Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 31 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Beleidsartikel 31 heeft doelstellingen in het kader van het klimaat- en energie­beleid. Het kabinet zet in op een draagbaar, haalbaar en uitvoerbaar klimaatbeleid. Voor het klimaatbeleid, ook in internationaal verband, betreft dit de bijdrage aan het realiseren van de doelen van de klimaatovereenkomst van Parijs en, op basis van de Europese en Nederlandse Klimaatwet, het realiseren van een netto-reductie van broeikasgassen in 2030 van ten minste 55% ten opzichte van 1990 en klimaatneutraliteit in 2050.

In het kader van het energiebeleid werken we toe naar een CO2-arme energievoorziening die veilig, betrouwbaar, betaalbaar en schoon is, op zodanige wijze dat economische kansen worden verzilverd en de benodigde energie-infrastructuur op een evenwichtige manier in het ruimtelijk beleid is geïntegreerd. Daarnaast zet het kabinet in op meer eigen duurzame energieproductie om de afhankelijkheid van minder betrouwbare regimes te verkleinen. De belangrijkste maatschappelijke uitdagingen waarop gefocust wordt, zijn de klimaat- en energietransitie, waaronder de verduurzaming van de industrie, en de goede afwikkeling van de sluiting van het Groningengasveld. Hierbij heeft KGG een gedeelde opgave met departementen als IenW, LVVN en VRO op het gebied van de klimaat- en energietransitie en de ruimtelijke inpassing.

Figuur 3 Uitstoot broeikasgassen Nederland in mld CO2-equivalenten

Bron CBS. *De cijfers voor 2023 zijn voorlopige cijfers.

Om de klimaatdoelstellingen te bereiken zet KGG een mix van subsidies en normerings- en beprijzingsinstrumenten in, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het transitiegericht maken van energie regelgeving om de werking van de energiemarkt te verbeteren en de betrokkenheid van de samenleving te vergroten, zodat iedereen naar vermogen kan bijdragen. Mensen met een laag of middeninkomen en ondernemers worden bij de energietransitie geholpen en regio en omwonenden worden tijdig betrokken bij nieuwe projecten.

Het kabinet zal twee keer per jaar over de voortgang van het klimaatbeleid rapporteren, aansluitend bij de begrotingscyclus. In het najaar wordt in de Klimaatnota verantwoording afgelegd over de resultaten van het Klimaat­ beleid aan de hand van informatie uit het Dashboard Klimaatbeleid en de cijfers over gerealiseerde emissies en ramingen uit de Klimaat- en Energie­ verkenning (KEV) 2024. Jaarlijks wordt in het voorjaar op basis van de KEV bezien of alternatief beleid nodig is om de doelen te bereiken.

Doelstelling Verduurzaming Industrie: Het faciliteren van de transitie naar een toekomstbestendige, klimaatneutrale, circulaire en inclusieve economie

De uitstoot van broeikasgassen en andere vervuiling die vrijkomt bij economische activiteiten hebben grote gevolgen voor het klimaat, onze natuurlijke hulpbronnen en de leefomgeving. Het is dan ook belangrijk om actie te ondernemen en de economie te verduurzamen. KGG vervult hierin een aanjagende, coördinerende en ondersteunende rol voor de verduurzaming van de industrie en het mkb, waarbij ervoor wordt gezorgd dat verduurzamingsprojecten kunnen en worden uitgevoerd in Nederland. Om deze rol te vervullen wordt er zowel gebruik gemaakt van generieke instrumenten om aan te jagen (beprijzen en normeren) en te ondersteunen (subsidiëren). Hierbij is het van belang dat zowel het aanjagen als de ondersteuning en coördinatie met elkaar in balans zijn, om te voorkomen dat bedrijven uit Nederland vertrekken, dat uitstoot als gevolg elders plaatsvindt en dat dit ten koste gaat van het toekomstig Nederlandse verdienvermogen. Onze Nederlandse industrie is van groot belang voor ons verdienvermogen. Het is van belang dat we onze fabrieken behouden. Er is een grote toekomst voor bedrijven die schoon zijn, en toegevoegde waarde leveren voor Nederland. Het verduurzamen van de industrie levert een grote bijdrage aan de noodzakelijke CO2-reductie én biedt kansen voor nieuwe groeimarkten, een toekomstbestendig vestigingsklimaat en het versterken van onze economische veiligheid en strategische autonomie.

