In aansluiting op de ontwerpbegrotingen en de Voorjaarsnota worden vanaf 2024 ook de mutaties voor het jaar t+5 opgenomen in de tabel budgettaire gevolgen van beleid van de 1ste suppletoire begrotingen. Dit betreft de extrapolatie van de begroting – het toevoegen van het jaar t+5 – en vervolgens de mutaties tot en met t+5 die tijdens de voorjaarsbesluitvorming zijn verwerkt.
Ontwerpbegroting t (1) | Mutaties via NvW, moties, amendementen en ISB (2) | Vastgestelde begroting t (3) = (1) + (2) | Mutaties 1e suppletoire begroting (4) | Stand 1e suppletoire begroting (5) = (3) + (4) | Mutatie 2025 | Mutatie 2026 | Mutatie 2027 | Mutatie 2028 | Mutatie 2029 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Art. | Verplichtingen | 11.021.214 | 595.900 | 11.617.114 | ‒ 1.314.169 | 10.302.945 | ‒ 553.833 | 363.241 | 232.666 | ‒ 475.297 | 17.030.917 |
Uitgaven | 11.193.606 | 595.900 | 11.789.506 | ‒ 1.315.848 | 10.473.658 | ‒ 562.670 | 359.181 | 228.416 | ‒ 479.547 | 17.072.265 | |
3.1 | Afdrachten aan de Europese Unie | 5.970.130 | 295.000 | 6.265.130 | ‒ 903.823 | 5.361.307 | ‒ 82.856 | 847.218 | 733.643 | 42.680 | 11.293.944 |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 5.970.130 | 295.000 | 6.265.130 | ‒ 903.823 | 5.361.307 | ‒ 82.856 | 847.218 | 733.643 | 42.680 | 11.293.944 | |
BNI-afdrachten | 4.272.701 | 295.000 | 4.567.701 | ‒ 903.823 | 3.663.878 | ‒ 82.856 | 847.218 | 733.643 | 42.680 | 9.367.574 | |
BTW-afdrachten | 1.461.809 | 0 | 1.461.809 | 0 | 1.461.809 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1.689.707 | |
Plastic-grondslag | 235.620 | 0 | 235.620 | 0 | 235.620 | 0 | 0 | 0 | 0 | 236.663 | |
3.2 | Europees Ontwikkelingsfonds | 85.983 | 0 | 85.983 | ‒ 14.331 | 71.652 | ‒ 4.777 | 0 | 0 | 0 | 41.000 |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 85.983 | 0 | 85.983 | ‒ 14.331 | 71.652 | ‒ 4.777 | 0 | 0 | 0 | 41.000 | |
Europees Ontwikkelingsfonds | 85.983 | 0 | 85.983 | ‒ 14.331 | 71.652 | ‒ 4.777 | 0 | 0 | 0 | 41.000 | |
3.3 | Een hechtere Europese waardengemeenschap | 18.261 | 0 | 18.261 | 2.181 | 20.442 | 3.170 | 3.170 | 3.170 | 3.170 | 14.170 |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 18.261 | 0 | 18.261 | 2.181 | 20.442 | 3.170 | 3.170 | 3.170 | 3.170 | 14.170 | |
Raad van Europa | 11.000 | 0 | 11.000 | 2.181 | 13.181 | 3.170 | 3.170 | 3.170 | 3.170 | 14.170 | |
Kapitaalaanvullingen bij regionale ontwikkelingsbank | 7.261 | 0 | 7.261 | 0 | 7.261 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
3.4 | Versterkte Nederlandse positie in de Unie | 5.376 | 0 | 5.376 | 223 | 5.599 | 793 | 793 | 603 | 603 | 5.409 |
Subsidies (regelingen) | 348 | 0 | 348 | 0 | 348 | 0 | 0 | 0 | 0 | 348 | |
EIPA | 348 | 0 | 348 | 0 | 348 | 0 | 0 | 0 | 0 | 348 | |
Opdrachten | 778 | 0 | 778 | ‒ 253 | 525 | 317 | 317 | 127 | 127 | 335 | |
Europa College beurzenprogramma | 570 | 0 | 570 | ‒ 380 | 190 | 190 | 190 | 0 | 0 | 0 | |
