De uitgaven van provincies worden uit verschillende inkomstenbronnen bekostigd. In tabel 3 staat een overzicht van de verschillende inkomstenbronnen van de provincies voor de periode 2016-2021. De cijfers tot en met 2019 zijn op basis van de jaarrekeningen. De cijfers 2020 en 2021 zijn op basis van de oorspronkelijke begrotingen.
Realisatie 2016 | Realisatie 2017 | Realisatie 2018 | Realisatie 2019 | Begroting 2020 | Begroting 2021 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Inkomsten vanuit het Rijk | ||||||
Provinciefonds | 2.494 | 2.570 | 2.454 | 2.467 | 2.480 | 2.483 |
Specifieke uitkeringen1 | 39 | 106 | 42 | 50 | 65 | 60 |
Inkomsten uit eigen bronnen | ||||||
Motorrijtuigenbelasting2 | 1.557 | 1.566 | 1.617 | 1.648 | 1.631 | 1.701 |
Heffingen en rechten2 | 30 | 30 | 30 | 30 | 29 | 32 |
Onttrekkingen reserves2 | 5.101 | 2.656 | 4.034 | 4.902 | 3.263 | 3.066 |
Overige middelen3 | 2.542 | 1.173 | 1.417 | 1.495 | 851 | 638 |
Totaal | 11.763 | 8.101 | 9.594 | 10.592 | 8.319 | 7.980 |
Inkomsten vanuit het Rijk
Een inkomstenbron voor de provincies is het provinciefonds. Het opgenomen bedrag betreft de verplichtingenbedragen van de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en de decentralisatie-uitkeringen. Het provinciefonds is verantwoordelijk voor 31% van de totale inkomsten in 2021 van provincies.
Een tweede inkomstenbron wordt gevormd door de specifieke uitkeringen. Op de specifieke uitkeringen wordt in paragraaf 4.2 nader ingegaan.
Inkomsten uit eigen bronnen
Naast de uitkeringen van het Rijk hebben de provincies inkomsten uit de motorrijtuigenbelasting, dit betreft 21% van de totale inkomsten van provincies. Hierop wordt in paragraaf 4.3 dieper ingegaan. Daarnaast is sprake van onttrekkingen uit de reserves en van overige middelen.