Base description which applies to whole site

2.1 Beleidsprioriteiten

Gezondheid is voor ons allemaal belangrijk. Als we iets mankeren, willen we zorg die bij ons past, op een plek waar we ons het prettigst voelen. Het liefst thuis. De vraag naar zorg neemt toe. Dat komt doordat we allemaal ouder worden, doordat de zorg steeds meer kan en doordat steeds meer mensen een blijvende (chronische) aandoening hebben. Dat maakt dat veel mensen zich afvragen of de zorg voor hen nog wel betaalbaar en beschikbaar is. Soms nu al, maar zeker in de toekomst.

Ons doel is dat de zorg wél toegankelijk en betaalbaar blijft. Dat lukt alleen als we de zorg anders organiseren en tegelijkertijd proberen de vraag naar zorg af te remmen. Dat laatste kunnen we bereiken met een stevig preventiebeleid. Daarbij moeten we breder kijken naar gezondheid. Want onze gezondheid wordt door veel factoren beïnvloed. Inkomen, onderwijs, sport, huisvesting, een fijne buurt, opvoeding, relaties, alles kan invloed hebben op onze gezondheid.

Een brede blik op gezondheid tekent ook het beleid van VWS. We laten ons leiden door 3 uitgangspunten:

(1) In een gezonde samenleving kunnen mensen hun leven leiden, bijdragen en meedoen, mét of zonder aandoening of beperking;

(2) In een gezonde samenleving streven we naar zo min mogelijk gezondheidsverschillen;

(3) In een gezonde samenleving kijken we om naar elkaar en helpen we elkaar waar dat nodig is.

Tot slot willen we inzetten op «duurzame» zorg. Dit betekent minder afval, minder CO2-uitstoot en meer hergebruik van materialen.

Om al deze veranderingen in te zetten zijn we aan de slag gegaan met vijf grote trajecten: het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA), het Integraal Zorgakkoord (IZA), het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO), een toekomstbestendige Wmo en de Hervormingsagenda Jeugd. Met deze ambitieuze hervormingsagenda’s zetten we stevige stappen naar zorg en ondersteuning die beter kan omgaan met de stijgende zorgvraag. We investeren in de gezondheid van Nederlanders, remmen de groei van de zorg en zorgen er tegelijkertijd voor dat deze toegankelijk is – en waar nodig toegankelijker wordt - voor mensen die zorg nodig hebben. We organiseren de zorg anders, werken beter samen vanuit een goede digitale infrastructuur en schalen bewezen innovaties snel en effectief op. Alle genoemde programma’s hebben hun eigen opgave(n) en doelstellingen, maar hebben oog voor de centrale en overkoepelende opgave en principes, zoals hierboven geschetst. In het volgende hoofdstuk wordt hier nader op in gegaan.Integraal Zorgakkoord

De toegankelijkheid van de zorg staat onder druk. In veel zorgsectoren stijgt de vraag naar zorg, terwijl er tegelijkertijd een brede krapte op de arbeidsmarkt is. Dit trekt ook een wissel op de zorgprofessionals. Aan hun inzet en professionaliteit ligt het niet. Zij zijn intrinsiek gemotiveerd en betrokken, maar hebben te maken met een hoge werkdruk, veel regeldruk, weinig autonomie en in sommige gevallen zelfs een onveilige werkomgeving. Daarnaast zijn er grote verschillen in de (ervaren) gezondheid van mensen in Nederland. Helaas doet het er toe waar iemand is geboren, opgegroeid, woont of welke opleiding of baan iemand heeft. Ook de kwaliteit van de zorg en ondersteuning vragen aandacht. Er zijn in Nederland uitgebreide voorzieningen die over het algemeen breed toegankelijk en van goede kwaliteit zijn. Tegelijkertijd is de zorg versnipperd en moet de samenhang en samenwerking tussen zorgaanbieders uit verschillende zorgsectoren en de samenwerking met het sociaal domein beter. Meer mensen of geld is niet de oplossing. Nu al werkt 1 op de 6 werknemers in de zorg en geven we 13% van ons nationale inkomen uit aan zorg. De komende decennia neemt de zorgvraag alleen maar verder toe vanwege de vergrijzing. Met alle sectoren in de curatieve zorg bieden we middels de afspraken in het IZA een antwoord op deze opgaven.

In het IZA kiezen we met ‘passende zorg als norm’ voor een perspectief dat invulling geeft aan de brede maatschappelijke afweging tussen hoge kwaliteit, brede toegankelijkheid en schaarse capaciteit. Dat betekent onder meer dat zorg en ondersteuning aantoonbaar effectief zijn, meerwaarde hebben voor de patiënt, plaatsvinden in een prettige werkomgeving en gericht zijn op gezondheid en kwaliteit van leven, in plaats van ziekte. Dat keuzes tot stand komen in overleg tussen patiënt, naasten en professional(s) en dat de juiste zorg geleverd wordt op het juiste moment en de juiste plek.

