De Strategische Evaluatie Agenda (SEA) laat zien hoe IenW de komende jaren werkt aan het voortbrengen van inzichten over de doeltreffendheid en doelmatigheid van ons beleid. Deze inzichten zijn nodig om beleid te kunnen opstellen en om goed geïnformeerde besluiten te kunnen nemen. Ook draagt het bij aan het (bij)sturen of doorontwikkelen van beleid op basis van lessen uit de praktijk. Door het benutten van deze inzichten wordt een hogere maatschappelijke toegevoegde waarde van beleid beoogd. Naar aanleiding van de Herziening Regeling periodieke rapportage (RPE) vervangt de SEA de eerdere werkwijze van het overzicht van beleidsdoorlichtingen en de bijlage met geplande onderzoeken en evaluaties (Kamerstukken II, 31 865, nr. 203). Na afloop van de overgangsperiode zal de nu nog gehanteerde term ‘beleidsdoorlichting’ voor de reguliere ex-post synthese-evaluaties plaatsmaken voor ‘periodieke rapportage'.
Nauwe samenwerking vindt plaats met andere ministeries en met kennisinstellingen van IenW, zoals het KiM en het PBL om beleidsonderzoek verder te brengen. Waar nodig wordt een bredere groep stakeholders daarbuiten geconsulteerd en bij evaluatieprocessen betrokken, zoals inzake Schiphol.
De SEA is opgebouwd uit hoofdthema’s, thema’s en subthema’s. IenW kent de volgende hoofdthema’s: Water & Bodem, Mobiliteit (wegen en verkeersveiligheid en openbaar vervoer en spoor), Luchtvaart & Maritiem en Milieu & Internationaal. Deze hoofdthema’s zijn onderverdeeld in thema’s die samenvallen met de opzet van de begrotingsartikelen. Daarbinnen worden subthema’s (beleidsthema’s) onderscheiden. De beleidsthema’s zijn deels nog in ontwikkeling en sluiten zo goed mogelijk aan op het beleidsprogramma. De tabellen van deze 'Bijlage Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda’ bevatten informatie over het thema, het subthema (beleidsthema), het type onderzoek, de beoogde afrondingsdatum, een korte toelichting van het onderzoek en het gerelateerde begrotingsartikel. In de tabellen zijn ook de relevante evaluaties van fiscale regelingen opgenomen. Onder de tabellen is een nadere toelichting te vinden.
Water en Bodem
Het hoofdthema Water en Bodem is in de IenW-begroting verspreid over de beleidsartikelen 11 Integraal Waterbeleid en artikel 13 Bodem en Ondergrond. De artikelindeling blijft voor de uitvoering van de periodieke rapportage/beleidsdoorlichtingen vooralsnog het vertrekpunt.
Thema | Subthema | Type onderzoek | Afronding | Toelichting onderzoek | Artikel |
---|---|---|---|---|---|
Integraal Waterbeleid | Algemeen Waterbeleid | Ex-post: Afronding evaluatie art. III Deltawet | 2023 | Afrondend vervolg op de in 2021 door TwynstraGudde uitgevoerde evaluatie naar de doeltreffendheid en effecten van art. III Deltawet in de praktijk. | DF |
Ex-post synthese: Artikel 11 Integraal Waterbeleid | 2028 | Conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) dienen alle begrotingsartikelen eens per 4 tot 7 jaar onderzocht worden. De vorige beleidsdoorlichting van artikel 11 is afgerond in 2021 en betrof de onderzoeksperiode 2013‒2019. De komende beleidsdoorlichting zal betrekking hebben op de periode 2020‒2026. | 11 | ||
Monitoring: Jaarlijkse voortgangsrapportage De Staat van Ons Water | 2024 | Met de Staat van Ons Water wordt elk jaar gerapporteerd over de voortgang van het waterbeleid in het afgelopen kalenderjaar. De Staat van ons Water is bedoeld om meer inzicht te hebben in de kwaliteit van ons (drink)water, alsook om inzicht te hebben in de mate van bescherming tegen wateroverlast en toenemende droogte. | 11 | ||
Monitoring: Tussenevaluatie Kaderrichtlijn Water 2023/2024 van de Nederlandse plannen voor de KRW | 2024 | De Stroomgebiedbeheerplannen 2022-2027 voor de Kaderrichtlijn Water voor Rijn, Maas, Eems en Schelde zijn vastgesteld in maart 2022. Eind 2027 moeten de maatregelen genomen zijn die leiden tot doelbereik voor de KRW. In de evaluatie 2024 wordt de balans van de waterkwaliteit in Nederland opgemaakt en een eenduidig inzicht in prognose van het doelbereik 2027, resterende waterbeheerkwesties en het resterend handelingsperspectief. | 11 | ||
Waterkwaliteit | Evaluatie Programma Noordzee 2022-2027 | 2025/2026 | Het Programma Noordzee 2022-2027 zal worden geevalueerd in 2025 of 2026. Ten behoeve hiervan zal in 2023 een beleidstheorie opgesteld worden. | 11 / DF | |
Evaluatie Informatiehuis Marien | 2023 | Evaluatie is klaar. Op basis hiervan wordt de samenwerkingsovereenkomst tussen rws, lnv en Defensie/dienst der hydrografische geactualiseerd voor de periode 2023-2028, inclusief benodigde capaciteit en middelen (voor IenW betreft dit het Deltafonds). | DF | ||
Waterveiligheid | Monitoring: Periodieke beoordeling van primaire waterkeringen, rapportage eerste beoordelingsronde | 2023 | Met deze monitoring wordt beoogd te beoordelen of de waterkeringen voldoen aan de normen gesteld in de Waterwet 2017. De rapportage over de beoordelingen van de keringen in de eerste landelijke beoordelingsronde (LBO-1) zal uiterlijk eind 2023 naar de Eerste en Tweede Kamer wordt gestuurd. | 11 | |
Ex-post evaluatie Waterwet, 5 artikelen t.a.v. waterveiligheid | 2024 | De evaluatie komt voort uit wijzigingen van de Waterwet in 2014 en 2017. In 2014 had de wijziging betrekking op de doelmatigheid en bekostiging hoogwaterbescherming. In 2017 had de wijziging betrekking op de nieuwe normering primaire waterkeringen. De werking van de wetswijzigingen in de praktijk wordt geëvalueerd. Doel is te beoordelen in welke mate de doelen verbonden aan de wetswijzigingen zijn bereikt en te bezien of acties en/of aanpassingen nodig zijn om de werking te verbeteren | 11 | ||
Monitoring: Beoordeling jaarlijkse kustlijn t.o.v. de Basiskustlijn | Jaarlijks | Rijkswaterstaat berekent jaarlijks aan de hand van de jaarlijkse kustmetingen en de trend van de afgelopen jaren (maximaal tien jaar) of de kust voldoet aan de Basiskustlijn/BKL.Stand van kennis:Met een dergelijke jaarlijkse berekening wil Rijkswaterstaat tijdig een structurele kustachteruitgang langs de Nederlandse kust signaleren en daar, als dat nodig is, naar handelen. | 11 | ||
Actualisatie van de Beleidslijn grote rivieren en evaluatie van het beleidsexperiment EMAB | 2022-2023 | Beleidsevaluatie/actualisatie van de Beleidslijn Grote Rivieren (BGR). Met deze actualisatie wil IenW laten onderzoeken of en hoe de BGR en en de bijhorende besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (BARRO), moeten worden aangepast om de BGR klimaatrobuuster en toekomstbestendiger te maken. Het onderzoek bevat een ex post evaluatie en een exante evaluatie. | 11 | ||
Evaluatie Systeemwerkingsmaatregelen | 2023 | Actie uit de Beleidstafel Wateroverlast en Hoogwater om de rivierkundige effectiviteit van de systeemwerkingsmaatregelen in beeld te brengen om daarmee gesteld te staan voor verdere afweging binnen het Programma onder de Omgevingswet Integraal Riviermanagement | DF - MIRT-onderzoek WV | ||
Ex-post evaluatie en actualisatie Beleidslijn grote rivieren. | 2024 | De Beleidslijn grote rivieren (Bgr) wordt geëvalueerd en geactualiseerd. De Bgr bevat een kader voor het beoordelen van de toelaatbaarheid – vanuit rivierkundig en ruimtelijk oogpunt- van nieuwe activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren. De eerste uitkomsten van de evaluatie/actualisatie worden in begin zomer 2023 verwacht. Voorstellen voor aanpassingen zullen worden getoetst op uitvoerbaarheid alvorens ze definitief worden. Daarna volgt de aanpassing van de regels (en bijbehorende kaarten). Na eventuele consultatie wordt de Bgr begin 2024 gepubliceerd en treedt ze in werking. | 11 | ||
Ex-post: Evaluatie Subsidieregeling Bevaarbaarheid IJsselmeergebied | 2025 | In 2025 loopt de subsidieregeling Bevaarbaarheid IJsselmeergebied af. In de evaluatie wordt onderzocht of de regeling doelmatig en doeltreffend is geweest, op basis waarvan wordt besloten of de regeling wordt verlengd. | DF | ||
Fiscale regelingen | Leidingwaterbelasting vrijstelling voor grootgebruikers | niet beoogd | Afnemers van leidingwater betalen door het heffingsplafond geen leidingwaterbelasting over de afname boven de 300 m3 per aansluiting per jaar. Doel is leidingwaterbelasting laten neerslaan bij kleinverbruikers. | 11 | |
Bodem en Ondergrond | Bodem | Evaluatie doeltreffendheid specifieke uitkeringen meerjarenprogramma bodem | 2025 | Sinds enkele jaren wordt gewerkt met incidentele specifieke uitkeringen aan medeoverheden, waar voorheen een brede doeluitkering werd ingezet in de bestuurlijke samenwerking tussen Rijk en medeoverheden. IenW wil de effectiviteit van deze werkwijze evalueren. | 13 |
Evaluatie tbv herijking bodemregelgeving | 2025 | Het doel van de herijking is om tot een solide toekomstbestendig bodemstelsel te komen, waarin bodem en grondwater beschermd zijn, en waar een goede balans tussen beschermen en benutten bereikt wordt. Als start van de herijking worden huidige knelpunten tussen regelgeving, praktijk en beleid in beeld gebracht. | 13 | ||
Ex-ante onderzoek visie bodemherstel | 2024 | Er komt een visie bodemherstel. Voor de implementatie van de visie wordt een onderzoek uitgevoerd over de opzet van effectief beleid en monitoren van deze visie. | 13 |
Beleidsthema Algemeen Waterbeleid
Waarom worden deze onderzoeken uitgevoerd?
De Staat van Ons Water is een gezamenlijke rapportage van de partners van het Bestuursakkoord Water (BAW): het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, de Unie van Waterschappen, VNG, IPO en Vewin. Met de Staat van Ons Water wordt elk jaar gerapporteerd over de voortgang van het waterbeleid in het afgelopen kalenderjaar.
Met het KRW-impulsprogramma willen Rijk en regio samen met een stevige, aanvullende inzet op het uitvoeren van verbeteractiesvoldoen aan de eisen van de KRW in 2027. De focus van het KRW-impulsprogramma is in de eerste plaats om te zorgen dat provincies, waterschappen, gemeenten en Rijk alle afgesproken maatregelen uit de stroomgebiedsbeheerplannen 2022-2027 tijdig uitvoeren.
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
De Staat van Ons Water is bedoeld om meer inzicht te hebben in de kwaliteit van ons (drink)water, alsook om inzicht te hebben in de mate van bescherming tegen wateroverlast en toenemende droogte.
In de tussenevaluatie KRW in 2024 gaat het om het bepalen van de te bereiken toestand, prognoses over de effectiviteit van maatregelen, en over resterend handelingsperspectief waar het verwachte doelbereik tekortschiet. Ook zal het KRW-impulsprogramma op basis van een goede motivering naar de uitzonderingsmogelijkheden bij het niet voldoen aan de doelen kijken. Met dit KRW-impulsprogramma wordt de huidige KRW-inzet gecontinueerd en wordt er een aanvullende inzet gerealiseerd.
Beleidsthema Waterkwaliteit
Waarom worden deze onderzoeken uitgevoerd?
Voor het Deltaprogramma Zoetwater is naar aanleiding van de beleidsdoorlichting (Kamerstukken II, 32 861, nr. 70) een traject gestart om het overkoepelende beleidsdoel - Nederland in 2050 weerbaar tegen watertekort - te concretiseren. Dit wordt samen met betrokken partijen in het Deltaprogramma Zoetwater opgepakt. Voor het Deltaprogramma Zoetwater en de Programmatische Aanpak Grote Wateren in het uitgangspunt om beter gekwantificeerde doelstellingen te formuleren en indicatoren te ontwikkelen waarmee de (ontwikkeling van de) doeltreffendheid en doelmatigheid van dit beleid kan worden bepaald. De formulering van harde doelstellingen en eenduidige, geconsolideerde indicatoren is complex en kost tijd, omdat de problematiek een sterke differentiatie kent naar regio’s en type problematiek.
De Stroomgebiedbeheerplannen 2022-2027 voor de Kaderrichtlijn Water voor Rijn, Maas, Eems en Schelde zijn vastgesteld in maart 2022. 2027 Is het jaar waarin de KRW-doelen behaald moeten zijn. Uit eerdere analyses bleek dat de doelen in 2027 nog niet overal behaald worden. In 2023/2024 zal een tussenevaluatie voor de KRW uitgevoerd worden om in beeld te brengen of doelen in 2027 gehaald worden.
Elke 5 jaar wordt door de Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie op grond van het Verdrag Beleid en Beheer Schelde-estuarium de VL/NL-samenwerking in het Schelde-estuarium geëvalueerd.
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) houdt in het kader van de doelmatigheid van de drinkwaterbedrijven toezicht op de totstandkoming van de drinkwatertarieven en op de bedrijfsverslagen van de drinkwaterbedrijven.
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
Het traject concretiseren zoetwaterdoelen geeft op nationaal niveau en per regio (laag Nederland, hoge zandgronden, veenweidegebieden etc.) aan hoe de zoetwaterstrategieën en de zoetwatermaatregelen in het kader van het Deltaprogramma Zoetwater bijdragen aan het doelbereik. Tevens geeft dit project inzicht in een methodiek voor de economische analyse (kosteneffectiviteitsanalyse) die aanvullend op de MKBA voor fase 3 DPZW (2028-2032) opgesteld zal worden. Dat geeft inzicht in de kosteneffectiviteit van de zoetwatermaatregelen. De resultaten worden tussentijds afgetapt ten behoeve van het Programma Water en Bodem Sturend en het Nationaal Programma Landelijk Gebied, waarin de wateropgaven integraal worden meegenomen.
De Stroomgebiedbeheerplannen 2022-2027 voor de Kaderrichtlijn Water voor Rijn, Maas, Eems en Schelde zijn vastgesteld in maart 2022. Eind 2027 moeten de maatregelen genomen zijn die leiden tot doelbereik voor de KRW. In de evaluatie 2024 wordt de balans van de waterkwaliteit in Nederland opgemaakt met een eenduidig inzicht in de prognose van het doelbereik 2027, de resterende waterbeheerkwesties en het resterend handelingsperspectief.
Om het Schelde-estuarium goed te beheren is inzicht nodig in de manier waarop water, zand en slib dit overgangsgebied van rivier naar zee vormen. Er wordt onderzocht hoe goed we beschermd zijn tegen stormvloeden, toegankelijk zijn voor scheepvaart en of er voldoende ruimte wordt gegeven aan de natuur.
