Base description which applies to whole site

2.4 Strategische Evaluatie Agenda

De Strategische Evaluatie Agenda (SEA) is een belangrijk middel om evaluaties strategischer te plannen en beter in te bedden in de beleidscyclus. Deze vijfde Strategische Evaluatie Agenda van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap licht opnieuw een aantal strategische evaluaties uit, dat wil zeggen evaluaties van programma’s en evaluaties die budgettair of politiek-bestuurlijk van groot belang zijn of grote impact hebben op de ontwikkeling van het veld. Ook de zogeheten periodieke rapportages, ofwel synthese-studies waarin het onderzoek wordt verzameld dat binnen een thema wordt verricht, maken onderdeel uit van de SEA.

Net als afgelopen jaar hebben we ook dit jaar de SEA en de beleidsagenda zoveel mogelijk met elkaar in lijn gebracht, met een indeling in acht overkoepelende thema’s. Beschrijvingen van deze overkoepelende thema’s zijn in de beleidsagenda terug te vinden.

De SEA-thema’s worden per beleidsdomein uitgewerkt in bijlage 5 en vormen samen de evaluatieprogrammering. Dit vormt de basis van de strategische evaluaties die in de hoofdtekst van SEA worden uitgelicht. Bijlage 5 biedt een overzicht van de strategische evaluatieprogrammering per beleidsdomein: het onderzoek binnen een beleidsdomein is geordend langs de strategische thema’s voor dat domein. De evaluatieprogrammering laat per beleidsdomein zien welke evaluatieonderzoeken er lopen, hoe die voortkomen uit bepaalde kennisbehoeften, en hoe wordt bijgedragen aan de ambities binnen de strategische thema’s. De resultaten van deze onderzoeken worden over een termijn van vier tot zeven jaar bij elkaar gebracht in synthese-studies per thema (de zogeheten periodieke rapportages), die leiden tot samenvattende uitspraken over de publieke waarde of maatschappelijke impact, de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid en het budget, en tot lessen voor bestaand en toekomstig beleid.

De SEA en evaluatieprogrammeringen worden elk jaar geactualiseerd, op basis van een inventarisatie van lopend en voorgenomen evaluatieonderzoek. Hierover wordt ook afstemming gezocht met dienstonderdelen buiten het Ministerie van OCW, zoals de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), de Inspectie van het Onderwijs, en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. Zo verzamelt en analyseert DUO onder meer gegevens over onderwijsdeelnemers, onderwijspersoneel en verantwoording. Zowel op verzoek van het kerndepartement als op eigen initiatief verricht DUO analyses binnen de thema’s die in de SEA zijn opgenomen. Concrete voorbeelden zijn analyses binnen het Nationaal Programma Onderwijs, het Dashboard Kansengelijkheid, monitoring voortijdig schoolverlaters, en verkennend onderzoek naar adviezen en toetsen in het basisonderwijs.

Ook de Inspectie van het Onderwijs kent een traditie van thematisch onderzoek en meerjarige onderzoekslijnen, meest recent gevat in het Jaarwerkplan 2023. Naast de Staat van het Onderwijs waarmee jaarlijks de onderwijsstelsels in beeld worden gebracht, doet de Inspectie onderzoek naar basisvaardigheden, sociale veiligheid, passend onderwijs en gelijke kansen.

Sinds het Ministerie van OCW in 2019 is begonnen met de SEA-systematiek, zijn de volgende strategische evaluaties afgerond:

  • toereikendheid en doelmatigheid bekostiging primair en voortgezet onderwijs (2020);

  • passend onderwijs (2020);

  • sectorakkoorden primair en voortgezet onderwijs (2020);

  • doorlichting nieuwe stijl hoger onderwijs (2019);

  • doorlichting nieuwe stijl studiefinanciering (2020);

  • toereikendheid bekostiging mbo, hbo en wo&o (2021);

  • werken met Allianties (2021);

  • wetenschapsbeleid (2021);

  • strategische evaluatie lerarenbeleid (deel 1 in 2021, deel 2 in 2022);

  • wet op het onderwijstoezicht (2022);

  • IBO Sturing op kwaliteit van onderwijs - ‘Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid’ (2023);

  • evaluaties NRO-programma Doelmatige leerwegen en kwalificatiestructuur mbo (2023);

  • eindrapport Beleidsdoorlichting Erfgoed (2022);

  • beleidsdoorlichting Cultuurparticipatie (2022);

  • beleidsdoorlichting Media (2022);

  • evaluatie specifieke steun cultuur (2023).

Geplande strategische evaluaties

Thema’s beleidsagenda

  • 1. COVID-19

  • 2. Een sterke basis en hoge kwaliteit

  • 3. Iedereen gelijke kansen

  • 4. Goed en voldoende onderwijspersoneel

  • 5. Een gezonde arbeidsmarkt

  • 6. Sociale veiligheid en gelijke behandeling        

  • 7. Herstel, vernieuwing en groei in de culturele en creatieve sector

  • 8. Versterking van het lokale en landelijke medialandschap

1. COVID-19

Evaluatie en monitoring Nationaal Programma Onderwijs

Ex durante, ex post2021-2025 Primair en voortgezet onderwijsArtikel 1 en 3

De inspanningen van onderwijspersoneel, leerlingen en ouders hebben niet kunnen voorkomen dat de coronapandemie gevolgen heeft gehad voor de leerprestaties en ontwikkeling van leerlingen. Daarom heeft het kabinet in februari 2021 besloten om extra in het onderwijs te investeren met het Nationaal Programma Onderwijs (NP Onderwijs). Met het NP Onderwijs is € 5,8 miljard beschikbaar voor het funderend onderwijs tot en met schooljaar 2024/2025. Hoofddoel van deze investering is het herstellen van de door de pandemie veroorzaakte vertragingen bij leerlingen. Het geld is ook bedoeld om de negatieve effecten van de pandemie op de kansengelijkheid van leerlingen tegen te gaan.

Om zicht te houden op de besteding van de middelen en de bereikte resultaten, is een monitoring- en evaluatieprogramma ingericht. Met dit programma wordt op stelselniveau bekeken of het alle scholen en gemeenten in voldoende mate lukt om uitvoering te geven aan het NP Onderwijs en wat het (ervaren) effect van die inspanningen is. In de onderstaande alinea’s wordt de opzet van dit programma nader toegelicht.

  • 1. Implementatiemonitor De implementatiemonitor richt zich op de uitvoering van het NP Onderwijs door scholen en gemeenten. Welke interventies kiezen zij en welk proces doorlopen zij daarbij? Hoe verloopt de uitvoering van de interventies en welke knelpunten komen scholen en gemeenten tegen? Voor de implementatiemonitor wordt minimaal een keer per jaar vragenlijstonderzoek uitgevoerd onder schoolleiders en gemeenten.

  • 2. Resultaatmonitor De middelen uit het NP Onderwijs hebben als doel om leerlingen na de pandemie weer zo snel mogelijk op niveau te brengen. De resultaatmonitor brengt daarom de ontwikkeling van leerlingen tijdens de looptijd van het NP Onderwijs in beeld. Daarvoor kijken we naar het schoolse leren (basisvaardigheden), de executieve functies, het welbevinden en de sociaal-emotionele ontwikkeling van leerlingen. We bekijken ook of de impact van de pandemie verschilt tussen groepen leerlingen, scholen en leergebieden. Voor de resultaatmonitor wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van reeds bestaande gegevens. Te denken valt aan gegevens van DUO over de leerprestaties en schoolloopbanen van leerlingen en gegevens uit het leerlingsvolgsysteem, zoals het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs (NCO).