Dit perspectief van passende zorg is niet nieuw, maar een bevestiging van de eerder ingeslagen weg voor bestaande programma’s en trajecten. Hierbij is de kern dat deze trajecten in samenwerking en vanuit wederzijds vertrouwen worden doorgevoerd, met meer gelijkgerichtheid en focus, en minder versnippering en vrijblijvendheid.

De transformatie naar passende zorg gaan we niet binnen één kabinetsperiode realiseren. Passende zorg als norm is onze ambitie voor de lange(re) termijn. Om die te realiseren maken we in het IZA voor de komende jaren niet meer per sector, maar in samenhang afspraken die bijdragen aan het realiseren van passende zorg in de curatieve zorg.

Om de zorg voor iedereen kwalitatief goed, toegankelijk en betaalbaar te houden sluit het kabinet een Integraal Zorgakkoord met sectoren in de curatieve zorg. Hierbij zien de afspraken toe op:

  • Preventie en leefstijl;

  • Waardegedreven zorg met de patiënt, kwaliteit, uitkomstgerichte zorg, pakketbeheer en contractering;

  • Samenwerking sociaal domein, huisartsenzorg en ggz;

  • Versterken organisatiegraad basiszorg;

  • Regionale samenwerking;

  • Arbeidsmarkt en ontzorgen van zorgprofessionals;

  • Digitalisering en gegevensuitwisseling.

Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (Wlz en sociaal domein)

De samenkomst van veranderende voorkeuren van ouderen, het toenemende aantal ouderen en toenemende schaarste van zorgpersoneel vergt een majeure omslag in denken en doen. Zodat de zorg toekomstgericht aansluit op de wens van ouderen om zo lang mogelijk thuis te wonen. We willen anders, we moeten anders en we kunnen anders.

Het WOZO-programma draagt bij aan het maken van een omslag in de organisatie van ondersteuning en zorg voor ouderen. Met het WOZO-programma wordt erop ingezet dat ondersteuning en zorg worden aangepast op de voorkeur van ouderen om zo lang mogelijk regie op het eigen leven te houden en dat zware, complexe zorgvragen zo lang mogelijk worden uitgesteld of zelfs worden voorkomen.

Om de noodzakelijke beweging te realiseren sluiten we aan op het gevoel van urgentie en de creativiteit die al leven in de sector. Door gezamenlijk te zoeken naar oplossingen onstaat er energie om gezamenlijk deze beweging te maken. Het spreekt voor zich dat ouderen en de patiënten/ cliënten een belangrijke stem in deze beweging hebben.

Het WOZO-programma is tot stand gekomen na intensieve gesprekken en met bijdragen van tal van organisaties. Al deze partners onderschrijven de maatschappelijke opgave, delen met elkaar het gevoel van urgentie en zijn het met elkaar eens over het toekomstperspectief en de nieuwe norm. De norm wordt: zelf als het kan; thuis als het kan; digitaal als het kan. Met deze nieuwe norm zetten we helder neer wat we willen bereiken. We zetten een transformatie in gang met als doel dat het werken in de zorg en welzijn dusdanig anders wordt georganiseerd en ingericht dat met minder meer medewerkers goede zorg geleverd blijft worden.

Door met de gehele sector samen te werken wordt vanuit diverse perspectieven gekeken naar de te zetten stappen en dragen we zorg voor de uitvoerbaarheid. Daar hebben organisaties een gezamenlijke, maar ook een onderscheidende, verantwoordelijkheid. Vanuit het ministerie van VWS leggen en bewaken we, naast de andere verantwoordelijkheden die we hebben binnen de beweging, daarnaast de verbinding met andere programma’s die bijdragen aan de maatschappelijke opgave.

Langs vijf actielijnen wordt het WOZO-programma, in onderlinge samenhang en in verbinding met aanpalende programma’s en trajecten, nader uitgewerkt. Gezamenlijk geven we sturing aan de uitvoering en monitoren we de resultaten.

Het WOZO-programma gaat over een lange termijn perspectief, dat we met elkaar willen, moeten en kunnen realiseren. In deze kabinetsperiode zetten we robuuste stappen, zodat een volgend kabinet hierop kan verder bouwen. We starten een beweging die we stapsgewijs, samen en in samenhang vormgeven. Voortschrijdend inzicht kan met zich brengen dat gaandeweg nieuwe initiatieven en maatregelen aan de beweging worden toegevoegd. Het WOZO-programma wordt daarmee een platform voor beleid dat bijdraagt aan de gewenste beweging en de gestelde norm. Het betekent ook dat partners de ruimte hebben om hun inzichten en belangen bij deze uitwerking in te brengen. Juist daardoor wordt de beweging sterker. De overheid is onderdeel van deze beweging, stimuleert deze en bevordert de samenwerking tussen partners.

Toekomstbestendige Wmo

De vraag naar ondersteuning en zorg blijft de komende decennia stijgen. Tegelijkertijd krimpt de arbeidsmarkt, worden de gevolgen van de vergrijzing steeds merkbaarder en neemt de druk op mantelzorgers toe. Via het IZA werken we samen met relevante partners aan het toekomstbestendig maken van de zorg. Specifiek voor de Wmo werkt het kabinet samen met veldpartijen aan passende ondersteuning en betaalbaarheid van voorzieningen.

