. Dat wil zeggen dat het opgebouwde prepensioen uit de defensiebegroting wordt aangevuld tot het huidige uitkeringsniveau.
• Kapitaalgedekt militair ouderdomspensioen: voor diensttijd vanaf 1 juni 2001 wordt ten behoeve van de militaire ouderdomspensioenen op het kapitaaldekkingsstelsel overgegaan. Ouderdomspensioenen die betrekking hebben op tot 1 juni 2001 opgebouwde diensttijd en (aanvullende) nabestaandenpensioenen worden op declaratiebasis met het ABP verrekend. Met ingang van 1 juni 2001 is voor de nieuw op te bouwen militaire ouderdomspensioenen op het kapitaaldekkingsstelsel overgegaan. Een van de elementen om dit mogelijk te maken is een reeks 10-jarige leningen van Defensie aan het ABP. De uitgaven die met deze leningen gemoeid zijn, worden aangemerkt als niet-relevant voor het uitgavenkader van de Rijksbegroting in enge zin.
• Kapitaalgedekt militair prepensioen: evenals voor het ouderdomspensioen is voor wat betreft de overgang op kapitaaldekking een financieringsarrangement getroffen. Defensie heeft een reeks van € 14,5 miljoen beschikbaar gesteld. Daarnaast komen de geleidelijk voor de defensiebegroting vrijvallende uitkeringsbedragen beschikbaar. Na de introductie van de kapitaaldekking worden de premiemutaties op de gebruikelijke wijze verrekend met de loonbijstelling. Het restant van de jaarlijks benodigde premie wordt als niet-relevante uitgave door het ministerie van Financiën toegevoegd. Na ongeveer 15 jaar is sprake van een kantelpunt. Vanaf dat moment wordt het totaal aan beschikbare middelen voor zover die uitgaan boven de jaarlijkse premieverhoging in mindering gebracht op de defensiebegroting. Eén en ander loopt door totdat de som van de op de defensiebegroting in mindering gebrachte bedragen gelijk is aan de som van de aan de defensiebegroting toegevoegde bedragen.
• De uitvoering van de militaire invaliditeitspensioenen: daarmee verband houdende voorzieningen en verstrekkingen en UKW is eveneens in handen van ABP.
• De uitvoering van de sociale zekerheid (wachtgelden, WW en bovenwettelijke werkloosheidsuitkeringen; WAO en bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkeringen) is in handen van de Uitvoeringsinstelling Werknemersverzekeringen (UWV). De in dit kader op dit artikel geraamde uitgaven hebben betrekking op de bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkeringen voor militairen in de zogenoemde niet-eigen risicoperiode. De werkloosheidsuitkeringen en de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen in de eigen risicoperiode (eerste vijf WAO-jaren) worden verantwoord bij de defensie-onderdelen.
De financiële middelen die voor het uitvoeren van de diverse regelingen voor postactieven begroot zijn, zijn in de meerjarenramingen opgenomen.
Defensie ondergaat ingrijpende veranderingen op politiek, technologisch en wetenschappelijk terrein. Er is kennis nodig om de consequenties van deze veranderingen goed te kunnen inschatten en hierop slagvaardig te reageren. Door het laten uitvoeren van activiteiten op het gebied van Wetenschappelijk Onderzoek en Ontwikkeling (WOO), wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van de hiervoor noodzakelijke kennis.
Om dit te bereiken wordt gebruikt gemaakt van onderstaande instrumenten:
• doelfinanciering Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO): overeenkomstig de TNO-wet en de regelingen tussen overheid en TNO, verstrekt Defensie jaarlijks via het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen een doelfinanciering aan TNO. Met deze doelfinanciering wordt bij de drie instituten van TNO-Defensieonderzoek geïnvesteerd in een voor de taakuitvoering van Defensie noodzakelijke kennisbasis. Een klein deel van de doelfinanciering komt via TNO-Defensieonderzoek ter beschikking van andere TNO-instituten (bijvoorbeeld het Maritiem Research Instituut Nederland). Met ingang van 2001 wordt het totale doelfinancieringsbudget programmatisch aangestuurd. Alle (80) programma's hebben een afgebakende begroting en een specifieke looptijd (gemiddeld 4 jaar) en een zo concreet mogelijk geformuleerd resultaat. Met ingang van 2003 wordt de doelfinanciering TNO in totaal met € 9,1 miljoen gekort. Deze korting vloeit deels (€ 6,8 miljoen) voort uit de Voorjaarsnota 2001. Het resterende deel (€ 2,3 miljoen) hangt samen met de in de Defensienota 2000 aangekondigde verlaging van het budget voor onderzoek en ontwikkeling met € 4,5 miljoen Deze verlaging is hiermee, gezien de reeds in 2000/2001 doorgevoerde kortingen op de bijdrage aan het NIVR Ruimte Technologie (NRT) programma en op het budget voor gebruik van kennis en kunde door de Centrale organisatie, thans volledig gerealiseerd.
• onderzoek en technologie: dit betreft de ontwikkeling van (technologische) kennis die van belang is voor de taakuitvoering van Defensie. Deze activiteiten worden – vaak in internationaal verband – uitgevoerd door Nederlandse bedrijven, onderzoeksinstellingen en universiteiten. Indien de ontwikkeling van nieuwe technologische kennis een belangrijk deel van een project uitmaakt, wordt incidenteel ook bijgedragen aan een materieelontwikkelingsproject. Voor intensivering van onderzoek in het kader van de terroristische dreiging wordt voor de jaren 2003 tot 2005 € 1,4 miljoen extra uitgetrokken.
• bijdrage aan het NLR: Defensie verstrekt via het ministerie van Verkeer en Waterstaat een bijdrage aan het Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium (NLR) die bedoeld is voor het verrichten van het basisonderzoek. Door deze bijdrage kan Defensie tegen het gereduceerde deelnemerstarief gebruik maken van de diensten van het NLR.
Subsidies en bijdragen worden verleend aan instellingen die voor Defensie een zeker nut hebben en ook zelf financiële middelen bijeenbrengen, maar mede afhankelijk zijn van financiële hulp van Defensie. De omvangrijkste subsidie betreft de Stichting Dienstverlening Veteranen. De stijging van het aantal veteranen zal een stijging van de subsidie tot gevolg hebben. Een uitbreiding van het aantal subsidies is op dit moment niet voorzien. De daling van deze post ten opzichte van 2002 wordt voornamelijk veroorzaakt doordat in 2002 de Collectie Visser was opgenomen en dat per 2003 de bijdrage aan de verzakelijking van TNO is beëindigd. Daarnaast verstrekt Defensie financiële bijdragen aan diverse overheidsinstellingen. De belangrijkste bijdragen worden verleend aan het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen ten behoeve van de stichting bijzondere scholen voor onderwijs op algemene grondslag (STOAG) en aan de stichting Nederlands instituut voor Internationale Betrekkingen «Clingendael».
Vanuit het verleden gebleken dat de subsidies aan het STOAG en de stichting Koepelorganisatie militaire tehuizen (KOMT) ten gevolge van exogene factoren aan stijgingen onderhevig zijn.
In bijlage 5 Meerjarenramingen zijn de te verstrekken subsidies gespecificeerd onder vermelding van de begunstigde. Deze vermelding vormt voor de daar opgenomen subsidieverleningen de wettelijke grondslag als bedoeld in artikel 4.23, derde lid, onder c van de Algemene Wet Bestuursrecht.
Overige departementsbrede uitgaven
De overige departementsbrede uitgaven hebben voornamelijk betrekking op voorlichtingsactiviteiten en schadevergoedingen en de uitgaven ten behoeve van de ziektekostenvoorziening voor het defensiepersoneel, de «ZVD»-regeling. Deze regeling is opengesteld voor actief dienend burgerpersoneel en voor niet-actieven, zowel burgers als militairen. Een uitzondering hierop vormen de personen die aanspraak maken op een uitkering in het kader van de UKW en bepaalde groepen wachtgelders. Gegeven de gestelde voorwaarde maken vooral de post-actieve burgers en militairen van de regeling gebruik.