Om de nationale doelstelling voor 2030 te realiseren, welke is vastgelegd in de Klimaatwet en de Europese Green Deal (de reductie van CO2-emissies met 55% ten opzichte van 1990) is de bijdrage van de industrie cruciaal. Van de industrie wordt namelijk een zeer grote bijdrage gevraagd. Voor de industrie geldt namelijk doelstelling waarbij de broeikasgasuitstoot vermindert met 67% ten opzichte van 1990 (29,1 Mton CO2-eq. restemissies). Met deze bijdrage wordt zoals in het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken gericht op een hogere opgave van circa 60% reductie, zodat het nationale doel in de Klimaatwet met voldoende zekerheid wordt gehaald. In de Kamerbrief van 26 april 2023 (Kamerstuk 32 813, nr. 1230) heeft het kabinet aangegeven met welk pakket aan maatregelen de doelstelling van 66% emissiereductie (29,6 Mton CO2-eq.) wordt gerealiseerd. In de Miljoenennota 2024 (Kamerstuk 36 410, nr. 1) is aangegeven op welke manier de resterende 0,5 Mton wordt ingevuld (verbreding maatwerkaanpak naar cluster 6 bedrijven en reductie van lachgasemissies bij afvalwaterzuiveringsinstallaties (AWZI’s)). Daarnaast staat in het hoofdlijnenakkoord dat de maatwerkaanpak ook door het nieuwe kabinet wordt doorgezet en mogelijk uitgebreid naar nieuwe of regionale bedrijven en technologieën.

Dit pakket bevat zowel aanjagende (beprijzen en normeren) als ondersteunende (subsidiëring) en coördinerende aspecten. Hierbij is het belangrijk dat het investeringsklimaat bedrijven uitnodigt om te investeren in verduurzaming in Nederland. De investeringsbeslissingen voor grote verduurzamingsprojecten van bedrijven blijven op dit moment uit, worden uitgesteld of er wordt voorrang gegeven aan investeringen elders boven die in Nederland. Dit komt onder meer doordat er voor bedrijven nog veel onzekerheden zijn, over onder andere tijdige beschikbaarheid van (energie-)infrastructuur, de snelheid van vergunningverlening en de stijgende – en ten opzichte van het buitenland zeer hoge – elektriciteitsprijzen. Het behoud van een gelijkspeelveld voor bedrijven heeft hierbij aandacht. De industrie opereert immers in een internationale context en de Nederlandse vestigingen zijn vrijwel zonder uitzondering onderdeel van internationale concerns met hoofdkantoren buiten Nederland, alwaar de finale investeringsbeslissing wordt genomen. In de voorjaarsbesluitvorming (Kamerstuk 36 550, nr. 1) zijn aanvullende maatregelen getroffen om deze investeringsonzekerheden, binnen het haalbare en redelijke, weg te nemen met het IKC-ETS voor 2024.

De Minister van Klimaat en Groene Groei is op basis van de Klimaatwet verantwoordelijk voor het nationale klimaatbeleid en de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale klimaatbeleid.

De Minister van Klimaat en Groene Groei is verder op grond van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Warmtewet en de Mijnbouwwet verantwoordelijk voor het energiebeleid.

De Minister van Klimaat en Groene groei is verantwoordelijk voor de het faciliteren van de transitie naar een duurzame en concurrerende industrie.

Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort.

Klimaatbeleid

Regisseren

  • Regisseren van het nationale klimaatbeleid op basis van de nationale doelen en de werkwijze zoals deze is vastgelegd in de Klimaatwet, met het oog op het door Nederland nakomen van de (onder andere) in United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van CO2- en overige broeikasgasemissies. Hieronder valt ook het emissiehandelssysteem, waarin CO2-emissierechten worden toegewezen en geveild.

  • De regie op de internationale aspecten van het klimaatbeleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daaronder vallen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.

(Doen) uitvoeren

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies, op de productie en de inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (Emissions Trading System; ETS).

  • De opdracht aan de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor aan KGG gerelateerde marktinstrumenten die bijdragen aan een klimaatneutrale samenleving. Dit zijn het Europese handelssysteem in broeikasgasemissierechten, de CO2-heffing industrie, de CO2-minimumprijs en CORSIA. Onderdeel van de KGG-opdracht voor de NEa is daarnaast de uitvoering van de inframarginale heffing en het toezicht op de certificering van biomassa.

Stimuleren

  • Om de klimaatdoelen te behalen worden maatschappelijke partners proactief betrokken. De Minister van KGG stimuleert het in stand houden, aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden, burgers en kennisorganisaties rondom de doelen uit de Overeenkomst van Parijs, het Klimaatakkoord en het Energieakkoord.

