Base description which applies to whole site

Niet-beleidsartikel 10 Apparaatsuitgaven

1. Inleiding

In dit niet-beleidsartikel wordt ingegaan op de personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

2. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Apparaatsuitgaven (bedragen x € 1.000)
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

299.399

302.883

259.117

252.502

250.877

245.999

245.737

                   

Uitgaven

300.730

302.924

259.159

252.508

250.877

245.999

245.737

 

– Personele uitgaven

206.155

215.658

201.812

197.256

196.897

193.063

193.523

   

waarvan eigen personeel

188.569

198.146

193.590

190.777

190.049

186.052

185.844

   

waarvan externe inhuur

15.575

15.100

5.813

4.069

4.438

4.601

5.269

   

waarvan overige personele uitgaven

2.011

2.412

2.409

2.410

2.410

2.410

2.410

 

– Materiële uitgaven

94.575

87.266

57.347

55.252

53.980

52.936

52.214

   

waarvan ICT

5.480

8.750

5.712

5.609

5.609

5.632

5.629

   

waarvan bijdrage SSO's

45.535

36.372

27.769

28.358

28.416

28.393

28.243

   

waarvan overige materiële uitgaven

43.560

42.144

23.866

21.285

19.955

18.911

18.342

                   

Ontvangsten

 

35.866

25.573

6.731

11.679

6.633

6.529

6.520

   

Overig

35.866

25.573

6.731

11.679

6.633

6.529

6.520

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Nadere uitsplitsing apparaatsuitgaven (bedragen x € 1.000)
     

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Totaal apparaatsuitgaven Ministerie van VWS

300.730

302.924

259.159

252.508

250.877

245.999

245.737

                   

Personele uitgaven kerndepartement

136.598

139.721

123.458

118.701

118.331

115.131

115.592

   

waarvan eigen personeel

123.410

127.153

116.674

113.661

112.922

109.734

109.527

   

waarvan externe inhuur

11.557

10.886

5.104

3.360

3.729

3.717

4.385

   

waarvan overige personele uitgaven

1.631

1.682

1.680

1.680

1.680

1.680

1.680

                   

Materiële uitgaven kerndepartement

75.915

64.303

38.188

36.671

35.399

35.355

34.633

   

waarvan ICT

3.508

4.884

2.348

2.313

2.313

2.316

2.313

   

waarvan bijdrage SSO's

45.125

32.193

23.298

24.197

24.255

24.312

24.162

   

waarvan overige materiële uitgaven

27.282

27.226

12.542

10.161

8.831

8.727

8.158

               

Personele uitgaven inspecties

54.336

62.852

64.639

64.846

64.848

64.217

64.216

   

waarvan eigen personeel

50.473

58.114

63.397

63.603

63.605

62.974

62.973

   

waarvan externe inhuur

3.483

4.008

513

513

513

513

513

   

waarvan overige personele uitgaven

380

730

729

730

730

730

730

               

Materiële uitgaven inspecties

12.731

18.346

15.516

15.156

15.156

15.156

15.156

   

waarvan ICT

1.092

3.061

2.961

2.961

2.961

2.961

2.961

   

waarvan bijdrage SSO's

407

3.948

4.260

3.950

3.950

3.950

3.950

   

waarvan overige materiële uitgaven

11.232

11.337

8.295

8.245

8.245

8.245

8.245

               

Personele uitgaven SCP en raden

15.221

13.085

13.715

13.709

13.718

13.715

13.715

   

waarvan eigen personeel

14.686

12.879

13.519

13.513

13.522

13.344

13.344

   

waarvan externe inhuur

535

206

196

196

196

371

371

   

waarvan overige personele uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

                   

Materiële uitgaven SCP en raden

5.929

4.617

3.643

3.425

3.425

2.425

2.425

   

waarvan ICT

880

805

403

335

335

355

355

   

waarvan bijdrage SSO's

3

231

211

211

211

131

131

   

waarvan overige materiële uitgaven

5.046

3.581

3.029

2.879

2.879

1.939

1.939

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Apparaatskosten agentschappen, ZBO’s en RWT’s (Bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Totaal apparaatskosten agentschappen

411.716

392.918

427.725

425.152

422.783

423.218

422.958

               

Agentschap College Ter Beoordeling van Geneesmiddelen

39.097

35.750

38.250

38.250

38.250

38.250

38.250

Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg

45.678

42.758

42.675

43.102

43.533

43.968

44.408

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

326.941

314.410

346.800

343.800

341.000

341.000

340.300

               