Er wordt gewerkt aan standaardisatie in de uitvoering, waardoor processen voor gemeenten en aanbieders eenduidiger en eenvoudiger worden. Daardoor is er meer tijd voor maatwerk en kwaliteit van ondersteuning.

Verder werkt het kabinet aan een passende eigen bijdrage, waarmee de aanzuigende werking van huishoudelijke hulp wordt afgeremd. Zo moet ondersteuning in het kader van de Wmo beschikbaar blijven. Tevens wordt ook gekeken naar bewezen (kosten)effectiviteit in de Wmo. Om passende ondersteuning vanuit de Wmo doelmatig in te kunnen zetten, is beschikbaarheid en vindbaarheid van kennis over werkzame elementen en de effectiviteit van aanpakken voor professionals in het sociaal domein van belang. Samen met de kennisinstituten in het sociaal domein wordt dan ook ingezet op verdere ontwikkeling en toepassing van effectieve interventies. Daarnaast wordt ingezet op het verbeteren van de benodigde sturingsinformatie, de professionalisering van het sociaal werk, het verbeteren van de toegang en de optimalisering van de kennisinfrastructuur voor het sociaal domein, zodat binnen het sociaal domein meer kennisgedreven wordt gewerkt.

Een toekomstbestendige Wmo schept ook de noodzakelijke randvoorwaarden voor het toekomstperspectief dat in het programma WOZO is geschetst. Bij de uitwerking van maatregelen die specifiek ouderen betreffen stellen we de nieuwe norm centraal: zelfstandig als het kan, thuis als het kan, digitaal als het kan. Voor wat betreft de aanpak van dakloosheid wordt extra ingezet op preventie en ‘wonen eerst’. Door stevig in deze fundamenteel nieuwe benaderingswijze te investeren, is de verwachting dat het aantal dakloze mensen dat een beroep doet op maatschappelijke opvang de komende jaren fors en structureel afneemt.

In de Hoofdlijnenbrief toekomst Wmo is reeds aangekondigd dat er een houdbaarheidsonderzoek naar de Wmo 2015 komt. Het doel van dit onderzoek is dat Rijk en gemeenten gezamenlijk een analyse uitvoeren van hoe het gebruik van de Wmo zich de komende jaren (zo mogelijk 5-20 jaar) zal ontwikkelen, tegen de achtergrond van verschillende maatschappelijke ontwikkelingen. Op basis van deze analyse kunnen de betrokken partijen keuzes maken over de inrichting van de Wmo 2015 in de toekomst.

Hervormingsagenda Jeugdzorg

Gemeenten, aanbieders, jongeren en het Rijk zijn het erover eens dat flinke hervormingen in de jeugdzorg nodig zijn om te zorgen dat kinderen en gezinnen de juiste zorg op de juiste plek krijgen, het stelsel zorginhoudelijk en organisatorisch te verbeteren en duurzaam houdbaar te maken. Om die reden geven het Rijk en de VNG in 2023 uitvoering aan het opstellen van de Hervormingsagenda Jeugd, in samenwerking met aanbieders, professi­onals en cliënten. De Hervormingsagenda bestaat uit een set van maatregelen waarmee de jeugdhulp verbetert binnen een beheersbaar financieel kader, onder meer door te kijken naar een vernieuwd bekostigingsstelsel en andere risicoverdeling. Ook willen we de arbeidsmarkt voor jeugdzorg verbeteren en beter inzicht krijgen in de werking van het jeugdzorgstelsel. Bij de uitwerking van de noodzakelijke hervormingen van de zorg voor jeugd hanteren wij vijf leidende principes.

Het eerste principe is dat passende zorg beschikbaar is en altijd moet zijn voor de meest kwetsbare kinderen en jongeren. Wij gaan de regionale samenwerking en inkoop van specialistische zorg verplichten en werken toe naar sterke regio’s van een zekere omvang waar deze inkoop goed georganiseerd wordt. In het toekomstscenario verbeteren we samen met het ministerie van JenV de jeugdbeschermingsketen, door deze meer gezinsgericht, eenvoudig en transparant in te richten.

Het tweede principe is het versterken van de veerkracht van kinderen en gezinnen in hun dagelijkse leven. We zetten in op collectieve laagdrem­ pelige voorzieningen aan de voorkant: in het normale leven van kinderen thuis, in de wijk en op school. Daarnaast zetten we in op stevige lokale teams die zelf ondersteuning/zorg leveren en formuleren een duidelijk beeld hoe deze teams eruit moeten zien. Om een onnodig beroep op jeugdzorg terug te dringen en de jeugdzorg financieel houdbaar te maken gaan we in de Jeugdwet de reikwijdte van de jeugdhulpplicht beperken.