  • 3. Effectiviteitsmeting De variatie van en hoeveelheid interventies die scholen kiezen is groot. Dit maakt het lastig om de effecten van interventies in beeld te brengen. Daarom maakt een effectiviteitsmeting deel uit van de monitoring en evaluatie van het NP Onderwijs. Tijdens de effectiviteitsmeting wordt met aselecte toewijzing aan interventie- en controlegroepen onderzocht wat de effectiviteit is van veelbelovende interventies. Het onderzoek is gestart in het schooljaar 2022-2023 met een tweejarige pilot, waarmee het effect van High Dosage Tutoring wordt onderzocht. Het onderzoek naar de overige kansrijke interventies start in het schooljaar 2023-2024.

Evaluatie en monitoring NP Onderwijs

Ex durante en ex post 2021-2024 Middelbaar beroepsonderwijs Artikel 4

Het NP Onderwijs bestaat uit maatregelen gericht op het aanpakken van onderwijsachterstanden, extra ondersteuning en inhaalmogelijkheden, en intensivering van de begeleiding van leerlingen en studenten. De ambitie is om de door COVID-19 ontstane achterstanden op het gebied van kwalificatie, persoonsvorming en socialisatie, maar ook op het gebied van stages in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) grotendeels weg te werken. Het NP Onderwijs wordt gemonitord. De afronding hiervan vindt plaats eind 2023. De evaluatie zal volgen in 2024.

De monitor geeft inzicht in hoe de implementatie van het NP Onderwijs bij instellingen en gemeenten verloopt. Onderzoeksvragen richten zich daarnaast op de effectiviteit van de interventies die gekozen zijn, de ondersteuningsbehoeften van scholen, eventuele uitvoeringsproblematiek, de ervaren brede opbrengsten en hoe de lessen en inzichten duurzaam kunnen worden geborgd. Ook studentenwelzijn is een thema binnen het NP Onderwijs.

2. Een sterke basis en hoge kwaliteit

Masterplan basisvaardigheden primair en voortgezet onderwijsEx durante, ex post2023–n.t.b.Primair, voortgezet onderwijsArtikel 1 en 3

Het Masterplan basisvaardigheden heeft als doel scholen te ondersteunen met de ontwikkeling van de basisvaardigheden bij leerlingen en daarmee de resultaten op de basisvaardigheden aantoonbaar te verbeteren. Het Masterplan bestaat uit een breed pakket aan maatregelen en activiteiten. Dit pakket valt uiteen in twee hoofdonderdelen:

  • 1. financiële impuls en directe ondersteuning voor scholen via een subsidieregeling;

  • 2. beleidsmaatregelen:

  • extra tijd en ruimte voor kwalitatief goede leraren;

  • breder gebruik bewezen aanpakken stimuleren;

  • aansluiting school en omgeving: versterken van taalomgeving;

  • duidelijke opdracht aan het funderend onderwijs;

  • basisblik, door monitoring en onderzoek, inclusief scherper toezicht.

Voor het Masterplan is een breed plan voor monitoring en evaluatie opgesteld. Op deze manier houden we zicht op de implementatie van het Masterplan op scholen en op de resultaten van het programma. Dit helpt om tijdig te kunnen bijsturen en om te bepalen of beleid wel of niet het gewenste effect heeft. Het plan van aanpak biedt:

  • 1. Zicht op de implementatie en het effect van (maatregelen uit) het Masterplan – en de subsidieregeling "Verbetering basisvaardigheden"in het bijzonder – zodat we een actueel en nauwkeurig beeld hebben van de uitvoering van het programma, de succesfactoren en knelpunten en het proces dat scholen doorlopen;

  • 2. Zicht op (de ontwikkeling van) het vaardigheidsniveau en de prestaties van leerlingen op de basisvaardigheden, zodat we een actueel en nauwkeurig beeld hebben van de basisvaardigheden in het algemeen en de mogelijke effecten van het Masterplan op de basisvaardigheden in het bijzonder.

Ook wordt via het plan van aanpak een bredere kennisbasis gecreëerd over (het ontwikkelen van) de basisvaardigheden voor onderwijspersoneel. De subthema’s ondersteuning van scholen en professionalisering van leraren uit de SEA van vorig jaar worden dit jaar niet apart vermeld maar zijn ook onderdeel van de SEA voor het Masterplan basisvaardigheden.

Aanpak basisvaardigheden middelbaar beroepsonderwijsEx ante, ex durante2024-n.n.b.Middelbaar beroepsonderwijsArtikel 4

De aanpak basisvaardigheden mbo is een integraal en duurzaam programma voor de lange termijn. Het plan richt zich primair op Nederlandse taal, rekenen en burgerschap. Digitale geletterdheid wordt meegenomen als onderdeel van het burgerschapsonderwijs en de beroepsvaardigheden. Onderdeel van de aanpak is ook de ambitie uit het coalitieakkoord om in te zetten op bevoegde docenten basisvaardigheden en burgerschap in het mbo. In 2023 worden hier in samenwerking met het veld verschillende beleidsopties voor bepaald. Vanaf 2024 gaan we aan de slag met invoering van de gekozen beleidsoptie. Mbo-scholen kunnen hun ambities ten aanzien van het versterken van de basisvaardigheden opnemen in de hun kwaliteitsplannen als onderdeel van de kwaliteitsafspraken.

In het kader van deze aanpak wordt gewerkt aan het verkrijgen van een valide, integraal en betrouwbaar beeld van de beheersing van Nederlands en rekenen van alle studenten in het mbo. Daarnaast worden de burgerschapscompetenties van studenten, de algehele kwaliteit van het burgerschapsonderwijs en de mogelijkheden tot verbetering daarvan in beeld gebracht.De eerste resultaten van deze monitoring zijn beschikbaar vanaf 2024-2025.

Curriculumbijstelling           Ex ante, ex durante, ex post2020-n.t.b.Primair en voortgezet onderwijsArtikel 1 en 3

Sinds enkele jaren wordt gewerkt aan de curriculumherziening in het primair (po) en voortgezet onderwijs (vo). In dit traject worden de kerndoelen en eindtermen geactualiseerd met als doel kinderen beter voor te bereiden op hun toekomst. Daarnaast moet de herziening leiden tot minder overladenheid van het onderwijsprogramma, een betere samenhang tussen de verschillende leergebieden en meer doorlopende leerlijnen. We zijn gestart met de actualisatie van de kerndoelen basisvaardigheden (Nederlands, rekenen/wiskunde, digitale geletterdheid en burgerschap) in plaats van alle leergebieden gelijktijdig. Doordat de planning van de curriculumherziening is gewijzigd is ook de kennisbehoefte veranderd en wordt in 2023-2024 een nieuwe richting van het monitoringsplan bepaald.

Kwaliteitsafspraken mbo (onderdeel werkagenda mbo)Ex durante2024-2027     Middelbaar beroepsonderwijsArtikel 4                                                           

Met de Regeling kwaliteitsafspraken 2024-2027 worden mbo-instellingen ondersteund om uitvoering te geven aan de doelstellingen zoals afgesproken in de Werkagenda mbo en het Stagepact. De instellingen maken een kwaliteitsplan en gaan daarmee aan de slag. Dit is een vervolg op de Regeling kwaliteitsafspraken mbo (2019-2022), waarvan de eindrapportage van de beoordelingscommissie eind 2023 wordt verwacht. Deze eindrapportage zal naast de bereikte resultaten ook een beeld geven van de samenwerking met en verantwoording (horizontaal) richting partners van de mbo-scholen. De Commissie zal over de kwaliteitsplannen 2024-2027 een sectorbeeld opleveren. Dat zal uiterlijk in het najaar van 2024 gereed zijn.