Totaal apparaatskosten ZBO’s en RWT’s

303.5801

295.694

266.813

263.708

261.093

260.888

261.009

               

Zorg Onderzoek Nederland/ Medische Wetenschappen (ZonMw)

6.239

6.216

5.916

5.516

5.366

5.366

5.366

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

68.981

71.268

68.573

68.269

68.269

68.269

68.269

Centraal Administratie Kantoor (CAK)

100.916

84.189

76.353

76.081

74.761

74.790

74.791

Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR)

3.160

2.761

2.299

1.949

1.557

1.200

1.200

Centrale Commissie voor Mensgebonden Onderzoek (CCMO), inclusief Medisch Ethische Commissies (METC’s)

1.845

2.517

2.363

2.260

2.267

2.267

2.267

Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)

51.617

57.002

55.794

55.639

55.051

55.053

55.053

Zorginstituut Nederland (ZiNL)

67.738

68.433

52.207

50.474

50.170

50.170

50.170

College Sanering Zorginstellingen (CSZ)

2.374

2.558

2.558

2.770

2.902

3.023

3.143

College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

710

750

750

750

750

750

750

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

1

Het totaalbedrag wijkt af van het jaarverslag. Dit is het gevolg van de toevoeging van het ZBO College ter Beoordeling van Geneesmiddelen aan de tabel.

2.1 Toelichting apparaatsuitgaven kerndepartement

Op dit artikel worden de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten voor ambtelijk personeel, inhuur externen en materieel geraamd die nodig zijn voor het functioneren van het kerndepartement.

De personele uitgaven kerndepartement bestaan uit alle personeelsuitgaven van het kerndepartement inclusief de inhuur van externen voor zowel primaire als ondersteunende processen. De materiële uitgaven hebben uitsluitend betrekking op de ondersteunende processen.

Dit omvat onder andere ICT, bijdragen aan shared service organisaties (SSO’s) en overige materiële kosten zoals huisvestingskosten.

De ontwikkeling van de budgetten wordt in 2017 en opvolgende jaren beïnvloed door enerzijds de personele taakstelling uit het kabinet Rutte I en anderzijds een aantal intensiveringen. Een deel van deze intensiveringen is van tijdelijke aard en hangt samen met de zorgvuldige implementatie van de gecompliceerde en veelomvattende beleidsagenda van VWS. Bij eerste suppletoire begroting 2016 zijn reeds enkele meerjarige intensiveringen toegelicht. Op het gebied van personele uitgaven zal in 2017 de informatiseringsfunctie (I-functie) binnen het ministerie zijn versterkt. Daarnaast vindt er een gerichte intensivering plaats op de middelen voor structureel onderhoud en beheer van de diverse ICT-voorzieningen.

De actuele raming voor de uitgaven voor externe inhuur is aanmerkelijk lager dan de realisatie van de afgelopen jaren. Naar verwachting zal het budget (en de realisatie) als gevolg van interne herschikkingen lopende het begrotingsjaar hoger worden.

In de suppletoire begrotingen zullen deze mutaties worden gemeld en zo nodig toegelicht.

Apparaatsuitgaven kernministerie 2017 onderverdeeld naar Directoraat-Generaal (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Apparaats-uitgaven

Directoraat-generaal Volksgezondheid

27.266

Directoraat-generaal Curatieve zorg

14.774

Directoraat-generaal Langdurige zorg

15.298

Totaal beleid

57.338

Secretaris-generaal/(plaatsvervangend) secretaris-generaal

104.308

Totaal apparaatsuitgaven kerndepartement

161.646

Extracomptabele tabel invulling taakstelling (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

Structureel

Departementale taakstelling (totaal)

16.900

26.200

30.550

30.850

         

Inspecties

       

IGZ

630

1.440

1.800

1.800

IJZ

70

160

200

200

Totaal inspecties

700

1.600

2.000

2.000

         

Agentschappen

       

CIBG

300

800

1.000

1.000

RIVM

4.400

7.900

9.300

9.300

Totaal Agentschappen

4.700

8.700

10.300

10.300

         

ZBO's/RWT's

       

CAK

200

500

600

600

ZiNL

500

500

1.200

1.500

ZonMw

300

700

850

850

CIZ

2.600

6.100

7.500

7.500

Totaal ZBO's/RWT's

3.600

7.800

10.150

10.450

         

Kennisinfrastructuur

       