De ontvangstenraming van de centrale organisatie beslaat voornamelijk verrekening van uitgaven met derden tot een jaarlijks bedrag van € 7,7 miljoen.
De ontvangstenbegroting beslaat jaarlijks € 1,6 miljoen.
3.1 Groeiparagraaf mededeling over de bedrijfsvoering
Met de mededeling over de bedrijfsvoering legt de minister jaarlijks verantwoording af aan het parlement over de gevoerde bedrijfsvoering bij Defensie. Het door Financiën ontwikkelde rijksbrede referentiekader is voor Defensie uitgewerkt in regelgeving voor de totstandkoming van de mededeling. De mededeling over de bedrijfsvoering van de minister is met ingang van 2002 onderdeel van de interne planning en controlcyclus en gebaseerd op de deelmededelingen van de bevelhebbers van de krijgsmachtdelen, de Commandant Dico, de Plaatsvervangend Secretaris-Generaal en de Chef Defensiestaf.
Bij het vaststellen van het groeitraject voor de mededeling bedrijfsvoering is bij Defensie gebruik gemaakt van de in 2000 en 2001 opgedane ervaringen bij de totstandkoming van de in de financiële verantwoording opgenomen voorbeeldmededeling over de bedrijfsvoering. Het groeitraject moet resulteren in een volledige en uitgekristalliseerde set van kwaliteitseisen die aan de gehele bedrijfsvoering (sturing en beheersing, primaire en ondersteunende processen) worden gesteld. Er bestaan reeds richtlijnen ten aanzien van de kwaliteit van bedrijfsvoeringsonderzoeken. De kwaliteitseisen voor sturing en beheersing en voor de ondersteunende processen worden afgerond in 2002. In 2003 worden vervolgens de kwaliteitseisen voor de primaire processen ontwikkeld. Hiermee zijn alle aan de bedrijfsvoering bij Defensie te stellen kwaliteitseisen volledig uitgewerkt en kan in 2004 een volwaardige mededeling over de gehele bedrijfsvoering van Defensie worden gegeven. De reikwijdte van de mededeling over de bedrijfsvoering van 2003 wordt nog beperkt tot de sturing en beheersing en de ondersteunende processen.
3.2.1. Verbetering bedrijfsvoering (inclusief financieel en materieelbeheer)
In 2001 zijn alle tekortkomingen met de daarbij behorende verbeterpunten in het financieel en materieelbeheer in kaart gebracht. Het merendeel van de verbeteracties is reeds in 2001 gerealiseerd. In 2002 is in de bedrijfsvoering vooral aandacht voor het wegnemen van de nog resterende risico's, zodat ultimo 2002 sprake kan zijn van een ten opzichte van 2001 verder verbeterd financieel en materieelbeheer. Voor de Koninklijke marechaussee geldt daarbij dat, gegeven de beschikbare kwalitatieve en kwantitatieve bezetting, enkele verbeteracties mogelijk tot in 2003 doorlopen. Ook sommige verbeterdoelstellingen ten aanzien van het materieelbeheer bij de drie grote krijgsmachtdelen zouden, gelet op de weerbarstigheid en complexiteit van de materie en mede gegeven de beschikbare kwalitatieve en kwantitatieve bezetting, wellicht eerst in 2003 volledig gehaald kunnen worden.
In lijn met het groeitraject van de mededeling over de bedrijfsvoering en met de verbreding van de financiële beheersing van de organisatie naar een management control systeem, worden (vooraf) eisen gesteld aan de bedrijfsvoering. Behalve voor het financieel en materieelbeheer worden ook defensiespecifieke kwaliteitseisen ontwikkeld voor andere aandachtsgebieden, zoals het personeelsbeheer en milieu. Deze uitgewerkte normenkaders worden periodiek geëvalueerd en indien noodzakelijk aangevuld.
3.2.2. Invoering Competitieve Dienstverlening (CDV)
Om een doelmatige bedrijfsvoering te garanderen heeft Defensie het programma Competitieve Dienstverlening (CDV). Als in de ondersteuning moet worden geïnvesteerd, als daar een grote reorganisatie wordt voorgenomen of als van een ondersteunend onderdeel de prestaties achterblijven, dan wordt door middel van dit programma onderzocht of het zelfdoen van activiteiten, in vergelijking tot uitbesteden, wel doelmatig is. Het programma omvat vele onderzoeken. De grootste zijn onderzoeken naar de Mechanisch Centrale Werkplaats (MCW), Motorenwerkplaats Koninklijke luchtmacht en het Marinebedrijf, de baten-lastendiensten DGW&T en DTO en horeca. Hiervan bevinden de onderzoeken naar wel/niet uitbesteding telematica diensten (DTO-zie 3.2.7), uitbesteding van mechanisch onderhoud van de werkplaats MCW en uitbesteding horeca zich in vergevorderd stadium. Als deze gereed zijn wordt in 2003 begonnen met het motorenonderhoud Koninklijke luchtmacht en vastgoeddiensten van DGW&T.
CDV gaat gepaard met een efficiëncytaakstelling die ingevuld moet worden door dat wat CDV-projecten opleveren (zie niet-beleidsartikel 80 «Nominaal en onvoorzien»). Bovengenoemde onderzoeken zijn complex en vergen veel tijd. Daarom konden de verwachte besparingen niet worden ingeboekt en is de taakstelling voor 2003 verdeeld over de (niet)-beleidsartikelen.
3.2.3. Uitvoering IV-plan Defensie
In 2003 zal verder uitvoering worden gegeven aan het opgestelde IV-beleid waarbij wordt gewerkt aan meer samenhang in de informatievoorziening. De samenhang betreft zowel de verticale integratie binnen een bepaald functiegebied – personeel, financiën, materiële logistiek – als de horizontale integratie ten behoeve van de leidinggevenden op alle niveaus. Voor het functiegebied personeel wordt gewerkt aan een defensiebreed informatiesysteem. Voor de functiegebieden financiën en materiële logistiek zal op basis van een in 2002 te kiezen standaard informatiesysteem (Enterprise Resource Planning of ERP-systeem) in 2003 worden gewerkt aan proces- en gegevensstandaardisatie. Daarbij wordt rekening gehouden met belangrijke ontwikkelingen als VBTB en de invoering van het Eigentijds Begrotingsstelsel (EBS). Daar waar VBTB en EBS, eerder dan met de invoering van ERP, eisen stellen aan de informatievoorziening, wordt hieraan voldaan via het onderhoud van bestaande informatiesystemen. Voor de fasering van het IV-beleidsplan wordt verwezen naar de tabel.
In 2003 wordt de inrichting van een «integrale werkplek» voorbereid, die op de juiste wijze beveiligd is en voorzieningen biedt voor de documentaire informatievoorziening. Als gevolg van het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdiensten (VIR) en als gevolg van de gebeurtenissen op 11 september 2001, is extra aandacht besteed aan de informatiebeveiliging en worden zowel het netwerk als de werkplek extra beveiligd.
Ten behoeve van de interne en externe verantwoording is het noodzakelijk dat reconstructie van besluiten mogelijk is. Daarvoor is adequate archivering onontbeerlijk. Door het toenemend gebruik van elektronische hulpmiddelen, als e-mail, intranet en verspreiding van elektronische documenten, is het belangrijk dat er orde is in de documentaire informatievoorziening, zowel in fysieke als elektronische vorm. In 2002 is hiertoe nieuw beleid ontwikkeld dat in 2003 en volgende jaren moet leiden tot hulpmiddelen in het netwerk en op de werkplek om documenten adequaat te registreren, verwerken en archiveren.