Interdepartementaal Beleidsonderzoek mbo (IBO)Ex ante2023-2024Middelbaar beroepsonderwijsArtikel 4

In het IBO wordt verkend hoe het mbo zo georganiseerd kan worden dat het stelsel ook in de toekomst toegankelijk en doelmatig is en er voldoende en kwalitatief goede opleidingen worden aangeboden. Dit vraagstuk wordt bekeken in de context van een dalende instroom in het mbo (die niet voor alle regio’s gelijk is) en in de context van de arbeidsmarkt en de samenleving die snel veranderen. Er wordt verkend welke aanpassingen in het beleid nodig zijn om een meer toekomstbestendig mbo te realiseren.

Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijsEx durante2023-2024Hoger onderwijsArtikel 6, 7 en 11

De monitor beleidsmaatregelen (na 2023 trendrapport) brengt de belangrijkste ontwikkelingen rondom deelname aan het hoger onderwijs in kaart, om waar mogelijk verbanden te leggen met beleidsmaatregelen. Denk hierbij aan toegankelijkheid, studievoortgang en het gebruik van het studievoorschot. De monitor beleidsmaatregelen geeft inzicht in de belangrijkste trends in het hoger onderwijs over de afgelopen jaren.

Onderzoek bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingenEx durante, ex post2024Hoger onderwijsArtikel 6 en 7

In het bestuursakkoord laten de lerarenopleidingen een ambitieus programma zien dat bijdraagt aan het beter en meer op maat opleiden van aankomende leraren, beter benutten van eerder verworven competenties en intensievere (regionale) samenwerking tussen hoger beroepsonderwijs- en wetenschappelijk onderwijs-lerarenopleidingen. De lerarenopleidingen zijn aan de slag gegaan met alle ambities uit het bestuursakkoord en de eerste concrete resultaten zijn geboekt. De eindevaluatie zal worden opgeleverd in 2024.

Stelselrapportage hoger onderwijsEx post2023–uitwerking komende jarenHoger onderwijsArtikel 6 en 7

De stelselrapportage beziet in samenhang de belangrijkste conclusies van (bestaande) beleids- en evaluatieonderzoeken op het terrein van het hogeronderwijsbeleid van de Minister van OCW. Dit betreft het beschrijven en analyseren (doeltreffendheid – doelmatigheid) van de resultaten van het door de Minister van OCW gevoerde beleid met betrekking tot de drie stelseldoelen kwaliteit, toegankelijkheid en de doelmatigheid van het hogeronderwijsstelsel. Naast de stelseldoelen, wordt ook aandacht geschonken aangovernance en studiefinanciering. Ook de resultaten met betrekking tot de ambities van het kabinet zullen herkenbaar in de stelselrapportage worden opgenomen. Feiten en cijfers over de genoemde stelseldoelen – inclusief internationale benchmarks - worden in het onderzoek gepresenteerd en geduid.

Toekomstverkenning mbo, ho en wetenschapEx ante2023–uitwerking komende jarenHoger onderwijsArtikel 6 en 7

Naast de stelselrapportage kijkt de toekomstverkenning juist vooruit. In de beleidsbrief van 17 juni 2022 is opgenomen dat het doel van deze toekomstverkenning is «om ons, in deze snel veranderende wereld, op de toekomstbestendigheid van het stelsel te bezinnen en een aantal grote vraagstukken in samenhang te bekijken, en zorg te dragen dat de strategieën van onderwijsinstellingen en het beleid van de Rijksoverheid elkaar zoveel mogelijk versterken.» In het «Bestuursakkoord 2022 hoger onderwijs en Wetenschap» van 14 juli 2022 is meer context te vinden over de toekomstverkenning.

Evaluatie Fonds voor Onderzoek en WetenschapEx ante, ex durante, ex post2022-2031Hoger onderwijs, Onderzoek en wetenschapsbeleidArtikel 6, 7 en 16

Het kabinet investeert om het hele stelsel van hoger onderwijs en onderzoek te verbeteren, rust en ruimte te bieden en de impact te vergroten, bovenop het al bestaande beleid en de wettelijke waarborgen die zorgen voor een kwalitatief goed onderwijs- en onderzoekstelsel. De investeringen in het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek worden deels gefinancierd uit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap (investering van in totaal € 5,0 miljard voor de komende 10 jaar) en deels uit de structurele reeks voor vervolgopleidingen/onderzoek (uiteindelijk € 700 miljoen per jaar structureel). Voor het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap zal er een monitoring- en evaluatieplanning worden ontwikkeld om meer inzicht te krijgen in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het fonds.

Twee synthesestudies wetenschapsbeleidEx post2025 (eerste synthesestudie) en 2030-2031 (tweede synthesestudie)Onderzoek en wetenschapsbeleidArtikel 16

Om de drie hoofddoelen van het onderzoeks- en wetenschapsbeleid te realiseren - een gezond en sterk fundament, ruimte geven aan divers talent en vergroten van de maatschappelijk impact - wordt een gevarieerd instrumentarium ingezet. Dit is inherent aan de omvang en aard van de beleidsthema’s:

  • voor het versterken van het fundament is het van belang om: meer ruimte te creëren voor excellent onderzoek, het verbeteren van de toegang tot onderzoeksfaciliteiten, meer profilering, samenwerking en gezonde concurrentie, en internationalisering;

  • om ruimte te geven aan divers talent is nodig: verbeterde sociale veiligheid en meer diversiteit, lagere werkdruk en verbetering in "erkennen en waarderen";

  • voor het vergroten van de maatschappelijke impact is relevant: meer maatschappelijke impact van kennis uit onderzoek, meer open science en betere afweging tussen kansen en risico’s op kennisveiligheid.

De zojuist genoemde «output» is alleen te realiseren door de inzet van de juiste beleidsinstrumenten en rollen als minister. Zo worden starters- en stimuleringsbeurzen toegekend, sectorplannen gemaakt en aanvullende financiering verstrekt aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) om ongebonden onderzoek te bevorderen (met het programma open competitie) en de werkdruk te verlagen. Het praktijkgericht onderzoek krijgt een impuls en er komt een Nationaal Expertisecentrum voor Wetenschap & Samenleving (NEWS). Ook wordt de deelname aan Europese programma’s en partnerschappen (waar onder Horizon Europe) en de toegankelijkheid tot grootschalige wetenschappelijke infrastructuur bevorderd. Kortom, veel instrumenten die - afzonderlijk of in samenhang, op kortere of langere termijn - zullen bijdragen aan de doelen.

De eerste synthesestudie onderzoekt of dit inderdaad de juiste beleidsinstrumenten en rollen van de minister zijn en of de doelen hiermee worden bereikt. Ook geeft de studie aanknopingspunten om bij te sturen. De tweede synthesestudie zal een stevigere onderbouwing geven van de bijdrage die het gevoerde beleid levert aan de drie hoofddoelen. Beide studies zijn gericht op de bijdrage van het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. De periodieke rapportage in 2026 zal evenwel het gehele onderzoeks- en wetenschapsbeleid en bijbehorend instrumentarium in samenhang bestrijken.