  • Op basis van de Tijdelijke wet Klimaatfonds heeft de Minister van Klimaat en Groene Groei de rol van fondsbeheerder van het Klimaatfonds. De minister biedt de Tweede Kamer bij Voorjaarsnota een ontwerp-Meerjarenprogramma aan en bij Miljoenennota het definitieve Meerjarenprogramma en de begroting van het Klimaatfonds.

Energiebeleid

Regisseren

  • Regisseren van het nationale energiebesparingsbeleid op basis van het indicatieve nationale doel en sectorale streefwaarden, met het oog op het door Nederland nakomen van de in EU-verband gemaakte afspraken over energiebesparing (Europese Energie-Efficiëntie Richtlijn).

  • Het regisseren en prioriteren van de benodigde nieuwe energieinfrastructuur- met het MIEK.

  • Het tot stand brengen van de ruimtelijke inpassing grote energie-infrastructuurprojecten, inclusief CCS-projecten, die onder de Rijksprojectprocedure vallen.

  • De versnelling van de productie van aardgas op de Noordzee.

  • Het uitrollen van windenergie op zee richting 2030 en verder.

  • Het actief participeren in Europese en internationale netwerken ten behoeve van energy governance, kennis brengen naar en leren van andere landen en instellingen, inclusief de bijdrage aan het internationale oliecrisisbeleid.

  • Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energie­sector in relatie tot de energietransitie ten volle wordt benut.

  • Regisseren van evenwichtig risicobeleid voor de energietransitie, zodat er verantwoord wordt omgegaan met risico’s voor de veiligheid en gezondheid van mensen en de transitie tegelijkertijd uitvoerbaar blijft.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige, veilige en verantwoorde energietransitie, inclusief winning van onze bodemschatten met een daarbij behorend uitvoerings- en kennisprogramma.

  • Het stellen van regels en creëren van randvoorwaarden voor duurzaam, veilig en verantwoord gebruik van de diepe ondergrond in Nederland, waarbij er meer ruimtelijke sturing plaatsvindt, meer rekening wordt gehouden met de omgeving en de energietransitie verder wordt gefaciliteerd (verantwoord afbouwpad van fossiele winning en verdere opbouw gebruik van de diepe ondergrond in het kader van duurzaamheid – waaronder geothermie en ondergrondse opslag duurzame energie).

  • Het bieden van handelingsperspectief en wegnemen van belemmeringen voor lokale duurzame energie-initiatieven.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor de ontwikkeling van innovatie- ecosystemen.

  • Het verlenen van de vergunningen voor mijnbouwactiviteiten.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een goede nucleaire (kennis)infrastructuur en veilige uraniumverrijking, met inbegrip van de taken die hierover zijn opgenomen in internationale verdragen, met het oog op de bewaking en beveiliging van de hierbij betrokken kennis en technologie.

  • Het regisseren van de lange termijn ontwikkeling van het energiesysteem met het Nationaal Plan Energiesysteem en de bijbehorende energiecyclus met onder andere de Energienota.

  • Het sturen op samenhang tussen nationale en lokale energietransitie strategieën, door het maken van samenhangende keuzes gekoppeld aan de interbestuurlijke afspraken.

Financieren

Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidstereinen hernieuwbare energie, energiebesparing, energie-infrastructuur, het gebruik van de diepe ondergrond (mijnbouw) en klimaat- en energie-innovatie, gericht op het realiseren van CO2-reductie en een goed werkend energiesysteem.

Stimuleren

  • Het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie conform afspraken Energieakkoord respectievelijk Klimaatakkoord en de Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED).

  • Het stimuleren van energiebesparing (conform afspraken Energie­ akkoord respectievelijk Klimaatakkoord en de Richtlijn energie- efficiëntie (EED)).

  • Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van klimaat- en energie- innovaties.

  • Het stimuleren van een maatschappelijke dialoog over energievraagstukken.

  • Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2-uitstoot van en energiebesparing bij energiebedrijven en industrie.

  • Het stimuleren van lokaal eigendom en omgevingsfondsen bij duurzame opwek.

  • Het stimuleren van goed werkende nationale en Europese energiemarkten met een adequate infrastructuur en bijbehorende wetgeving.

  • Het stimuleren van de transitie naar een schone, betrouwbare, veilige en betaalbare energievoorziening.

Groningenbeleid

De gaswinning uit het Groningenveld is definitief beëindigd. De Minister van KGG is verantwoordelijk voor mijnbouwbeleid volgend uit de Mijnbouwwet en onderliggende regelgeving en daarmee voor een zorgvuldige afwikkeling van deze gaswinning en goede nazorg.

De Minister van KGG stelt de kaders vast waarmee de vergunninghouder (NAM) de nazorg moet vormgeven. Denk aan monitoring van het veld, ontmanteling van gaswinningslocaties en kennisontwikkeling.