EU-sanctiebeleid | 208 | 0 | 208 | 127 | 335 | 127 | 127 | 127 | 127 | 335 | |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 4.250 | 0 | 4.250 | 476 | 4.726 | 476 | 476 | 476 | 476 | 4.726 | |
Benelux bijdrage | 4.250 | 0 | 4.250 | 476 | 4.726 | 476 | 476 | 476 | 476 | 4.726 | |
3.5 | Europese Vredesfaciliteit | 129.856 | 300.900 | 430.756 | ‒ 98 | 430.658 | 0 | 0 | 0 | 0 | 48.742 |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 129.856 | 300.900 | 430.756 | ‒ 98 | 430.658 | 0 | 0 | 0 | 0 | 48.742 | |
Europese Vredesfaciliteit | 129.856 | 300.900 | 430.756 | ‒ 98 | 430.658 | 0 | 0 | 0 | 0 | 48.742 | |
3.6 | Invoerrechten aan de Europese Unie | 4.984.000 | 0 | 4.984.000 | ‒ 400.000 | 4.584.000 | ‒ 479.000 | ‒ 492.000 | ‒ 509.000 | ‒ 526.000 | 5.669.000 |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 4.984.000 | 0 | 4.984.000 | ‒ 400.000 | 4.584.000 | ‒ 479.000 | ‒ 492.000 | ‒ 509.000 | ‒ 526.000 | 5.669.000 | |
Invoerrechten | 4.984.000 | 0 | 4.984.000 | ‒ 400.000 | 4.584.000 | ‒ 479.000 | ‒ 492.000 | ‒ 509.000 | ‒ 526.000 | 5.669.000 | |
Ontvangsten | 3.882.204 | 0 | 3.882.204 | ‒ 78.511 | 3.803.693 | 1.065.351 | ‒ 123.000 | ‒ 127.250 | ‒ 131.500 | 1.417.500 | |
Ontwerpbegroting t (1) | Mutaties via NvW, moties, amendementen en ISB (2) | Vastgestelde begroting t (3) = (1) + (2) | Mutaties 1e suppletoire begroting (4) | Stand 1e suppletoire begroting (5) = (3) + (4) | Mutatie 2025 | Mutatie 2026 | Mutatie 2027 | Mutatie 2028 | Mutatie 2029 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Art. | Ontvangsten | 3.882.204 | 0 | 3.882.204 | ‒ 78.511 | 3.803.693 | 1.065.351 | ‒ 123.000 | ‒ 127.250 | ‒ 131.500 | 1.417.500 |
3.10 | Diverse ontvangsten EU | 1.245.998 | 0 | 1.245.998 | 1.106.590 | 2.352.588 | ‒ 119.750 | ‒ 123.000 | ‒ 127.250 | ‒ 131.500 | 1.417.250 |
Diverse ontvangsten EU | 1.245.998 | 0 | 1.245.998 | 1.106.590 | 2.352.588 | ‒ 119.750 | ‒ 123.000 | ‒ 127.250 | ‒ 131.500 | 1.417.250 | |
Invoerrechten | 1.245.998 | 0 | 1.245.998 | ‒ 100.000 | 1.145.998 | ‒ 119.750 | ‒ 123.000 | ‒ 127.250 | ‒ 131.500 | 1.417.250 | |
Overige ontvangsten EU | 0 | 0 | 0 | 1.206.590 | 1.206.590 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
3.11 | Europees herstelfonds | 2.635.956 | 0 | 2.635.956 | ‒ 1.185.101 | 1.450.855 | 1.185.101 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Europees herstelfonds | 2.635.956 | 0 | 2.635.956 | ‒ 1.185.101 | 1.450.855 | 1.185.101 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Europees herstelfonds | 2.635.956 | 0 | 2.635.956 | ‒ 1.185.101 | 1.450.855 | 1.185.101 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
3.30 | Restitutie Raad van Europa | 250 | 0 | 250 | 0 | 250 | 0 | 0 | 0 | 0 | 250 |
Restitutie Raad van Europa | 250 | 0 | 250 | 0 | 250 | 0 | 0 | 0 | 0 | 250 | |
Restitutie Raad van Europa | 250 | 0 | 250 | 0 | 250 | 0 | 0 | 0 | 0 | 250 |
Toelichting
Verplichtingen
De verplichtingen op artikelonderdeel 3.1 Afdrachten aan de Europese Unie en artikelonderdeel 3.6 Invoerrechten muteren mee met de uitgaven, zoals hieronder toegelicht.
