Base description which applies to whole site

1. Leeswijzer

Het werkterrein van het ministerie van Financiën

Voor u ligt de begroting 2025 van het ministerie van Financiën, begrotingshoofdstuk IX (Financiën en Nationale Schuld) van de Rijksbegroting. In de begroting staan de belangrijkste beleidsdoelen voor 2025 en de financiële gevolgen hiervan.

Waar relevant wordt in de begroting verwezen naar Kamerstukken of andere beschikbare begrotingsinformatie. De Rijksbegrotingsvoorschriften en de Comptabiliteitswet (CW) vormen het regelgevend kader voor de begroting.

Vanwege tussentijdse afrondingen op duizenden, miljoenen of miljarden euro’s kan de som der delen afwijken van het totaal in de tabellen.

Opbouw van de begroting

Hoofdstuk 2: de beleidsagenda

Dit hoofdstuk geeft de beleidsprioriteiten weer. Dit zijn de belangrijkste beleidsdoelen van het ministerie van Financiën. Ook bevat dit hoofdstuk een overzicht van de belangrijkste beleidsmatige mutaties, een openbaarheidsparagraaf, de Strategische Evaluatie Agenda en het overzicht risicoregelingen.

Hoofdstuk 3: de beleidsartikelen voor Financiën (IXB)

De beleidsartikelen voor Financiën (IXB) zijn:

  • Artikel 1 Belastingen;

  • Artikel 2 Financiële markten;

  • Artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector;

  • Artikel 4 Internationale financiële betrekkingen;

  • Artikel 5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen;

  • Artikel 6 Btw-compensatiefonds;

  • Artikel 9 Douane;

  • Artikel 13 Toeslagen.

Hoofdstuk 4: de niet-beleidsartikelen

De niet-beleidsartikelen zijn:

  • Artikel 8 Apparaat;

  • Artikel 10 Nog onverdeeld.

Hoofdstuk 5: de beleidsartikelen voor Nationale Schuld (IXA)

De beleidsartikelen voor Nationale Schuld (IXA) zijn:

  • Artikel 11 Financiering staatsschuld;

  • Artikel 12 Kasbeheer.

Bijlagen

Er zijn acht bijlagen opgenomen:

  • Bijlage 1: Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO’s) en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak (RWT’s);

  • Bijlage 2: Specifieke uitkeringen;

  • Bijlage 3: Verdiepingshoofdstuk;

  • Bijlage 4: Moties en toezeggingen;

  • Bijlage 5: Subsidieoverzicht

  • Bijlage 6: Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda;

  • Bijlage 7: Rijksuitgaven Caribisch Nederland;

  • Bijlage 8: Lijst van afkortingen.

Financiering staatsschuld en kasbeheer (Nationale Schuld)

Sinds 2013 behandelt begroting IX tevens de schuld van de Nederlandse Rijksoverheid. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de schuld die extern wordt gefinancierd, door bijvoorbeeld banken, beleggers en pensioenfondsen, en de schulden of tegoeden die verschillende aan de schatkist gelieerde instellingen – via het geïntegreerd middelenbeheer – hebben bij het ministerie van Financiën. De extern gefinancierde schuld wordt in artikel 11 Financiering staatsschuld behandeld. Het geïntegreerd middelenbeheer wordt behandeld in artikel 12 Kasbeheer. De artikelen worden middels een aparte begrotingsstaat vastgesteld.

De begroting van de Nationale Schuld heeft twee specifieke eigenschappen. De eerste eigenschap is dat de rente-uitgaven en renteontvangsten op transactiebasis worden verantwoord, in plaats van op kasbasis zoals bij alle andere onderdelen van de Rijksbegroting. Dit is vastgelegd in de CW 2016, artikel 2.19. Met de registratie van rente op transactiebasis voor de Nationale Schuld wordt aangesloten bij de Europese voorschriften van het Europees Stelsel van Rekeningen 2010. De tweede eigenschap is dat er voor beide artikelen wordt uitgegaan van het principe dat de aangegane financiële verplichtingen gelijk zijn aan de uitgaven (kas = verplichtingen). Beide artikelen kennen geen verplichting om afzonderlijke ramingen op te nemen van de verwachte kasuitgaven en de verwachte juridisch vastgelegde financiële verplichtingen. Dit is het gevolg van de inherente onvoorspelbaarheid van de leenbehoefte van de Staat (artikel 11) en de fluctuerende geldstromen in het geïntegreerd middelenbeheer (artikel 12).

Financiële instrumenten

Bij het indelen van de uitgaven naar financieel instrument wordt aansluiting gezocht bij de rol en verantwoordelijkheid van de minister. Hierdoor wordt de wijze waarop de uitgaven het ministerie verlaten leidend voor de indeling naar financiële instrumenten. Het ministerie van Financiën maakt daarom, naast de standaard financiële instrumenten zoals opdrachten en garanties, ook gebruik van drie eigen instrumenten: financiering (vermogensverschaffing/-onttrekking), rente, en rekening-courant en deposito’s.