Het derde principe is minder marktwerking, meer samenwerking en betere inkoop van zorg. We sturen op goede inkoopprocedures, afspraken, en verantwoording, schrijven voor hoe transparante en reële tarieven tot stand komen en pakken excessieve winsten aan. We verminderen de administratie voor zorgver­ leners, gemeenten en aanbieders en standaardiseren de contracten – mogelijk met een verplichting hiertoe – in de Jeugdwet.

Het vierde principe heeft betrekking op de verbetering van kwaliteit en effectiviteit van jeugdzorg.

We ontwikkelen eenduidige kwaliteitskaders, net als in andere sectoren van de zorg. Zorg die bewezen niet effectief is sluiten we uit en behandelingen waarvan we de effectiviteit nog niet weten worden nader onderzocht. We stellen hiervoor een kwartiermaker aan die daar met partijen een landelijke kennisagenda voor opstelt en een kennisinfrastructuur effectiviteit jeugdhulp ontwikkelt.

Het vijfde principe is betere samenwerking in het sociaal domein. Bij vragen van gezinnen is jeugdhulp niet altijd het goede antwoord. We gaan daarom breder bezien wat nodig is naast zorg: schulden, huisvesting of GGZ problematiek bij ouders. We leggen daarnaast betere verbindingen tussen zorg en onderwijs en leveren ondersteuning of zorg waar dat het beste past en kijken dus in een breder perspectief naar de zorgbehoefte.

Met deze principes wordt beoogd de jeugdzorg aan te laten sluiten op de vraag van gezinnen en jongeren zelf, met een passend en betaalbaar aanbod en vanuit een goed functionerend stelsel.

Het kabinet zet zich volop in voor een gezond, fit en veerkrachtig Nederland. Met een veerkrachtige jeugd, een gezonde beroepsbevolking, vitale ouderen en minder gezondheidsachterstanden. Dat vraagt om een sterk en kabinetsbreed preventiebeleid, waarbij wij een gezonde leefstijl in een gezonde leefomgeving stimuleren. Gezondheid is ons kapitaal, als mens en als samenleving. Investeren in gezondheid is een investering in de generatie van vandaag en in het gezondheidskapitaal voor de toekomst. Daarom is meer aandacht voor preventie nodig, van jongs af aan, met als doel een gezonde generatie in 2040.

Met het Nationaal Preventieakkoord gericht op stoppen met roken, terug­ dringen van problematisch alcoholgebruik en tegengaan van overgewicht zijn belangrijke ambities gesteld en afspraken gemaakt. Het RIVM heeft aangegeven dat de afgesproken inzet nog onvoldoende is om de gestelde ambities te realiseren en heeft aanvullende voorstellen gedaan om de doelstelling wel te halen. Uit cijfers van het CBS over 2021 blijkt dat het aantal rokers, overmatige en zware drinkers en mensen met overgewicht en obesitas nog ver boven de gestelde doelen liggen die in het Nationaal Preventieakkoord voor 2040 zijn gesteld. We zetten ons daarom onverminderd in om de ambities en afspraken te halen. Daarvoor gaan we acties aanscherpen en aanvullen. Voorbeelden hiervan zijn de verhoging van accijnzen op tabak en suikerhoudende, niet-alcoholische dranken (frisdranken), stoppen met roken, en een andere sociale norm rond alcoholgebruik.

De preventie-aanpak is verbreed met het thema mentale gezondheid. De coronacrisis heeft een vergrootglas gelegd op de problematiek rondom mentale gezondheid en heeft bij sommige mensen voor extra leed gezorgd. Het is belangrijk om meer aandacht te hebben voor het mentale welzijn van met name jongeren en jongvolwassenen. Met de kabinetsbrede aanpak voor een mentaal gezond Nederland wordt ingezet op een veerkrachtige samenleving waarin we naar elkaar omkijken en oog hebben voor de mentale gezondheid van onszelf én van elkaar. Door het vergroten van de mentale weerbaarheid en het verminderen van risicofactoren in onze maatschappij die bijdragen aan een slechte mentale gezondheid.

Sporten en bewegen dragen bij aan een gezonde leefstijl. De helft van de Nederlanders beweegt onvoldoende volgens de geldende beweegrichtlijnen. Ook zijn er grote verschillen in sport- en beweeg­ deelname tussen groepen in de samenleving (leeftijd, inkomen en opleiding). Het doel is dat in 2040 75% van de Nederlanders aan de beweeg­richtlijnen voldoet. We zetten in op drie doelstellingen, namelijk: 1) het versterken van de sportsector zodat mensen die willen sporten en bewegen dit ook kunnen, 2) het vergroten van de kansengelijkheid in de sport- en beweegdeelname en 3) stimuleren van bewegen in het dagelijks leven. Hiertoe is in 2022 de Beweegalliantie opgericht die in 2023 verder wordt uitgebouwd. Bewegen draagt aanzienlijk bij aan het beperken van vermijdbare ziektelast en aan het vergroten van het aantal gezonde levensjaren. Daarom is het van belang dat meer Nederlanders aan de beweegrichtlijnen voldoen en dat de verschillen tussen de groepen kleiner worden. Bewegen en sporten hebben daarnaast de potentie om bij te dragen aan sociale ontmoeting en cohesie en kunnen hiermee ook een positief effect hebben op de mentale gezondheid.