Uitgaven
De uitgaven voor 2024 op artikel 3 Effectieve Europese samenwerking zijn voor 97% juridisch verplicht (stand midden april 2024).
Artikelonderdeel 3.1Bij de eerste suppletoire begroting worden de ramingen van de afdrachten aan de Europese Unie in 2024 in totaal met EUR 904 miljoen en in 2025 met EUR 83 miljoen naar beneden bijgesteld. In 2026-2027 gaat het om een bijstelling naar boven van in totaal EUR 1,6 miljard. Deze wijzigingen zijn het gevolg van bijstellingen van de bni-afdracht. De invoerrechten worden vanaf het begrotingsjaar 2024 apart verantwoord op artikelonderdeel 3.6 Invoerrechten aan de Europese Unie.
De neerwaartse bijstelling in 2024 komt geheel door mutaties op de bni-afdracht. Ten eerste is de opvraging van de middelen door de Commissie naar aanleiding van de vierde aanvullende Europese begroting over 2023 over de jaargrens geschoven. Om deze reden wordt dit bedrag pas in 2024 opgehaald bij de lidstaten. Omdat het hier gaat om een verlaging van de begroting leidt dit tot een neerwaartse bijstelling van EUR -193 miljoen in 2024. Ten tweede is een correctie geboekt van de nacalculatie 2023 van EUR 556 miljoen (over het boekjaar 2022). Deze mutatie was op de bni-afdracht geboekt als negatieve uitgave, maar is verplaatst naar de overige ontvangsten (zie mutaties artikelonderdeel 3.10). De mutatie moet dus in samenhang gezien worden met de overige ontvangsten en is saldoneutraal. Ten derde is een omvangrijke neerwaartse bijstelling geboekt in 2024 van EUR 1,3 miljard als gevolg van verwachte onderuitputting op de cohesiefondsen in 2024 en 2025. Uw Kamer is eerder per brief geïnformeerd dat de besluitvorming rondom de herziening van het meerjarig financieel kader (MFK) afgewacht zou worden, voordat de onderuitputting op de EU-begroting, met name bij de cohesiefondsen, verwerkt zou worden in de raming van de Nederlandse EU-afdrachten. De besluitvorming over de MFK-herziening is inmiddels afgerond. Over de uitkomsten bent u per brief geïnformeerd. De budgettaire effecten zijn grotendeels verwerkt in een incidentele suppletoire begroting1 maar nog niet de gehele impact was toen duidelijk. Inmiddels is via de aangepaste versie van de MFK-verordening ook het ritme van de bezuinigingen en intensiveringen op de speciale instrumenten boven de MFK-plafonds bekend. Dit leidt op EU-niveau in totaal tot een per saldo verhoging van de speciale instrumenten van EUR 1,6 miljard. Hierover leest u meer in de Kamerbrief over de Eerste aanvullende Europese begroting 20242. Ook wordt het exacte ritme van de Oekraïne-faciliteit verwerkt. De MFK-herziening leidt wel tot extra afdrachten, maar deze kunnen gedekt worden uit de eerder genoemde onderuitputting. De verwachting is dat de resterende onderuitputting in de jaren 2026-2027 alsnog uitgegeven zal worden. Om die reden is besloten de onderuitputting door te schuiven naar deze jaren.
De opwaartse bijstelling in 2025 betreft de nacalculatie 2024 (over het boekjaar 2023) over de bni- en btw-afdracht. Op basis van de vastgestelde bni- en btw-cijfers wordt de raming van de Nederlandse afdracht opwaarts bijgesteld met EUR 260 miljoen. De nacalculatie over de plastic-afdracht betreft een teruggave van EUR 44 miljoen en is daarom op artikelonderdeel 3.10 ontvangsten geboekt. Netto betreft de nacalculatie een eenmalige hogere afdracht van EUR 216 miljoen.