De evaluatie op drinkwatertarieven wordt jaarlijks gedaan en geeft inzicht in de kostenopbouw van de drinkwatertarieven en het gerealiseerde bedrijfsresultaat over de wettelijke drinkwateractiviteiten.
Beleidsthema Waterveiligheid
Waarom worden deze onderzoeken uitgevoerd?
In 2017 zijn in de Waterwet nieuwe normen voor primaire waterkeringen vastgelegd die uitgaan van overstromingskansen. Van 2017 tot en met 2022 zijn de beheerders van de primaire keringen (waterschappen en Rijkswaterstaat) bezig om te beoordelen of de waterkeringen voldoen aan deze normen. Op basis van deze eerste Landelijke Beoordelingsronde (LBO-1) wordt een landelijke rapportage opgesteld die uiterlijk eind 2023 naar de Eerste en Tweede Kamer wordt gestuurd.
De evaluatie van de Waterwet in 2024 komt voort uit wijzigingen van de Waterwet in 2014 en 2017. In 2014 had de wijziging betrekking op de doelmatigheid en bekostiging hoogwaterbescherming. In 2017 had de wijziging betrekking op de nieuwe normering primaire waterkeringen. De werking van de wetswijzigingen in de praktijk wordt geëvalueerd.
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
De periodieke beoordeling van primaire waterkeringen zal een beeld moeten geven in hoeverre de primaire keringen voldoen aan de normen. Het doel van de evaluatie van de Waterwet is te beoordelen in welke mate de doelen verbonden aan de wetswijzigingen zijn bereikt en te bezien of acties en/of aanpassingen nodig zijn om de werking te verbeteren
Beleidsthema Ruimtegebruik en Bodem
Waarom worden deze onderzoeken uitgevoerd?
Het evalueren van de subsidieregeling het Besluit en de Regeling financiële bepalingen bodemsanering (Bfbb en Rfbb) gebeurt één keer per vijf jaar en is een wettelijke verplichting op grond van de Comptabiliteitswet. In de evaluatie zal aandacht worden besteed aan de effecten van de eindigheid van de subsidieregeling, waaronder de positie van de coördinerend rechtspersoon. De coördinerend rechtspersoon is aangewezen om collectieve aanpak van bodemsanering door het bedrijfsleven te faciliteren.
De Wet elektriciteit en drinkwater BES (Wedb) en bijbehorende regulering en toezicht zijn ruim vijf jaar van kracht. De evaluatie wordt gezamenlijk door EZK en IenW uitgevoerd.
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
De evaluatie van de subsidieregeling Bfbb en Rfbb richt zich op de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het besluit en de regeling. Binnen de scope van het onderzoek worden de stimuleringsmaatregelen bedrijvenregeling, cofinanciering, draagkrachtregeling en de bosatexregeling geëvalueerd. Ex post: onderzocht wordt in welke mate de stimuleringsregelingen hebben bijgedragen aan de doelstellingen van het bodembeleid. Ex ante: betreft een inventarisatie van de nog openstaande gevallen en een verdiepende analyse.
Dit jaar wordt in opdracht van EZK en IenW geëvalueerd of het stelsel van de Wet elektriciteit en drinkwater BES, regulering en toezicht door ACM/ILT nog voldoet, of dat er aanpassingen nodig zijn.
Mobiliteit
Het hoofdthema Mobiliteit is in de IenW-begroting verspreid over de volgende beleidsartikelen: artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid en artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor. De artikelindeling blijft voor de uitvoering van de periodieke rapportage/beleidsdoorlichtingen vooralsnog het vertrekpunt. Dat neemt niet weg dat verbanden en samenhang de aandacht krijgen. Binnen het hoofdthema Mobiliteit (alsook Luchtvaart en Maritiem) draagt de Mobiliteitsvisie 2050 verder bij aan de samenhang tussen de beleidsterreinen. Naast onderstaan onderzoek doet het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) onderzoek op basis waarvan IenW beleid kan ontwikkelen. Elk jaar publiceert het KiM in januari een programma met een overzicht van de projecten op haar website.
Thema | Subthema | Type onderzoek | Afronding | Toelichting onderzoek | Artikel |
---|---|---|---|---|---|
Wegen en Verkeersveiligheid | Algemeen Wegen | Ex-post: Evaluatie Wegenverkeerswet 1994 | 2023 ‒ 2024 | De Wegenverkeerswet 1994 is het kader dat onder meer de toegang tot de weg en den voor alle verkeersdeelnemers voorgeschreven gedragingen en interacties op de weg bepaalt. In 2022 is gestart met het formuleren van de evaluatievragen, waarna in 2023 de evaluatie van de wet kan starten. De uitkomsten hiervan, die in 2023 worden verwacht, dienen als input voor een eventuele modernisering van de wet. | 14 |
Ex-post synthese: artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid | 2024 | Conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) dienen alle begrotingsartikelen eens per 4 tot 7 jaar onderzocht worden. De vorige beleidsdoorlichting van artikel 14 is afgerond in 2017 en betrof de onderzoeksperiode 2011 ‒ 2015 (documentatie: Wegen en verkeersveiligheid | Rijksfinancien). De komende beleidsdoorlichting zal betrekking hebben op de periode 2016 ‒ 2022. | 14 | ||
Verkeersveiligheid | Ex-durante: 1e tranche investeringsimpuls verkeersveiligheid | 2023 | Onderzoek naar het aantal vermeden verkeersslachtoffers en de kosteneffectiviteit van de toegekende maatregelen uit de eerste tranche van de Investeringsimpuls Verkeersveiligheid. | 14 | |
Ex-ante: halvering verkeersslachtoffers | 2024 | Naar aanleiding van de uitkomsten van de SWOV-studie «Kiezen of delen» wordt gekeken of een extra stap mogelijk is. Samen met andere overheden en maatschappelijke partners wordt de komende tijd gekeken hoe we deze extra stap kunnen zetten. Er moet gekeken worden hoe betaalbaar, uitvoerbaar en haalbaar de extra maatregelen zijn. Daarnaast moet gekeken worden of er voldoende draagvlak voor is in de samenleving, waarbij ook het samenspel met andere overheidsdoelen van belang is. | 14 | ||
Ex-post: Evaluatie Strategische Plan Verkeersveiligheid 2023 | 2025 | Het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 (SPV) wordt geëvalueerd, om onder meer nieuwe technologische en maatschappelijke ontwikkelingen mee te nemen in het plan. | 14 | ||
Monitoring: Staat van de Verkeersveiligheid | Jaarlijks | In de jaarlijkse Staat van de Verkeersveiligheid analyseert SWOV de ontwikkelingen op het gebied van de verkeersveiligheid. Belangrijke veiligheidsindicatoren hierbij zijn: het aantal verkeersdoden, het aantal verkeersgewonden en de risico’s. | 14 | ||
Slimme en duurzame mobiliteit | Ex-post: Evaluaties implementatie RED II en AFIR | Jaarlijks | Op basis van de in het Klimaatakkoord gemaakte afspraken over Duurzame Energiedragers vinden er evaluaties plaats op de implementatie van de Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED II) en de EU Verordening Infrastructuur Alternatieve brandstoffen (AFIR) en wordt er een nationaal implementatie plan opgesteld voor de AFIR. | 14 | |
Ex-post: evaluatie van de inzet van Duurzame Energiedragers in de Mobiliteit (t.b.v. wegverkeer, scheepvaart, luchtvaart en NRMM) | 2023 | Onderzoek naar de inzet van duurzame energiedragers in verschillende modaliteiten | 14 | ||
Voortgangsrapportage Nationale agenda laadinfrastructuur | Jaarlijks | De nationale agenda laadinfrastructuur maakt jaarlijks (publicatie begin juni) een voortgangsrapportage. Daarin wordt middels indicatoren de voortgang van het plaatsen van laadinfrastructuur van alle modaliteiten weergeven (van personenauto tot vrachtwagen en binnenvaartschip). Daarnaast wordt ook de voortgang van de acties van de NAL-regio’s en van de verschillende werkgroepen gerapporteerd. | 14 | ||
Monitoringplan: Vergroenen reisgedrag (coalitieakkoord) | Jaarlijks tot 2030 | Alle maatregelen die onder het bestedingsplan vallen worden in de periode 2024-2030 gemonitord en geëvalueerd | 14 | ||
Jaarlijkse werkgeversenquete | Jaarlijks | Representatief onderzoek onder alle 100+ werkgevers. In dit onderzoek wordt jaarlijks inzicht verschaft in de maatregelen die werkgevers nemen om de mobiliteit van werknemers te verduurzamen en hun toekomstverwachtingen ten aanzien van dit thema. | 14 | ||
Monitoring: M&E Samenwerkingsprogramma Deelmobiliteit | 2027 | Het samenwerkingsprogramma bevordert het gebruik van deelmobiliteit in samenwerking met regionale partners en gemeenten. De effecten van het programma op het gebruik van deelmobiliteit zullen worden gemeten om inzicht te krijgen in de effectiviteit van de genomen maatregelen. | 14 | ||
Werkgerelateerd personenvervoer | Fietsmonitor | Jaarlijks | Jaarlijkse monitoring doelstelling 100.000 extra fietsforenzen in 2025 | 14 | |
Meta-evaluatie regionale werkgeversnetwerken | 2023 | In 2023 worden de regionale werkgeversnetwerken geëvalueerd | 14 | ||
Ex-post: Evaluatie Investering fietsenstallingen bij ov-stations | 2025 | Voor de modaliteit Werkgerelateerd Personenvervoer voorzien wij een evaluatie van de investering van 75 miljoen euro in fietsenstallingen bij ov-stations. Deze evaluatie zal rond 2025 worden uitgevoerd. | 14 | ||
Vrachtwagenheffing | Ex-ante: Effectstudie concept-meerjarenprogramma terugsluis | 2023 | Conform art. 12, vierde lid, maakt het meerjarenprogramma zichtbaar in welke mate de maatregelen efficiënt en effectief bijdragen aan innovatie en verduurzaming van de vervoerssector. | MF | |
Ex-ante: Onderzoek naar de tariefstructuur van de vrachtwagenheffing | 2023 | Op 24 maart 2022 is de Europese richtlijn tot wijziging van de Eurovignetrichtlijn in werking getreden. De herziening van de Eurovignetrichtlijn heeft tot gevolg dat de tariefstructuur van de in te voeren vrachtwagenheffing herzien moet worden. Een extern bureau voert een onderzoek uit naar welke tariefstructuren er mogelijk zijn. Ook wordt doorgerekend welke effecten de verschillende structuren teweegbrengen ter ondersteuning bij de besluitvorming over de tariefstructuur. | MF | ||
Ex-durante: Monitoring uitwijkend verkeer naar aanleiding van de vrachtwagenheffing | Vanaf invoering periodiek | Een jaar voor de invoering van de vrachtwagenheffing zal een nulmeting voor een monitor van uitwijkend vrachtverkeer starten. Dit eventuele uitwijkend verkeer bestaat uit heffingsplichtige vrachtwagens die wegen vermijden waarop de heffing van kracht is, door routes te kiezen met wegen waar geen heffing geldt. 1, 3, 6, 12, 24 en 36 maand(en) na invoering van de vrachtwagenheffing zullen monitoringsgegevens geëvalueerd en gerapporteerd worden. Uit de evaluaties zal blijken of en in welke mate er uitwijk optreedt ten gevolge van de vrachtwagenheffing. Op basis hiervan kan bekeken worden of er maatregelen genomen moeten worden. | 14 | ||
Ex-durante: Verslag aan Staten-Generaal | 2030 | De Minister van Infrastructuur en Waterstaat zendt elke vier jaar na de invoering van de vrachtwagenheffing een verslag aan de Staten-Generaal over de doeltreffendheid van de wet in de praktijk. De invoering van de vrachtwagenheffing staat gepland in 2026. | 14 | ||
Ex-durante: Verslag aan de Europese Commissie | 2030 | Op grond van artikel 11, eerste lid, van Richtlijn 1999/62/EG dient elke vier jaar na invoering van de vrachtwagenheffing een verslag aan de Europese Commissie te worden gezonden over de tolheffing. | 14 | ||
Ex-post: Evaluatie meerjarenprogramma terugsluis 2026-2030 | 2030 | Conform art. 12, vijfde lid, wordt de werking van het meerjarenprogramma voor innovatie en verduurzaming van de vervoerssector voor afloop van het programma geëvalueerd met het oog op de doeltreffendheid en doelmatigheid. | 14 | ||
Fiscale regelingen: eindevaluatie klimaatakkoord mobiliteit | BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen | 2024 | Voertuigen met een CO2– uitstoot van 0 gram per kilometer zijn vrijgesteld van BPM. Deze vrijstelling geldt tot 1 januari 2025. Doel is stimuleren van emissievrij rijden. | 14 | |
MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen | 2024 | Voor alle voertuigen met een CO2– uitstoot van 0 gram per kilometer geldt in de MRB een nihiltarief. In 2025 geldt een kwarttarief en vanaf 2026 geldt het volle tarief. Doel is stimuleren van emissievrij rijden. | 14 | ||
IB/LB korting op de bijtelling voor nulemissieauto's | 2024 | Bij privégebruik van een auto van de zaak geldt voor nieuwe auto’s vanaf 2017 een bijtelling in de loon- en/of inkomstenbelasting van 22% van de catalogusprijs. Bij privégebruik van een nulemissieauto van de zaak geldt in 2017 en 2018 een korting van 18% op de bijtelling. Hierdoor komt de bijtelling voor nulemissieauto’s in feite uit op 4%. In 2019 is de korting van 18% gemaximeerd op € 9.000. Vanaf 2020 wordt het kortingspercentage en het maximum afgebouwd. Vanaf 2026 verdwijnt de korting op de bijtelling. Doel is stimuleren van emissievrij rijden | 14 | ||
IB/LB korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht) | 2024 | Bij privégebruik van een auto van de zaak geldt voor auto’s van voor 2017 een bijtelling in de loon- en/of inkomstenbelasting van 25% van de catalogusprijs. Bij auto’s met lagere CO2– uitstoot dan bepaalde grenzen kan in 2017 en latere jaren door overgangsrecht een korting op de bijtelling van toepassing zijn. Doel is bevorderen van het gebruik van milieuvriendelijke auto’s. | 14 | ||
MRB halftarief plug-in hybride auto's | 2024 | Voor auto’s met een CO2– uitstoot van meer dan 0 gram per kilometer maar minder dan 50 gram per kilometer geldt een halftarief in de MRB. In 2025 wordt het tarief verhoogd naar een driekwarttarief en vanaf 2026 geldt het volle tarief. Doel is PHEV's aantrekkelijker maken voor de Nederlandse tweedehands markt. | 14 | ||
Openbaar Vervoer en Spoor | Algemeen Openbaar Vervoer en Spoor | Ex-post synthese: Artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor | 2025 | Conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) dienen alle begrotingsartikelen eens per 4 tot 7 jaar onderzocht worden. De vorige beleidsdoorlichting van artikel 16 is afgerond in 2018 en betrof de onderzoeksperiode 2010‒2016. De komende beleidsdoorlichting zal betrekking hebben op de periode 2017‒2023. | 16 |
Spoor | Staat van de Infra 2023 ProRail | 2024 | Elk jaar wordt er middels een evaluatie een (figuurlijke) foto gemaakt van hoe de infrastructuur erbij ligt. Er wordt dan gekeken of de staat van de infrastructuur hetzelfde is gebleven, verslechterd of verbeterd is. Dit wordt gebruikt in het proces rondom de besluitvorming over investeringen in de infrastructuur. | 16 | |
Project Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) | 2024 | In 2024 zal de huidige invulling van de groot project status (standaard na 5 jaar) van PHS geëvalueerd worden. | 16 | ||
Openbaar Vervoer | Evaluatie beschikbaarheidsvergoeding OV | 2024 | N.a.v. de coronapandemie heeft de Rijksoverheid een beschikbaarheidsvergoeding beschikbaar ingesteld voor het openbaar vervoer in Nederland. Het Rijk vergoedt hiermee een deel van de kosten die vervoerders maken zodat deze, ook bij de lagere reizigersaantallen als gevolg van de coronapandemie, OV kunnen blijven aanbieden. De beschikbaarheidsvergoeding OV is in 2020 ingesteld en daaropvolgend een aantal maal verlengd tot in ieder geval 1 september 2022. Uitvoering vindt plaats via een subsidieregeling en de afstemming met betrokken partijen verloopt via het Nationaal OV-beraad. Medio 2023 zal gestart worden met de evaluatie. | 16 | |
Ex-post: Evaluatie reisaftrek OV | 2023 | Onder bepaalde voorwaarden mogen belastingplichtigen een forfaitair bedrag aan reiskosten voor per openbaar vervoer afgelegde woon-werkkilometers aftrekken in de inkomstenbelasting. Het forfait wordt verminderd met de ontvangen reiskostenvergoeding. De evaluatie kijkt onder meer naar doeltreffend, doelmatigheid en de uitvoering van deze regeling | 16 | ||
Monitor Toekomstbeeld OV 2040 | 2024 | In deze monitor wordt jaarlijks onderzocht (T-2) in hoeverre de doelen van het Toekomstbeeld OV 2040 zijn behaald. | 16 | ||
Taxi | Ex-post: Evaluatie van de taxiwetgeving in de Wp2000 | 2023 | Doel van de evaluatie is om te bepalen of de taxiwet- en regelgeving in de Wp2000 nog doelmatig en doeltreffend is. In de wet- en regelgeving is niet vastgelegd om de hoeveel jaar deze geevalueerd dient te worden maar de taxiwetgeving is in 2015 voor het laatst geevalueerd. Gezien de ontwikkelingen in de taximarkt en de ervaringen van gemeenten met de toepassing van hun bevoegdheden is het wenselijk de taxiwetgeving integraal te evalueren. | 16 | |
Fiscale regelingen | Verlaagd btw-tarief personenvervoer | niet beoogd | In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor leveringen van diensten die betrekking hebben op vervoer van personen het verlaagde tarief van 9%. Hieronder valt onder meer het openbaar vervoer en vervoer per taxi. Doel is verlichting van de druk van omzetbelasting voor minder draagkrachtigen en stimuleren en ondersteunen van het openbaar vervoer. | 16 | |
Reisaftrek OV | 2023 | Onder bepaalde voorwaarden mogen belastingplichtigen een forfaitair bedrag aan reiskosten voor per openbaar vervoer afgelegde woon-werkkilometers aftrekken in de inkomstenbelasting. Het forfait wordt verminderd met de ontvangen reiskostenvergoeding. Doel is stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer voor woon-werkverkeer. | 16 |
Beleidsthema Netwerk, verkeersveiligheid en slimme en duurzame mobiliteit
Waarom worden deze onderzoeken uitgevoerd?