Synthesestudie wetenschapsbeleid (periodieke rapportage)Ex post2026Onderzoek en wetenschapsbeleidArtikel 16

Deze rapportage biedt inzicht in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde onderzoeks- en wetenschapsbeleid dat betrekking heeft op artikel 16 (Onderzoek en wetenschapsbeleids). Het wordt ingevuld en uitgevoerd volgens de richtlijnen voor periodieke rapportage van het Ministerie van Financiën. De 1e synthesestudie Fonds voor Onderzoek en Wetenschap, de beschikbare monitor- en evaluatieonderzoeken uit de SEA en de indicatoren in het kader van het Bestuursakkoord 2022 Hoger onderwijs en wetenschap zijn belangrijke bouwstenen voor deze periodieke rapportage.

3. Iedereen gelijke kansen

Evaluatie KansengelijkheidsbeleidEx post en ex ante2023Primair en voortgezet onderwijsArtikel 1 en 3

Het kabinet zet zich in voor het vergroten van kansengelijkheid. Het kabinet neemt daarom maatregelen om te komen tot een eerlijker stelsel en om ontwikkelingskansen te bieden aan alle leerlingen. Om te zien of deze maatregelen samen inderdaad effectief zijn en leiden tot meer kansen voor kinderen, voeren we in 2023-2024 een reviewstudie uit. In dit syntheseonderzoek worden de belangrijkste uitkomsten en inzichten uit eerder uitgevoerde monitors en evaluaties op een rij gezet. Dit levert een eerste beeld op van de effectiviteit van het gevoerde beleid. Daarnaast kan de analyse aanknopingspunten geven voor herprioritering en voor bijsturing op bestaand beleid.

Doorstroom po-voEx ante 2023-2027Primair en voortgezet onderwijsArtikel 1 en 3

Kinderen met vergelijkbare cognitieve capaciteiten stromen op basis van hun sociaal economische achtergrond in- en uit op onderwijsniveaus die onvoldoende recht doen aan hun cognitieve competenties. Met andere woorden, de doorstroomkansen zijn niet gelijk voor verschillende groepen leerlingen en dit houdt de kansenongelijkheid in stand. Hoewel er al veel bekend is over kansengelijkheid en over de overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs, zijn er op dit moment nog te veel kennislacunes die het rechtvaardigen om niet meteen over te gaan tot invoering van grote wijzigingen in de doorstroom po-vo. Daarom worden de volgende onderzoeken uitgezet:

  • 1. een ex ante beleidsevaluatie waarin onder andere de effecten van de door de Onderwijsraad in 2021 voorgestelde stelselwijziging alsook beleidsalternatieven worden geanalyseerd. Dit onderzoek wordt in 2023-2024 uitgevoerd;

  • 2. onderzoek van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) waaruit naar voren komt welke interventies in de praktijk helpen om de doorstroom po-vo vorm te geven en de kansengelijkheid te verbeteren. Dit onderzoek wordt in de periode 2023-2027 uitgevoerd.

De twee onderzoeken gericht op de doorstroom po-vo (ex ante beleidsevaluatie en NRO-onderzoek) gaan niet in op de doorstroom van vo naar het vervolgonderwijs. Deze onderzoeken zijn geïnitieerd naar aanleiding van het advies van de Onderwijsraad over «later selecteren, beter differentiëren» waarin wordt geadviseerd om het selectiemoment op 12-jarige leeftijd drie jaar uit te stellen, met als doel kansengelijkheid te bevorderen. Aangezien dit een ingrijpende stelselwijziging betreft, zijn onderzoekers gevraagd in beeld te brengen wat de gevolgen zijn van deze stelselwijziging voor de praktijk en wat de positieve en negatieve effecten daarvan zijn. Ook worden risico’s, randvoorwaarden en een passende manier van invoering in beeld gebracht. En worden beleidsalternatieven onderzocht.

School en omgevingEx durante2023-2027Primair en voortgezet onderwijsArtikel 1 en 3

Het vergroten van gelijke kansen is een brede maatschappelijke opgave en vraagt ook om een integrale aanpak. Kinderen en jongeren ontwikkelen zich thuis, op school en in hun buurt. Het programma School en omgeving voorziet daarom in een verrijkte schooldag. Het programma heeft als doel om te zorgen voor een ondersteunende en stimulerende omgeving zodat alle leerlingen hun talenten in de volle breedte kunnen ontplooien en vaardigheden kunnen ontwikkelen ter bevordering van kansengelijkheid in het onderwijs en een gelijkwaardige deelname aan de maatschappij. Daarnaast wordt met dit programma nagestreefd om de samenwerking tussen de scholen, gemeenten en lokale partijen te bevorderen.

De onderzoekslijn van het programma ziet er als volgt uit:

  • 1. inventarisatie verrijkte schooldag. Dit rapport is in het voorjaar van 2023 opgeleverd;

  • 2. een meerjarige monitor van het programma School en omgeving. Dit onderzoek wordt in de periode 2023-2026 uitgevoerd;

  • 3. NRO-impactonderzoek. Het doel van het impactonderzoek is om te achterhalen wat de impact van het programma School en omgeving is op de doelgroep leerlingen en om de praktijk en het beleid te informeren over werkzame factoren en randvoorwaarden binnen het programma voor het bevorderen van gelijke kansen. Wat de verrijkte schooldag oplevert voor het kind staat in dit onderzoek centraal. Dit onderzoek wordt in de periode 2024-2027 uitgevoerd.

NRO onderzoeksprogramma kansengelijkheid in het basisonderwijs (OAB)Ex durante, ex post2018-2025Primair onderwijsArtikel 1

Het kabinet Rutte III heeft structureel € 170 miljoen extra uitgetrokken om de kwaliteit en kwantiteit van de voorschoolse educatie (ve) te verhogen: het aanbod voor peuters met een risico op een onderwijsachterstand wordt uitgebreid van 10 naar 16 uur per week. Ook krijgt de kwaliteit van de ve een impuls door de inzet van extra personeel op het niveau van hoger beroepsonderwijs (hbo) vanaf 2022. In totaal ontvangen gemeenten circa € 520 miljoen voor gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid.Daarnaast zijn er middelen voor het basisonderwijs beschikbaar voor het verminderen van onderwijsachterstanden. Scholen krijgen structureel circa € 332 miljoen per jaar. De middelen voor zowel scholen als gemeenten worden vanaf 2019 verdeeld op basis van een nieuwe indicator die door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is ontwikkeld. Er is een breed monitorings- en beleidsevaluatieprogramma opgesteld, om zowel de implementatie van het beleid als de beoogde effecten in de praktijk te onderzoeken. Het programma loopt van 2018 tot 2025 en bestaat uit verschillende onderzoeken.

Een belangrijk onderzoek betreft het "implementatie- en bestedingsonderzoek gemeentelijk onderwijsachterstandenbeleid". Het implementatieonderzoek geeft aan de hand van herhaalde metingen een landelijk dekkend beeld van de implementatie van de maatregelen (urenuitbreiding en inzet hbo’er) door gemeenten en ouders/kindercentra. Het bestedingsonderzoek brengt tweemaal in beeld hoe gemeenten en aanbieders van kinderopvang de middelen voor onderwijsachterstandenbeleid inzetten. Een tweede belangrijk onderzoek betreft "EVENING", een quasi-experimenteel onderzoek naar de effecten van de hierboven geschetste maatregelen (urenuitbreiding ve en inzet van hbo-opgeleid personeel). Daarin wordt nagegaan of door de ingezette maatregelen de kwaliteit van voorschoolse educatie omhoog gaat en of doelgroeppeuters zich daardoor beter ontwikkelen. Oftewel: vergroten de extra investeringen in voorschoolse educatie de kansengelijkheid?