Voor een gezonde samenleving is het noodzakelijk dat sporten en bewegen in 2040 een vanzelfsprekend onderdeel is van het leven van iedere Nederlander. In de vorige kabinetsperiode is overal in Nederland gewerkt aan de totstandkoming van lokale sportakkoorden. Lokale coalities zijn ontstaan, waarin gewerkt wordt om mensen aan het sporten en bewegen te krijgen. Daarbij spelen ook buurtsportcoaches een belangrijke rol, die al jaren vele Nederlanders weten te bereiken. In 2023 wordt het Sportakkoord doorgezet en versterken we de lokale (Sportakkoord) coalities. De Brede Regeling Combinatiefuncties (buurtsportcoaches) wordt doorgezet en herzien, zodat deze aansluit bij de ambities die het huidig kabinet stelt. Om de vitale sport- en beweegsector te behouden en te versterken zijn kwaliteit, toegankelijkheid en veiligheid van belang, zodat sport en bewegen voor zoveel mogelijk mensen een waardevolle rol in hun leven kan spelen. Ook wordt ingezet om de maatschappelijke waarde van topsport te vergroten. Dit draagt bij aan een actieve en sportieve samenleving. Over alle thema’s heen is meer aandacht voor jongeren en het tegengaan van gezondheids­verschillen.

In 2022 is gestart gemaakt met de versterking van onze pandemische paraatheid. In de beleidsagenda pandemische paraatheid die in april naar de Tweede Kamer is gestuurd, zijn de hoofdlijnen van een versterkte pandemische paraatheid geschetst. In het najaar volgt een verdere uitwerking van het beleidsprogramma voor pandemische paraatheid.

Versterkte publieke gezondheid

In 2023 zullen we belangrijke stappen zetten op het terrein van de versterkte publieke gezondheid. Om goed zicht te houden op (potentiële) pandemieën werken we aan een toekomstig landschap voor monitoring en surveillance. Het RIVM levert hiervoor eind 2022 een advies op. In 2023 loopt de uitvoering van het actieplan zoönose volop. De landelijke functionaliteit infectieziektebestrijding (LFI) zal verder worden ingericht. Dit draagt bij aan de mogelijkheid om tijdens een volgende pandemie beter te kunnen sturen en daarmee betere instrumenten te hebben om een virusuitbraak tegen te gaan. Met het RIVM, GGD-en en vele andere partijen werken we hard aan de bouw van de LFI. Vanaf 2023 gaat de LFI haar functies operationaliseren, zodat zij zo snel mogelijk (in ieder geval vanaf medio 2023) de coördinerende rol op zich kan nemen in de uitvoering bij een (volgende) pandemie. Denk aan het maken van en werken met scenario’s, maar ook het voeren van communicatie en monitoring.

Belangrijk zijn ook investeringen in de ICT en informatievoorziening, zodat deze voldoet aan de eisen die worden gesteld aan datagedreven en opschaalbare infectieziektebestrijding. In 2022 en 2023 werken we de concrete eisen uit voor de verschillende onderdelen van de informatievoorziening. Ook stellen we samen met betrokken partners, waaronder de GGD’en, GGD GHOR NL/LCCB en het RIVM, een meerjarige werkagenda op die in 2023 start.

We zetten in op het versterken van de infectieziektebestrijding bij de GGD- en. Dit begint bij investeringen om de geleerde lessen te borgen. We vergroten het aantal opleidingsplekken voor infectieziektebestrijdings- artsen (IZB-artsen) structureel. Netwerken in de regio worden opgebouwd en versterkt. In 2023 wordt geïnvesteerd om de basis van infectieziektebestrijding op orde te krijgen en een volledig structureel versterkingsprogramma vorm te geven.

Vaccinaties zullen bij een toekomstige pandemie waarschijnlijk één van de instrumenten zijn in de bestrijding. De uitvoering van de vaccinatiezorg vraagt bijzondere aandacht. In 2023 wordt de haalbaarheid van een vacci­ natievoorziening voor volwassenen bij de GGD’en nader onderzocht en uitgewerkt. In 2022 zijn het RIVM en GGD GHOR gevraagd hiervoor dit jaar een uitvoeringstoets te doen. In 2023 gaan we aan de slag met specifieke vervolgvragen en/of nadere onderzoeksvragen.

Vaccinaties vormen ook een belangrijk onderwerp in de kennis- en innova­tieagenda en programmering op het domein van pandemische paraatheid. Multidisciplinaire samenwerking tussen kennispartijen zorgt ervoor dat de kans groter wordt dat partijen tijdens een pandemie met elkaar sneller oplossingen en interventies kunnen bieden. Dat helpt bij de bestrijding en betere handelingsperspectieven die maatschappelijke schade verminderen. We hebben programma’s op het gebied van gedrag, virusverspreiding, ventilatie, detectie en voorspelling, en therapieontwikkeling.