Artikelonderdeel 3.2De Nederlandse afdrachten aan het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) voor 2024 en 2025 zijn neerwaarts bijgesteld, op basis van een geactualiseerde raming van de Europese Commissie.
Artikelonderdeel 3.3Het uitgavenbudget op artikelonderdeel 3.3, een hechtere Europese waardengemeenschap, laat een structurele stijging zien. Deze stijging is het gevolg van een verhoogde contributie aan de Raad van Europa (RvE), onder andere als gevolg van het wegvallen van de contributie van Rusland en de financiering van nieuwe prioriteiten voortkomend uit de RvE-top van Reykjavik.
Artikelonderdeel 3.6De invoerrechten worden door een technische correctie met EUR 400 miljoen naar beneden bijgesteld. Dit is het een gevolg van een bijstelling van de raming van de invoerrechten op basis van de CEP-cijfers (Centraal Economisch Plan – raming van het CPB). Bij de invoerrechten treedt er gedurende het jaar onbedoeld een saldo-effect op. Dit verschil ontstaat doordat er aan de inkomsten- en uitgavenkant van de Rijksbegroting een andere raming wordt gebruikt, respectievelijk de raming van het ministerie van Financiën en de raming van de Europese Commissie. Er wordt drie keer per jaar een actualisatie geboekt op de invoerrechten en de perceptiekostenvergoeding om te corrigeren voor dit saldo-effect en zodat de nationale ramingen van de inkomsten- en uitgavenkant van de invoerrechten gelijk zijn aan elkaar. Deze bijstelling van de raming heeft ook effect op de jaren 2025-2028.
Ontvangsten
Artikelonderdeel 3.10De diverse ontvangsten van de EU worden in totaal met EUR 1,1 miljard naar boven bijgesteld in 2024. Dit heeft een aantal oorzaken. Ten eerste worden de ontvangsten met EUR 556 miljoen naar boven bijgesteld vanwege de nacalculatie 2023 (over het boekjaar 2022). Dit betreft een technische verschuiving van de bni-afdracht naar de ontvangsten en de mutatie is dus saldoneutraal. Zie ook toelichting artikelonderdeel 3.1. Ten tweede wordt de nacalculatie 2024 (over het boekjaar 2023) voor de plastic-afdracht verwerkt. Dit betreft een verhoging van de ontvangsten van EUR 44 miljoen.Ten derde wordt de perceptiekostenvergoeding naar beneden bijgesteld. Nederland mag 25% van de totale invoerrechten zelf houden, ter dekking van de gemaakte kosten voor de inning ervan. Deze korting geldt ook voor eventuele nabetalingen. De perceptiekostenvergoeding wordt bij eerste suppletoire begroting met EUR 100 miljoen naar beneden bijgesteld. Dit is het gevolg van een bijstelling van de raming van de invoerrechten op basis van CEP-cijfers. Bij de invoerrechten treedt er gedurende het jaar onbedoeld een saldo-effect op. Dit verschil ontstaat doordat er aan de inkomsten-en uitgavenkant van de Rijksbegroting een andere raming wordt gebruikt, respectievelijk de raming van het ministerie van Financiën en de raming van de Europese Commissie. Er wordt drie keer per jaar een actualisatie geboekt op de invoerrechten en de perceptiekostenvergoeding om te corrigeren voor dit saldo-effect. Deze bijstelling van de raming heeft ook effect op de jaren 2025-2028.
