Base description which applies to whole site

2.5 Implementatie van mensenrechtenverdragen

De regering informeert jaarlijks de Staten-Generaal in de memorie van toelichting op de begroting Koninkrijksrelaties over de stand van zaken rond de implementatie van mensenrechtenverdragen in het Caribische deel van het Koninkrijk (Kamerstukken II 2018/19, 33826, nr. 29).

In het afgelopen begrotingsjaar zijn twee verdragen met een dergelijk karakter voor dit deel van het Koninkrijk in werking getreden: te weten, het Verdrag betreffende de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen voor Curaçao (inwerkingtreding op 1 februari 2024) en het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bestrijding van mensenhandel voor Curaçao (inwerkingtreding 1 maart 2024).

Ten aanzien van de verdere implementatie vindt samenwerking plaats in een commissie bestaande uit vertegenwoordigers van de vier landen van het Koninkrijk. De betreffende commissie werkt met een lijst waarop zeven mensenrechtenverdragen zijn opgenomen die in één of meer (ei)landen van het Caribische deel van het Koninkrijk wachten op uitvoering. Na overleg tussen de Minister van Buitenlandse Zaken, de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten is besloten om het traject ten behoeve van de implementatie van de zeven verdragen te integreren in het bredere traject van het Ministerie van Buitenlandse Zaken om achterstanden in de medegelding van verdragen in te lopen. Wel blijft voornoemde commissie betrokken. (Kamerstukken II 2023/24, 23530, nr. 144).

De voorgenoemde commissie heeft voor de aankomende periode twee van de bovengenoemde zeven mensenrechtenverdragen geprioriteerd. Zo hopen de Caribische landen in de nabije toekomst vorderingen te boeken rond de implementatie in het Caribisch deel van het Koninkrijk van het Verdrag van Istanbul inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld en het hierboven genoemde Haags Kinderontvoeringsverdrag. Het gaat in beide gevallen om verdragen waarvan de inwerkingtreding naar verwachting een wezenlijke impact zal hebben op de rechtsbescherming van kwetsbare vrouwen en kinderen in Aruba, Curaçao en Sint Maarten en die door de landen reeds als prioritair zijn aangemerkt. Wat precies nog verder aan uitvoering nodig is om de twee verdragen te kunnen ratificeren, verschilt per land. De uitvoering van een verdrag vergt maatwerk en het ene Caribische land is hier al verder mee dan het andere. Concreet is daarom afgesproken dat eerst waar nodig in overleg met elkaar in kaart wordt gebracht welke maatregelen hiertoe nog zijn vereist (implementatieplan) en dat vervolgens, waar nodig en gewenst met ondersteuning van Nederland, wordt overgegaan tot de daadwerkelijke uitvoering van de betreffende twee verdragen.

Licence