Naast de belangrijke onderwerpen die hierboven worden toegelicht zetten we stappen voorwaarts in de internationale en Europese samenwerking voor pandemische paraatheid, mede in het kader van de «Global Health Strategy», via inzet en bijdragen aan de Gezondheidsunie, de verbeteringen van de International Health Regulations, Coalition voor Epidemic Preparedness Innovations en de kennissamenwerking in een EU Horizon programma.

Flexibele en opschaalbare zorg

Daarnaast moet de zorgcapaciteit flexibel worden, zodat snel kan worden opgeschaald. Dat kan alleen bij goede samenwerking in de zorg. Een flexibele opschaling vraagt om paraatheid op verschillende vlakken, waaronder voldoende flexibel inzetbaar personeel. Het kabinet stuurt aan op de totale zorgcapaciteit, zodat tijdig en efficiënt opgeschaald kan worden.

Bij een grote gezondheidscrisis is het ook van belang dat de hele zorgketen in de regio samenwerkt en betrokken is, waarbij de verbinding met het generieke stelsel van crisisbeheersing is geborgd. Het Regionaal Overleg Acute Zorg (ROAZ) is de plek om deze samenwerking in de zorgketen te laten plaatsvinden. De verbinding die in de ROAZ’en is gelegd tussen partijen in de curatieve zorg, langdurige zorg en de publieke gezondheid wil het kabinet behouden en waar nodig uitbreiden. Dit is niet alleen in crisistijd nodig, maar juist ook daarbuiten, zodat de bestaande samenwerking tijdens een crisis snel en vloeiend kan worden opgeschaald.

Mantelzorgers en vrijwilligers hebben een belangrijke rol in de samenleving. Altijd, maar nog meer tijdens een pandemie. Zorg van naasten is een redmiddel wanneer reguliere zorg niet kan doorgaan. Ook de nationale zorgreserve van zorgprofessionals kan een belangrijke rol spelen bij het opschalen van zorg.

Naast de nationale zorgreserve zet het kabinet zich in om de opleidingen ruim aan te bieden gezien de positieve ervaringen daarmee, de groeiende instroom en de flexibele inzet van medewerkers in verschillende zorgbranches. Ook wordt in 2022 en in 2023 uitvoering gegeven aan het advies van de Taskforce Ondersteuning optimale inzet zorgverleners, met daarin concrete maatregelen voor de korte en (middel)lange termijn om de beschikbaarheid van zorgmedewerkers in crisistijd te vergroten. Tot de zomer 2022 kunnen zorginstellingen nog gebruik maken van de subsidieregeling opschaling IC-capaciteit voor bekostiging van de opleiding Basis Acute Zorg (BAZ-opleiding). Voor de periode daarna zal een nieuwe subsidieregeling worden opgezet, die het mogelijk maakt dat in elk geval in 2022 nog 800 studenten kunnen starten met de BAZ-opleiding en deze in 2023 kunnen afronden. De subsidieregeling is uitgewerkt en heeft als opzet om te voorzien in een vergoeding aan opleidende zorginstellingen van € 25.000 per student die aantoonbaar de BAZ-opleiding heeft afgerond. Hiervoor zijn financiële middelen beschikbaar.

Versterkte leveringszekerheid

In 2023 versterken we de leveringszekerheid van medische producten voor patiënten en de zorg. Het gaat om geneesmiddelen, waaronder vaccins, medische hulpmiddelen en persoon­lijke beschermingsmiddelen waarvan de zorg afhankelijk is. Dit doen we nationaal en in Europees verband. Voor geneesmiddelen is besloten tot een minimale voorraadverplichting. Voor persoonlijke beschermingsmiddelen en kritische medische hulpmiddelen verken ik wat de voor- en nadelen van eventuele voorraadvorming zijn. In het kader van pandemische paraatheid zet ik in op het investeren in opschaalbare en duurzame productiecapaciteit in Nederland van essentiële medische producten (zoals geneesmiddelen, persoonlijke beschermingsmiddelen en kritische medische hulpmiddelen). In Europees verband zetten wij ons in voor het verminderen van kwetsbaarheden en ongewenste afhankelijkheden in de productie- en toeleveringsketen van medische producten en een sterkere strategische autonomie, onder meer via de Europese gezondheidscrisisorganisatie (HERA), en door inzet op productie dicht bij huis in Nederland en de EU en diversificatie van toele­ veringsketens. In dat kader verkennen we ook deelname aan de IPCEI (Important Projects of Common European Interest) Health, een geïntegreerd EU-project dat bestaat uit meerdere nationale projecten van bedrijven en/of onderzoeksinstellingen die complementair zijn, synergie hebben en bijdragen aan de leveringszekerheid. De eerste ‘wave’ is onder meer gericht op modernisering en vergroening van productieprocessen en productie dicht bij huis in Nederland en de EU van geneesmiddelen. Ontwikkeling van geneesmiddelen en vaccins is essentieel gebleken in de strijd tegen infectieziekten. Ontwikkeling van geneesmiddelen en vaccins is essentieel gebleken in de strijd tegen infectieziekten. Ik ben daarom voornemens verder in te zetten op de versnelling van ontwikkeling en toepassing van nieuwe therapieën en vaccins en verken of bestaande organisaties zoals het FAST-initiatief (Future Affordable and Sustainable Therapies) daarvoor benut kunnen worden.