De bedragen die gemoeid zijn met de informatievoorziening zijn onderstaand gespecificeerd:
bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Artikel | Omschrijving | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
Operationele IV | 38 963 | 45 665 | 36 255 | 38 938 | 50 755 | |
Basisactiviteiten | 47 762 | 42 767 | 38 479 | 38 506 | 41 939 | |
Functionele activiteiten | 36 748 | 42 311 | 48 606 | 38 039 | 40 404 | |
Exploitatie | 228 880 | 222 988 | 225 379 | 223 019 | 221 930 | |
Totaal | 352 353 | 353 731 | 348 719 | 338 502 | 355 028 | |
waarvan | ||||||
01 | Koninklijke marine | 48 150 | 46 929 | 51 021 | 51 331 | 65 883 |
02 | Koninklijke landmacht | 153 572 | 161 889 | 146 965 | 146 643 | 146 780 |
03 | Koninklijke luchtmacht | 68 280 | 68 150 | 74 560 | 69 380 | 68 070 |
04 | Koninklijke marechaussee | 17 009 | 15 449 | 15 398 | 13 827 | 18 854 |
60 | Ondersteuning krijgsmacht | 27 270 | 23 364 | 22 953 | 22 021 | 20 699 |
90 | Algemeen | 38 072 | 37 950 | 37 822 | 35 300 | 34 742 |
Totaal | 352 353 | 353 731 | 348 719 | 338 502 | 355 028 |
3.2.4 Verdere uitwerking van VBTB
VBTB blijft ook in 2003 een speerpunt van Defensie. Pas in 2003 wordt immers voor de eerste keer een volledige VBTB begrotingscyclus beëindigd met de dag van de verantwoording (derde woensdag in mei). Het opstellen van de verantwoording over 2002 (vanaf dan geheten het «jaarverslag Defensie») is om die reden in 2003 een belangrijke activiteit in het kader van VBTB.
In 2003 zal de systematiek waarmee gevechtskracht wordt vertaald naar doelstellingen voor operationele gereedheid, volledig zijn ingevoerd. De relatie tussen middelen, activiteiten en operationele doelen zal verder verbeterd worden, met name door de ondersteuning van het Dico uit te splitsen naar afnemers en dit op te nemen in de begroting in een separaat niet-beleidsartikel «Ondersteuning krijgsmacht». Krijgsmachtdeelspecifieke ondersteuning kan in dit artikel worden opgenomen met ingang van de begroting 2004.
De opzet en inrichting van de interne planning en control documenten (Toprapportage, Activiteitenplan en Begroting (APB) zal verder worden afgestemd op de externe begroting en verantwoording. Verantwoordelijkheden voor het vaststellen van de beleidsdoelstellingen en voor het realiseren hiervan zullen, waar dat nog niet het geval is, zijn benoemd.
In 2003 zal de inrichting van de evaluatiefunctie bij Defensie zijn beschreven. Doelstelling hiervan is te komen tot een evaluatieprogramma dat het beleid voldoende afdekt.
In het laatste kwartaal van 2002 wordt een eerste versie van een geautomatiseerd managementinformatiesysteem (MIS) op beleidsterreinniveau geïntroduceerd De opzet van een MIS voor de defensieleiding wordt in het derde kwartaal van 2003 geïntroduceerd.
Met vier maatregelen worden waarborgen voor kwaliteit van beleidsinformatie op centraal en decentraal niveau bij Defensie verder versterkt. Dit betreft het vaststellen van begrippen, procesbeschrijvingen, de beschrijving van systemen voor prestatiegegevens en het uitvoeren van audits naar de kwaliteit van beleidsinformatie.
3.2.5. Invoering Eigentijds Begrotingsstelsel
In de Miljoenennota 2002 heeft de regering aangekondigd per 2006 rijksbreed een Eigentijds Begrotingsstelsel (EBS) in te voeren. Op 17 december 2001 heeft het politiek beraad ingestemd met een eerste plan van aanpak, waarin een globale fasering van de invoering is opgenomen. Voor de invoering bij Defensie is een projectteam ingesteld onder verantwoordelijkheid van de DGF&C. In het plan van aanpak worden drie fasen onderscheiden. Fase 1, die tot medio 2002 liep, betrof de aanloop en het genomen principebesluit ten aanzien van de toepasbaarheid van baten-lastendiensten. Fase 2, die vanaf medio 2002 loopt, betreft de meer technische voorbereiding van de invoering en fase 3, lopend van 2003–2005, betreft dan de feitelijke invoering. Deze twee laatste fasen zijn een raamwerk dat is gebaseerd op een voorlopige inschatting en een ordening van alle acties die vooral vanuit financieel-technische zin volgen op besluiten omtrent de invoering. Na fase 3 zal per 2006 het EBS worden toegepast. Dan zullen alle onderdelen van de defensie-organisatie als lastendienst moeten functioneren. De kosten die gemoeid zijn met de invoering van het EBS zijn nog onderwerp van studie. Ze zijn sterk afhankelijk van de uiteindelijke rijksbrede invulling die aan het stelsel zal worden gegeven. Hierbij gaat het vooral om de invulling van de informatievoorziening, de waarderingsmethode en de opleidingen.
Een belangrijke randvoorwaarde voor het welslagen van dit project is de tijdige beschikbaarheid van een ondersteunend geautomatiseerd systeem. Dit wordt als een grote risicofactor gezien, ten gevolge van de korte tijd die voor de invoering beschikbaar is in relatie tot de planning in het Defensie IV-plan. Het is niet mogelijk de gehele Informatievoorziening per 1 januari 2006 aangepast te hebben. Het streven is erop gericht de planning zodanig in te richten, dat zoveel mogelijk cruciale functies per 1-1-2006 beschikbaar zijn.
3.2.6. Herziening personele sturing
In de tijd van personele reducties was de omvang van het personeelsbestand een belangrijk sturingsinstrument. Daarom is de afgelopen jaren door Defensie de «Maximaal Toegestane Begrotingssterkte» (MTBS) gehanteerd als personeelsplafond boven iedere personeelscategorie en op ieder defensie-onderdeel (krijgsmachtdeel). Beneden deze MTBS mochten de diverse defensie-organisaties zelf hun begrotingssterkte bepalen. Deze manier van sturen is erg op input gericht.
Bij een overgang naar een VBTB-begroting, waarin op output wordt gestuurd, ligt deze sturingswijze minder voor de hand. De sturing zou zich juist moeten richten op de taken (output); het daarvoor benodigde personeel zou hiervan een afgeleide moeten zijn. Daarom wordt, met ingang van de begroting 2003, niet langer gewerkt met een MTBS. In plaats daarvan dienen de defensie-organisaties voortaan zélf aan te geven wat een adequate personeelsbezetting is om de opgedragen taken uit te voeren. Daarnaast zal jaarlijks, gegeven de situatie op de arbeidsmarkt, de beschikbare opleidingscapaciteit, het verwachte opkomstverloop en de financiële randvoorwaarden, een begrotingssterkte worden vastgesteld.
Tegelijkertijd wordt bij de bepaling van een adequate personeelsbezetting en de bepaling van de begrotingssterkte de aanstellingsbehoefte en aanstellingsopdracht vastgesteld. In bijlage 4 is de behoeftestelling van de personeelsvoorziening, uitgedrukt in de voor 2003 te hanteren aanstellingsbehoefte en aanstellingsopdracht, weergegeven.
In 2001 is besloten tot uitbesteding van de Defensie Telematica Organisatie. Op 10 oktober 2001 is de Kamer hierover, mede namens de minister van Financiën, geïnformeerd. Op 11 december heeft de Vaste Kamercommissie voor Defensie het groene licht gegeven voor het door Defensie in gang gezette uitbestedingstraject. Het project «Uitbesteding DTO» bestaat uit twee onderdelen. Naast de feitelijke uitbesteding is het namelijk van groot belang dat Defensie zichzelf toerust om professioneel te kunnen acteren op de ICT-dienstenmarkt. Immers, na de uitbesteding van DTO is Defensie voor de uitvoering van ICT-diensten afhankelijk van deze markt.
Wat betreft de feitelijke uitbesteding van DTO is vanaf het begin een voorbehoud gemaakt ten aanzien van de uitbesteding van het beheer van het Nafin glasvezelnetwerk waarvan Defensie de eigenaar is en blijft. Op 8 mei 2002 is de Vaste commissie voor Defensie op de hoogte gebracht van het besluit om de complexe gevolgen van een eventuele ontkoppeling van het Nafin-beheer met DTO volledig in kaart te brengen. De uitbesteding van DTO zal dientengevolge dan ook niet eerder dan in de loop van 2003 kunnen plaatsvinden.