De beleidsdoorlichting van artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid in 2023 is een syntheseonderzoek dat zich baseert op eerder uitgevoerde beleidsevaluaties om een overkoepelend beeld te krijgen van de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het beleid. Hierbij is de algemene beleidsdoelstelling van artikel 14 het uitgangspunt: «Het ministerie van IenW streeft ernaar om weggebruikers zo veilig, snel, betrouwbaar en duurzaam mogelijk van A naar B te laten reizen.» De vorige beleidsdoorlichting van artikel 14 is afgerond in 2017 en betrof de onderzoeksperiode 2011 ‒ 2015 (documentatie: Wegen en verkeersveiligheid | Rijksfinancien). De komende beleidsdoorlichting zal betrekking hebben op de periode 2016 ‒ 2022. De beleidsvaluaties die betrokken worden binnen het syntheseonderzoek zijn onder meer: de evaluatie van de eerste tranche van de investeringsimpuls verkeersveiligheid, subsidies naar maatschappelijke partners zoals VVN, de evaluatie van het Kennisplatform tunnelveiligheid en de evaluaties van de Green Deals Autodelen I en II.
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
De beleidsdoorlichting geeft een oordeel over de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid. Daarnaast geeft de beleidsdoorlichting inzicht in de mogelijkheden om begrotingsartikel 14 nog verder te verbeteren met betrekking tot de informatievoorziening richting de Kamer. De uitkomsten van de beleidsdoorlichting zijn relevant voor alle thema’s die zijn benoemd in het beleidsprogramma IenW: 1) leefbaarheid, 2) bereikbaarheid en 3) veiligheid.
De uitkomsten van de evaluatie van de Wegenverkeerswet vormt de input voor het moderniseren van de wet.
Beleidsthema Verkeersveiligheid
Waarom worden deze onderzoeken uitgevoerd?
Bij de evaluatie van de Wegenverkeerswet is de onderliggende wet- en regelgeving de afgelopen decennia op veel punten aangepast. Door de verschillende aanpassingen zijn inconsistenties naar voren gekomen en op bepaalde concrete punten is de regelgeving niet voldoende duidelijk gebleken. Ook ligt de vraag voor of de wet- en regelgeving voldoende toekomstbestendig is gelet op diverse (maatschappelijke) ontwikkelingen.
Het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 (SPV) wordt geëvalueerd, om onder meer nieuwe technologische en maatschappelijke ontwikkelingen mee te nemen in het plan.
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
De voorgenomen evaluatie van de Wegenverkeerswet moet inzicht in geven of de wet- en regelgeving voldoende duidelijk, consistent en toekomstbestendig is.
De uitkomsten van de evaluatie van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid vormt de input voor het verder vormgeven van het verkeersveiligheidsbeleid. Op basis van de evaluatie wordt zo nodig ook nieuwe afspraken met betrokken partijen gemaakt.
Beleidsthema Slimme en duurzame mobiliteit
De klimaataanpak raakt diverse sectoren, zoals industrie, gebouwde omgeving, elektriciteitsopwekking, landbouw en mobiliteit. Het treffen van beleidsmaatregelen inzake duurzame mobiliteit valt primair onder de verantwoordelijkheid van de bewindslieden van Infrastructuur en Waterstaat, tenzij het betrekking heeft op fiscale maatregelen waarvoor de staatssecretaris van Financiën verantwoordelijk is. De minister voor Klimaat en Energie is coördinerend bewindspersoon in de klimaataanpak en te komen tot effectieve maatregelen om te voldoen aan de doelstelling uit de Klimaatwet om in 2030 de emissies van broeikasgassen met 49% te reduceren ten opzichte van 1990. Vanuit het ministerie van Economische Zaken en Klimaat wordt in 2023 gestart met een synthese-onderzoek dat inzichtelijk maakt wat we weten over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het klimaat(mitigatie)beleid gericht op het doel van 2030 (zie: Kamerstuk 32 813, nr. 1229). In het syntheseonderzoek worden beschikbare instrumentenevaluaties, onderzoeksrapporten en analyses meegenomen, ook van de andere ministeries die hierin betrokkenheid hebben. Zie voor meer informatie de SEA van EZK.
Waarom worden deze onderzoeken uitgevoerd?
In 2024 wordt geëvalueerd of de wereldwijde productie van zero-emissie bestelauto's voldoende is voor de Nederlandse markt om redelijkerwijs te kunnen voorzien in de behoefte. Voor zero-emissiezones wordt landelijk beleid gemaakt. De gemeenten voeren het uit. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de afweging en de keuzes rondom de invoering en handhaving van een zone. De Rijksoverheid richt zich waar nodig op het faciliteren van de aspecten die grensoverstijgend spelen zoals de reeds ingezette aanpassing van de landelijke regelgeving.
Ten aanzien van de modaliteit personenauto's is in 2021 de tweede jaarlijkse monitor stimulering elektrische auto's (Hand aan de Kraan) naar de Tweede Kamer gestuurd. In 2022 wordt een tussenevaluatie opgeleverd ten aanzien van het gehele stimuleringspakket Elektrisch vervoer (Hand aan de Kraan) en in 2024 volgt een integrale evaluatie. Aanvullend is in 2021 een tussenevaluatie subsidieregeling elektrische personenauto's particulieren (SEPP) uitgevoerd. Ook de Nationale Agenda Laadinfrastructuur (NAL) wordt jaarlijks gemonitord.
Op basis van de in het Klimaatakkoord gemaakte afspraken over Duurzame Energiedragers vinden er evaluaties plaats op de implementatie van de Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED II) en de EU Richtlijn Infrastructuur Alternatieve Brandstoffen (AFID). T.a.v. de RED II brengt de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) jaarlijks een (onafhankelijke) rapportage uit over het beleid energievervoer en meer specifiek de inzet van hernieuwbare brandstoffen. De Monitoring AFID vindt tweejaarlijks plaats. In 2021 is een tussentijdse versie opgeleverd als voorbereiding op de officiële EC-rapportage in 2022.
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
De uitkomsten van de evaluatie Wereldwijde productie van zero-emissie bestelauto's kunnen leiden tot aanpassing van het beleid. Dit gaat eveneens op voor de zero-emissiezones.
De uitkomsten van de tussenevaluatie jaarlijkse monitor stimulering elektrische auto's (Hand aan de Kraan) draagt bij aan het inzicht van het pakket aan stimulering van emissievrije personenauto’s. Daarbij is aangegeven dat jaarlijks een ijking van het stimuleringsinstrumentarium zal plaatvinden om de «hand aan de kraan» te houden en over- of onderstimulering te voorkomen.
De uitkomsten van de evaluaties Implementatie RED II en AFID geven inzicht in de uitwerking van de doelstellingen en limieten voor het gebruik van hernieuwbare energie in vervoer. De Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voert toetsen uit op het gebied van doelhandhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid, de zogenoemde HUF toetsen.
Beleidsthema Openbaar Vervoer en Spoor
Waarom worden deze onderzoeken uitgevoerd?
De beleidsdoorlichting van artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor in 2025 is een syntheseonderzoek dat zich baseert op eerder uitgevoerde beleidsevaluaties om een overkoepelend beeld te krijgen van de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het beleid. Hierbij is de algemene beleidsdoelstelling van artikel 16 het uitgangspunt: «IenW zet in op een hoofdspoorweginfrastructuur en Openbaar Vervoer dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland, aan het behalen van de milieunormen en de sociale functie van het Openbaar Vervoer». De vorige beleidsdoorlichting van artikel 16 is afgerond in 2018 en betrof de onderzoeksperiode 2013‒ 2017 (documentatie: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-862132). De komende beleidsdoorlichting zal betrekking hebben op de periode 2018 ‒ 2024.
Het PBL voert een onderzoek uit naar de Hanzelijn. Belangrijk doel van de Hanzelijn is het verbeteren van de bereikbaarheid van de betreffende regio’s op basis van economische motieven. Achteraf wordt meestal het gebruik van nieuwe infrastructuur gemonitord, maar de economische en de arbeidsmarkteffecten worden zelden onderzocht.
De beleidsdoorlichting Geluid in 2022 waar geluidshinder van het openbaar vervoer en spoor ook in terugkomt, staat opgenomen bij het beleidsthema Milieu onder het subthema Geluid.
Daarnaast staan onderzoeken gepland met betrekking tot de evaluatie van de Staat van de Infrastructuur, de evaluatie van de beschikbaarheidsvergoeding OV, de evaluatie van de taxiwetgeving in de Wp2000 en het Mid-term review van de Waddenconcessies.
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
De beleidsdoorlichting geeft een oordeel over de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid. Daarnaast geeft de beleidsdoorlichting inzicht in de mogelijkheden om begrotingsartikel 16 nog verder te verbeteren met betrekking tot de informatievoorziening richting de Kamer. De uitkomsten van de beleidsdoorlichting zijn relevant voor alle thema’s die zijn benoemd in het beleidsprogramma IenW: 1) leefbaarheid, 2) bereikbaarheid en 3) veiligheid.
Het doel van onderzoek naar de Hanzelijn is een analyse van de effecten van de Hanzelijn op de kans op het vinden en behouden van werk van inwoners rond een nieuw station en de eventuele verdelingseffecten tussen groepen en gebieden die daarbij optreden.
Bij de evaluatie Staat van infrastructuur wordt een (figuurlijke) foto gemaakt van hoe de infrastructuur erbij ligt. Dan wordt er gekeken of de staat van de infrastructuur hetzelfde is gebleven, verslechterd of verbeterd is. Dit vormt een basis voor de besluitvorming over investeringen in de infrastructuur.
De evaluatie van de regeling beschikbaarheidsvergoeding wordt momenteel opgezet. Mogelijk worden daarbij meerdere jaren betrokken (bijvoorbeeld 2020, 2021 en 2022). Met de evaluatie willen we de volgende vraag beantwoorden zoals deze ook in de regeling SPUK staat: De doelmatigheid, de doeltreffendheid en andere effecten van de specifieke-uitkering in de praktijk.
Bij de evaluatie van de taxiwetgeving is het doel om te bepalen of de taxiwet- en regelgeving in de Wp2000 nog doelmatig en doeltreffend is. De taxiwetgeving is in 2015 voor het laatst geëvalueerd. Gezien de ontwikkelingen in de taximarkt en de ervaringen van gemeenten met de toepassing van hun bevoegdheden is het wenselijk de taxiwetgeving integraal te evalueren.
Bij de Mid-term Review Waddenconcessies wordt er teruggeblikt op de eerste helft van de concessieperiode (2014-2021) en wordt er geïdentificeerd wat er goed ging en wat er beter moet/kan. Er wordt beoogd om met de uitkomsten de uitvoering van de concessies in de tweede helft van de concessieperiode (tot 2022-2029) te optimaliseren.
Luchtvaart en Maritiem
Het hoofdthema Luchtvaart en Maritiem is in de IenW begroting verspreid over de beleidsartikelen 17 Luchtvaart en artikel 18 Scheepvaart en Havens. De artikelindeling blijft voor de uitvoering van de periodieke rapportage/beleidsdoorlichtingen vooralsnog het vertrekpunt.