De Minister van KGG is daarnaast verantwoordelijk voor blijvende afbouw van het gebruik van laagcalorisch gas. Als toezichthouder adviseert Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) over de veiligheid rondom de inmiddels beëindigde gaswinning.

Financiering

  • Het financieren van onderzoek dat betrekking heeft op de veiligheid van het Groningen gasveld.

Regisseren

  • Het creëren van de randvoorwaarden voor de goede afwikkeling van de gaswinning uit het Groningenveld.

  • Het creëren van mogelijkheden voor gebruik van geïmporteerd hoogcalorisch gas in Nederland.

Verduurzaming Industrie

Regisseren

  • Sturen op realisatie van de randvoorwaarden voor in de industrieclusters via het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI).

Stimuleren

  • Het stimuleren van bedrijfsleven om te verduurzamen middels advies en subsidies.

  • Het inzetten op circulair ondernemen in samenwerking met IenW.

De voortgang van het Klimaatbeleid wordt gemonitord via het online Dashboard Klimaatbeleid. Hieronder is een selectie van relevante indicatoren opgenomen die specifiek relevant zijn in relatie tot de KGG-begroting uit o.a. het Dashboard Klimaatbeleid.

Tabel 12 Prestatie-indicatoren behorend bij klimaat- en energiebeleid

Strategisch hoofddoel

KPI

2019

2020

2021

2022

20231

Ambitie (2030)

Bron

A. Naar een klimaatneutrale samenleving

Reductie van broeikasgasemissies tov 1990 (in %)

18,6

26

24,8

30,6

35,6

55

Emissieregistratie.nl

Emissies niet-ETS sectoren (Mton CO₂-eq)

97,2

90,3

92,9

84,9

84,1

 

Emissieregistratie.nl

Emissies ETS-sectoren (Mton CO₂-eq)

83,7

74,1

74,1

68,5

58,9

 

Emissieregistratie.nl

B. Transitie naar een duurzaam en robuust energiesysteem

Gerealiseerd vermogen windenergie op zee (MW)

  

2460

2570

47402

21GW (2030)

CBS 82610NED

Gerealiseerd vermogen windenergie op land (MW)

  

5214

6185

6812

 

CBS 82610NED

Gerealiseerd vermogen zon-PV (MW)

  

14823

19600

24261

 

CBS 82610NED

Opgesteld vermogen windenergie op zee (MW)

   

110

2170

 

CBS 82610NED

Opgesteld vermogen windenergie op land (MW)

   

1601

627

 

CBS 82610NED

Opgesteld vermogen zon-PV (MW)

   

4777

4661

 

CBS 82610NED

Aandeel hernieuwbare energie in het energiesysteem (PJ)

185

223

260

277

308

 

CBS 84917NED

Totaal nationaal energieverbruik (PJ)

2663

2448

2547

   

KEV 2023

1

Alle cijfers die genoemd worden voor 2023 zijn voorlopig.

2

Het vermogen van 4,7 GW is vorig jaar actief gecommuniceerd zie: "Nederland op schema met aanpak windenergie op zee" (rvo.nl). Daarom wordt afgeweken van het voorlopige CBS-cijfer van 3.978 MW.

Beleidswijzigingen Klimaatbeleid

Klimaatfonds

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken om € 1,2 mld te bezuinigen op Klimaatfondsmiddelen voor groene waterstof en batterijen. Hieronder vallen ook middelen die reeds zijn overgeheveld naar de departementale begrotingen. Daarnaast worden de beschikbare middelen voor kernenergie verhoogd met € 9,5 mld. Dit is verwerkt in de relevante begrotingen en bijbehorend Meerjarenprogramma 2025.

Tweede Klimaatplan en afronding evaluaties klimaatbeleid

Begin 2025 wordt het tweede Klimaatplan op basis van de Nederlandse Klimaatwet aangeboden aan de Tweede Kamer. Hierin wordt ingegaan op de strategie naar klimaatneutraliteit in 2050 en de concrete beleidsagenda 2025-2035. In een brief van 26 april 2023 heeft de (toenmalige) Minister voor Klimaat en Energie uiteengezet hoe het klimaatbeleid wordt geëvalueerd in voorbereiding op het tweede Klimaatplan. De twee evaluaties die daarin zijn aangekondigd, zijn in 2024 afgerond. De eerste evaluatie betreft een syntheseonderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van het klimaatbeleid, uitgevoerd door CE Delft, en de tweede een lerende evaluatie van het klimaatbeleid uitgevoerd door PBL. De twee evaluaties vullen elkaar aan. Het syntheseonderzoek heeft het karakter van een traditionele beleidsdoorlichting en kijkt terug (ex post) naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het huidige (nationale) beleid gericht op het klimaatdoel van 2030. De lerende evaluatie beoordeelt of het klimaatbeleid en de inrichting van de governance voldoende zijn om klimaatneutraliteit in 2050 te realiseren, en geeft handelingsperspectieven voor de beleidspraktijk om dit te verbeteren. In juni 2024 heeft het kabinet op deze evaluaties gereageerd. De lessen worden betrokken bij het tweede Klimaatplan. 