(Lessen) coronacrisis

De ontwikkeling van het coronavirus en de epidemiologische situatie is onzeker. Het is daarom belangrijk om: klaar te staan als het nodig is en af te schalen als dit kan. Ook in 2023 wordt ingezet op het openhouden van de samenleving, waar we gezamenlijk verantwoordelijk voor zijn. Naast de eigen regie en de basisregels, zorgt het kabinet dat kwetsbare groepen getest kunnen worden of specifieke doelgroepen zelftesten ontvangen. Vaccineren is belangrijk, naast het doormaken van een infectie, voor de opbouw van immuniteit. Als het nodig is om een hervaccinatie aan te bieden, zullen we daar klaar voor staan. Het kabinet blijft ook investeren in de monitoring van het virus, zodat we op tijd kunnen anticiperen op ontwikkelingen. Juist in een relatief rustige periode bereiden we ons voor op verschillende scenario’s. Verder werken we aan het in beeld brengen van de geleerde lessen en bekijken we hoe we deze structureel kunnen borgen in het overige beleid, zoals de versterking van de publieke gezondheid. Daarnaast kijken we wat de samenleving kan doen en wat we binnen de eigen organisatie nodig hebben.

Tabel 1 Totaal COVID-19 gerelateerde maatregelen van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (bedragen x €1 miljoen)

Art.

Omschrijving maatregel

realisatie 20211

20222

2023

2024

2025

Vindplaats uitgaven 2022

 

A. Begrotingsgefinancierd

      

2, 1 en 3

1) Aanschaf en distributie medische beschermingsmiddelen

213

79

34

2

2

ISB4, ISB6, ISB7

1

2) GGD'en en veiligheidsregio's

2.862

1.934

1.265

  

ISB6, ISB7

1

3) IC-capaciteit

190

162

    

6

4) Ondersteuning sportsector

279

158

   

ISB1, ISB2

4

5) Ondersteuning zorgpersoneel

2

     

1, 2 en 4

6) Onderzoek inzake COVID-19

100

121

92

6

2

ISB4, ISB6, ISB7, OW

1

7) Testcapaciteit

2.260

1.544

626

  

ISB1, ISB3, ISB4, ISB6, ISB7, OW

1 en 9

8) Vaccin ontwikkeling, implementatie en medicatie

830

1.643

523

  

ISB1, ISB2, ISB4, ISB6, ISB7

4

9) Zorgbonus

777

19

1

   

4

10) Omscholen personeel voor arbeidsmarkt zorg

86

8

45

  

ISB2, OW

4

11) Zorgkosten en bijstand Caribisch Nederland

97

53

13

  

ISB6

1, 2, 3, 4, 5, 9 en 10

12) Overige maatregelen (plafond Rijksbegroting)

379

250

75

4

0

ISB4, ISB6

1

13) Garanties

135

112

   

ISB1, ISB4, ISB7

 

Totaal A

8.208

6.083

2.674

12

4

 
        
 

B. Premiegefinancierd

      
 

13) Meerkosten COVID-19 Wlz (plafond Zorg)

162

200

   

ISB6

 

14) Overige maatregelen (plafond Zorg)

100

74

43

  

ISB6

 

Totaal B

262

274

43

0

0

 
        
 

Totaal A+B=C

8.470

6.357

2.717

12

4

 
1

ISB1 Kamerstukken II 2020/21, 35678, nr. 1, ISB2 Kamerstukken II 2020/21, 35684, nr. 1, ISB3 Kamerstukken II 2020/21, 35703, nr. 1, ISB4 Kamerstukken II 2020/21, 35763, nr. 1, ISB6 Kamerstukken II 2020/21, 35815, nr. 1, ISB7 Kamerstukken II 2020/21, 35841, nr. 1, ISB8 Kamerstukken II 2020/21, 35854, nr. 1, ISB9 Kamerstukken II 2020/21, 35884, nr. 1, ISB 10 Kamerstukken II 2020/21, 35895, nr. 1, ISB11 Kamerstukken II 2020/21, 35906, nr. 1, ISB12 Kamerstukken II 2020/21, 35944, nr. 1, ISB13 Kamerstukken II 2021/22, 35970, nr. 1, NJN Kamerstukken II 2021/22, 35975-XVI, ISB14 Kamerstukken II 2021/22, 35988, nr. 1

2

Stand op basis van ISB12 Kamerstukken 2020/21, 35944, nr. 1 aangevuld met NvW 1 Kamerstukken 2021/22, 35925-XVI-10 en NvW 2 Kamerstukken 2021/22, 39925-XVI-106, ISB1 Kamerstukken II 2021/22, 35989, nr. 1, ISB2 Kamerstukken II 2021/22, 35994, nr. 1, ISB3 Kamerstukken II 2021/22, 36010, nr. 1, ISB4 Kamerstukken II 2021/22, 36025, nr. 1, ISB6 Kamerstukken II 2021/22, 36086, nr. 1 en ISB7. De vijfde incidentele suppletoire begroting betreft een bijstelling inzake zorg en ondersteuning voor vluchtelingen uit Oekraïne. Derhalve heeft deze vijfde incidentele suppletoire begroting geen invloed op de corona gerelateerde uitgaven op de VWS-begroting.