Thema | Subthema | Type onderzoek | Afronding | Toelichting onderzoek | Artikel |
---|---|---|---|---|---|
Luchtvaart | Gezamenlijke publieke belangen Directie Luchtvaart breed | Ex-post: Periodieke rapportage / beleidsdoorlichting Artikel 17 luchtvaart | 2024 | Conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) dienen alle begrotingsartikelen eens per 4 tot 7 jaar onderzocht worden. Het doel is om inzicht te krijgen in de (voorwaarde voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid dat valt onder begrotingsartikel 17 Luchtvaart en om na te gaan of de (voorwaarde voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid kan worden vergroot. | 17 |
Monitoring: Publieke waarden van de luchtvaartnota 2020-2050 | Jaarlijks | De nieuwe koers van het luchtvaartbeleid stelt vier publieke belangen centraal (Veilige luchtvaart; Nederland goed verbonden; Een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving; Duurzame luchtvaart). Via monitoring en evaluatie wordt bepaald of de acties op koers liggen, hoe het staat met het halen van de doelen en of het nodig is om het beleid bij te stellen. Hiervoor wordt onder andere informatie gebruikt uit (bestaande) monitors, zoals de monitor Netwerkkwaliteit, de Staat van Schiphol en de systeemmonitor luchtvaartveiligheid. | 17 | ||
Ex-post: Evaluatie uitvoering onderdelen Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML) | 2024 | Op onderdelen die de General Aviation raken een evaluatie van RBML uitgevoerd. | 17 | ||
Ex-ante: Toekomst vaste GA-locaties | 2024 | Komende jaren zal via het GA jaarwerkplan de prioritaire dossiers bepaald worden. Vanuit IenW zal er ondersteuning geleverd worden in het vraagstuk m.b.t. vliegtaks voor bepaalde onderdelen van de luchtvaart. Daarnaast zal er verder onderzocht worden hoe maatschappelijke vluchten gefaciliteerd kunnen blijven worden in de toekomst. Vanaf 2024 start een traject gericht op het toekomst vast accommoderen van valschermspringers, passend binnen de kaders van de Luchtruimherziening. Hierbij vormen het rapport "Toekomst vaste GA-locaties (TGAL) en eerder onderzoek het uitgangspunt. | 17 | ||
Ex-ante: Onderzoek doen naar de gang naar de bestuursrechter bij luchthavenverkeersbesluiten | 2024 | Wetswijziging die invulling geeft aan de ambitie uit de Luchtvaartnota (LVN) naar het mogelijk maken van de gang naar de bestuursrechter voor luchthavenbesluiten Schiphol, Lelystad Airport, Eindhoven Airport en Rotterdam The Hague Airport. Tegen de andere luchthavenbesluiten staat al direct beroep bij de bestuursrechter open, hiermee wordt dat voor alle luchthavens gelijk getrokken. | 17 | ||
Ex-post: Evaluatie Knowledge Development Centre Mainport Schiphol | 2023 | Dit betreft een evluatie op de beheerskosten van KDC voor de kennis en innovatieopdrachten die worden uitgevoerd voor Mainport Schiphol. Deze evaluatie vindt elke 5 jaar plaats. | 17 | ||
Veilige Luchtvaart | Ex-post: Systeemmonitor Luchtvaart (Schiphol) | Jaarlijks | Er is een systeemmonitor voor luchtvaartveiligheid ontwikkeld, die het functioneren in beeld brengt van het totale stelsel van beleid, toelaten en toezicht, operatie en reflectie. In eerste aanleg ligt de focus op Schiphol en later op de hele Nederlandse luchtvaart. | 17 | |
Ex- durante: Evaluatie NLVP | 2024 | Het Nederlands luchtvaartveiligheidsprogramma (NLVP) heeft een looptijd van 2020 ‒ 2024. In het NLVP staat dat de uitvoering van het NLVP in 2023 wordt geëvalueerd. Het afdelingshoofdenoverleg DGLM/ILT heeft op 15 februari 2023 ingestemd met het uitstellen met een jaar van de evaluatie en de publicatie van de volgende NLVP ook een jaar uit te stellen om beter aan te sluiten met verwachte internationale eisen aan het NLVP in annex 19, amendment 2, welke uiterlijk in 2026 moeten zijn geïmplementeerd. | 17 | ||
Monitoring: Staat van de Luchtvaart | Jaarlijks vanaf 2024 | De Staat van de Luchtvaart» is een tastbaar product van het expertisecentrum, waarmee de ILT elk jaar actief naar buiten treedt en tegemoet komt aan de maatschappelijke wens om een zichtbare onafhankelijke toezichthouder op de luchtvaart. | 17 | ||
Monitoring: Staat van Schiphol | Jaarlijks tot 2024 | Met de Staat geeft de ILT uitvoering aan haar missie: het werken aan veiligheid, vertrouwen en duurzaamheid in transport, infrastructuur, milieu en wonen. Dat betekent dat de ILT niet alleen kijkt of sectorpartijen voldoen aan wet- en regelgeving. Ze signaleert ook trends en ontwikkelingen op onderwerpen die raken aan bovengenoemde thema’s, waar geen norm voor is. | 17 | ||
Ex-durante: Het reduceren van het risico op een aanvaring met vogels en andere dieren | Continue monitoring van de laatste ontwikkelingen | Monitoring van de aanwezigheid (zowel op de grond als in de lucht) van vliegtuiggevaarlijke diersoorten die op en rondom luchthavens voorkomen in combinatie met een inventarisatie van maatregelen om het risico op een aanvaring met deze diersoorten te voorkomen. Hierbij gaat het om zowel preventieve (vegetatie- en waterbeheer) alsmede repressieve (verjaging, verplaatsen, doden) beheersmaatregelen en de effectiviteit hiervan. | 17 | ||
Ex-ante: Onderzoek versterking Luchtvaartautoriteit | 2023 | Mede gelet op deze ambitie wordt onderzocht hoe de ILT verder te versterken is, zodat de inspectie voldoende kennis, capaciteit en middelen beschikbaar heeft om als luchtvaartautoriteit voor de veiligheid van de burgerluchtvaart op te treden. In het programma Versterking Luchtvaartautoriteit wordt dit bezien. Ook de versterking van de beleidsdirectie van Infrastructuur en Waterstaat, die eveneens taken heeft die onderdeel zijn van de luchtvaartautoriteit, wordt onderzocht. | 17 | ||
Nederland goed verbonden | Monitoring: Benchmark luchthavengelden en overheidsheffingen | Jaarlijks | Onder andere in de Actieagenda Schiphol (Kamerstukken II 2015–2016, 29 665, nr. 224) staat dat het belangrijk is dat Schiphol een concurrerend kostenniveau behoudt. Om dit te kunnen vaststellen, vindt jaarlijks een vergelijking plaats van de luchthavengelden, de Air Traffic Control (ATC)-heffingen en de overheidsheffingen op Schiphol en tien concurrerende luchthavens. In deze benchmark wordt berekend wat op de verschillende luchthavens voor een vergelijkbaar pakket vluchten betaald zou moeten worden. | 17 | |
Monitoring: Netwerkkwaliteit en staatsgaranties | Jaarlijks | De jaarlijkse Monitor Netwerkkwaliteit en Staatsgaranties van SEO Economisch Onderzoek geeft een beeld van de ontwikkeling van de netwerkkwaliteit op Schiphol ten opzichte van enkele concurrerende luchthavens. Daarnaast wordt in de monitor het netwerk van Air France KLM vanaf Schiphol vergeleken met dat vanaf Parijs Charles de Gaulle. Zo wordt de naleving van de staatsgaranties gevolgd die in het kader van de fusie van KLM met Air France zijn afgesproken. De monitor richt zich op de kwaliteit van de directe verbindingen vanaf luchthavens («directe connectiviteit»), de verbindingen vanaf luchthavens met een overstap onderweg («indirecte connectiviteit») en de huboperatie op luchthavens («hubconnectiviteit»). | 17 | ||
Ex-ante: Onderbouwing beperking grondafhandelaren | 2023 | Samen met Schiphol werkt het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat toe naar een besluit over beperking van het aantal grondafhandelingsbedrijven op luchthaven Schiphol. Vanwege de grote impact moet dit besluit goed worden onderbouwd. Op basis van deze onderbouwing wordt gestreefd naar een conceptbesluit voor de zomer van 2023. IenW heeft toegezegd de komende periode te gebruiken voor het verzamelen van een stevige onderbouwing van of het zinvol is om het aantal afhandelaren te beperken en zo ja, wat het gewenste aantal op Schiphol zou moeten zijn. Deze input vormt vervolgens de basis voor een besluit van minister om al dan niet te beperken. | 17 | ||
Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving | Ex-ante: Onderzoek naar de meerwaarde van een (gedeeltelijke) nachtsluiting Schiphol | 2023 | Voor Schiphol is onderzocht hoe het aantal nachtvluchten na de reductie tot 29.000 verder kan afnemen en tot welk aantal dit kan. Ook loopt er onderzoek naar de meerwaarde van een (gedeeltelijke) nachtsluiting. De reductie wordt vastgelegd in het Luchthavenverkeerbesluit (LVB). | 17 | |
Ex-durante: Verkenning Contour Nachtisolatie | 2023 | We hebben gewerkt aan een nieuwe GIS. Deze is in consultatie geweest. Hierbij zijn we uitgegaan van een bepaalde geluidscontour. De contouren voor de nacht zijn anders en de huizen die daarbinnen vallen verdienen ook isolatie. To70 doet een eerste verkenning naar welke en hoeveel huizen dit zouden zijn. | 17 | ||
Ex-ante Individuele bescherming | 2023 | Longlist van mogelijkheden om de individuele (rechts)bescherming van omwonenden rond luchthavens te versterken t.a.v. vliegtuiggeluid met appreciatie en kansrijke voorstellen. Dit kan dan eventueel een plek krijg in het nieuwe normenstelsel of kan nieuwe dossiers opleveren. | 17 | ||
Ex-durante: Kosten bouwkundige maatregelen | 2023 | Bepalen kosten bouwkundige maatregelen bij uitbreiding GA,k-eisen tot buiten huidige beperkingengebieden | 17 | ||
Ex-durante: Scenariostudie reductiepaden geluidhinder Schiphol | 2023 | Voorspelde geluidontwikkeling in 2025, 2030 en 2035 (als gevolg van onder meer vlootvernieuwing) bij voortzetting huidig/aangekondigd beleid. | 17 | ||
Ex-durante: Aanvullende hinderindicatoren | 2023 | Onderzoek naar hinderindicatoren in aanvulling op Lden en Lnight om zo meer recht te doen aan de beleefde hinder. Dit kan dan een plek krijgen in het normenstelsel. | 17 | ||
Ex-durante: Toepassingsbereik meten en berekenen | 2023 | Geeft antwoord onder welke voorwaarden je voldoende betrouwbaar kan meten en berekenen: 1) tot welke afstand van de luchthaven, 2) vanaf welke geluidbelasting, 3) hoeveel vliegtuigbewegingen | 17 | ||
Ex-ante: Bijdrage aan ZZS concentraties | 2023 | TNO heeft een notitie opgeleverd waarin de ZZS-emissies door kerosineverbranding op Nederlandse luchthavens inzichtelijk is gemaakt. De vraag is nu tot welke concentraties dit leidt. Naar aanleiding daarvan wordt bepaald of en zo ja welk beleid nodig is om de ZZS-emissies te beperken. | 17 | ||
Monitoring: M.e.r. burgerluchthavens | Doorlopend | Milieu effect rapportages voor burgerluchthavens moeten van vertrekkende vluchten de CO2 uitstoot inzichtelijk maken voor de hele vluchtduur tot aan de verwachte bestemmingen. | 17 | ||
Duurzame Luchtvaart | Ex-ante: Onderzoeken ter ondersteuning van beleidsaanpak niet-CO2 klimaateffecten | 2024 | Op 30 maart 2023 heeft het kabinet de beleidsaanpak niet-CO₂ klimaateffecten naar de Kamer gestuurd. Als onderdeel van de beleidsaanpak zet het kabinet in op het stimuleren van meer en gerichter onderzoek naar niet-CO₂ klimaateffecten van vliegen. | 17 | |
Ex-ante: Aanvullend onderzoek voor beleidsopties met betrekking tot de technologiesporen uit de innovatiestrategie | 2024 | In 2023 wordt de innovatiestrategie opgeleverd voor de luchtvaart. Uit de innovatiestrategie volgt aanvullend onderzoek ter ontwikkeling van beleid op de vier innovatiegebieden: a) Luchtvaarttuigen, b) Duurzame energiedragers, c)Luchtruim, d) Luchthaven en omgeving. | 17 | ||
Ex-durante: Tussenevaluatie Luchtvaart in Transitie | 2024 | Een tussenevaluatie naar de governance en doelstellingen van Luchtvaart in Transitie | 17 | ||
Fiscale regelingen | Accijns vrijstelling luchtvaartuigen | niet beoogd | Op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van Richtlijn 2003/96/EG en internationale verdragen moet voor motorbrandstof voor de commerciële luchtvaart vrijstelling van accijns worden verleend. Binnenlandse vluchten kunnen wel worden belast, hetgeen in Nederland in de periode van 1 januari 2005 tot 1 januari 2012 ook gebeurde. Doel is voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen veroorzaakt door accijnzen op brandstof voor luchtvaartuigen. | 17 | |
Assurantiebelasting vrijstelling luchtvaartuigen | 2028 | Verzekeringen van luchtvaartuigen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting van 21%. Het gaat om cascoverzekeringen (het luchtvaartuig zelf, niet de inhoud daarvan). Doel is voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen. | 17 | ||
Vliegbelasting vrijstelling transferpassagiers | 2025 | Transferpassagiers betalen geen vliegbelasting op vliegtickets. Doel is bescherming van de netwerkconnectiviteit van Nederland en het voorkomen van dubbele belastingheffing, omdat transferpassagiers de vliegbelasting twee keer zouden moeten betalen. | 17 | ||
BTW Nultarief internationaal personenvervoer | niet beoogd | In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor het vervoer van personen met schepen en luchtvaartuigen als de plaats van bestemming of de plaats van vertrek buiten Nederland ligt, het nultarief in de btw. Het nultarief geldt ook voor de diensten voor door de passagiers meegenomen bagage, personenauto's en motoren en bij bemiddeling bij de genoemde diensten. Nultarief uit praktische overwegingen, ter voorkoming van administratieve lasten. Het deel van internationale boot- en vliegreizen dat over Nederlands grondgebied gaat is over het algemeen te verwaarlozen. | 17 en 18 | ||
Maritieme zaken | Maritieme veiligheid | Ex-post: Evaluatie nationaliteitseis kapitein zeeschepen | 2023 | De evaluatie moet bijdragen aan de vormgeving en formulering van beleid voor een betere instroom in het nautisch onderwijs en positionering in de arbeidsmarkt. Het is een feitelijke terugkoppeling op hoe de huidige vrijstelling is geformuleerd. | 18 |
Ex-post: IMSAS-audit | 2023 ‒ 2024 | De IMO IMSAS audit op het Koninkrijk is in maart 2023 uitgevoerd. Verbeterplannen worden opgesteld om zo wel te voldoen aan de internationale verplichtingen. Het meerjarig verbeterprogramma loopt onder coördinatie van de Koninkrijks Maritieme Administratie (KMA). Voor Nederland betekent het een extra opgave op de volgende wijze: Nederland (ILT, vlag), BES en (mondeling toegezegde) ondersteuning aan de Caraibische landen. Efficiency in Nederland via Maritieme Autoriteit wordt bekeken. | 18 | ||
Infrastructuur | Ex-durante: Staat van de Infra RWS | Jaarlijks | Elk jaar wordt er middels een evaluatie een (figuurlijke) foto gemaakt van hoe de infrastructuur erbij ligt. Er wordt dan gekeken of de staat van de infrastructuur hetzelfde is gebleven, verslechterd of verbeterd is. Dit wordt gebruikt in het proces rondom de besluitvorming over investeringen in de infrastructuur. | 18 en MF | |
Klimaatmitigatie | Ex-ante: onderzoek naar normering Binnenvaart | 2023 | Vervolg haalbaarheidsonderzoek naar de mogelijkheid om emissie eisen aan de binnenvaart te stellen. Met behulp van dit normeringsonderzoek wordt bezien hoe verduurzaming van de binnenvaart versneld kan worden. | 18 | |