Preventie, jeugd en sport

3.600

3.600

3.600

3.600

Langdurige zorg

3.300

3.300

3.300

3.300

Curatieve zorg

1.000

1.200

1.200

1.200

Totaal kennisinfrastructuur

7.900

8.100

8.100

8.100

2.2 Toelichting apparaatsuitgaven inspecties

Inspectie voor de Gezondheidszorg

Het kunnen beschikken over goede, veilige zorg wanneer dat nodig is, is een essentieel publiek goed. Of het nu in de rol van betrokken familielid, patiënt of cliënt is, burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat zorgprofessionals adequaat behandelen, verzorgen en begeleiden en de fabrikant van geneesmiddelen of medische hulpmiddelen veilige producten levert. De verantwoordelijkheid voor dat vertrouwen ligt bij de zorgaanbieder en fabrikant. De inspectie ziet erop toe dat zorgaanbieders en fabrikanten deze verantwoordelijkheid nakomen. Vanuit het maatschappelijk belang bij veilige en verantwoorde zorg houdt de inspectie scherp, deskundig en onafhankelijk toezicht op de veiligheid en kwaliteit van zorg.

In haar toezicht gaat de IGZ uit van de intrinsieke motivatie van zorgaanbieders om veilige en goede zorg te verlenen. Dit vat zij in de term «gezond vertrouwen», wat ook de titel is van het Meerjarenbeleidsplan 2016–2019 van de IGZ. Dit gezond vertrouwen is niet vanzelfsprekend: het is een dynamisch proces waarvoor steeds weer de resultaten van de zorgaanbieder over goede zorg de basis vormen. Bij onwil, onvermogen en roekeloos gedrag van bestuurders en zorgverleners, treedt de inspectie direct op. Door het toezicht op deze manier in te richten wil de IGZ bijdragen aan het gezonde vertrouwen van eenieder in de Nederlandse zorg.

Ontwikkelingen zoals de decentralisatie van zorgtaken naar gemeenten, de invoering van de Wet kwaliteit en klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en de vorming van het medisch specialistisch bedrijf in de ziekenhuizen, maken dat de zorgsector volop in beweging is. Hetzelfde geldt voor de relatie tussen zorgaanbieder en patiënt in zorginstellingen en thuis. Deze transities vragen veel van de mensen die in de zorg werkzaam zijn: zij moeten en willen zorg blijven leveren die aan alle kwaliteitseisen voldoet. Daarbij veranderen de kwaliteitseisen zelf ook: het perspectief en de behoeften van de patiënt staan hierin steeds meer centraal.

De IGZ werkt er naar toe een meer proactieve toezichthouder te zijn, die belangrijke thema’s weet te agenderen bij het zorgveld en politiek, maar ook kan ingrijpen voordat risico’s zich voordoen. Daarnaast spreekt de inspectie zorgprofessionals en -bestuurders nadrukkelijker aan op hun verantwoordelijkheden voor de kwaliteit van de zorg en de bewaking daarvan. Het perspectief van de burger, die soms patiënt of cliënt is, vormt voor de zorg en daarmee ook voor het toezicht een belangrijk uitgangspunt.

Kortom, de zorgsector is volop in beweging, maar de IGZ beweegt mee: de ontwikkelingen in de zorg, gecombineerd met nieuwe wetgeving, risicothema’s en de eigen ontwikkeling vormen een ambitieuze uitdaging naast de «reguliere» taak van de IGZ op het gebied van toezicht en handhaving. Een goed voorbeeld van een punt waarop de IGZ in beweging is, is de voorgenomen fusie met de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) die in 2017 voltooid zal zijn. Beide inspecties gaan dan verder onder de naam «Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd».

Inspectie Jeugdzorg

De Inspectie Jeugdzorg voert samen met de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie Veiligheid en Justitie het landelijk toezicht in het kader van de Jeugdwet uit. Zij ziet toe op de kwaliteit van de jeugdhulp, de jeugdbescherming en jeugdreclassering en op de naleving van de wetgeving. De inspectie stimuleert met haar toezicht de voorzieningen tot goede en veilige verzorging, opvoeding en behandeling van kinderen in de jeugdhulp en in de jeugdbescherming en jeugdreclassering en de ondersteuning van ouders en verzorgers van die kinderen. De inspectie draagt er met haar toezicht aan bij dat de samenleving er op kan vertrouwen dat kinderen en ouders op tijd en op maat de hulp en zorg krijgen van de instellingen en de professionals. Het onafhankelijk oordeel over de kwaliteit van de jeugdhulp, de jeugdbescherming en jeugdreclassering is relevant voor de professional, de instelling en de overheid en helpt bij het verbeteren van die kwaliteit.