Ten behoeve van de implementatie en uitvoering van het defensiebrede IV-beleid is voorts besloten tot de oprichting van een Defensie ICT-uitvoeringsorganisatie (DICTU). Dit project is weliswaar opgepakt in het kader van de uitbesteding van DTO, maar is ook los daarvan noodzakelijk voor de defensiebrede aanpak van de implementatie van het defensiebrede IV-beleid. Het DICTU wordt belast met:
• de verwerving van ICT-diensten;
• de vorming en het beheer van contracten;
• het relatiebeheer;
• het functioneel beheer;
• de uitvoering van defensiebrede projecten.
Het DICTU moet op 1 januari 2003 operationeel zijn. Defensie heeft een IV-verandermanager aangesteld om het complexe veranderingstraject dat met de oprichting van het DICTU gepaard gaat, in goede banen te leiden.
4.1 Defenise Telematica Organisatie
De Defensie Telematica Organisatie (DTO) is het facilitaire ICT-bedrijf van het ministerie van Defensie. DTO is per 1 september 1997 opgericht en opereert vanaf 1 januari 1998 als baten-lastendienst.
De primaire markt van DTO is het ministerie van Defensie. Het is DTO door de Commandant van het Defensie Interservice Commando (Dico) ook toegestaan producten en diensten te leveren aan afnemers binnen de Rijksoverheid en de Navo (de zogenaamde «tweedenmarkt») zulks met het oog op verbreding van de economische basis van de uitermate kostbare extra veilige informatiesystemen en -structuren die DTO beheert en produceert. DTO richt zich daarbij in eerste instantie op de sectoren openbare orde en veiligheid van de Rijksoverheid.
In het kader van de Competitieve Dienstverlening is in 2001 een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden om telematicadiensten welke thans door DTO worden geleverd, uit te plaatsen. De definitieve besluitvorming over vorm en tijdstip van een eventuele verzelfstandiging is evenwel uitgesteld. Zie hiervoor paragraaf 3.2.7 van de bedrijfsvoeringsparagraaf.
Producten en diensten van de DTO
De producten en diensten die DTO aanbiedt betreffen:
• Consultancy en Projectmanagement / Application Services
Advies met betrekking tot specificatie, ontwikkeling, verwerving, invoering, beheer, exploitatie, mogelijkheden en toepassing van ICT-middelen, -systemen en -infrastructuren. Verder betreft dit de ontwikkeling, integratie en modificatie van ICT-infrastructuren, -systemen, -applicaties en gegevensbanken.
• Exploitatie Informatiesystemen
Het uitvoeren van het technisch, functioneel en applicatiebeheer van zowel de eigen telematica- en IT-infrastructuur en systemen als dat van afnemers, zulks op grond van dienstverleningsovereenkomsten en service level agreements.
• Data- en Telecommunicatie
Dit omvat communicatiefaciliteiten voor spraak, data en video, alsmede de toegang tot externe netwerken.
• Internet en Intranet
De diensten en applicaties voor algemeen gebruik die op of via de telematica-infrastructuur geleverd kunnen worden, zoals «electronic mail», internetdiensten en informatiegidsen.
• Kantoorautomatisering
De producten en diensten die op of via de telematica-infrastructuur geleverd kunnen worden volgens de norm voor de gestandaardiseerde kantoorautomatisering van het ministerie van Defensie (LAN2000).
• Standaard ICT-middelen
Handelsgoederen met betrekking tot ICT-middelen en kantoorautomatisering zoals pc's en toebehoren die rechtstreeks aan de klant kunnen worden geleverd.
• Overige producten en diensten
Deze omvatten de resterende productgroepen te weten: DIS-diensten (Documentaire Informatiesystemen), E-Commerce, Enterprise Resource Systemen (ERP), ICT-beheer, Informatiebeveiliging en Opleidingen.
De hoofdvestiging van DTO bevindt zich in Den Haag. Daarnaast zijn er DTO-vestigingen in Soesterberg, Den Helder, Maasland, Gouda, Oegstgeest en Rijswijk (ZH). Verder bevindt zich in Woensdrecht een uitwijkcentrum. De serviceline werkplekdiensten is verdeeld in een achttal regio's in Nederland en Duitsland welke zo dicht mogelijk bij de klanten van DTO zijn gesitueerd.
DTO is met het oog om op termijn te kunnen concurreren met civiele IT-bedrijven ingericht in een business- en serviceline organisatie. Een businessline is verantwoordelijk voor een integraal verkoopresultaat (zowel omzet als kosten). De businesslines zijn per 1 januari 2002 gegroepeerd per klantgroep, welke voornamelijk bestaan uit de onderdelen van het ministerie van Defensie. De indeling van de businesslines is als volgt:
– Businessline Koninklijke landmacht
– Businessline Koninklijke marine
– Businessline Koninklijke luchtmacht en Defensie Interservice Commando
– Businessline Openbare orde en Veiligheid welke omvat de Centrale organisatie, Koninklijke marechaussee en overige rijksoverheid.
De businesslines betrekken producten en diensten, tegen intern tarief, van de (in beginsel niet voor de klant zichtbare) serviceslines. DTO beschikt over de volgende serviceslines:
– Serviceline Platformservices
– Serviceline Networkservices
– Serviceline Werkplekdiensten
– Serviceline Application Services
– Serviceline Advanced Environments.
De introductie van servicelines heeft geleid tot een aanzienlijke verbetering van het zicht op de interne goederenstromen en de daaraan gerelateerde kosten.
DTO is als baten-lastendienst van het ministerie van Defensie een omzet- en resultaatverantwoordelijke organisatie zonder winstoogmerk en moet zijn opbrengsten halen uit de verkoop van producten en diensten, waarbij de totale kosten uit de opbrengsten moeten worden gedekt. Tussen DTO en de diverse organisatie-eenheden van het ministerie van Defensie bestaat een zakelijke relatie. Door daadwerkelijke verrekening treedt regulering op van vraag en aanbod. Tevens bestaat voor de krijgsmachtdelen (in beperkte mate) de mogelijkheid diensten uit de vrije markt te betrekken. Deze marktwerking vormt een belangrijke prikkel voor de effectiviteit en efficiency bij DTO.
De producten en diensten die DTO levert worden verrekend op basis van tarieven. De tarieven worden jaarlijks op voordracht van de Directeur DTO vastgesteld door de Commandant Dico. Deze tarieven zijn gebaseerd op de integrale kosten van DTO waarbij een prijsniveau wordt nagestreefd dat kan concurreren met de markt.
Alhoewel DTO als baten-lastendienst geen winstoogmerk heeft wordt, met het oog op een gezonde bedrijfsvoering waarvan de kwaliteit kan worden vergeleken met civiele tegenhangers, gestreefd naar een beperkte risicomarge (die tot uitdrukking komt in een positief saldo van baten en lasten).
De bedrijfsvoering is in 2003 gericht op continueren van bestaande contracten door te investeren in hoogstaande kwaliteit en excellente service. DTO streeft naar een prijsniveau dat kan concurreren met de markt. Daarmee wordt er binnen het ministerie van Defensie naar gestreefd het basis omzetniveau te handhaven door het accent te leggen op onderhoud.
Ook in 2003 wordt gestreefd naar een groei van de omzet uit de zogenaamde «tweedenmarkt» (overige Rijksoverheid) voor openbare orde en veiligheid. Hierdoor wordt een breder economisch draagvlak gecreëerd voor de steeds sterker stijgende kosten van extra beveiligde netwerken en informatiesystemen.