Ex-ante onderzoek brandstoftransitie zeevaart | 2023 | In 2023 wordt door RVO in opdracht van IenW de Roadmap Brandstoftransitie Zeevaart opgesteld. Hierin worden de meest waarschijnlijke transitiepaden uitgewerkt voor verschillende vlootsegmenten, en wordt in kaart gebracht wat dit betekent voor de toekomstige brandstofmix in de zeevaart. Deze roadmap wordt opgesteld in samenwerking met partijen uit de gehele brandstofketen gericht op de zeevaart, van brandstofproducenten tot reders en havens. | 18 | ||
Ex-ante Onderzoek meename emissies zeevaart in nationale klimaatdoel 2050 | 2023 | Onderzoek naar mogelijke verdeelsleutels voor eventuele opname van emissies uit de zeevaart onder het nationale klimaatneutraal doel voor 2050 (uitvoering door CE Delft, looptijd half april tot half juli). | 18 | ||
Ex-ante onderzoek REDIII verplichtingen | 2023 | Onderzoek naar de Nederlandse uitwerking van de REDIII verplichtingen in de luchtvaart en de zeevaart (uitvoering door Guidehouse). | 18 | ||
Ex-ante onderzoek Stimuleren verduurzaming zeevaart | 2023 | Het kabinet wil toewerken naar een klimaatneutrale zeevaart in 2050. Deze klimaattransitie behoeft de grootschalige inzet van hernieuwbare brandstoffen en schonere aandrijflijnen. Veel van de geavanceerde technologieën en brandstoffen die hiervoor nodig zijn, bevinden zich momenteel in de fase van onderzoek, ontwikkeling en demonstratie. Na het onderzoek en ontwikkelen en het vervolgens demonstreren in operationele omgeving kan het nodig zijn om de maritieme sector verder te faciliteren in de uitrol van deze technologieën op weg naar de grootschalige inzet, die nodig is om de transitie naar een klimaatneutrale zeevaart te maken. Om optimaal op deze vroege opschalingsfase voorbereid te zijn, wil het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat inventariseren welke stimulerende maatregelen er nodig kunnen zijn, en in welke omvang, voordat de markt de verdere uitrol zelfstandig over kan nemen. Het onderzoek zal zich richten op de voorwaarden en benodigdheden van een dergelijk stimuleringsinstrumentarium voor de vroege fase opschaling. Uitvoering door Rebel, looptijd tussen mei en oktober 2023. | 18 | ||
Multimodaal goederenvervoer en buisleidingen | Ex-post: Evaluatie multimodale goederenbeleid | 2024 | Een evaluatie van het multimodale goederenvervoerbeleid is voorzien voor 2024, vijf jaar na de totstandkoming van hiervan via de Goederenvervoeragenda. Insteek daarbij is het bepalen van de bijdrage van de acties die sindsdien zijn opgestart om bij te dragen aan: 1) stimuleren van het multimodaal gebruik van het transportsysteem via weg, water, spoor en buisleidingen via modal shift en versterken van multimodale knooppunten; 2) stimuleren van de digitalisering in het multimodale transportsysteem via papierloos transport en publiek-publiek/privaat delen van data over het vervoer van goederen; 3) faciliteren van multimodaliteit door het wegnemen van knelpunten in het transportsysteem; 4) praktische ruimtelijke doorvertaling hiervan op de goederenvervoercorridors met de grote (inter)nationale transportstromen binnen Nederland. | 18 | |
Algemeen | Ex-durante Economische en arbeidsmarkt maritieme en havenmonitor | Jaarlijks | De economische kengetallen van de maritieme cluster en in het bijzonder de sectoren havens, binnenvaart en zeevaart geven inzicht in de concurrentiekracht en veerkracht van de maritieme sector. Hierover vindt ook afstemming plaats met de sectorvertegenwoordiging, waaronder (binnen)havenbedrijven. | 18 | |
Ex-post synthese | 2029 | Conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) dienen alle begrotingsartikelen eens per 4 tot 7 jaar onderzocht worden. De vorige beleidsdoorlichting van artikel 18 is afgerond in 2022 en betrof de onderzoeksperiode 2014‒2020. De komende beleidsdoorlichting zal betrekking hebben op de periode 2021‒2027. | 18 | ||
Fiscale regelingen | Accijns vrijstelling communautaire vaartuigen | niet beoogd | Op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel c, van Richtlijn 2003/96/EG moet voor leveringen van motorbrandstof aan de commerciële zeescheepvaart vrijstelling van accijns worden verleend. Op grond van een internationaal verdrag, de Akte van Mannheim, moet vrijstelling van accijns ook worden verleend voor motorbrandstof voor de commerciële scheepvaart op de binnenwateren van de verdragslanden. Doel is voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen veroorzaakt door accijnzen op brandstof voor vaartuigen. | 18 | |
Assurantiebelasting vrijstelling zeeschepen | 2028 | Verzekeringen van zeeschepen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting van 21%. Het gaat om cascoverzekeringen (het zeeschip zelf, niet de inhoud daarvan) en de risico’s die de reder heeft door het varen van een zeeschip. Doel is voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen. | 18 | ||
Willekeurige afschrijving zeeschepen | 2028 of later | Deze regeling in de IB en Vpb biedt de mogelijkheid om vervroegd af te schrijven op zeeschepen. De regeling kan uitsluitend worden toegepast indien niet wordt gekozen voor de forfaitaire winstbepaling en bedraagt per jaar maximaal 20% van de af te schrijven aanschaffings- en voortbrengingskosten. Doel is versterken van het maritieme cluster, het bevorderen van werkgelegenheid verbonden aan het varen onder Nederlandse vlag en het versterken van de Nederlandse concurrentiepositie. | 18 | ||
Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart | 2028 of later | Op verzoek van de belastingplichtige wordt, in afwijking van het algemeen systeem van winstbepaling in de IB en Vpb, de winst uit zeescheepvaart op basis van deze regeling forfaitair bepaald. Uitgangspunt hierbij vormt de tonnage van de schepen waarmee die winst wordt behaald. Als voor een schip voor de tonnageregeling wordt gekozen, geldt dit voor een periode van 10 jaar. Doel is versterken van het maritieme cluster, het bevorderen van werkgelegenheid verbonden aan het varen onder Nederlandse vlag en het versterken van de Nederlandse concurrentiepositie. | 18 | ||
Afdrachtvermindering zeevaart | 2028 of later | Deze vermindering mag worden toegepast ter zake van het loon van zeevarenden die werken op een Nederlands schip. De vermindering bedraagt 40% van het loon voor zeevarenden die in Nederland of in een ander EU- of EER-land wonen. Voor overige zeevarenden die onderworpen zijn aan de loonbelasting of premieplichtig zijn voor de volksverzekeringen is het percentage vastgesteld op 10%. Doel is zeevaartsector in staat stellen te concurreren op de internationale markt en zeevaartbedrijven aan ons land binden. | 18 |
Beleidsthema Luchtvaart
Waarom worden deze onderzoeken uitgevoerd?
De beleidsdoorlichting van artikel 17 Luchtvaart in 2024 is een syntheseonderzoek dat zich baseert op eerder uitgevoerde beleidsevaluaties om een overkoepelend beeld te krijgen van de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het beleid. Hierbij is de algemene beleidsdoelstelling van artikel 17 het uitgangspunt: IenW werkt aan een veilige en duurzame luchtvaart die Nederland goed verbindt met de rest van de wereld en waarbij de kwaliteit van de leefomgeving rond de luchthavens wordt gewaarborgd. De vorige beleidsdoorlichting van artikel 17 is afgerond in 2017 en betrof de onderzoeksperiode 2009 ‒ 2015 (Kamerstukken II, 32 861, nr. 28). De laatste doorlichting Luchtvaart vond plaats in 2017 en staat weer op de agenda in 2024. De komende beleidsdoorlichting zal betrekking hebben op de periode 2016 ‒ 2023.
De aanbevelingen uit die laatste doorlichting alsmede de Luchtvaartnota 2020-2050 staan aan de basis van het nu lopende evaluatieprogramma. Daartoe wordt in beschouwing genomen welke publieke waarde het rijksbeleid toevoegt aan de uitvoering. Het evaluatieprogramma voorziet voorts in geoormerkte aandacht voor veiligheid waaraan ook de Inspectie Leefomgeving en Transport een bijdrage levert voor de Luchtvaartautoriteit. Ook wordt onderzocht de betekenis van de luchtvaart vanuit economisch perspectief en de luchthavens enerzijds en duurzame luchtvaartdoelen anderzijds.
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
De doorlichting van artikel 17 geeft onder meer antwoord op de volgende vragen:
– In welke mate draagt het beleid en de daarbij ingezette beleidsinstrumenten bij aan het realiseren van de publieke belangen uit de luchtvaartnota en de directie overstijgende beleidsdoelstellingen op het gebied van mobiliteit?
– Wat is de relatie tussen de effecten van het beleid en de kosten van het beleid?
– Hoe kunnen de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid worden verhoogd?
Beleidsthema Duurzame scheepvaart
Waarom worden deze onderzoeken uitgevoerd?
Nederland heeft zich op basis van nationale en internationale afspraken gecommitteerd aan een klimaatneutrale zeevaart en binnenvaart in 2050. Om klimaatneutraliteit in 2050 te realiseren en onze koploper inzet waar te maken, is al in de komende jaren concrete inzet nodig, om onrealistische transitiepaden te voorkomen.
Met het normeringsonderzoek voor de binnenvaart wordt de mogelijkheid onderzocht of emissie eisen aan de binnenvaart gesteld kunnen worden.
Met de ontwikkeling van een roadmap brandstoftransitie voor de zeevaart worden de meeste waarschijnlijk transitiepaden uitgewerkt voor verschillende vlootsegmenten.
Om onderdeel te vormen van het nationale klimaatneutrale doel voor 2050 wordt onderzoek gedaan naar mogelijke verdeelsleutels voor opname van emissies uit de zeevaart.
Met het onderzoek REDIII verplichtingen wordt de Nederlandse uitwerking van de REDIII verplichtingen in de luchtvaart en de zeevaart onderzocht.
Het onderzoek Stimuleren verduurzaming zeevaart richt zich op de voorwaarden en benodigdheden van een stimuleringsinstrumentarium voor de vroeg fase opschaling om de transitie te maken naar een klimaat neutrale zeevaart.
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
Op het gebied van klimaatmitigatie wordt het komende jaar gewerkt aan diverse prioriteiten. Het gaat hierbij om:
– Implementatie van de Europese Fit for 55 voorstellen gericht op de zeevaart en binnenvaart, in nauwe samenwerking met NEa en ILT;
– Uitwerking van mondiale afspraken over broeikasgasreductie in de zeevaart die dit jaar gemaakt worden in de International Maritime Organisation (IMO);
– Opvolging geven aan de maritieme brandstoftransitie en wat dit vraagt van het Nederlands energiesysteem, op basis van o.a. het Nationaal Plan Energiesysteem en de Roadmap Bandstoftransitie Zeevaart die beiden in 2023 gepubliceerd worden;
– Een routekaart naar klimaatneutraliteit en een (nagenoeg) zero emissie binnenvaart per 2050;
– Vervolg geven aan het haalbaarheidsonderzoek naar de mogelijkheden en opties om de verduurzaming van de binnenvaartvloot te versnellen met behulp van normering;
– Een uitvoeringsplan voor de versnelde transitie naar de toepassing van waterstof in de binnenvaart;
– De verdere uitrol van walstroom in de Nederlandse havens.
Met behulp van het normeringsonderzoek voor de binnenvaart wordt bezien hoe verduurzaming van de binnenvaart versneld kan worden.
Met de ontwikkeling van een roadmap brandstoftransitie voor de zeevaart wordt in kaart gebracht wat dit betekent voor de toekomstige brandstofmix in de zeevaart.
Het onderzoek Stimuleren verduurzaming zeevaart geeft inzicht welke stimulerende maatregelen er nodig kunnen zijn, en in welke omvang, voordat de markt de verdere uitrol zelfstandig over kan nemen.
Beleidsthema Maritieme veiligheid
Waarom worden deze onderzoeken uitgevoerd?
Om de maritieme veiligheid te verbeteren is het noodzakelijk om de grootste risico’s in kaart te brengen, deze te analyseren en te beheersen tot een acceptabel niveau (risicogerichte aanpak). Met het toenemend aantal windparken op zee, maar ook door de huidige geopolitieke situatie, blijft maritieme veiligheid voorlopig een belangrijk onderwerp.
Verder worden in opvolging van het IMO IMSAS audit op het Koninkrijk van maart 2023 verbeterplannen opgesteld om te voldoen aan de internationale verplichtingen.
De evaluatie nationaliteitseis kapitein zeeschepen draagt bij aan de vormgeving en formulering van beleid voor een beter instroom in het nautisch onderwijs en positionering in de arbeidsmarkt.
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
Momenteel wordt gewerkt aan een strategie ter bescherming van de Noordzee-infrastructuur. In 2024 treedt daarnaast de herziene Netwerk en Informatie Beveiligingsrichtlijn (NIB) in werking, waarmee voor meer haven gerelateerde ondernemingen een zorgplicht, meldplicht en toezichtafspraken gaan gelden. De middelen die het kabinet heeft vrijgemaakt voor scheepvaartveiligheid in relatie tot de uitrol van windenergie op zee zullen in 2024 en daarna worden omgezet in concrete maatregelen.
Beleidsthema Multimodaal goederenvervoer
Waarom worden deze onderzoeken uitgevoerd?
Het multimodale goederenvervoerbeleid staat voor grote uitdagingen om het transport van goederen voor personen en bedrijven binnen Nederland en voor een groot deel van Europa en de logistieke toppositie van de logistieke sector van Nederland te borgen. Daarbij is extra aandacht voor de opgaven van de energietransitie voor het transportsysteem en de nodige veerkracht om verstoringen in de logistieke keten op te vangen. In 2024 zetten we daarom - in lijn met de insteek op integrale bereikbaarheid in Mobiliteitsvisie en de herijkte Goederenvervoeragenda uit 2023 - in op verschillende acties op nationaal niveau en op de Goederenvervoercorridors Oost, Zuidoost en Zuid. Ten eerste extra acties om modal shift tussen modaliteiten weg, vaarweg en spoor verder te ontwikkelen. Ten tweede via realisatie van papierloos transport en de ontwikkeling en toepassing van instrumenten om data te delen in het transportsysteem via publieks-private samenwerking. En tenslotte met gerichte inpassing van buisleidingen om het multimodaal gebruik van het transportsysteem te versterken.
In 2024 wordt een beleidsevaluatie uitgevoerd naar de meerwaarde van deze maatregelen voor het realiseren van een multimodaal transportsysteem in 2050. De uitkomsten daarvan dragen bij aan de lange termijnvisie op de ontwikkeling van het multimodale transport en volgende versies van de Goederenvervoeragenda.
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
In het multimodale goederenvervoerbeleid wordt gewerkt aan een multimodaal, efficiënt georganiseerd, duurzaam en veilig goederenvervoer anno 2050 dat de bevoorrading van economische en maatschappelijke activiteiten ondersteund.