In 2019 werd de «gewichtenregeling» vervangen door een nieuwe manier om de rijksmiddelen voor onderwijsachterstanden te verdelen onder basisscholen en gemeenten. In de nieuwe werkwijze baseert het Ministerie van OCW zich op de CBS-indicator voor onderwijsachterstanden. Deze indicator wordt in 2025 herijkt. Als laatste maakt een Research & Development (R&D)-programma deel uit van het onderzoeksprogramma. Het R&D-programma omvat een kennisdelingscomponent om bestaande en nieuwe kennis over effectief onderwijsachterstandenbeleid beter te verspreiden in de onderwijspraktijk. Er wordt verkend of een voortzetting en uitbreiding van dit programma naar vo zinvol en mogelijk is. Daarnaast wordt er onderzoek gedaan naar welk beleid scholen voeren om onderwijsachterstanden tegen te gaan, en welke redeneerlijnen daaraan ten grondslag liggen ("OAB in de school").

Programma Ontwikkeling van het jonge kindEx durante, ex post2024-2027Primair onderwijsArtikel 1

Ook door het kabinet Rutte IV is extra geïnvesteerd in de kwaliteit en het bereik van voor- en vroegschoolse educatie. Daarvoor is het programma Ontwikkeling van het jonge kind gestart, dat onderdeel is van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid. Door implementatieonderzoek zullen de voortgang en bereikte resultaten in beeld worden gebracht. Ook zal via pilots de effectiviteit van enkele aanpakken inzichtelijk worden gemaakt. Het implementatieonderzoek kent een looptijd van 2024 t/m 2026. De planning van de pilots met een effectevaluatie is naar verwachting 2025 t/m 2027.

Monitoring verbetermaatregelen passend onderwijs primair en voortgezet onderwijsEx durante, ex post2021-2027Primair en voortgezet onderwijsArtikel 1 en 3

In 2020 is het passend onderwijsbeleid geëvalueerd en aangescherpt, en is samen met het onderwijsveld een Verbeteraanpak passend onderwijs opgesteld.1 Naast de uitvoering van de Verbeteraanpak passend onderwijs loopt een meerjarig monitoring- en evaluatieprogramma, met als doel de voortgang te volgen, periodiek te evalueren samen met het onderwijsveld, en waar nodig beleid en uitvoering bij te sturen. De nulmeting van de Doestellingenmonitor passend onderwijs is het voorjaar van 2022 afgenomen bij scholen en in april 2023 gepubliceerd.2 Met deze monitor worden de volgende hoofdvragen beantwoord door middel van meerdere metingen tussen 2022 en 2026:

  • wat is de voortgang op de 7 doelstellingen van passend onderwijs;

  • in hoeverre worden de doelstellingen van de Verbeteraanpak bereikt?3

Daarnaast zal bij de verdere uitwerking van de contouren van de Werkagenda route naar inclusief onderwijs 20354 ook een plan voor de monitoring en evaluatie worden gemaakt. Wanneer de ambities voor 2035 concreter worden, zullen hier ook indicatoren bij worden opgesteld.

Maatschappelijke DiensttijdEx durante2023-n.t.b.Voortgezet onderwijsArtikel 3

Het opzetten van Maatschappelijk diensttijd (MDT) is een maatregel uit het coalitieakkoord. Dit nieuwe programma voor en door jongeren is bij het Ministerie van VWS in samenwerking met de Ministeries van SZW en OCW, jongeren, maatschappelijke organisaties, gemeenten en scholen opgezet.In het huidige coalitieakkoord is het programma naar het Ministerie van OCW overgeheveld en zijn de beschikbare middelen verdubbeld van € 100 miljoen naar € 200 miljoen per jaar om MDT voort te zetten en verder uit te bouwen.

Vanaf het begin van het programma is er een doorlopend evaluatieonderzoek ingericht. In het begin was dit onderzoek er vooral op gericht om inzicht te krijgen in de werkzame elementen van MDT. Hiervoor zijn jongeren, projectleiders van de betrokken maatschappelijke organisaties en andere stakeholders structureel gevraagd naar hun ervaringen met de eerste experimentronden van MDT. Op basis hiervan is MDT steeds verder ontwikkeld c.q. opgezet en is in 2020 tot een ontwerp MDT gekomen. Daarnaast komen via het evaluatieonderzoek cijfers beschikbaar over de hoofddoelstellingen van MDT en over diverse indicatoren. Deze (impact)cijfers dienen ter verantwoording van MDT en ten behoeve van rapportages voor de Tweede Kamer. Het onderzoek wordt daarnaast ingezet om MDT te onderbouwen en om projecten te ondersteunen bij het in beeld brengen van hun impact via MDT. Vanaf 2022 is er ook aandacht voor de in het coalitieakkoord genoemde maatschappelijke thema’s kansengelijkheid, integratie en eenzaamheid en aanvullende thema’s zoals sport & bewegen en mentale gezondheid.

Met de extra investeringen wordt MDT verder uitgebouwd en wordt toegewerkt naar een landelijk dekkend MDT netwerk dat alle jongeren tussen de 12 en 30 jaar de kans biedt om een MDT te volgen die aansluit bij hun interesses, behoeften en levensfase. Hiermee wordt de maatschappelijke positie van MDT verder verstevigd.

Om dit te bereiken wordt ingezet op het realiseren van vijf ambities: 1) het vergroten van de bekendheid van MDT; 2) het uitbreiden van het aanbod van MDT-trajecten voor jongeren; 3) het vergroten van het aantal succesvol afgeronde trajecten; 4) het realiseren van een landelijk dekkend netwerk van vraag en aanbod van jongeren en MDT-trajecten met speciale aandacht voor die gebieden en sectoren waar het aanbod en/of de deelname nog achterblijft en 5) het verder uitbreiden van het MDT netwerk.

De hier genoemde ambities worden jaarlijks gemonitord en de uitkomsten hiervan worden meegenomen in het lopende evaluatieonderzoek.

Kansengelijkheid mbo (onderdeel werkagenda mbo)Ex durante, ex post2022-2026Middelbaar beroepsonderwijsArtikel 4

Een belangrijk thema binnen het beleid de komende periode is gericht op het vergroten van de doorstroom naar de arbeidsmarkt en van de arbeidsmarktpositie van gediplomeerde mbo-studenten, waarbij hun kapitaal (financieel, sociaal, cultureel) minder van invloed mag zijn op hun succes. Datzelfde geldt voor de doorstroom in het onderwijs. Via de Werkagenda mbo en het Stagepact wordt ingezet op het verbeteren van de overgang van mbo-2 gediplomeerden naar werk, het verminderen van voortijdig schoolverlaten, het versterken van studentenwelzijn, het vergroten van de toegankelijkheid van het onderwijs voor studenten met een ondersteuningsbehoefte, op burgerschapsvaardigheden, sociale veiligheid, gelijke behandeling en het bestrijden van stagediscriminatie.

De effecten van deze inzet volgen en evalueren we als onderdeel van de monitoring van de Werkagenda mbo en het Stagepact.