De begroting van baten en lasten van de baten-lastendienst DTO (bedragen x € 1 miljoen, afrondingsverschillen zijn mogelijk) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
20011 | 20022 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Baten | |||||||
Opbrengst moederdepartement | 259,5 | 218,1 | 223,6 | 229,1 | 234,9 | 240,7 | 246,8 |
Opbrengst overige departementen | 5,5 | 12,3 | 12,9 | 13,6 | 14,2 | 15,0 | 15,7 |
Opbrengst derden | – | – | – | – | – | – | – |
Rentebaten | – | 0,3 | – | – | – | – | – |
Buitengewone baten | – | – | – | – | – | – | – |
Vrijval voorzieningen | 5,5 | 1,3 | – | – | – | – | – |
Exploitatiebijdrage | – | – | – | – | – | – | – |
Totaal baten | 270,5 | 232,0 | 236,5 | 242,7 | 249,1 | 255,7 | 262,5 |
Lasten | |||||||
Apparaatskosten | |||||||
* personele kosten | 144,7 | 126,5 | 129,8 | 133,1 | 136,9 | 140,4 | 143,8 |
* materiële kosten | 92,2 | 76,9 | 78,8 | 80,9 | 83,3 | 85,7 | 88,3 |
Rentelasten | 5,3 | 4,8 | 4,8 | 5,1 | 5,0 | 4,9 | 4,7 |
Afschrijvingskosten | – | – | – | – | – | ||
* materieel | 14,3 | 15,9 | 16,7 | 17,9 | 19,4 | 20,4 | 18,8 |
* immaterieel | 3,9 | 2,5 | 2,6 | 2,8 | 3,1 | 3,2 | 3,0 |
Dotaties voorzieningen | 0,7 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 |
Buitengewone lasten | – | – | – | – | – | – | – |
Totaal lasten | 261,1 | 227,1 | 233,2 | 240,3 | 248,2 | 255,1 | 259,1 |
Saldo van baten en lasten | 9,4 | 4,9 | 3,2 | 2,4 | 0,9 | 0,6 | 3,3 |
Uitkering aan moederdepartement | 4,0 | 4,7 | 2,7 | 2,9 | 0,6 | 0,2 | 3,0 |
Netto resultaat | 5,4 | 0,2 | 0,5 | – 0,5 | 0,3 | 0,4 | 0,3 |
1 Financiële Verantwoording 2001.
2 Vermoedelijk beloop.
Bij de opbrengsten van het moederdepartement en overige departementen is zowel in 2003 als volgende jaren rekening gehouden met een tariefniveau dat voldoende is om de vaste kosten en eventuele inflatoire prijsstijgingen te dekken, zulks met inachtname van een beperkte risico-opslag.
Uitgaande van het vermoedelijk beloop 2002 is voor de opbrengst moederdepartement per saldo uitgegaan van een jaarlijkse stijging van de bruto omzet van 2,5 procent.
Opbrengst overige departementen
DTO richt zich op omzetgroei in de zogenaamde «tweedenmarkt» (overige Rijksoverheid) voor openbare orde en veiligheid. In 2003 en volgende jaren is uitgegaan van een groei van de omzet van de Businessline Openbare orde en Veiligheid (voor overige Rijksoverheid) van 5 procent. Daarnaast wordt business consultancy sterker als product in de markt gezet.
Procentuele verdeling van de omzet | |
---|---|
Klanten | Omzetaandeel |
Koninklijke marine | 9% |
Koninklijke landmacht | 49% |
Koninklijke luchtmacht | 15% |
Koninklijke marechaussee | 6% |
Centrale organisatie | 9% |
Defensie Interservice Commando | 8% |
Overige klanten | 4% |
Totaal | 100% |
In 2003 en volgende jaren is ervan uitgegaan dat eventuele rentebaten op de rekening courant bij het ministerie van Financiën wegvallen tegen de rentekosten op de rekening courant.
Personeelssterkte van de baten-lastendienst DTO | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
20011 | 20022 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Militair personeel | 180 | 188 | 190 | 190 | 190 | 190 | 190 |
Burgerpersoneel | 1 519 | 1 709 | 1 710 | 1 710 | 1 710 | 1 710 | 1 710 |
Totaal DTO-personeel | 1 699 | 1 897 | 1 900 | 1 900 | 1 900 | 1 900 | 1 900 |
Inhuur personeel | 355 | 153 | 150 | 150 | 150 | 150 | 150 |
Totaal | 2 054 | 2 050 | 2 050 | 2 050 | 2 050 | 2 050 | 2 050 |
1 Financiële Verantwoording 2001.
2 Vermoedelijk beloop.
Voor 2003 en latere jaren wordt ervan uitgegaan dat de personele bezetting van de organisatie stabiliseert. De raming personele kosten in het jaarplan 2002 bedraagt € 102 miljoen. Deze kosten zijn, rekening houdend met een periodieke loonbijstelling van 2,5 procent doorgetrokken in de begroting 2003.
DTO is voor sommige projecten en moeilijk te vullen vacatures sterk afhankelijk van ingehuurd personeel. Voor 2003 wordt desalniettemin gestreefd naar een blijvende afname van de inhuur ten opzichte van 2001, ondermeer door herbezetting van vacatures met door herverdeling van werk vrijkomend personeel uit de serviceline application services. De raming inhuurkosten in het jaarplan 2002 bedraagt € 25 miljoen. Er is in de raming 2003 vanuit gegaan dat de inhuurkosten beheersbaar blijven op hetzelfde niveau. Realisatie hiervan is mede afhankelijk van het perso- neelsverloop en de marktontwikkeling.
Materiële exploitatiekosten baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie (bedragen x € 1 000, afrondingsverschillen zijn mogelijk) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
20011 | 20022 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
– Directe kosten | 47 577 | 29 842 | 28 368 | 29 124 | 29 988 | 30 852 | 31 788 |
– Huisvestingskosten | 7 673 | 9 253 | 6 304 | 6 472 | 6 664 | 6 856 | 7 064 |
– Kantoorkosten | 2 894 | 2 049 | 3 940 | 4 045 | 4 165 | 4 285 | 4 415 |
– Verkoopkosten | 551 | 1 680 | 3 152 | 3 236 | 3 332 | 3 428 | 3 532 |
– Algemene kosten | 1 264 | 2 469 | 3 940 | 4 045 | 4 165 | 4 285 | 4 415 |
– Kosten hard- en software | 32 293 | 31 569 | 33 096 | 33 978 | 34 986 | 35 994 | 37 086 |
Totaal | 92 252 | 76 862 | 78 800 | 80 900 | 83 300 | 85 700 | 88 300 |
1 Financiële Verantwoording 2001.
2 Vermoedelijk beloop.
In 2003 lopen de directe kosten ten opzichte van 2001 sterk terug als gevolg van de afgenomen afzet handelsgoederen. Deze was hoog opgelopen als gevolg van het Millennium en de €urowissel. Teneinde in 2003 de omzet, waaronder de externe omzet, op voldoende niveau te houden nemen de verkoopinspanningen en daarmee de verkoopkosten toe.
In 2001 waren de algemene kosten éénmalig laag als gevolg van incidentele baten. In 2003 nemen de algemene kosten vooral toe door stijging van de autokosten, zulks gerelateerd aan de toegenomen verkoopinspanning.
De rentelasten in 2003 bestaan uit de te betalen interest voor het restant van de vermogensconversielening en de gecumuleerde investeringsleningen over de jaren 2000 tot en met 2002.
Op de vaste activa worden op jaarbasis de volgende afschrijvingstermijnen toegepast.
• licenties 5 jaar
• grond -
• gebouwen, glasvezel 30 jaar
• terreinen (bestrating) 10 jaar
• machines en installaties 8 jaar
• computer apparatuur 3–10 jaar
• overige bedrijfsmiddelen 4–5 jaar
In 2003 en volgende jaren wordt uitgegaan van het ideaalcomplex dat de investeringen gelijk zijn aan de afschrijvingen. In de praktijk kunnen afwijkingen voorkomen door bijvoorbeeld inhaalafschrijvingen. Deze zijn afhankelijk van overwegingen van bedrijfsvoering op dat moment en kunnen derhalve niet worden geraamd.
In 2003 en volgende jaren is rekening gehouden met een jaarlijkse dotatie ten behoeve van de reorganisatievoorziening.