Hiertoe wordt met een inzet op modal shift en digitalisering gewerkt aan een betere benutting van de mogelijkheden van het transportsysteem. Met de doorontwikkeling van buisleidingen als belangrijke modaliteit en de herpositionering van short sea shipping binnen het transportsysteem wordt het bestaande multimodale transportsysteem verder versterkt.
De evaluatie van het multimodale goederenbeleid geeft inzicht in de bijdrage van de acties binnen de Goederenvervoeragenda aan:
– Het stimuleren van het multimodaal gebruik van het transportsysteem via weg, water, spoor en buisleidingen via modal shift en versterken multimodale knooppunten
– Het stimuleren van de digitalisering in het multimodale transportsysteem via papierloos transport en publiek-publiek/privaat delen van data over het vervoer van goederen
– Het faciliteren van multimodaliteit door het wegnemen van knelpunten in het transportsysteem
– De praktische ruimterijk doorvertaling op de goederenvervoercorridors met de grote (inter)nationale transpoststromen binnen Nederland.
Milieu en Internationaal
Het hoofdthema Milieu en Internationaal in de IenW begroting verspreid over de volgende beleidsartikelen: artikel 19 Internationaal Beleid, artikel 20 Lucht en Geluid, artikel 21 Duurzaamheid en artikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s. De artikelindeling blijft voor de uitvoering van de periodieke rapportage/beleidsdoorlichtingen vooralsnog het vertrekpunt. Dat neemt niet weg dat verbanden en samenhang de aandacht krijgen.
Thema | Subthema | Type onderzoek | Afronding | Toelichting onderzoek | Artikel |
---|---|---|---|---|---|
Lucht en Geluid | Lucht | Ex-durante: SLA-maatregelen en UFP | 2023 | Maatregelen uit het SLA dragen ook op een positieve manier bij aan het terugdringen van UFP-emissies. Rapport wordt in Q2 aan de Kamer aangeboden | 20 |
Ex-ante: Onderzoek aanvullende maatregelen WHO-advieswaarden | 2023 | Aanbevelingen voor extra maatregelen om toe te werken naar de WHO-advieswaarden voor Luchtkwaliteit in 2030. Resultaten worden meegenomen in de nieuwe Uitvoeringsagenda van het SLA. | 20 | ||
Ex-durante Monitoring voortgang Schone Lucht Akkoord | 2024 | Voortgang op de geformuleerde doelen in het Schone Lucht Akkoord. Aanbieding is gepland in begin 2024. | 20 | ||
Ex post synthese Schone Lucht Akkoord | 2025 | Het Schone Lucht Akkoord is een bestuurlijke overeenkomst tussen het Rijk en de decentrale partners (provincies en gemeenten), en is gericht op het realiseren van gezondheidswinst voor alle burgers door een permanente verbetering van de luchtkwaliteit verdergaand dan de EU-normen voor luchtkwaliteit. Hierbij wordt toegewerkt naar de WHO-advieswaarden in 2030. Voor luchtkwaliteit is in 2019 de beleidsdoorlichting Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) uitgebracht. Het NSL loopt tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het Schone Lucht Akkoord is op 13 januari 2020 van start gegaan en loopt tot 2030. Er is behoefte om vijf jaar na de start van het Schone Lucht Akkoord, het beleid door te lichten. | 20 | ||
Geluid | Ex post lokaal geluidbeleid | 2025 | In beeld brengen ontwikkelingen en resulaten | 20 | |
Ex post doelmatigheidscriterium | 2024 | Herijken afwegingscriterium op basis van huidige inzichten (zowel qua maatregelkosten als effecten (hinder/gezondheid) | 14, 16 en 20 | ||
Ex durante effectonderzoek | 2024 | Effect van interventies op ervaren hinder. Het gaat hier om vergroting van inzicht in de effectiviteit van saneringsmaatregelen | 20 | ||
Ex ante evaluatie akoestische kwaliteit | 2023 | Periodiek wordt in beeld gebracht of de in regelgeving vastgelegde minimale akoestische kwaliteit van infrastructuur aanpassing behoeft | 20 | ||
Ex post bijdrageregeling sanering verkeerslawaai | 2027 | Het betreft een evaluatie van de werking van de nieuwe saneringsregeling onder de Omgevingswet | 20 | ||
Verkenning | 2025 | Uitgaven voor preventie en bronbeleid | 14, 16 en 20 | ||
Monitoring | Jaarlijks | Jaarlijkse evaluatie van de ontwikkeling van ervaren hinder en slaapverstoring | 20 | ||
Ex post | 2029 | Evaluatie van de werking van de geluidsregels in de Omgevingswet | 20 | ||
Ex post synthese | 2027 | Het doel van het beleid ‘Geluid’ is het bevorderen van een solide en gezonde leefomgeving door geluidhinder te voorkomen of te beperken. Hierbij ligt een belangrijke focus op geluidsanering, het aanpakken van knelpunten bij woningen met de hoogste geluidbelastingen. De doorlichting is eerder aangekondigd voor de jaren 2021-2022 in vervolg op de laatste doorlichting in 2016. Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking en verandert de wet- en regelgeving inhoudelijk. Een beleidsevaluatie in 2022 kan geen doorwerking meer hebben in de regels zoals die per 1-1-2023 van kracht gaan worden. Gegeven de inwerkingtreding van nieuwe regels voor de geluidsanering in 2023 kan op dat moment wel teruggekeken worden op de resultaten die bereikt zijn (ex-post) onder het bestaande recht (Wet geluidhinder). Een doorlichting gericht op evalueren van de werking van het nieuwe stelsel voor geluidsanering kan dan in 2027 plaatsvinden, in lijn met de voor dat moment geplande bredere evaluatie van de Omgevingswet. | 20 | ||
Duurzaamheid | Circulaire Economie | Ex post CE beleid | 2026 | Conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) dienen alle begrotingsartikelen eens per 4 tot 7 jaar onderzocht worden. De vorige beleidsdoorlichting van artikel 21 is afgerond in 2019 en betrof de onderzoeksperiode 2011‒2017. De komende beleidsdoorlichting zal betrekking hebben op de periode 2018‒2024. | 21 |
Ex durante circulaire ketenprojecten | 2025 | beleidsevaluatie van de Circulaire ketenprojecten regeling. | 21 | ||
Ex durante Versnellingshuis | 2023 | Tussentijdse evaluatie van het Versnellingshuis | 21 | ||
Adviesroute naar een circulaire economie voor kunststoffen | 2023 | In routekaarten voor drie productgroepen (plastic verpakkingen, land- en tuinbouwplastic en plastic in de bouw) worden doelen en acties voorgesteld. Het rapport is in juli 2022 aan de TK gestuurd. Het vervolg is opgenomen in het NPCE dat op 3 februari 2023 naar de Kamer is gestuurd. | 21 | ||
Monitoring: Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) | 2023 | De integrale circulaire-economierapportage (ICER) is een tweejaarlijks product van PBL die zicht geeft op de stand van zaken in de transitie naar een circulaire economie. | |||
Beleidsevaluatie MIA/Vamil | 2023 | Wordt in 2023 opgeleverd | 21 | ||
Beleidsevaluatie Regeling groenproejcten buitenland | 2023 | Wordt in 2023 opgeleverd | 21 | ||
Plastic | Monitoring: Plastic Pact NL | 2027 | De monitor Plastic Pact Nederland over 2021 is op 3 april 2023 naar de Kamer gestuurd. De staatssecretaris heeft de stuurgroep gevraagd de aandachtspunten van de voortgangscommissie op te pakken. | 21 | |
Monitoring: Denim Deal | 2024 | In 2020 is de Green Deal Circulaire Denim (Denim Deal) gesloten. Ondertekenaars hebben daarin aangegeven jaarlijks data aan te leveren over hun voortgang op de 3 afgesproken doelen gedurende de looptijd van de deal (tot eind 2023). In 2021 is een nulmeting opgeleverd waarin het vertrekpunt voor de doelen wordt geschetst. In de volgende jaren zal de voortgang daarop worden weergegeven. | 21 | ||
Preliminary study into standardization of plastic reusable packaging | 2023 | Het rapport stelt dat standaarden voor herbruikbare bekers op korte termijn mogelijk zijn, mits hier meer coördinatie op komt | 21 | ||
Heffing op primair fossiel plastic | 2023 | De bevindingen van het CE Delft rapport zijn meegenomen ihkv beleidstaject IBO klimaat in het fiche voor een nationale heffing op primair fossiel plastic op polymeren. | 21 | ||
Pressure cooker trajectory supermarkets | 2023 | SUPZero heeft concrete acties uitgewerkt die supermarkten gezamenlijk kunnen nemen om pre-competitief te werken aan plastic reductie en hergebruik. | 21 | ||
Monitor beleidsdoelen | 2023 | CO2-winst van minimaal 1 kg CO2-equivalent van biogebaseerde plastics t.o.v. fossiele is mogelijk. Dit kan worden vormgegeven in een stimuleringsmechanisme dat lijkt op de Renewable Energy Directive. | 21 | ||
Verkenning: stimulering biogebaseerde plastics | 2023 | CO2-winst van minimaal 1 kg CO2-equivalent van biogebaseerde plastics tov fossiele is mogelijk. Dit kan worden vormgegeven in een stimuleringsmechanisme dat lijkt op de Renewable Energy Directive. | 21 | ||
Duurzame alternatieven voor Geotextiel | 2023 | Rapport geeft aan dat geotextiel volgens de huidige mki-systematiek de duurzaamste keuze is. Geeft wel een aanbeveling om microplastics integraal op te nemen in de mki-systematiek zodra dit technisch mogelijk is. | 21 | ||
ZonMw programma microplastics & health | 2023 | Looptijd is 2022-2024. Onderzoek moet meer inzicht geven op de effecten van microplastics op de menselijke gezondheid. | 21 | ||
Meetmethode microplasticvezels uit textiel in water | 2023 | Het onderzoek heeft een meetmethode opgeleverd die microplasticvezels kan meten op verschillende punten in de gehele keten. Validatie moet nog plaatsvinden. | 21 | ||
Ex-ante: onderzoek klimaatimpact textielbeleid | 2023 | Indicatoren zijn over 2020 gemeten. Over de uitkomsten zijn geen conclucies te trekken, omdat alle cijfers vertekend zijn door de coronacrisis en lockdowns. | 21 | ||
Kennisagenda microplastics RIVM | 2023 | Het rapport van het RIVM brengt kennishiaten in kaart over microplastics in het milieu. Aanbeveling is om meer onderzoek te doen naar de effecten van microplastics op milieu. | 21 | ||
Big bag pooling in The Netherlands | 2023 | De verkenning heeft een concreet pilot plan opgeleverd om te komen tot hergebruik van deze B2B Big Bag verpakkingen | 21 | ||
Afvalstoffenbeheer | Ex-ante: Onderzoek Afvalstof of product | 2024 | Onderzoek ten behoeve van overige acties uit de verkenningen uit 2021 op het terrein van de beoordeling van afvalstof of product (zie ook kamerbrief Opvolging verkenningen Taskforce Herijking Afvalstoffen, 1 maart 2021 (zie ook TK, 32 852-140). Dit ondersteunende onderzoek is naar verwachting nodig om verder uitwerking te geven aan de resterende acties uit de kamerbrief van 21 maart 2021. Het treffen het opstellen van diverse ministeriële regelingen en handreikingen en het inrichten van een kennisplatform voor omgevingsdiensten bij hun beoordeling van materiaalstromen om kennis op te doen en uit te wisselen. | 21 | |
Ex-ante: Onderzoek storten | 2024 | Op basis van onderzoek uit 2022 over de positie van storten in een circulaire economie wordt er in 2023 een werkprogramma opgezet met concrete acties. Verwacht wordt dat er nog nader onderzoek nodig is om tot het opstellen van het werkprogramma te komen. | 21 | ||
Ex-ante: Onderzoek Circulair Materialenplan | 2024 | Ten behoeve van de ontwikkeling van het Circulair Materialenplan, als opvolger van het Landelijk Afvalbeheerplan, brengt de m.e.r. de milieueffecten in beeld voor de belangrijkste nieuwe beleidsvoornemens die mogelijk een plek krijgen in het CMP. Speerpunt bij de m.e.r. vormt de hoogwaardige verwerking van materiaalstromen. | 21 | ||
Fiscale regelingen | Vrijstelling groen beleggen box 3 | 2026 | Op grond van deze regeling is € 60.429 aan groene beleggingen vrijgesteld van de rendementsgrondslag van de vermogensrendementsheffing. Beleggers met een fiscale partner hebben gezamenlijk recht op een vrijstelling van € 120.858. Het bedrag van de vrijstelling wordt jaarlijks geïndexeerd. Doel is kapitaal van particuliere spaarders en beleggers trekken en deze beschikbaar maken voor de financieringfinancieringvan risicovolle projecten die het milieu- en natuurbeleid ten goede komen en die anders niet zouden worden gerealiseerd. | 21 | |
Heffingskorting groen beleggen box 3 | 2026 | De heffingskorting voor groene beleggingen sluit aan op de vrijstelling in box 3 voor groene beleggingen. De korting bedraagt 0,7% van het bedrag dat is vrijgesteld van de vermogensrendementsheffing. Doel is kapitaal van particuliere spaarders en beleggers trekken en deze beschikbaar maken voor de financieringfinancieringvan risicovolle projecten die het milieu- en natuurbeleid ten goede komen en die anders niet zouden worden gerealiseerd. | 21 | ||
Milieu-investeringsaftrek (MIA) | 2027 | De MIA vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek op de fiscalefiscalewinst voor milieu-investeringen die bij ministeriële regeling worden aangewezen. Er zijn drie verschillende categorieën op de Milieulijst, waarbij respectievelijk 36%, 27% en 13,5% aftrek wordt verleend. De MIA is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie. Doel is stimulering investeringen in innovatieve milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen | 21 | ||
VAMIL | 2027 | Op basis van de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) mag willekeurig worden afgeschreven op door de Minister van IenW aangewezen milieu-investeringen (Milieulijst) tot 75% van de aanschaf- of voortbrengingskosten. Deze regeling in de IB en Vpb leidt voor de belastingplichtige tot een liquiditeits- en rentevoordeel. De VAMIL is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie. Doel is stimulering investeringen in innovatieve milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen. | 21 | ||
Omgevingsveiligheid en Milieurisico's | Omgevingsveiligheid en Milieurisico's | Ex-post synthese: Artikel 22 Omgevings- veiligheid en Milieurisico's | 2025 | Het doel van het beleid ‘Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s’ is het realiseren van een schone, gezonde en veilige leefomgeving die door de inwoners van Nederland ook als zodanig wordt ervaren. In alle hierna opgenomen beleidsevaluaties vallend binnen artikel 22 dienen ter ondersteuning van deze beleidsdoorlichting. Over het beleid ‘Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s’ is eind 2018 een rapport uitgebracht (TK 32 861 nr. 42). Eén van de aanbevelingen daarvan was om voor de volgende doorlichting te zorgen voor meer kwantitatief evaluatiemateriaal. Er is behoefte om in 2025 het beleid wederom door te lichten. | 22 |
