Het bevorderen dat de basisvoorzieningen (inclusief infrastructuur) voor de burgers in Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba weer op het niveau van voor de orkanen Irma en Maria komen. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) coördineert het beschikbaar stellen van de middelen vanuit Nederland en het toezicht op de besteding daarvan.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor:
Financieren
– De minister financiert een deel van de wederopbouw van Sint Maarten. Tot eind 2021 zijn er middelen beschikbaar waarmee het trustfonds bij de Wereldbank wordt gevuld. Dit trustfonds blijft tot en met 2025 operationeel. Deze bijdrage is verbonden aan de politieke voorwaarden waarmee Sint Maarten akkoord is gegaan, waaronder de reeds ingestelde integriteitskamer en het versterken van het grenstoezicht waarover nadere afspraken zijn gemaakt (Stcrt. 2014, nr. 72542 en Landsverordening Integriteitskamer). Nederland zal gedurende de wederopbouw toezien op de naleving van de voorwaarden.
– De minister levert naast het trustfonds directe steun voor de wederopbouw van Sint Maarten. Het gaat hier bijvoorbeeld om kosten op het gebied van rechtshandhaving of technische assistentie op gebied van financieel beheer.
Regisseren
– De minister regisseert de Rijksbrede aanpak van de wederopbouwfase op de eilanden Saba en Sint Eustatius.
– De minister is vertegenwoordigd in de stuurgroep van het Sint Maarten Reconstruction, Recovery and Resilience trustfund waarin ook Sint Maarten zitting heeft. Prioriteiten voor Nederland zijn economische ontwikkeling en bereikbaarheid, de afvalproblematiek en goed bestuur.
Ook de Ministeries van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW), Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Infrastructuur en Waterstaat (IenW) zijn betrokken bij de wederopbouw voor onder andere het herstel van schoolgebouwen en infrastructuur. De middelen voor deze projecten staan op de begrotingen van de betreffende ministeries.
2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 100.802 | 7.516 | 4.933 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Uitgaven | 102.682 | 7.516 | 4.933 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Subsidies (regelingen) | |||||||
Diverse subsidies | 0 | 840 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Opdrachten | |||||||
Wederopbouw op Sint Maarten | 1.298 | 4.208 | 3.933 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdrage aan medeoverheden | |||||||
KPSM | 6.039 | 1.972 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Wederopbouw op Sint Eustatius | 3.345 | 28 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | |||||||
Wederopbouw op Sint Maarten | 2.000 | 468 | 1.000 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Wereldbank | 90.000 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Ontvangsten | 14.036 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Budgetflexibiliteit
Van het totale uitgavenbudget op artikel 8 is 0% juridisch verplicht.
Wederopbouw op Sint Maarten
De resterende middelen van 2020 (totaal € 12,6 mln.) zijn doorgeschoven naar zowel 2021 als 2022. Daarvan is € 5,0 mln. naar 2022 doorgeschoven, omdat een aantal wederopbouwprojecten doorlopen in 2022 als gevolg van eerder opgelopen vertraging door de pandemie. Voor zowel 2021 als 2022 wordt € 67.000 overgeheveld van het begrotingshoofdstuk Koninkrijksrelaties (IV) naar het begrotingshoofdstuk BZK (VII) voor verschillende werkzaamheden in het kader van de wederopbouw op Sint Maarten.
Opdrachten
In totaal is € 4 mln. aan opdrachten doorgeschoven naar 2022. Het betreft hier een opdracht van € 2 mln. aan Royal Schiphol Group (RSG) voor ondersteuning van de renovatie van het vliegveld Sint Maarten. Daarnaast is er € 0,5 mln. voor de beleidsdoorlichting Wederopbouw van de Bovenwindse Eilanden gereserveerd. Het resterende budget wordt gedurende het jaar naar behoefte ingevuld.
Bijdrage internationale organisaties
Er is € 1 mln. doorgeschoven naar 2022 voor bijdragen aan internationale organisaties. Deze middelen zijn gereserveerd voor de verlening van technische assistentie aan het Ministry of Public Housing, Spacial Planning, Environment and Infrastructure op Sint Maarten in het kader van het afvalproject van het trustfonds wederopbouw Sint Maarten (Kamerstukken II 2020/21, 34773, nr. 23).