Als laatste wordt een aantal voorschotten aan de Europese Commissie verrekend3. Dit betreft de verrekening met de EU van verschillende casussen over onder voorbehoud afgedragen traditionele eigen middelen (TEM). Het gaat om de zonnepanelencasus, de lage waarde textiel en schoenen (LWTS) casus en verschillende kleinere casussen. Voor de zonnepanelencasus heeft Nederland EUR 634 miljoen vooruitbetaald, hiervan krijgt Nederland EUR 405,6 miljoen terug. Voor de LWTS casus ontvangt Nederland EUR 46,2 miljoen terug van de EUR 148,3 miljoen die was vooruitbetaald. In 2023 heeft Nederland reeds EUR 83,8 miljoen hiervan ontvangen. Voor de overige casussen krijgt Nederland EUR 167,3 miljoen terug van de EUR 236,3 miljoen die was vooruitbetaald.
Artikelonderdeel 3.11Tot en met 2026 maakt Nederland aanspraak op EUR 5,4 miljard uit de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit. Volgens planning dient Nederland in het najaar 2024 het tweede betaalverzoek in. Uitbetaling geschiedt pas na goedkeuring door de Europese Raad op basis van een beoordeling door de Europese Commissie. De kans is groot dat Nederland het geld pas begin 2025 ontvangt. Daarom is het bedrag van circa EUR 1,2 miljard van 2024 naar 2025 verschoven.
Geldstromen richting de EU
Om een integraal beeld te geven van alle geldstromen richting de EU wordt met ingang van de Ontwerpbegroting 2024 in de BZ-begrotingsstukken een extracomptabele tabel opgenomen met een totaaloverzicht van:– Artikel 3.1: Nationale afdrachten aan de Europese Unie (bni, btw en plastic-afdrachten); – Artikel 3.6: Traditionele eigen middelen (TEM; invoerrechten); – Artikel 3.10: Perceptiekostenvergoeding – Artikel 9 Begroting Financiën: Vertragingsrente betaald aan de Europese Commissie
Begroting | Art. | Nederland | Stand ontwerp- begroting 2024 | Mutaties via ISB 2024 | Vastge- stelde begro-ting | Mutaties 1e suppletoire begroting 2024 | Stand 1e suppletoire begroting 2024 | Mutaties 1e suppletoire begroting 2025 | Mutaties 1e suppletoire begroting 2026 | Mutaties 1e suppletoire begroting 2027 | Mutaties 1e suppletoire begroting 2028 | Mutaties 1e suppletoire begroting 2029 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
H5 (BZ) | 3.1 | Nationale afdrachten | 5 970 130 | 295 000 | 6 265 130 | ‒ 903 823 | 5 361 307 | ‒ 82 856 | 847 218 | 733 643 | 42 680 | 11 293 944 |
Bni-afdracht | 4 272 701 | 295 000 | 4 567 701 | ‒ 903 823 | 3 663 878 | ‒ 82 856 | 847 218 | 733 643 | 42 680 | 9 367 574 | ||
Btw-afdracht | 1 461 809 | 0 | 1 461 809 | 0 | 1 461 809 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1 689 707 | ||
Plastic | 235 620 | 0 | 235 620 | 0 | 235 620 | 0 | 0 | 0 | 0 | 236 663 | ||
H5 (BZ) | 3.6 | Invoer-rechten | 4 984 000 | 0 | 4 984 000 | ‒ 400 000 | 4 584 000 | ‒ 479 000 | ‒ 492 000 | ‒ 509 000 | ‒ 526 000 | 5 669 000 |
H5 (BZ) | 3.10 | Ontvangsten EU | 1 245 998 | 0 | 1 245 998 | 1 106 590 | 2 352 588 | ‒ 119 750 | ‒ 123 000 | ‒ 127 250 | ‒ 131 500 | 1 417 250 |
Perceptie-kostenvergoeding | 1 245 998 | 0 | 1 245 998 | ‒ 100 000 | 1 145 998 | ‒ 119 750 | ‒ 123 000 | ‒ 127 250 | ‒ 131 500 | 1 417 250 | ||
Overige ontvangsten EU | 0 | 0 | 0 | 1 206 590 | 1 206 590 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
H9 (FIN) | 9.44.2 | Vertragings-rente | 0 | 0 | 0 | 199 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal | 9 708 132 | 295 000 | 10 003 132 | ‒ 2 410 214 | 7 592 719 | ‒ 442 106 | 478 218 | 351 893 | ‒ 351 820 | 15 545 694 |