Ex-ante: onderzoek veiligheid energie transitie | 2023 | Vanuit het thema ‘veiligheid energietransitie’ wordt ex ante onderzoek gedaan om de beleidsvorming richting te kunnen geven. Dat betreft bijvoorbeeld de ontwikkelingen in de waterstofketen. Begin 2023 werd een onderzoek over mogelijk te verwachten volumes aan de Kamer gestuurd. Een verkenning van de maatschappelijke kosten en baten m.b.t. verschillende waterstofdragers (waaronder ammoniak) die eind 2023 verwacht wordt zal mede basis zijn voor de herijking van het kabinetsstandpunt ammoniak. | 22 | ||
Biotechnologie | Ex-post: Beleidsevaluatie Biociden | 2028 | Het beleid ‘Biociden’ is erop gericht dat biociden, middelen waarmee schadelijke of ongewenste organismen kunnen worden bestreden, werkzaam zijn en veilig voor mens en milieu worden toegepast. Hierbij wordt harmonisatie in Europa nagestreefd. Met de inwerkingtreding van de Europese biocidenverordening in 2012 is veel veranderd. Omdat de uitgangssituaties in de EU-lidstaten verschillend was, is in de EU nu nog een overgangsregime van toepassing. Nederland heeft het hier al bereikte beschermingsniveau in die periode niet verlaagd. In 2020 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van dit beleid naar aanleiding van de door de Europese Commissie uitgevoerde Fact Finding Mission (TK 27858 nr. 510). De beoordeling en goedkeuring van werkzame stoffen onder de biocidenverordening gebeurt in een (Europees) werkprogramma. Dit Europese beoordelingsprogramma is vertraagd. Mogelijk met 5 jaar. Daarmee wordt ook de nationale evaluatie vertraagd. | 22 | |
Ex-post: Beleidsevaluatie Veiligheid Biotechnologie | 2023 | De modernisering van het Biotechnologie beleid en de daarmee samenhangende (internationale) regelgeving is in 2017 gestart met brede maatschappelijke betrokkenheid naar aanleiding van de publicatie van de Trendanalyse Biotechnologie (WRR, COGEM, Gezondheidsraad; 2016). In de periode 2017-2020 zijn diverse maatregelen genomen om een toekomstbestendig beleid in te richten dat effectief en efficiënt is. Periodiek vindt een evaluatie plaats van het belangrijkste Europese kader voor chemische stoffen, REACH. In 2019 vond de vorige evaluatie plaats. Sinds de vorige evaluatie zijn, mede door de COVID-19 uitbraak, initiatieven genomen, o.a. door de Europese Commissie, om de internationale regelgeving te harmoniseren. In 2022 zal gestart worden met de evaluatie van het (al dan niet) gewijzigde beleid. Onderdeel van die evaluatie zal een nieuwe Trendanalyse zijn (op te stellen door COGEM en Gezondheidsraad). | 22 | ||
Vervoer en Bedrijven | Ex-post: Evaluatie Cogem | 2025 | De Commissie Genetische Modificatie (COGEM) informeert en adviseert de regering over genetisch gemodificeerde organismen (ggo's). Het is wettelijk verplicht om een 4- jaarlijkse evaluatie uit te voeren van het adviesorgaan inzake biotechnologie. Vier jaar geleden In 2021 vond de laatste evaluatie plaats. Er is behoefte om eens per vier jaar een evaluatie uit te voeren. | 22 | |
Monitoring: Evaluatie uitvoering Basisnet | 2023 | Jaarlijks wordt de uitvoering van het Basisnet (weg, water, spoor) gemonitord aan de hand van de gerealiseerde vervoersbewegingen van gevaarlijke stoffen over de routes van het Basisnet in het voorgaande jaar. Dit is een wettelijke verplichting. Een overzicht van de gerealiseerde vervoersbewegingen van gevaarlijke stoffen in 2021 over weg, water en spoor is middels een brief aan de Tweede Kamer aangeboden. Daarin zijn ook de overschrijdingen van het wettelijk basisbeschermingsniveau en de vastgelegde risicoplafonds aangegeven. De uitkomsten over het wel of niet overschrijden van het wettelijk basisbeschermingsniveau als ook de vastgelegde risicoplafonds zijn de maat voor de evaluatie van de uitvoering van de Basisnet regelgeving. | 22 | ||
Monitoring: Evaluatie juridische aspecten Basisnet | 2023 | Zoals aangekondigd in de laatste Kamerbrief (30 373, nr. 72) wordt in 2022 een evaluatie van het Basisnet uitgevoerd. Daarin wordt enerzijds gekeken naar de (internationale) juridische aspecten, maar ook naar de praktische uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de wet- en regelgeving. Na de inwerkingtreding van het basisnet (2015) is de wetgeving nog niet geëvalueerd. De uitkomsten laten zien waar het in de huidige wet- en regelgeving aan schort qua uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid en of de genomen of voorgenomen maatregelen van het programma Robuust Basisnet het gewenste effect hebben bereikt of gaan bereiken, waarbij kosteneffectiviteit een aandachtspunt zal zijn. | 22 | ||
Ex-durante: Evaluatie Programma Robuust Basisnet | 2024 | In 2024 wordt gestart met een evaluatie van het Programma Robuust Basisnet (vervoer van gevaarlijke stoffen) dat in 2019 is begonnen en doorloopt tot de wijziging van de huidige regelgeving Basisnet in (vermoedelijk) 2025. Deze evaluatie zal met name op het proces gericht zijn, in aanvulling op de meer inhoudelijke evaluatie gericht op het functioneren van het basisnet zelf, die in 2023 is opgeleverd. Met een programmatische aanpak en betrokkenheid van diverse stakeholders is met het programma ingezet op het tot stand komen van een robuuster basisnet, allereerst voor de modaliteit spoor, met het oogmerk deze aanpak later ook te kunnen gebruiken voor de modaliteiten weg en water. | |||
Monitoring: Evaluatie VTH (Vergunningen, Toezicht, Handhaving) | 2025 | Vanaf 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Vanaf dat moment verplicht deze wet tot tweejaarlijks evalueren van de kwaliteit van de uitvoering VTH. Op basis van de oude Wet algemene bepalingen omgevingsrecht hebben in 2017, 2019, 2021 en 2023 evaluaties plaatsgevonden. Deze evaluaties worden gebruikt om, waar nodig, verbeteringen in het VTH-stelsel door te voeren. De tweejaarlijkse evaluatie van 2023 dient tevens als nulmeting voor het Interbestuurlijk Programma VTH dat van 2022- 2024 loopt.In dit IBP-VTH wordt opvolging gegeven aan de aanbevelingen van de Commissie Van Aartsen. De eerstvolgende evaluatie vindt plaats in 2025 waarmee dan ook de resultaten van het IBP-VTH in kaart worden gebracht. | 22 | ||
Ex-post: Evaluatie Atlas Leefomgeving | 2023 | De Atlas Leefomgeving beoogt actuele en relevante milieu- informatie op eenvoudige en geïntegreerde wijze te ontsluiten voor professionals en het brede publiek. De Atlas Leefomgeving is in 2018 geëvalueerd in de beleidsdoorlichting over het beleid ‘Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s’ (TK 32 861 nr. 42). Inmiddels is de Atlas gemigreerd naar meer standaardcomponenten. De evaluatieaanbeveling om de doelmatigheid verder te onderzoeken wordt in 2022 opgevolgd door een maatschappelijke kosten-batenanalyse uit te voeren. De MKBA is er op gericht te bezien of de Atlas tegemoet komt aan maatschappelijke behoefte. Daarnaast wordt de efficiency van het beheer opnieuw onderzocht. | 22 | ||
Monitoring: Evaluatie programma modernisering omgevingsveiligheid (MOV) | 2023 | Anticiperend op de aanstaande Omgevingswet is het programma Modernisering Omgevingsveiligheid (MOV) opgezet. Het programma MOV heeft onderzoek gedaan naar de behoeftes ten aanzien van omgevingsveiligheid van bestuurders van gemeenten, provincies, omgevingsdiensten, veiligheidsregio’s en gezondheidsdiensten. De evaluatie van het programma MOV gaat enerzijds in op de vraag of de gestelde doelen van het programma zijn bereikt en anderzijds op de vraag wat nog nodig is vanuit het ministerie van IenW voor de implementatie van de modernisering bij de inwerking treden van de Omgevingswet. | 22 | ||
Chemische Stoffen | Ex-post: Evaluatie asbestbeleid | 2024 | Het asbestbeleid is erop gericht om asbestdaken als belangrijkste resterende bron van asbestvezels in de leefomgeving te saneren. In 2020 is de subsidieregeling Saneren asbestdaken geëvalueerd. Er is een Landelijke Asbestdakenkaart met het aantal m2 asbestdaken dat nog gesaneerd moet worden. Deze kaart wordt periodiek bijgewerkt. De evaluatie richt zich op de vraag in hoeverre met het beleid het doel (aanpak van asbestdaken, de grootste bron aan vezels in de buitenlucht) is bereikt, en welke beleidsvragen nog resteren. | 22 | |
Ex-post: Evaluatie stelsel nucleaire veiligheid en stralingsbescherming | 2023 | Evaluatie stelsel nucleaire veiligheid en stralingsbescherming (Kernenergiewet en onderliggende besluiten en regelingen) om na te gaan of het stelsel voldoende robuust is met oog op het bewerkstelligen van de ambities van het coalitieakkoord inzake kernenergie en afval. | 22 | ||
Ex-post: Evaluatie LAVS | 2024 | Met de verplichtstelling van het Landelijke Asbestvolgsysteem (LAVS) wordt gericht ingezet op betere naleving van en toezicht op asbestregelgeving geldend voor gecertificeerde/accrediteerde bedrijven werkzaam in de asbestsaneringsketen (inventarisatie, verwijdering, eindbeoordeling en afvalafvoer). Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat in de keten van werkzaamheden nadelige gevolgen optreden voor de gezondheid van de mens, in het bijzonder werknemers, en het milieu. De evaluatie van het LAVS gaat in op de vraag of de gestelde doelen van het LAVS zijn bereikt (effectiviteit) en of deze zo goedkoop mogelijk zijn bereikt (efficiëntie). | 22 | ||
Ex-post: Evaluatie REACH | 2023 | Periodiek evalueert de Europese Commissie het belangrijkste Europese kader voor chemische stoffen, REACH. REACH regelt de veilige toelating van chemische stoffen tot de Europese markt, en heeft tot doel mens en milieu te beschermen èn de concurrentiekracht van de Europese chemische industrie te vergroten. In 2018 vond de vorige evaluatie plaats (TK 22112 nr. 2561). De conclusie was dat REACH de gewenste resultaten behaalde, maar niet in het gewenste tempo. De nu lopende evaluatie zal voor het eerst sinds vaststelling van de verordening (2006) leiden tot inhoudelijke aanpassingen om de beoogde doelen beter en sneller te bereiken. | 22 | ||
Fiscale regelingen: afvalstoffenbelasting | Vrijstelling zuiveringsslib | niet beoogd | Onder specifieke voorwaarden en beperkingen wordt een vrijstelling van afvalstoffenbelasting verleent voor het verbranden van zuiveringsslib. De vrijstelling geldt als het zuiveringsslib binnen drie jaar na afgifte aan de inrichting wordt verbrand en aan andere gestelde voorwaarden wordt voldaan. Doel is om het zuiveren van afvalwater te stimuleren. Hoe schoner het water, hoe meer zuiveringsslib ontstaat. Door het zuiveringsslib vrij te stellen, wordt zuivering gestimuleerd. | 22 | |
Vrijstelling asbest | niet beoogd | Het storten van asbest dat is gebruikt als dakbedekking is vrijgesteld van afvalstoffenbelasting. Dit geldt alleen voor afzonderlijk aangeboden en onvermengd asbest dat uitsluitend toegepast is als dakbedekking. Het asbest moet door een gecertifieerd asbestverwijderingsbedrijf zijn gesaneerd én gemeld in het LAVS (Landelijk Asbestvolgsysteem). Het doel van de maatregel is om een vrijstelling van afvalstoffenbelasting op te nemen voor de verwijdering van asbest en asbesthoudende producten afkomstig van asbestdaken. Hiermee wil men het saneringsbeleid ondersteunen en voorkomen dat de hoge kosten van sanering een knelpunt vormen voor eigenaren. Tevens beoogt de maatregel illegale dumping van asbest in de natuur tegen te gaan. | 22 | ||
Vrijstelling baggerspecie | niet beoogd | Het storten van baggerspecie is vrijgesteld van afvalstoffenbelasting. Doel is om de verwerking ervan te stimuleren zodat daarmee het beslag op schaarse stortruimte alsmede het beslag op schaarse primaire grondstoffen zoveel mogelijk kan worden beperkt. | 22 |
Beleidsthema Lucht en geluid
Waarom worden deze onderzoeken uitgevoerd?
In het beleidsprogramma IenW komt naar voren dat er slimme keuzes gemaakt moeten worden, nu het belang van een gezonde leefomgeving actueler is dan ooit. De voortgang van maatregelen uit het Schone Luchtakkoord wordt dan ook systematisch gemonitord en geëvalueerd. De deelnemers rapporteren over de voortgang van de uitvoeringsplannen. Tenminste eens per drie jaar vindt een voortgangsmeting plaats van het SLA door het RIVM. Dit jaar vindt er weer een voortgangsmeting plaats. Het Schone Lucht Akkoord is gericht op het realiseren van gezondheidswinst voor alle burgers door een permanente verbetering van de luchtkwaliteit verdergaand dan de EU-normen voor luchtkwaliteit. Inzet is om 50% gezondheidswinst in 2030 te realiseren voor luchtvervuiling uit binnenlandse bronnen, hierbij wordt toegewerkt naar de WHO-advieswaarden voor luchtkwaliteit. In 2021 heeft de WHO nieuwe advieswaarden uitgebracht. In 2023 wordt onderzocht met welke tussenstappen naar deze nieuwe advieswaarden kan worden toegewerkt en welke aanvullende maatregelen effectief kunnen zijn om verdere gezondheidswinst te realiseren. Deze onderzoeken worden uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in de effecten van het gestelde en mogelijk toekomstig beleid. Tevens is er gekeken of het SLA-beleid ook een mogelijk positief of negatief effect heeft op het terugdringen van fijnstof-emissies. Ultrafijnstof is kleine fractie van fijnstof, waar nog veel over onbekend is. In het licht van onderzoeken die de afgelopen jaren zijn verschenen is aan Antea gevraagd om de maatregelen uit het SLA door te lichten op mogelijke effecten op ultrafijnstof-emissies. Ten derde wordt er onderzoek gedaan naar houtstook. Houtstook door particulieren staat volop in de belangstelling. Er is vorig jaar een onderzoek gepubliceerd naar mogelijkheden voor extra maatregelen in het kader van houtstookemissies. Dit jaar wordt de beleidsreactie daarop naar de Kamer gestuurd. Als laatste is er onder het thema luchtkwaliteit onderzoek gedaan naar de gevolgen van de voorgestelde richtlijn Luchtkwaliteit. De Europese Commissie heeft in oktober 2022 een voorstel gedaan voor een nieuwe richtlijn. Voor Nederland was het van belang om de gevolgen ervan in kaart te brengen om positie te kunnen bepalen over het voorstel. Dat onderzoek is in begin 2023 uitgevoerd en naar de Kamer gestuurd. Daaruit bleek dat met de toen beschikbare kennis de richtlijn grotendeels haalbaar leek. Kanttekeningen erbij zijn wel dat a) nog niet al het voorgenomen beleid (bijvoorbeeld klimaat- en stikstofbeleid) doorgerekend kon worden, en b) dat het erop lijkt dat op een aantal plaatsen het halen van de richtlijn nog lastig zou kunnen worden (bijvoorbeeld bij zeehavens, luchthavens en industriële gebieden). Omdat nog niet al het voorgenomen beleid meegerekend kon worden, maar dit mogelijk wel het verschil kan maken voor die knelpunten, overwegen we om het RIVM later dit jaar de doorrekening te laten herhalen.
