Deze memorie van toelichting betreft de begroting van de Koning voor het jaar 2025. De begroting bevat naast de grondwettelijke uitkering aan vier leden van het Koninklijk Huis (de Koning, Koningin Máxima, de Prinses van Oranje en Prinses Beatrix) ook de uitgaven ten behoeve van de constitutionele Koning als staatshoofd. De wijze van uitputting van de begroting vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis en aan het Ministerie van Defensie. Voor artikel 1 vindt de afrekening nog in het lopende begrotingsjaar plaats; bij de artikelen 2 en 3 zal de afrekening niet eerder dan in het volgende jaar kunnen plaatsvinden. De raming van de ontvangsten bij artikel 1 betreft het terugstorten van de uitkering van de Prinses van Oranje. De raming van de ontvangsten bij de artikelen 2 en 3 is op nihil gesteld en zal alleen betrekking hebben op ontvangsten uit hoofde van de afrekeningen van voorgaande jaren. De begrotingsartikelen die worden opgenomen in deze begroting hebben het karakter van een niet-beleidsartikel.