Het instrument financiering (vermogensverschaffing/-onttrekking) wordt gebruikt op artikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector bij onder meer kapitaalinjecties in staatsdeelnemingen en dividendontvangsten. De definitie van financiering is als volgt: «van een financiering wordt gesproken, indien een financiële bijdrage aan een wederpartij wordt verstrekt als kapitaalverschaffing voor een investeringsgoed of als algemene vermogensverschaffing voor die wederpartij (een instelling, bedrijf of onderneming). Als een financiële bijdrage wordt verstrekt in de exploitatiesfeer, wordt gesproken van bekostiging. Bij een financiering voert de organisatie die de financiering ontvangt, de kapitaalverstrekking als kapitaalontvangst op de balans op». Van een staatsdeelneming is sprake als de Staat aandelen bezit in een privaat bedrijf.

Het instrument rente komt onder meer terug op artikel 11 en 12 over de financiering van de staatsschuld en het kasbeheer. Op artikel 11 en 12 wordt daarnaast gebruik gemaakt van het instrument leningen. In tegenstelling tot de meeste leningen op de Rijksbegroting gaat het op artikel 11 om leningen die aan de Staat verstrekt worden voor de financiering van de staatsschuld. Op artikel 12 is ook het instrument rekening-courant en deposito’s opgenomen. Het gaat hier om de bankrekeningen waarop geldstromen van decentrale overheden, de sociale fondsen en andere aan de Rijksoverheid gelieerde instellingen in- en uitvloeien.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. In paragraaf 2.1 van de beleidsagenda wordt ingegaan op de uitwerking van de volgende landenspecifieke aanbevelingen:

  • Uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan en het REPowerEU-te versnellen en ervoor zorgen dat hervormingen en investeringen uiterlijk in augustus 2026 tot een goed einde zijn gebracht.

  • Het budgettair-structurele plan voor de middellange termijn tijdig in te dienen en de groei van de netto-uitgaven in 2025 te beperken om te zorgen voor een overheidstekort onder de referentiewaarde van 3% bbp.

Op de aanbeveling om de belastingheffing op verschillende soorten inkomsten uit vermogen op een lijn te brengen en de bevoordeling van schulden van huishoudens te beperken wordt niet in de beleidsagenda ingegaan. De aanpak komt terug in het Fiscal Structural Plan (FSP).

Groeiparagraaf

Het ministerie van Financiën werkt doorlopend aan stapsgewijze verbeteringen in de informatievoorziening aan de Kamer en de burger. Dit is een samenspel van eigen ambities en inzichten, en wensen vanuit de Kamer. Ten opzichte van de ontwerpbegroting Financiën en Nationale Schuld 2024 zijn de volgende verbeteringen doorgevoerd.

  • Beleidsagenda: de thema's in de beleidsagenda zijn aangepast als gevolg van het hoofdlijnenakkoord.

  • Tabel 11 Coronamaatregelen op begroting Financiën & Nationale Schuld IX is geen onderdeel meer van de begroting 2025.

  • In bijlage 4. Moties en toezeggingen wordt de status van de uitvoering van de moties opgenomen, waaronder of een motie is afgerond, of naar verwachting in de toekomst zal worden afgerond.

  • De belasting- en invorderingsrente (bir) zijn overgeheveld naar het inkomstenkader conform het advies van de van de 17e Studiegroep Begrotingsruimte.1

  • Conform de afspraak in het hoofdlijnenakkoord worden de middelen voor Oekraïne en de rente op de nationale schuld buiten het uitgavenkader geplaatst.

  • De Belastingdienst heeft in de begroting 2025 enkele wijzigingen doorgevoerd in de set kengetallen en prestatie-indicatoren. Op het tussendoel ‘Effectief informeren’ zijn twee bestaande indicatoren vervangen door één nieuwe prestatie-indicator en is een prestatie-indicator gewijzigd wat betreft definitie en meetmethode. Op het tussendoel ‘Gemak’ is een indicator toegevoegd die de prestatie van de Belastingdienst ten aanzien van startende ondernemers gaat meten. Verder is de ambitie op een aantal indicatoren ten opzichte van de ontwerpbegroting 2024 verhoogd. In artikel 1 zijn de wijzigingen toegelicht.

  • Bij ekv (artikel 5) is een indicator toegevoegd: absoluut aantal nieuw aangegane totaal aan mkb-transacties. Het mkb heeft, in grotere mate dan het grootbedrijf, behoefte aan ondersteuning bij het verkrijgen en/of behouden van toegang tot voldoende werkkapitaal. Om deze reden worden onder de ekv nieuwe liquiditeitsverruimende producten ontwikkeld en worden meer mkb-transacties ondersteund.

  • De Dienst Toeslagen heeft aanpassingen verricht in de indicatoren voor beleving van burgers. Er is een indicator toegevoegd over de tevredenheid van de toeslagontvangers en bij burgerbeloftes wordt inzicht gegeven in het percentage burgers dat eens/oneens met de stelling is.

  • Er is een bijlage subsidieoverzicht opgenomen in de begroting.

Licence