In 2022/23 heeft ook de beleidsdoorlichting geluid plaatsgevonden. In vervolg hierop zullen de komende jaren diverse onderzoeken en evaluaties uitgevoerd worden. Het doel van het geluidbeleid is het bevorderen van een solide en gezonde leefomgeving door geluidhinder te voorkomen of te beperken. Geluidbeleid is maatschappelijk van groot belang; geluid van wegverkeer is bijvoorbeeld de belangrijkste bron van hinder in de woonomgeving. Het voorkomen en beperken van geluidhinder en trillingen is van direct belang voor de gezondheid van mens en milieu. De nieuwe geluidregels onder de Omgevingswet treden in 2024 in werking. Met de koepels zijn afspraken gemaakt over monitoring van de effecten van bepaalde onderdelen van de nieuwe regels. Die afspraken worden ingevuld op basis van de eerste praktijksignalen uit de voorbereiding op het werken met de Omgevingswet. In 2023 en daarna wordt het advies van de WHO over geluid waar mogelijk vertaald in concrete maatregelen en waar nodig in specifieke wijzigingen van de regelgeving. Eventuele verbeteringen in het stelsel op basis van praktijksignalen worden in samenhang met dit WHO-traject bezien. Een doorlichting gericht op evalueren van de werking van het nieuwe stelsel voor geluidsanering kan dan in 2027 plaatsvinden, in lijn met de voor dat moment geplande bredere evaluatie van de Omgevingswet. De beleidsdoorlichting geluid uit 2022 kan geen doorwerking meer hebben in de regels zoals die per 1-1-2024 van kracht gaan worden. Gegeven de inwerkingtreding van nieuwe regels voor de geluidsanering in 2024 kan op dat moment wel teruggekeken worden op de resultaten die bereikt zijn (ex-post) onder het bestaande recht (Wet geluidhinder).
Welke kennisinzichten worden naar verwachting opgedaan?
De voortgangsmeting van het SLA laat zien of we op koers liggen om de doelen te behalen en of een herijking van de aanpak nodig of wenselijk is. Het geeft inzicht in de stand van zaken voor wat betreft het realiseren van de doelstellingen. Daarnaast wordt onderzoek gedaan om inzicht te krijgen in de mogelijkheden en effecten van aanvullende maatregelen en om te bepalen op welke termijn en met welke tussenstappen naar de nieuwe WHO advieswaarden toegewerkt kan worden.
Bovenstaand is al op hoofdlijnen uiteengezet op welke terreinen er nieuwe inzichten opgedaan zullen worden. Daarbij gaat het met name over de werking in de prakrijk van het nieuwe stelsel voor regulering van geluid onder de Omgevingswet. Daarnaast zal onderzoek tot verdieping van inzichten leiden waar het gaat om de mate van hinderreductie die met saneringsmaatregelen wordt gerealiseerd.
Beleidsthema Circulaire economie
Waarom worden deze onderzoeken uitgevoerd?
Bij alle beleidsartikelen die primair onder het DG Milieu en Internationaal vallen is de interdepartementale (en vaak ook internationale) component nadrukkelijk aanwezig. Dit is ook reden geweest om drie jaar geleden een Publieke Waarde Scan voor circulaire economie uit te voeren. Deze naar Brits voorbeeld ontwikkelde ex-durante evaluatie heeft met meerdere stakeholders door verschillende ‘lenzen’ gekeken naar de veelheid van uitdagingen. Om het circulaire economie beleid verder te kunnen ontwikkelen is het van belang steeds vooruit te kijken. Deze Publieke Waarde Scan biedt hiervoor goede handvatten.
Op 3 februari 2022 is het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE) aan de Kamer gestuurd. Met het NPCE zet het kabinet een volgende stap om te versnellen en op te schalen door meer focus op de voorkant van de keten, concrete doelen voor specifieke productgroepen zoals meubels en textiel en een mix van maatregelen (normerend, beprijzend en stimulerend).
Het is belangrijk om inzichtelijk te hebben wat de effecten van beleidsinterventies uit het NPCE zijn en waar we ons in de transitie naar een circulaire economie bevinden. PBL is daarom in 2019 door IenW gevraagd om een Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) te ontwikkelen. Dit is een tweejaarlijks product van het monitoringsprogramma, waarover PBL de regie voert. Monitoring is een belangrijk instrument om de voortgang van de 2050 doelstelling, een volledig circulaire economie in Nederland, in beeld te brengen. De ICER geeft een integraal beeld van de stand van zaken voor wat betreft de transitie naar een circulaire economie. De scope van het rapport betreft het totale Nederlandse gebruik van grondstoffen en de effecten daarvan (in binnen- en buitenland), zoals de impact op klimaat, biodiversiteit, vervuiling en leveringszekerheid. Daarnaast gaat de ICER in op de veranderingen in de samenleving om de beoogde effecten te realiseren en welke activiteiten partijen in de samenleving ondernemen om de transitie naar een circulaire economie te bevorderen. Door verdere ontwikkeling van de monitoringssystematiek de komende jaren zal de ICER verder groeien tot een dekkende monitoringsrapportage. Met die monitoringskennis kan tussentijds worden bijgestuurd. De meest recente ICER is in januari 2023 gepubliceerd. In 2025 zal wederom een ICER uitkomen. Aan de hand van de ICER zal het NPCE vervolgens worden geactualiseerd. Deze tweejaarlijkse cyclus borgt het leren en het bijsturen van beleid. Deze beleidscyclus is vastgelegd in het NPCE.
Tot slot zal een generatietoets onderdeel uitmaken van de beleidscyclus. We onderzoeken nog hoe deze het beste kan worden opgenomen en (samen met het PBL) hoe de toets vanaf 2025 als input kan dienen voor de ICER. In 2023 wordt de inhoud van de generatietoets verder vormgegeven, samen met de ministeries van BZK en EZK, het PBL en vertegenwoordigers van de Jonge Klimaatbeweging en andere jongerenorganisaties van het SER Jongerenplatform.
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
De ICER geeft een integraal beeld van de stand van zaken voor wat betreft de transitie naar een circulaire economie. De scope van het rapport betreft het totale Nederlandse gebruik van grondstoffen en de effecten daarvan (in binnen- en buitenland), zoals de impact op klimaat, biodiversiteit, vervuiling en leveringszekerheid. Daarnaast gaat de ICER in op de veranderingen in de samenleving om de beoogde effecten te realiseren en welke activiteiten partijen in de samenleving ondernemen om de transitie naar een circulaire economie te bevorderen. Door verdere ontwikkeling van de monitoringssystematiek de komende jaren zal de ICER verder groeien tot een dekkende monitoringsrapportage.
Beleidsthema Omgevingsveiligheid en Milieurisico's
Waarom worden deze onderzoeken uitgevoerd?
Het beleid van artikel 22, waar het maatschappelijke doel voor een gezonde, schone en veilige leefomgeving in wordt omschreven, is in 2018 voor het laatst geëvalueerd. Die evaluatie is de basis geweest voor een toegenomen activiteit op evalueren en monitoren binnen het milieu-veiligheidsbeleid. Er zijn binnen artikel 22, drie hoofdonderdelen terug te vinden: Biotechnologie, Vervoer en Bedrijven, Chemische Stoffen. Om de gezonde, schone en veilige leefomgeving te behouden en te verbeteren is inzicht in effectief en efficiënt beleid binnen deze drie hoofdonderdelen cruciaal.
Op het gebied van de Chemische Stoffen evalueert de Europese Commissie iedere 5 jaar de EU REACH verordening en deze zal dit jaar opnieuw geëvalueerd worden. De laatste evaluatie van REACH in 2018 (TK 22112 nr. 2561) heeft laten zien dat deze verordening de gewenste resultaten behaalde maar dat het tempo daarbij laag was. In 2023 zal naast de evaluatie van REACH ook een voorstel voor herziening worden gepubliceerd waarbij onder meer zal worden beoogd om bepaalde procedures te versnellen en om het niveau van bescherming verder te verhogen om zo de beoogde doelen sneller en beter te realiseren. Er is hierbij dus geen sprake van een nationale evaluatie, alleen van een evaluatie op EU-niveau.
Het beleid ten aanzien van sanering van asbestdaken is in 2018 in de begrotingstekst bestempeld als minder doelmatig. In 2020 is de subsidie regeling (2016-2018) geëvalueerd en aan de Tweede Kamer aangeboden. Het asbestdaken beleid heeft als doel om op een veilige manier het saneren van de resterende asbestdaken in Nederland te versnellen. In de periode 2023 ‒ 2025 zal de inzet van de Rijksmiddelen gericht zijn op het stimuleren van vrijwillige saneringen door gerichte communicatie en bewustwordingscampagnes. Om de resultaten van die campagnes mee te kunnen wegen is aan de Tweede Kamer toegezegd het beleid na 2025 opnieuw te evalueren.
In 2024 wordt gestart met een evaluatie van het Programma Robuust Basisnet (vervoer van gevaarlijke stoffen) dat in 2019 is begonnen en doorloopt tot de wijziging van de huidige regelgeving Basisnet in (vermoedelijk) 2025. Deze evaluatie zal met name op het proces gericht zijn, in aanvulling op de meer inhoudelijke evaluatie gericht op het functioneren van het basisnet zelf, die in 2023 is opgeleverd. Met een programmatische aanpak en betrokkenheid van diverse stakeholders is met het programma ingezet op het tot stand komen van een robuuster basisnet, allereerst voor de modaliteit spoor, met het oogmerk deze aanpak later ook te kunnen gebruiken voor de modaliteiten weg en water.
Ten behoeve van de veiligheid van de energietransatie wordt vooral ex ante onderzoek gedaan om de beleidsvorming richting te kunnen geven. Dat betreft bijvoorbeeld de ontwikkelingen in de waterstofketen. Begin 2023 werd een onderzoek over mogelijk te verwachten volumes aan de Kamer gestuurd. Een verkenning van de maatschappelijke kosten en baten m.b.t. verschillende waterstofdragers (waaronder ammoniak) die eind 2023 verwacht wordt zal mede basis zijn voor de herijking van het kabinetsstandpunt ammoniak.
In 2019 zijn het Besluit en de Regeling genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013 geëvalueerd. In 2023 is gestart met de beleidsevaluatie veiligheid biotechnologie.
Speciale aandacht zal er in 2023 zijn voor het nucleaire beleid. Het coalitieakkoord zet in op de bedrijfsduurverlenging van de Kerncentrale Borssele (KCB) en zet de benodigde stappen voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales. De locatie Borssele is aangewezen als voorkeurslokatie. Concreet betekenen deze ambities in 2023 voor IenW een aanpassing van de Kernenergiewet zodat de KCB niet eind 2033 hoeft te sluiten. In 2023 zal ook de evaluatie van de Kernenergiewet worden afgerond waarmee o.a. wordt onderzocht of het huidige stelsel van wet- en regelgeving inzake de veiligheid gereed is voor nieuwe ontwikkelingen in de nucleaire sector zoals Small Modular Reactors. Ook de veilige, permanente opslag van kernafval krijgt bijzondere aandacht.
Om het geheel aan milieu-veiligheidsbeleid kracht bij te zetten wordt het Nationaal Milieu Programma geschreven waar de drie hoofdonderdelen in terugkomen.
Welke kennisinzichten worden naar verwachting opgedaan?
De EU evalueert de REACH richtlijnen elke vijf jaar. Deze evaluaties moeten laten zien of de verordening de gewenste resultaten behaalt op EU niveau. In 2024 zijn de onderhandelingen van de herzieningsvoorstellen uit 2023. Het is van groot belang dat deze verbetervoorstellen op een goede wijze worden geformuleerd en geïmplementeerd. Nederland draagt daar actief aan bij.
Asbestdaken zijn de laatste bron van asbestvezels in Nederland. Eerdere maatregelen hebben aangetoond een te traag effect te hebben gehad op de saneringsopgave. In 2023 is ervoor gekozen in te zetten op bewustwordingscampagnes en communicatie ten einde de vrijwillige sanering van asbestdaken te stimuleren. De evaluatie is erop gericht in 2025 aan te tonen of deze campagnes inderdaad hebben geleid tot een verhoogd saneringstempo en daarmee een doelmatige besteding van Rijksmiddelen op deze beleidsmaatregel.
De evaluatie van het Programma Robuust Basisnet moet inzicht geven in de mate waarin het programma ondersteunend is aan de totstandkoming van een robuust basisnet voor het spoor. Inzichten uit deze evaluatie kunnen leiden tot verbetervoorstellen voor de verdere totstandkoming van een robuust basisnet op de modaliteiten water en weg.
Als onderdeel van de kwaliteitsborging binnen het VTH-stelsel vindt op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo, vanaf 1 januari 2024 de Omgevingswet) iedere twee jaar een onderzoek plaats naar de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken. In 2023 is het onderzoek opnieuw uitgevoerd. Ditmaal is niet alleen de kwaliteit van de uitvoering van VTH onderzocht. Ook zijn de data van omgevingsdiensten in beeld gebracht en is het rijksdeel van het VTH-stelsel onderzocht. Dit onderzoek geldt als een nulmeting voor het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH). In 2024 wordt het IBP VTH afgerond waarna met deze nulmeting en het onderzoek in 2025 in kaart gebracht wordt wat het effect van het IBP VTH is geweest.
Het jaar 2024 staat in het teken van verder invulling geven aan het ontwikkelen en vormgeven van toekomstbestendig veiligheidsbeleid voor de biotechnologie. Dit is beleid dat is toegesneden op nieuwe ontwikkelingen en innovaties, waarbij de veiligheid voor mens en milieu wordt gewaarborgd.
De ambities van het kabinet op het gebied van kernenergie vragen om een gedegen kennisinfrastructuur op het gebied van nucleaire technologie en straling, zodat de deskundigheid bij het uitvoeren van de kabinetsplannen en ook de komende decennia geborgd blijft. In samenwerking met andere departementen en relevante betrokken partijen in de sector wordt hieraan gewerkt en het evaluatieprogramma is hier zo goed mogelijk op toegerust.
Beleidsthema Klimaat
Waarom worden deze onderzoeken uitgevoerd?
IenW is actief betrokken bij de voorbereiding van de opgavegerichte doorlichting Klimaatbeleid in 2024, het synthese-onderzoek van meerdere instrumentenevaluaties van betrokken departementen wordt gecoördineerd door het ministerie van EZK.
In de aanloop naar totstandkoming van het Nationaal MilieuProgramma (NMP), waarvan het uitbrengen is voorzien voor medio 2023, heeft met name monitoring bijzondere aandacht. Het behalen van de doelen, effecten van de maatregelen en naleving zijn integraal onderdeel van het programma. Het gericht evalueren ervan in verschillende fases zal derhalve een plek krijgen in een volgende update van de SEA in de begroting van 2024, waarbij wordt bezien welk instrument uit de evaluatietoolbox op welk moment het meest passend is.
Welke kennisinzichten worden naar verwachting opgedaan?
De doorlichting Klimaatbeleid beoogt samenhang tussen de instrumentenevaluaties in beeld te brengen en zal antwoord geven op evaluatievragen op systeemniveau in relatie ook tot internationale afspraken waaraan Nederland zich heeft gecommitteerd zoals het akkoord van Parijs.