Kasstroomoverzicht van de baten-lastendienst Defensie Telematica Organisatie (bedragen x € miljoen, afrondingsverschillen zijn mogelijk) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
20011 | 20022 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Rekening courant RHB 1 januari | 12,9 | 31,9 | 37,0 | 35,6 | 35,4 | 33,4 | 33,4 |
Totaal operationele kasstroom | 32,3 | 22,0 | 22,5 | 23,1 | 23,4 | 24,2 | 25,2 |
– totaal investeringen | – 19,8 | – 19,5 | – 19,5 | – 19,5 | – 19,5 | – 19,5 | – 19,5 |
+ totaal boekwaarde desinvesteringen | 0,4 | – | – | – | - | – | – |
totaal investeringskasstroom | – 19,4 | – 19,5 | – 19,5 | – 19,5 | – 19,5 | – 19,5 | – 19,5 |
– uitkering aan moederdepartement3 | – | – 4,0 | – 4,6 | – 2,7 | – 2,9 | – 0,6 | – 0,2 |
+ storting door het moederdepartement | – | – | – | – | – | – | – |
– Aflossingen op leningen | – 12,9 | – 12,9 | – 19,3 | – 20,7 | – 22,5 | – 23,6 | – 21,9 |
+ beroep op leenfaciliteit | 19,0 | 19,5 | 19,5 | 19,5 | 19,5 | 19,5 | 19,5 |
totaal financieringskasstroom | 6,1 | 2,6 | – 4,4 | – 3,8 | – 5,9 | – 4,7 | – 2,6 |
Rekening courant RHB 31 december | 31,9 | 37,0 | 35,6 | 35,4 | 33,4 | 33,3 | 36,4 |
1 Financiële Verantwoording 2001.
2 Vermoedelijk beloop.
3 Het eigen vermogen van de batenlastendiensten is gemaximeerd tot 5 procent van de gemiddelde omzet over de laatste 3 jaar.
De uitekering aan moederdepartement betreft de afstorting van het surplus na afsluiting voorafgaand boekjaar.
Toelichting bij het kasstroomoverzicht DTO
Hieronder zijn het resultaat en de balansmutaties verantwoord die het gevolg zijn van de reguliere bedrijfsvoering. De operationele kasstroom is bij een gelijkblijvende verhouding tussen omzet en kosten min of meer constant. Vanaf 2003 wordt bovendien uitgegaan van een gelijke verhouding tussen afschrijvingen en investeringen.
In 2003 en volgende jaren wordt uitgegaan van een gelijkblijvend investeringsniveau van ongeveer € 19,5 miljoen. Dit betreft voor een deel vervangingsinvesteringen en voor een deel nieuwe investeringen.
Uitkering aan moederdepartement.
Volgens de vermogensregeling voor agentschappen dient, wanneer het eigen vermogen uitkomt boven 5% van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaren, het meerdere te worden uitgekeerd aan het moederdepartement. Inmiddels is sprake van die situatie, hetgeen tot gevolg heeft dat in 2003 en volgende jaren nagenoeg elk positief resultaat moet worden afgestort aan het moederdepartement.
Het betreft de aflossingen van de Vermogensconversielening 1999 en de jaarlijkse investeringsleningen («nieuwe leningen») bij het ministerie van Financiën.
Hieronder zijn de door DTO bij het ministerie van Financiën geleende bedragen verantwoord voor de jaarlijkse (vervangings-) investeringen.
Overzicht vermogensontwikkeling
Overzicht vermogensontwikkeling (bedragen x € 1 000, afrondingsverschillen zijn mogelijk) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
20011 | 20022 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Eigen vermogen per 1/1 | 6 106 | 11 500 | 11 758 | 12 316 | 11 853 | 12 138 | 12 459 |
– Saldo van baten en lasten | 9 438 | 4 919 | 3 237 | 2 422 | 879 | 552 | 3 328 |
– Directe mutaties in het eigen vermogen | |||||||
– Uitkering aan moederdepartement | – 4 044 | – 4 661 | – 2 679 | – 2 886 | – 593 | – 232 | – 2 999 |
– Expl.bijdrage door moederdep. | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
– Overige mutaties | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Eigen vermogen per 31/12 | 11 500 | 11 758 | 12 316 | 11 853 | 12 138 | 12 459 | 12 788 |
1 Financiële Verantwoording 2001.
2 Vermoedelijk beloop.
De volgende kengetallen geven informatie over de verwachte ontwikkelingen op de korte en de middellange termijn van de omzet per medewerker en de resultaatmarge.
Kengetallen Defensie Telematica Organisatie | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Kengetallen DTO | 20011 | 20022 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 |
Omzet per medewerker (x € 1 000) | 129,0 | 112,4 | 115,4 | 118,4 | 121,5 | 124,7 | 128,0 |
Resultaatmarge | 3,5% | 2,1% | 1,4% | 1,0% | 0,4% | 0,2% | 1,3% |
1 Financiële Verantwoording 2001.
2 Vermoedelijk beloop.
De omzet per medewerker is inclusief ingehuurd personeel. De omzet per medewerker neemt geleidelijk toe, omdat in de planreeks is uitgegaan van een regelmatige groei van de omzet bij een gelijkblijvende hoeveelheid medewerkers.
De resultaatmarge geeft de verhouding weer tussen bruto omzet en resultaat. In 2001 was mede door een vrijval voorzieningen éénmalig sprake van een bijzonder hoog resultaat van € 9,4 miljoen. In 2003 is een «normale» resultaatontwikkeling voorzien van ongeveer € 3 miljoen. Vanaf 2004 loopt het resultaat terug door toename van de afschrijvingen.
4.2 Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen
De Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen (DGW&T) is de vastgoedbeheerder van Defensie die het onroerend goed effectief en op maatschappelijk verantwoorde wijze inricht en beheert. De DGW&T geeft deskundige adviezen en treedt op als intermediair voor de waarborging van de ruimtelijke belangen van de klanten binnen Defensie. De DGW&T staat de klanten bij in hun zorg voor de beschikbaarheid en bruikbaarheid van het vastgoed.
Het bij Defensie in beheer zijnde onroerend goed heeft een herbouwwaarde van ongeveer € 12 miljard.
De markt van de DGW&T is vrijwel volledig de defensiemarkt. De bedrijfsvoering van de DGW&T is gericht op het behoud van het aandeel op de Defensiemarkt door diensten te leveren met een zo gunstig mogelijke prijs/kwaliteitverhouding.
De DGW&T verricht de volgende taken:
a. het waarborgen dat de krijgsmachtdelen ook onder niet-vredesomstandigheden kunnen beschikken over het onroerend goed dat nodig is voor de uitoefening van hun operationele en logistieke taken. Onder deze taakuitoefening valt ook de ondersteuning van operaties van delen van de krijgsmacht in bondgenootschappelijk- en VN-verband.
b. binnen Defensie is de DGW&T de vastgoedbeheerder en ingenieursbureau. Als vastgoedbeheerder biedt de DGW&T diensten aan op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu en juridisch beheer, technisch beheer en gebruikssteun (inclusief storingsdienst). Als ingenieursbureau is de DGW&T actief op het gebied van nieuwbouw, groot onderhoud en daarmee samenhangend onderzoek en advies.
c. de DGW&T is belast met beleidsvoorbereidende, belangenbehartigende en adviserende taken op het gebied van vastgoedbeheer, bouwbeleid en ruimtelijke ordening en milieu.
De Bestuursraad DGW&T staat onder voorzitterschap van de Commandant Dico en bestaat voorts uit vertegenwoordigers van de bevelhebbers van de krijgsmachtdelen. De Bestuursraad houdt toezicht op de realisatie van de beleidsplannen en autoriseert de begroting en de jaarstukken van de DGW&T.
In het kader van een schaalvergrotingsoperatie is een ingrijpende reorganisatie doorgevoerd waarbij zes directies in Nederland zijn samengevoegd tot drie. De directie Duitsland is hierbij blijven bestaan. Tevens is de Directie Interne Diensten als shared service centrum opgericht, dat ondersteuning levert op het gebied van automatisering, bedrijfsadministraties en facilitaire zaken. Binnen de DGW&T gelden twee management-niveaus (centrale directie en directies). De directies zijn relatief zelfstandige businessunits.