De inspectie verzamelt informatie over de kwaliteit, vormt zich een oordeel en grijpt zo nodig in. Daarnaast kijkt de inspectie of het beleid goed werkt. Daarover doet de inspectie gevraagd en ongevraagd voorstellen tot verbeteringen aan de betreffende instellingen en verantwoordelijke overheden.

De Inspectie Jeugdzorg houdt op grond van de Jeugdwet en een aantal andere wetten en regelingen toezicht op de volgende organisaties:

  • jeugdhulpaanbieders;

  • instellingen voor jeugdbescherming en jeugdreclassering;

  • certificerende instelling voor jeugdbescherming en jeugdreclassering;

  • Veilig Thuis (advies- en meldpunten huiselijk geweld en kindermishandeling);

  • Raad voor de Kinderbescherming;

  • justitiële jeugdinrichtingen;

  • vergunninghouders voor interlandelijke adoptie;

  • opvangvoorzieningen voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen;

  • schippersinternaten.

Binnen het bredere sociaal domein werkt de inspectie samen met de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de Inspectie Veiligheid en Justitie, de Inspectie van het Onderwijs en de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het samenwerkingsverband Samenwerkend Toezicht Jeugd/Toezicht Sociaal Domein.

De inspectie werkt onder verantwoordelijkheid van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie en is organisatorisch onderdeel van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De begroting 2017 bedraagt € 6,8 miljoen.

De Minister heeft de Tweede Kamer op 18 maart 2016 geïnformeerd over haar voornemen om te komen tot een fusie tussen de Inspectie Jeugdzorg en de Inspectie voor de Gezondheidszorg tot de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, daar deze inspecties in de praktijk al steeds nauwer samenwerken in het kader van het gezamenlijk toezicht op basis van de Jeugdwet. De voorbereidingen voor de fusie zijn in werking gezet, inclusief de voorbereiding van de benodigde wijzigingen in de wetgeving.

Sociaal en Cultureel Planbureau

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is een interdepartementaal, wetenschappelijk instituut, opgericht bij koninklijk besluit op 30 maart 1973. Het koninklijk besluit is per 1 april 2012 ingetrokken en vervangen door de Regeling van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, houdende de vaststelling van de Aanwijzingen voor de Planbureaus (1 april 2012).

Het SCP verricht zelfstandig onderzoek en rapporteert – gevraagd en ongevraagd – aan de regering, de Eerste- en Tweede Kamer, ministeries en andere maatschappelijke en overheidsorganisaties. De belangrijkste taken van het SCP zijn:

  • Het beschrijven van de situatie op sociaal en cultureel terrein in Nederland en de te verwachte ontwikkelingen.

  • Het bijdragen aan verantwoorde keuzen van doeleinden en middelen in het sociaal en cultureel beleid en het ontwikkelen van alternatieven.

  • Het beoordelen van het gevoerde beleid, speciaal het interdepartementale beleid.

Het SCP verricht daartoe sociaalwetenschappelijk onderzoek naar de leefsituatie en de opvattingen van de burger, evenals naar het (overheids)beleid dat daarop van invloed is. Het werk van het SCP omvat de terreinen van nagenoeg alle Ministeries. Eens per jaar geeft het SCP een overzicht van de voorgenomen activiteiten in een werkprogramma. Het werkprogramma wordt gepubliceerd op de website van het bureau (www.scp.nl).

Activiteiten SCP 2017

Aantal rapporten

Uren in 2017

Uitgaven in 2017 (bedragen x € 1.000)

1. Wetenschappelijk onderzoek

45

82.789

10.800

2. Kennisverspreiding

9.199

1.200

3. Totaal

45

91.988

12.000

Toelichting

1. Wetenschappelijk onderzoek

Het onderzoeksprogramma van het SCP staat in het teken van het ondersteunen van het beleid van de overheid, waar dat gericht is op het behoud en de verhoging van het welzijn en het welbevinden van de Nederlandse burger en samenleving. Veel van de door het SCP in 2017 uit te voeren projecten vloeien voort uit eerder gemaakte afspraken of verkregen opdrachten.

In oneven jaren brengt het SCP «De Sociale Staat van Nederland» uit (een brede inventarisatie van de levensomstandigheden van de Nederlandse bevolking), in even jaren een meer thematisch Sociaal Cultureel Rapport.