Passend onderwijs mboEx durante, ex post2022-2026Middelbaar beroepsonderwijsArtikel 4

We blijven de ontwikkeling van passend onderwijs monitoren, evenals de ontwikkeling op de vier terreinen van de verbeteragenda passend onderwijs mbo. Deze monitor wordt uitgevoerd in 2022, 2024 en 2026. De terreinen van de verbeteragenda zijn:

  • 1. de intake van aspirant-studenten en betrokkenheid van hun ouders;

  • 2. de kwaliteit van ondersteuning door onderwijsteams;

  • 3. de samenwerking tussen mbo, jeugdhulp en volwassenenzorg;

  • 4. de begeleiding bij stage en eerste stappen op de arbeidsmarkt.

Om de kwaliteit van de ondersteuning van onderwijsteams te verhogen (thema 2), komt er een «Werkplaats Onderwijsonderzoek Differentiëren binnen het mbo» (via het NRO). Deze werkplaats heeft als doel om onderwijsteams te helpen bij de vraag hoe zij zo goed mogelijk in kunnen spelen op de ondersteuningsbehoeften van studenten in het mbo. Deze werkplaats loopt tot en met 2026.

Studentenmonitor HOEx durante2023-2024Hoger onderwijsArtikel 6, 7 en 11

De Studentenmonitor Hoger Onderwijs brengt de stand van zaken in het hoger onderwijs vanuit het perspectief van studenten in beeld. Dit is een jaarlijks terugkerende enquête onder studenten in het hoger onderwijs. Sinds 2000 wordt dit onderzoek uitgevoerd. Door periodiek dezelfde soort gegevens te verzamelen neemt de informatiewaarde toe en kunnen gegronde uitspraken gedaan worden over deze groep studenten. De studentenmonitor combineert vragen naar de (sociaaleconomische) achtergrond van de student met vragen naar studiegedrag, motivering voor keuzes in de studie en leengedrag. De bevraging resulteert in gegevens over het al dan niet bestaan van relaties tussen achtergrond en keuzes. Dit is van belang om eventuele effecten van het regeringsbeleid op het gebied van hoger onderwijs en studiefinanciering te monitoren.

Monitor mentale gezondheid en middelengebruik studenten HOEx durante2023, 2024Hoger onderwijsArtikel 6 en 7

De monitor mentale gezondheid en middelengebruik van studenten in het Hoger Onderwijs heeft als doel om inzicht te krijgen in de staat van de mentale gezondheid van studenten in het hbo en het wo. Deze inzichten zijn belangrijk voor de beleidsontwikkeling rondom deze thema’s.

Invoeringstoets herinvoering BasisbeursEx durante2024-2025Hoger onderwijsArtikel 6 en 7

Na de herinvoering van de basisbeurs zal in het kader van de lerende aanpak op het proces van de herinvoering een invoeringstoets worden uitgevoerd. Er is gekozen voor een invoeringstoets om snel in te kunnen spelen op mogelijke belangrijke signalen en knelpunten rondom de herinvoering van de basisbeurs en de uitwerking ervan. Hiermee kan zodoende gekeken worden naar de gevolgen van de wijzigingen.

4. Goed en voldoende onderwijspersoneel

Evaluatie onderwijspersoneelEx ante, ex durante en ex post2022–n.t.b.Primair, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijsArtikel 1, 3, 4 en 9

De evaluatieprogrammering richt zich op drie subthema’s:

  • duurzame onderwijsmarkt en regionale aanpak: hieronder vallen zowel de monitors en prognoses van de onderwijsarbeidsmarkt als de evaluaties van de maatregelen die worden genomen om de tekorten in het onderwijs terug te dringen, waaronder het vormen van de onderwijsregio’s en de realisatie eenheid;

  • strategisch personeelsbeleid en aantrekkelijkheid beroep: hieronder vallen salarismaatregelen, verlagen van de werkdruk, en het bevorderen van strategisch personeelsbeleid op scholen;

  • opleiden en professionaliseren van onderwijspersoneel: hieronder vallen maatregelen gericht op de opleiding en de professionele ontwikkeling van onderwijspersoneel.

De evaluatieprogrammering is zowel gericht op de monitoring van de ontwikkelingen op het vlak van onderwijspersoneel, als op het effect van maatregelen.

5. Een gezonde arbeidsmarkt

Evaluatie van de virtuele internationale samenwerkingsprojecten en hun leeruitkomsten voor studentenEx durante, ex post2021-2027Hoger onderwijsArtikel 6 en 7

In september 2021 is een eerste aanvraagperiode geopend voor Nederlandse bekostigde hogeronderwijsinstellingen om subsidie aan te vragen voor het ontwerpen en ontwikkelen of herzien van een virtueel internationaal samenwerkingsproject (VIS-project).5 In de jaren 2023 en 2024 zullen instellingen in de maanden februari en september een nieuwe kans krijgen om een aanvraag in te dienen. De ontworpen VIS-projecten bieden interessante mogelijkheden voor onderzoek naar de impact van dergelijke projecten op de onderwijsinstelling en docenten die het project verzorgen, alsmede de leeruitkomsten bij deelnemende studenten. Het gevraagde evaluerend onderzoek omvat twee deelonderzoeken die uiteindelijk samenkomen in een overkoepelend eindrapport. Deelonderzoek 1 ziet toe op de ontwerp- en ontwikkelfase van VIS-projecten en deelonderzoek 2 ziet toe op de deelname van studenten en de door hen behaalde leeruitkomsten. Deze evaluatie loopt tot 2027.

Pilots «slimmer collegejaar»Ex durante, ex post2023-2027Hoger onderwijsArtikel 6 en 7

De pilots zijn onderdeel van een verkenning naar de mogelijkheden voor een slimmer collegejaar. Deze pilots worden gemonitord en geëvalueerd. Vijftien onderwijsinstellingen gaan vier jaar lang proberen meer rust en ruimte te creëren in het onderwijsprogramma.

Genderdiversiteit in de topEx durante2024-e.v.EmancipatieArtikel 25

In 2024 en de daaropvolgende jaren wordt een overkoepelende monitor voor genderdiversiteit in de top van de (semi)publieke sector gestart, waarin de governance codes en de vrouw/man-verhoudingen in de (semi)publieke sector periodiek worden bijgehouden, zodat trends kunnen worden waargenomen en beleid hierop kan worden aangepast. Daarnaast komt er een diversiteitsportaal waarin beursgenoteerde en grote vennootschappen jaarlijks rapporteren aan de Sociaal-Economische Raad (SER) over de vrouw/man-verhouding in de (sub)top van hun organisaties. In haar rapportages maakt de SER de resultaten van genderdiversiteit in de top van de private sector openbaar. Op deze wijze kunnen ontwikkelingen worden gemonitord en kan beleid worden bijgestuurd. 

Monitoring en evaluatie Fair Practice culturele sectorEx durante, ex post2026-2027CultuurArtikel 14 

Vanaf 2025 de start van de nieuwe Basisinfrastructuur(BIS)-periode is extra geld beschikbaar voor een betere beloning van werkenden in de culturele sector. Ook wordt in de nieuwe BIS-periode op advies van de Raad voor Cultuur een verplichting ingesteld aan gehonoreerde instellingen om collectieve tariefafspraken (een cao of een honoreringsrichtlijn) te maken. De ontwikkelingen met betrekking tot honorering van makers in de cultuursector (met name de instellingen in de BIS) zullen worden gemonitord en in de laatste fase van de BIS periode 2025-2028 wordt de extra investering voor de culturele en creatieve arbeidsmarkt geëvalueerd.