De DGW&T past als besturingsmodel voor de organisatie het INK-managementmodel toe.
De DGW&T genereert als resultaatverantwoordelijke organisatie opbrengsten uit de verkoop van diensten. De totale apparaatskosten dienen uit de opbrengsten te worden gedekt. Binnen de DGW&T zijn dan ook de directies resultaatverantwoordelijk. Dit blijkt onder andere uit de delegatie van taken en bevoegdheden aan de directies, waarbij de centrale directie zorg draagt voor de coördinatie en sturing. Het beleid en het verwachte resultaat van de businessunits worden vastgelegd in businessplannen. Deze vormen de basis van het gemeenschappelijk managementcontract dat jaarlijks wordt afgesloten tussen de directeur DGW&T en de directeuren van de directies. Door middel van periodieke rapportages aan de directeur DGW&T leggen de directies en de Directie Interne Diensten verantwoording af. Binnen de DGW&T wordt voortdurend aandacht besteed aan verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening.
Tussen de DGW&T en de diverse defensie-organisaties bestaat een zakelijke relatie. Hierdoor treedt regulering op van vraag en aanbod. Tevens bestaat voor de krijgsmachtdelen op beperkte schaal de mogelijkheid diensten uit de vrije markt te betrekken. Deze marktwerking draagt bij aan vergroting van de efficiency.
De DGW&T streeft diverse doelstellingen na. Er moet een licht positief bedrijfsresultaat worden gerealiseerd, bij een ordelijk financieel en materieel beheer. Dit moet samengaan met het bereiken van een klanttevredenheid van gemiddeld 7,2 met een laagste score van 6,0. Die score moet worden gehaald in het te houden klanttevredenheidonderzoek. Daarnaast stelt de DGW&T zich ten doel dat voor de medewerkertevredenheid, te meten in een medewerkersopinie-onderzoek, het eigen functioneren met minimaal 7,2 en de waardering voor het functioneren van de eigen directie met minimaal 6,6 gewaardeerd dient te worden. Bij zowel het klanttevredenheidonderzoek als het medewerkersopinie-onderzoek wordt als doel een respons van 65 % nagestreefd.
De begroting van baten en lasten
Bedragen x € 1 miljoen | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
20011 | 20022 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
BATEN | |||||||
Opbrengst moederdepartement | 81,9 | 83,4 | 78,9 | 79,9 | 80,3 | 83,2 | 83,3 |
Opbrengst overige departementen | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | 0,1 | |
Opbrengst derden | 0,7 | 0,3 | 0,3 | 0,3 | 0,3 | 0,3 | 0,3 |
Rentebaten | 0,0 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | |
Bijzondere baten | 0,9 | ||||||
Mutatie onderhanden werk | 0,8 | ||||||
Totaal baten | 84,4 | 83,7 | 79,8 | 80,8 | 81,2 | 84,1 | 84,2 |
LASTEN | |||||||
Apparaatskosten | |||||||
* personeelskosten | 61,6 | 60,3 | 59,6 | 57,9 | 57,9 | 57,9 | 57,9 |
* uitbesteding | 5,9 | 4,7 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 |
* materiële kosten | 13,6 | 12,4 | 12,6 | 13,0 | 13,0 | 13,0 | 13,0 |
Rentelasten | 1,4 | 2,0 | 3,2 | 4,2 | 5,3 | 6,2 | 6,2 |
Afschrijvingskosten | |||||||
* materieel | 2,6 | 2,8 | 3,2 | 3,1 | 3,1 | 4,2 | 4,2 |
* immaterieel | |||||||
Dotaties voorzieningen | 0,8 | – 0,4 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 | 0,5 |
Bijzondere lasten | 0,9 | 0,2 | |||||
Buitengewone lasten | |||||||
Totaal lasten | 86,8 | 82,0 | 79,6 | 79,2 | 80,3 | 82,3 | 82,3 |
Saldo van baten en lasten | – 2,4 | 1,7 | 0,2 | 1,6 | 0,9 | 1,8 | 1,9 |
1 Financiële verantwoording 2001.
2 vermoedelijk beloop.
Opbrengsten moederdepartement.
De omzet voor vastgoeddiensten blijft een dalende tendens vertonen. De verwachting is dat de ingezette daling in de behoeftestelling aan infrastructuur van de diverse defensie-organisaties zich structureel zal voortzetten. Het resultaat (saldo baten en lasten) staat hierdoor onder zeer grote druk. Alleen door kostenbesparende maatregelen (personeelskosten en uitbesteding) zal het mogelijk zijn om een licht positief bedrijfsresultaat te blijven realiseren.
De toename van de opbrengst moederdepartement wordt veroorzaakt door het project voor de nieuwe huisvesting voor de Koninklijke marechaussee te Schiphol. In 2002 is een start gemaakt met de realisatie van deze huisvesting waarvan DGW&T het economisch eigendom verwerft. De door DGW&T aan het ministerie van Financiën te betalen rente en aflossing, worden bij de Koninklijke marechaussee in rekening gebracht. Het nieuwbouwproject wordt naar verwachting in 2005/2006 afgerond.
De verdeling van de opbrengsten van het moederdepartement naar de krijgsmachtdelen en andere is als volgt:
(in procenten) | Ingenieurs-diensten | Vastgoed-diensten | Overige | Totaal |
Koninklijke marine | 6% | 7% | 0% | 13% |
Koninklijke landmacht | 18% | 25% | 1% | 44% |
Koninklijke luchtmacht | 10% | 18% | 0% | 28% |
Koninklijke marechaussee | 2% | 1% | 0% | 3% |
Overige (CO, Dico) | 3% | 3% | 6% | 12% |
Totaal | 39% | 54% | 7% | 100% |
Opbrengst overige departementen
De opbrengsten van overige departementen (de zogenaamde tweeden) worden verkregen door op beperkte schaal diensten te verlenen aan de Rijksgebouwendienst en de Centrale Opvang Asielzoekers (COA).
De verkoop van bestekken aan aannemers ten behoeve van aanbestedingen is omzet van derden. De omzet uit activiteiten van de DGW&T in Budel wordt aan de Duitse overheid in rekening gebracht. Deze werden in het verleden verantwoord onder de opbrengsten van het moederdepartement. Hetzelfde geldt voor werkzaamheden voor de Defensie Pijpleiding Organisatie (DPO).
Ten opzichte van de vorige begroting nemen de personele lasten af. De dalende behoeftestelling aan infrastructuur leidt tot een dalende capaciteitsbehoefte. Om een postief saldo van baten en lasten te blijven behouden moet de personele omvang hierop afgestemd blijven. Dit resulteert in minder tijdelijk personeel(inhuur- en uitzendkrachten). Daarnaast stijgen de kosten van het ambtelijk personeel met ongeveer 4% ten opzichte van de vorige begroting, als gevolg van het arbeids-voorwaardenakkoord uit 2001.
Personeelsomvang (gemiddelde bezetting) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
20011 | 20022 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Militair personeel | 46 | 40 | 37 | 37 | 37 | 37 | 37 |
Burgerpersoneel | 957 | 989 | 992 | 980 | 977 | 977 | 977 |
Overige categorieën: | |||||||
* inhuur, tijdelijke ambtenaren, uitzendkrachten | 292 | 177 | 171 | 166 | 164 | 164 | 164 |
* herplaatsers | 5 | 3 | 7 | 0 | 0 | 0 | 0 |
TOTAAL | 1 300 | 1 209 | 1 207 | 1 183 | 1 178 | 1 178 | 1 178 |
Gemiddelde loonlasten per vte (x € 1000) | |||||||
Ambtenaren | 42 | 45 | 45 | 45 | 45 | 45 | 45 |
Inhuurkrachten | 62 | 80 | 80 | 80 | 80 | 80 | 80 |
1 Financiële verantwoording 2001.
2 vermoedelijk beloop.