Er zijn langjarige afspraken over de opstelling van bijvoorbeeld de Verdiepende studie Integratie, de Emancipatiemonitor, «De Sociale Staat van het Platteland», «Het Cultureel Draagvlak», de pgb-monitor en de ontwikkeling van ramingsmodellen voor de vraag naar jeugdzorg en langdurige zorg. Veel van het SCP-onderzoek is gebaseerd op door het CBS verzamelde en ter beschikking gestelde gegevens. Daarnaast laat het SCP zelf ook enkele grote surveys uitvoeren. Ook in 2017 zal het SCP ten behoeve van het kabinet rapporteren over de uitkomsten van het in 2008 gestarte onderzoek naar zorgen en maatschappelijke kwesties die leven onder de bevolking en van belang zijn voor de politiek («Continu Onderzoek Burgerperspectieven»).

2. Kennisverspreiding

Vele SCP-medewerkers hebben contacten met of maken deel uit van voor het SCP relevante wetenschappelijke of maatschappelijke organisaties, of hebben vanwege hun SCP-werk of -expertise een adviserende rol in allerlei gremia. Kennisverspreiding via presentaties, artikelen, papers e.d. zijn een belangrijk onderdeel van het werk.

Een kerntaak van het SCP is het adviseren van departementen en andere overheidsinstanties op basis van de beschikbare kennis en inzichten. De positionering van het bureau binnen de rijksoverheid maakt het mogelijk deel te nemen aan het commissie- en advieswerk binnen de overheid (onderraden en voorportalen). Afgezien van deze vorm van indirecte advisering brengt het bureau ook met regelmaat adviezen uit aan (beleidsdirecties van) departementen. Deze advisering kan zeer uiteenlopend van karakter zijn, bijvoorbeeld via participatie in de kenniskamers van verschillende Ministeries.

Raad voor Volksgezondheid en Samenleving

De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) is een onafhankelijk adviesorgaan voor de regering en de beide kamers der Staten-Generaal. De RVS heeft tot taak strategische adviezen te geven over het te voeren beleid. De vraagstukken waarover de RVS adviseert zijn per definitie domeinoverstijgend. De RVS werkt aan een sterkere verbinding met VWS alsmede met andere departementen, zoals OCW, BZK, SZW en VenJ. Vanuit zijn onafhankelijke positie en opdracht laat de RVS zijn licht schijnen over toekomstige strategische beleidsvraagstukken voor zorg en gezondheid. Hierbij beziet de RVS de mogelijkheid om dit in samenwerking met andere kennisinstellingen te doen.

De RVS heeft bij zijn start gekozen voor het opstellen van een meerjarige werkagenda 2015–2018, met de volgende vier thema’s: (1) Veranderende verzorgingsstaat, (2) Verantwoord sturen, (3) De belofte van wetenschap en technologie en (4) De levensloop levenslang en levensbreed. Het werken met een meerjarige werkagenda past bij de brede opdracht van de RVS en biedt ruimte om gedurende het jaar een vraag of probleem te agenderen. Dit kan leiden tot een gevraagd of ongevraagd advies van de RVS.

Het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG) is een samenwerkingsverband van de Gezondheidsraad en de RVS dat informeert over nieuwe ontwikkelingen op het snijvlak van ethiek, gezondheid en beleid. Het CEG publiceert jaarlijks signalementen over ethische thema’s en geeft uitvoering aan de publieksfunctie, onder meer via de website www.ceg.nl (kennisbron over ethische thema’s) en diverse publieksbijeenkomsten, waaronder de jaarlijkse Els Borst Lezing. In 2017 zal het CEG extra aandacht besteden aan de verbetering van de publieksfunctie, onder meer door het vernieuwen van de website.

Gezondheidsraad

De Gezondheidsraad is een onafhankelijk wetenschappelijk adviesorgaan en heeft als taak de regering en het parlement van advies te dienen over de stand van kennis ten aanzien van vraagstukken op het gebied van de volksgezondheid.

Het werkterrein van de Gezondheidsraad omvat de volgende aandachtsgebieden: preventie, gezondheidszorg, voeding, leefomgeving, arbeidsomstandigheden, innovatie en kennisinfrastructuur. De raad brengt gevraagd en ongevraagd adviezen uit. In september stelt de Minister van VWS het werkprogramma voor het komende jaar vast (www.gezondheidsraad.nl).

Licence