6. Sociale veiligheid en gelijke behandeling

VeiligheidsmonitorEx ante, ex durante, ex post2006–doorlopend (tweejaarlijks)Primair en voortgezet onderwijsArtikel 1 en 3

Elke leerling moet zich vrij en veilig kunnen voelen op school. Dat houdt in dat leerlingen en onderwijspersoneel de sfeer op school als prettig ervaren en dat gedragingen zoals pesten, agressie, geweld, seksueel grensoverschrijdend gedrag, bedreiging, diefstal en discriminatie worden voorkomen en op passende wijze worden aangepakt.

De tweejaarlijkse landelijke veiligheidsmonitor geeft inzicht in trends in het veiligheidsklimaat op po- en vo-scholen, de veiligheidsbeleving onder hun leerlingen en onderwijspersoneel en in het veiligheidsbeleid dat gevoerd wordt. Perspectieven van leerlingen, personeel en leidinggevenden zijn erin opgenomen. De landelijke Veiligheidsmonitor geeft een landelijk beeld van het veiligheidsklimaat op scholen en plaatst dat beeld in het perspectief van voorgaande jaren. Het is in eerste instantie bedoeld om inzicht te krijgen in landelijke trends en ontwikkelingen. Daarnaast biedt het voor afzonderlijke scholen de mogelijkheid om hun veiligheidsklimaat en -beleid te bezien in het licht van de landelijke trends en ontwikkelingen. Deelnemende scholen voldoen bovendien aan de in de wet gestelde eisen aan het monitoren van de veiligheidsbeleving van leerlingen.

Monitor en evaluatieprogramma Stagepact mboEx durante, ex post2024-2027Middelbaar beroepsonderwijsArtikel 4

Het stagepact mbo beschrijft beleid om de stages voor de student te verbeteren en om stagediscriminatie uit te bannen. In het stagepact zijn met een brede coalitie van onder andere werkgevers, onderwijsinstellingen en studenten afspraken gemaakt over maatregelen op vier doelstellingen, namelijk:

  • 1. het verbeteren van de stagebegeleiding;

  • 2. het uitbannen van stagediscriminatie;

  • 3. het realiseren van voldoende stages, en

  • 4. het bieden van een passende vergoeding.

De effecten van deze inzet volgen we via het monitoringsplan Werkagenda mbo en het Stagepact.

Monitoring sociale veiligheid mbo en hoEx durante2023-n.n.b.Middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijsArtikel 4, 6 en 7

Voor het mbo wordt de Monitor Integrale Veiligheid MBO ontwikkeld. De monitor start in 2023 en is als het ware een peilstok in de veiligheidssituatie van mbo-instellingen. De monitor geeft een geïntegreerd beeld van zowel de fysieke veiligheid, de sociale veiligheid en de digitale (of online) veiligheid, voor het gehele mbo en op het niveau van individuele instellingen. Fysieke veiligheid gaat over het verkleinen van de kans dat iemand slachtoffer wordt van een ongeval of incident. Sociale veiligheid gaat over de manier waarop mensen met elkaar omgaan. Er wordt gebruik gemaakt van verschillende al bestaande gegevensbronnen om studenten, medewerkers en instellingen niet teveel te belasten. Die informatie zal worden aangevuld met verdiepende groepsinterviews/focusgroepen.

Sociale veiligheid is een cruciale randvoorwaarde in hoger onderwijs en onderzoek. Hogescholen en universiteiten hebben de ambitie dat studenten en medewerkers zich te allen tijde veilig kunnen voelen in hun studie en op hun werkplek. Een veilige en inclusieve leer- en werkomgeving waarin iedereen zich vrij kan uiten en ontplooien draagt bij aan de kwaliteit van hoger onderwijs en onderzoek en aan het kunnen aantrekken en behouden van studenten en onderzoektalent. In het hoger onderwijs zullen instellingen zelf zorgdragen voor een eenduidige en structurele monitor van ervaren sociale veiligheid. Daarnaast maken zij inclusie onder studenten en personeel zichtbaar. Hiervoor zullen bestaande instrumenten worden aangepast. De monitoringsvragen worden door de instellingen onderling uniform bepaald. Periodiek, en in 2024 voor de eerste maal, stellen Universiteiten van Nederland en Vereniging Hogescholen de resultaten geaggregeerd op sectorniveau beschikbaar aan het Minsterie van OCW.

Evaluatie naar mainstreamen emancipatiebeleidEx ante2024EmancipatiebeleidArtikel 25

De Rijksoverheid heeft als doel om inclusief beleid te maken, ook op het gebied van gendergelijkheid en lhbtiq+-emancipatie. Het Ministerie van OCW zet zich in om andere departementen en directies hierin te ondersteunen en scherp te houden (zogeheten gendermainstreaming). Met deze evaluatie wordt gekeken naar:

  • wat in de literatuur bekend is over (succesvolle) gendermainstreaming;

  • naar factoren die bijdragen aan gendermainstreaming als beleidsinstrument;

  • de stand van zaken in de praktijk: in hoeverre en in welke fase van de beleidsontwikkeling passen beleidsprofessionals rijksbreed gendermainstreaming toe;

  • kansrijke interventies om gendermainstreaming in de toekomst beter te verankeren en stimuleren. 

De Emancipatiemonitor en de Lhbtiq+-monitorEx durante2024-e.v.EmancipatieArtikel 25

De Emancipatiemonitor en de Lhbtiq+-monitor geven tweejaarlijks de meest recente gegevens over thema’s die verband houden met respectievelijk vrouwenemancipatie, gendergelijkheid en lhbtiq+-gelijkheid. De monitors geven samen de stand van zaken op het gebied van emancipatie van het grootste deel van de doelgroepen van het beleid van het Ministerie van OCW. De Emancipatiemonitor bevat de resultaten van tweejaarlijks onderzoek naar de emancipatie van vrouwen in Nederland. Aan de hand van de meest actuele gegevens over de positie van vrouwen en mannen brengt deze monitor de stand van het emancipatieproces in kaart. Op basis van deze monitor wordt veel kennis vergaard over gendergelijkheid op de arbeidsmarkt en over de veiligheid van vrouwen. De Lhbtiq+-monitor schetst een beeld van de leefsituatie van lhbtiq+ personen op domeinen als veiligheid, gezondheid en werk. Daarnaast schetst de monitor een beeld van de opvattingen van de algemene Nederlandse bevolking over lhbtiq+ personen. Er wordt gekeken welke groepen op voor- en achterstand staan en welke ontwikkelingen hierin te zien zijn. De Lhbtiq+-monitor is een vervolg op de LHBT-monitor die in de afgelopen jaren is uitgevoerd. De komende jaren wordt deze monitor doorontwikkeld tot een Lhbtiq+-monitor. Voor zowel van de Emancipatie- als de Lhbtiq+-monitor worden (naar verwachting) in 2024 de eerstvolgende rapportage opgeleverd.

7. Herstel, vernieuwing en groei culturele en creatieve sector

Basisinfrastructuur Cultuur (BIS) 2025-2028 en daarnaEx ante2023-2024CultuurArtikel 14 

In 2024 wordt de voorbereiding voor de Basisinfrastructuur Cultuur (BIS) 2025-2028 voortgezet. Het stelseladvies van de Raad voor Cultuur (april 2023) was de basis voor besluitvorming, die eind 2023 heeft geleid tot de publicatie van de Ministeriële Regeling BIS 2025-2028. Daarnaast heeft de Raad voor Cultuur eind 2023 advies uitgebracht over de inrichting van het cultuurstelsel vanaf 2029. De Raad gebruikte daarvoor onder meer ontwerpend onderzoek (Design Thinking). Ook de resultaten van de beleidsdoorlichting Cultuurdeelname 2001-2022 worden meegenomen. 