De materiële lasten blijven nagenoeg gelijk.
De uitbesteding betreft werkzaamheden voor projecten die omwille van kwalitatieve of kwantitatieve redenen worden uitbesteed aan derden. Als gevolg van de verwachte dalende afname van vastgoeddiensten door de krijgsmachtdelen en anderen zal ook de uitbesteding afnemen.
De stijging die voor 2003 en verder is voorzien, is vooral het gevolg van de te betalen rente voor de nieuwe huisvesting van de Koninklijke marechaussee te Schiphol (zie ook de toelichting bij de baten). Tevens is in 2002 en 2003 sprake van een gedeeltelijke dubbele (huisvestings)rentelasten van de bestaande huisvesting van de directies Noord en Zuid en de in aanbouw zijnde huisvestingen te Zwolle en Tilburg.
De afschrijvingslasten zijn ten opzichte van de vorige begroting toegenomen door de investeringen in huisvesting en ICT. De DGW&T past de lineaire afschrijvingsmethode toe.
(x € 1 miljoen) | ||
---|---|---|
2002 | 2003 | |
Afschrijvingen materiële vaste activa | ||
– gebouwen | 0,5 | 0,6 |
– automatisering | 1,4 | 1,7 |
– transport | 0,7 | 0,7 |
– overige | 0,2 | 0,2 |
Totaal | 2,8 | 3.2 |
De afschrijvingstermijnen zijn:
Immateriële vaste activa | n.v.t. |
Materiële vaste activa | |
Gebouwen | 50 jaar |
(Houten) opslagloodsen, verhardingen | 25 jaar |
Transportmiddelen | 4 á 6 jaar |
Inventaris | 10 jaar |
Computerapparatuur en overige | 5 jaar |
De dotaties hebben betrekking op de volgende voorzieningen: groot onderhoud (€ 0,1 miljoen), garantieverplichtingen (€ 0,3 miljoen), contractrisico's (€ 0,1 miljoen). Verdere dotatie voor dubieuze debiteuren en eventuele vrijval van bestaande voorzieningen worden niet verwacht.
In deze begroting wordt uitgegaan van toevoeging van het resultaat aan de exploitatiereserve.
Bedragen x € 1 miljoen | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
20011 | 20022 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
1. Rekening courant RHB 1 januari | 1,6 | 1,3 | 3,8 | 4,5 | 6,2 | 6,9 | 8,0 |
2. Totaal operationele kasstroom | 3,4 | 4,5 | 3,4 | 4,7 | 4,0 | 6,0 | 6,1 |
3a. -/- totaal investeringen | – 4,2 | – 30,0 | – 10,8 | – 20,6 | – 25,8 | – 6,9 | – 1,3 |
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen | 0,8 | 0,3 | 4,7 | 4,3 | 0,3 | 0,3 | 0,3 |
3. Totaal investeringskasstroom | – 3,4 | – 29,7 | – 6,1 | – 16,3 | – 25,5 | – 6,6 | – 1,0 |
4a. -/- eenmalige uitkering aan moederdepartement | – 4,5 | 0,0 | 0,0 | – 0,4 | – 0,9 | – 1,8 | – 1,9 |
4b. +/+ eenmalige storting door moederdepartement | 4,5 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
4c. -/- aflossingen op leningen | – 2,3 | – 2,3 | – 7,4 | – 6,9 | – 2,7 | – 3,4 | – 3,6 |
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit | 2,0 | 30,0 | 10,8 | 20,6 | 25,8 | 6,9 | 1,3 |
4. Totaal financieringskasstroom | – 0,3 | 27,7 | 3,4 | 13,3 | 22,2 | 1,7 | – 4,2 |
5. Rekening courant RHB 31 december | 1,3 | 3,8 | 4,5 | 6,2 | 6,9 | 8,0 | 8.9 |
1 Financiële verantwoording 2001.
2 vermoedelijk beloop.
Toelichting bij het kasstroomoverzicht DGW&T
In het overzicht van kapitaaluitgaven staat de meerjarige verwachting omtrent de omvang en besteding van de beschikbare investeringsruimte en de liquiditeitsverwachting in het algemeen centraal.
De operationele kasstroom is het jaarlijkse totaal van het bedrijfsresultaat, de afschrijvingen, de mutaties in de voorzieningen en die in het netto werkkapitaal.
In de investeringskasstroom voor de jaren 2002 en 2003 zijn de voorziene investeringen in de huisvesting van de directies Noord en Zuid opgenomen. Tevens is de geplande nieuwbouw van het district Schiphol van de Koninklijke marechaussee verwerkt.
In de financieringskasstroom is het beroep op de leenfaciliteit uit hoofde van de geplande investeringen inclusief het district Schiphol van de Koninklijke marechaussee opgenomen. Voorts is de aflossing op de reeds afgesloten en nog af te sluiten leningen begroot.
Overzicht vermogensontwikkeling
Met ingang van deze begroting wordt het volgende overzicht dat inzage geeft in de meerjarig verwachte vermogensontwikkeling, in de begroting opgenomen.
(bedragen x € miljoen) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
20011 | 20022 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Eigen vermogen per 1/1 | – 1,1 | 1,0 | 2,7 | 2,9 | 4,1 | 4,1 | 4,1 |
* saldo van baten en lasten | – 2,4 | 1,7 | 0,2 | 1,6 | 0,9 | 1,8 | 1,9 |
* directe mutaties in het eigen vermogen: | |||||||
– uitkeringen aan moederdepartement | – 0,4 | – 0,9 | – 1,8 | – 1,9 | |||
– exploitatiebijdrage moederdepartement | |||||||
– overige mutaties | 4,5 | ||||||
Eigen vermogen per 31/12 | 1,0 | 2,7 | 2,9 | 4,1 | 4,1 | 4,1 | 4,1 |
1 Financiële verantwoording 2001.
2 vermoedelijk beloop.
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Productiviteit per directe medewerker (x € 1 000) | 81 | 89 | 89 | 92 | 93 | 98 | 97 |
Verhouding indirect/totaal | 26% | 26% | 27% | 27% | 26% | 26% | 26% |
Flexibiliteit | 23% | 17% | 15% | 13% | 13% | 13% | 13% |
Productiviteit per directe medewerker
Dit bedrag geeft de gefactureerde omzet per directe medewerker (met inbegrip van het uitbestedingsequivalent) weer. Het uitbestedingsequivalent is de in mensjaren uitgedrukte hoeveelheid werk die de DGW&T heeft uitbesteed c.q. zal gaan uitbesteden.
De productiviteit per directe medewerker zal de komende jaren stijgen. De relatief grote sprong in productiviteit ten opzichte van de vorige begroting is in belangrijke mate het gevolg van tariefeffecten in de omzetontwikkeling. Een positieve ontwikkeling in dit kengetal betekent niet zondermeer dat de productiviteit in reële termen is gestegen.
Dit kengetal geeft de verhouding aan tussen het aantal indirecte mensjaren en het totaal aantal mensjaren.
Flexibiliteit: is de verhouding tussen enerzijds het aantal inhuurkrachten, tijdelijke contractanten en uitbestedingsequivalenten en anderzijds de totale bestede directe capaciteit. Uit de tabel blijkt dat de flexibiliteit in de directe sector zal dalen. Dit kengetal geeft niet uitsluitend beleids-doelstellingen van de DGW&T weer, ook knelpuntsituaties op de arbeidsmarkt beïnvloeden dit kengetal.
Inhoud | blz. | |
Bijlage 1: | Verdiepingsbijlage | 174 |
Bijlage 2: | Moties en toezeggingen | 194 |
Bijlage 3: | Overzicht Wetgeving en circulaires | 198 |
Bijlage 4: | Aanstellingsbehoefte | 199 |
Bijlage 5: | Meerjarenramingen | 200 |
Bijlage 6: | Kengetallen en volumegegevens | 217 |
Bijlage 7: | Conversieoverzicht | 237 |
Bijlage 8: | Trefwoordenregister (volgt) | 239 |
Bijlage 9: | Lijst van afkortingen | 240 |