De lange termijn strategie covid-19

In bovenstaand overzicht zijn de coronagerelateerde uitgaven op de VWS- begroting voor de jaren 2021 (reeds gerealiseerd), 2022, 2023 en doorwerking naar de latere jaren opgenomen.

De uitgaven sluiten aan bij het huidige kabinetsbeleid en de lange termijn strategie voor corona.

In het kader van de lange termijn strategie covid-19 is het van belang voorbereid te zijn op verschillende scenario’s. Immers de ontwikkeling van het coronavirus en de epidemiologische situatie is onzeker. Daarvoor heeft het kabinet een basisparaatheid voor vaccineren, monitoren, testen en traceren beschikbaar en is een juridisch instrumentarium nodig om zo nodig maatregelen te kunnen treffen. Het RIVM geeft aan dat we de komende periode met mogelijke oplevingen te maken krijgen. Het is daarom van belang dat we in 2023, afhankelijk van de epidemiologische situatie, over de genoemde instrumenten kunnen beschikken om sociaal-maatschappe­ lijke en economische continuïteit/vitaliteit en toegankelijkheid van de gehele zorgketen te waarborgen. Zo kan worden op- en afgeschaald wanneer dit nodig is. Ook vanuit het belang om de samenleving open te houden. Hier zijn we gezamenlijk verantwoordelijk voor. Naast de eigen regie en de basisregels, zorgt het kabinet dat kwetsbare groepen getest kunnen worden of specifieke doelgroepen zelftesten ontvangen. Vaccineren is belangrijk, naast het doormaken van een infectie, voor de opbouw van immuniteit. Als het nodig is om een hervaccinatie aan te bieden, zullen we daar klaar voor staan. Het kabinet blijft ook investeren in de monitoring van het virus, zodat we op tijd kunnen anticiperen op ontwik­ kelingen. Juist in een relatief rustige periode bereiden we ons voor op verschillende scenario’s. Ook werken we aan het in beeld brengen van de geleerde lessen, en hoe we deze structureel ook kunnen borgen in het overige beleid, zoals de versterking van de publieke gezondheid, maar kijken we ook wat de samenleving kan doen en wat we binnen de eigen organisatie nodig hebben.

Vaccineren

Een besluit om bepaalde groepen een herhaalvaccinatie aan te bieden wordt onder andere gebaseerd op wetenschappelijk advies. De ontwik­ keling van nieuwe vaccins die mogelijk beter of langduriger beschermen worden in de gaten gehoudenen waar nodig aangepast. Voor de uitvoering van eventuele vaccinatiecampagnes en de mogelijkeaanschaf van nieuwe vaccins moeten kosten gemaaktworden. Hoe hoog deze kostenzullen zijn hangt af van (de omvang van) het aantal geadviseerde campagnes. In 2023 worden voorbereidingen getroffen voor een inbedding van de coronavaccinatie in het reguliere vaccinatielandschap.

Testen

In 2022 wordt een besluit genomen over het testlandschap vanaf 2023. Beleidsmatig wordt, ook in 2023, aangesloten bij de lange termijn visie.

DCC, Reizen, Quarantaine

Er wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat maatregelen, zoals de quarantaineplicht of testverplichting voor inreizigers, weer van kracht worden. Hier hangen uitvoeringskosten mee samen. Gelieerd aan reizen is het digitaal coronacertificaat (DCC). Op basis van de van de Europese Verordening Digitaal Coronacertificaat (2021/953) is Nederland verplicht om tot 1 juli 2023 te blijven voorzien in het uitgeven van test-, vaccinatie- en herstelbewijzen in de vorm van een DCC.

Dashboard, Data, Onderzoek, Ontwerp: kernzinnen

Het is van belang dat er sprake is van continue inzet van het RIVM vanuit haar wettelijke taken m.b.t. monitoring, surveillance en onderzoek te kunnen uitvoeren1, op de corona aanpak, náást de activiteiten t.a.v. pandemische paraatheid en reguliere infectieziektebestrijding. Inzet van het RIVM op corona én gedragsinterventies zijn in de langetermijnstrategie cruciaal om snel te kunnen reageren door kabinet, burgers en sectoren en ernstige maatregelen zo lang mogelijk te voorkomen. Het beschikken over data en in stand van houden van een goede informatievoorziening wordt ook in continue bijgewerkt en toegankelijk gemaakt.

1

Wet op het RIVM; https://wetten.overheid.nl/BWBR0008289/2020-03-19

Licence