Periodieke Rapportage Cultuureducatie 2013-2022Ex post, ex ante2022-2024CultuurArtikel 14 

In aanloop naar een nieuwe beleidsperiode is voor het cultuureducatie is medio 2023 een Periodieke Rapportage Cultuureducatie opgeleverd. Andere bronnen voor besluitvorming in 2024 zijn onder meer de monitors voor Cultuureducatie in het voortgezet onderwijs en het primair onderwijs. Daarmee wordt de complete Periodieke Rapportage Cultuureducatie in 2024 afgerond.

8. Versterking van het lokale en landelijke medialandschap

Evaluatie en voorbereiding Concessieperiode Publieke Omroep 2027-2031Ex post, ex ante2023-2024MediaArtikel 15 

Het kabinet ontwikkelt een visie op het mediastelsel voor de komende concessieperiode voor de landelijke publieke omroep (met ingang van 2027). Deze visie is en wordt gevoed door meerdere evaluaties en adviezen. In 2022 zijn de Beleidsdoorlichting Media (Kwink) en het Rapport Koers Kiezen (AEF) verschenen. In de zomer van 2023 is het advies van het Adviescollege Landelijke Publieke Omroep verschenen over nieuwe erkennings- en legitimatiecriteria voor omroepen. De aangepaste Mediawet zal in 2025 inwerking moeten treden. Het traject bevat ook adviezen van een Visitatiecommissie Landelijke Publieke omroep, en adviezen van de Raad voor Cultuur en het Commissariaat voor de Media.  

Tabel 11 Strategische Evaluatie Agenda1234

Thema

Type onderzoek

Afronding

Status

Toelichting onderzoek

Art.

COVID-19

Ex durante, ex post

2025

Lopend

Evaluatie en monitoring NationaalProgramma Onderwijs primair en voortgezet onderwijs

via 3

Ex durante, ex post

2024

Lopend

Evaluatie en monitoring NationaalProgramma Onderwijs middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs

via 4

Een sterktebasis en hoge kwaliteit

Ex durante, ex post

ntb

te starten

Monitoring en evaluatie Masterplanbasisvaardigheden primair en voortgezet onderwijs

1 en 3

Ex ante, ex durante

ntb

te starten

Monitoring Aanpak basisvaardighedenmiddelbaar beroepsonderwijs

4

Ex ante, exdurante, ex post

ntb

lopend

Monitoringsplan Curriculumbijstelling

1 en 3

ex durante

2027

te starten

Monitoring Kwaliteitsafspraken mbo - onderdeel werkagenda mbo

4

ex ante

2024

lopend

Interdepartementaal Beleidsonderzoek mbo (IBO)

4

ex durante

2024

te starten

Monitor beleidsmaatregelen hoger onderwijs

7, 6 en 11

Ex durante, ex post

2024

te starten

Onderzoek bestuursakkoord flexibilisering lerarenopleidingen hoger onderwijs

6 en 7

ex post

ntb

te starten

Stelselrapportage hoger onderwijs

6 en 7

ex ante

ntb

te starten

Toekomstverkenning mbo, ho en wetenschap

6 en 7

Ex ante, ex durante en ex post

2031

lopend

Evaluatie Fonds voor Onderzoek en Wetenschap

6, 7 en 16

Ex post en strategisch

2025 en 2031

te starten

Twee synthesestudies wetenschapsbeleid

16

Ex post

2026

te starten

Synthesestudie wetenschapsbeleid (periodieke rapportage)

16

Iedereen gelijke kansen

Ex post, ex ante

2023

lopend

Evaluatie Kansengelijkheidsbeleid primair en voortgezet onderwijs

1 en 3

Ex ante

2027

te starten

Doorstroom po-vo

1 en 3

 

Ex durante

2027

lopend

School en omgeving primair en voortgezet onderwijs

1 en 3

 

Ex durante, ex post

2025

lopend

NRO onderzoeksprogramma kansengelijkheid in het basisonderwijs (OAB)

1

 

ex durante, ex post

2027

te starten

Programma Ontwikkeling van het jonge kind

1

 

Ex durante, ex post

2027

lopend

Monitoring verbetermaatregelen passend onderwijs primair en voortgezet onderwijs

1 en 3

 

Ex durante

ntb

lopend

Maatschappelijke Diensttijd

3

 

Ex durante, ex post

2026

lopend

Kansengelijkheid mbo (onderdeel werkagenda mbo)

4

 

Ex durante, ex post

2026

lopend

Passend onderwijs mbo

4

 

Ex durante

2024

lopend

Studentenmonitor ho

6, 7 en 11

 

Ex durante

2024

lopend

Monitor mentale gezondheid en middelengebruik studenten ho

6, 7

 

ex durante

2025

te starten

Invoeringstoets herinvoering Basisbeurs

6, 7

Goed en voldoende onderwijspersoneel

Ex ante, ex durante en ex post

ntb

lopend

Evaluatie onderwijspersoneel primair, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs

1, 3, 4 en 9

Een gezonde arbeidsmarkt

Ex durante, ex post

2027

lopend

Evaluatie van de virtuele internationale samenwerkingsprojecten en hun leeruitkomsten voor studenten

6, 7

Ex durante, ex post

2027

lopend

Pilots «slimmer collegejaar» hoger onderwijs

6, 7

Ex durante

e.v.

te starten

Genderdiversiteit aan de top

25

ex durante, ex post

2027

te starten

Monitoring en evaluatie Fair Practice culturele sector

14

Sociale veiligheid en gelijke behandeling

Ex ante, ex durante, ex post

doorlopend

lopend

Veiligheidsmonitor primair en voortgezet onderwijs

1 en 3

Ex durante, ex post

2027

te starten

Monitor en evaluatieprogramma Stagepact mbo

4

 

Ex durante

ntb

te starten

Monitoring sociale veiligheid mbo en ho

4, 6 en 7

 

Ex ante

2024

te starten

Evaluatie naar mainstreamen emancipatiebeleid

25

 

Ex durante

2024

lopend

De Emancipatiemonitor en de Lhbtiq+-monitor

25

Herstel, vernieuwing en groei culturele en creatieve sector

Ex post, ex ante

2024

lopend

Basisinfrastructuur Cultuur (BIS) 2025-2028 en daarna

14

Ex post, ex ante

2024

lopend

Periodieke Rapportage Cultuureducatie 2013-2022

14

Versterking van het lokale en landelijke medialandschap

Ex post, ex ante

2024

lopend

Evaluatie en voorbereiding Concessieperiode Publieke Omroep 2027-2031

15

1

Voor nadere toelichting zie de voorafgaande uitwerking.

2

Zie ook bijlage 5: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda.

3

Zie ook uit het Jaarverslag 2021.

4

Zie ook www.rijksfinanciën.nl waar een interactieve versie van de SEA is opgenomen.

3

de zeven aangescherpte doelstellingen van passend onderwijs zijn:de ondersteuningsbehoefte is leidend;de leerling wordt gehoord;de leraar wordt ondersteund en toegerust;de ouder is gelijkwaardig partner;er is een dekkend netwerk van voorzieningen in elke regio;er is transparantie en verantwoording over ondersteuningsmiddelen;er is acceptabele administratieve belasting.

Licence