Beleidswijzigingen Energiebeleid

Kernenergie

Het vorige kabinet heeft voorbereidingen getroffen voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales en om de kerncentrale Borssele (KCB) open te houden na 2033. Daarnaast heeft de Tweede Kamer de afgelopen periode via een aantal moties inzet gevraagd voor de versnelling van de ontwikkeling van Small Modular Reactors. Het kabinet-Schoof zet, aanvullend op de eerder in gang gezette stappen, in op de bouw van twee extra kerncentrales in Nederland, waarbij ook de mogelijkheden voor meerdere kleine centrales worden betrokken.

Voor de bouw van de twee nieuwe kerncentrales zijn meerdere trajecten in gang gezet; waaronder de projectprocedure inclusief een plan-mer-procedure, een participatie- en communicatieplan en diverse technische haalbaarheidsstudies. Daarnaast wordt ingezet op tegemoetkoming in de vorm van een Rijk-Regio pakket. In 2025 voorzien we de start van de aanbesteding van de technologie, besluitvorming rondom de locatiekeuze voor de twee nieuwe kerncentrales en de oprichting van een projectorganisatie. De benodigde nucleaire expertise op technisch, financieel en juridisch gebied wordt voor een lange termijn extern ingehuurd (in de vorm van een zogenoemde Technical Support Organisation).

De projectorganisatie zal in eerste instantie de taak krijgen om de aanbesteding voor de bouw van de twee nieuwe kerncentrales voor te bereiden. Daarvoor moet de projectorganisatie in staat zijn om contracten met een technologieleveranciers aan te gaan en de benodigde vergunningen aan te vragen. Het is daarom van belang dat de projectorganisatie zich ontwikkelt tot een deskundige organisatie met een eigen juridische status. De eerste stappen om deskundig personeel aan te trekken worden reeds gezet. Naar verwachting zal de projectorganisatie in 2025 en daarna verder worden uitgebouwd, zodat de organisatie kan voldoen aan haar taken. Voor het verkrijgen van de juridische status zal het nodig zijn om de komende twee jaar fundamentele keuzes te maken voor de inrichting ervan en de rol van de overheid hierin, waarbij ook de Tweede Kamer een rol heeft.

Het verkennen van mogelijke locaties en een integrale afweging van ruimtelijke belangen zijn voor deze twee extra centrales cruciaal. Het is van belang om besluitvorming hierover zorgvuldig én met snelheid in te richten. Dit zal vragen om een intensivering van de huidige inzet op locatiebepaling, mogelijk additionele participatietrajecten, en daarmee om middelen ter hoogte van € 13,65 mln in 2025. Financiering en budgettaire verantwoording van deze middelen loopt via het begrotingsproces voor het Klimaatfonds.

Op basis van de huidige wet moet de Kerncentrale Borssele (KCB) op 31 december 2033 gesloten worden, voor het openhouden van de KCB na 2033 moet daarom de Kernenergiewet worden gewijzigd. Het kabinet ligt op koers om in 2025 het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer aan te bieden.

Naast de bepalingen in de Kernenergiewet is in 2006 het convenant KCB gesloten tussen het Rijk en Elektriciteits Produktiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ) en haar aandeelhouders. Hierin is afgesproken dat de KCB uiterlijk 31 december 2033 buiten bedrijf wordt gesteld. Nieuwe afspraken met de aandeelhouders zijn nodig om bedrijfsduurverlenging te kunnen realiseren. De huidige aandeelhouders van EPZ zijn terughoudend om mee te werken aan bedrijfsduurverlenging vanwege de marktrisico’s en onzekerheden die gepaard gaan met een verlengde bedrijfsduur. Aandeelhouder Zeeuwse Energie Houdstermaatschappij (ZEH) heeft recent aangeven dat zij met KGG wil verkennen of de aandelen in EPZ verkocht kunnen worden aan de Staat. KGG heeft aangegeven bereid te zijn om verkennende gesprekken te voeren onder voorwaarde dat voor de Staat een overname alleen een optie is als de Staat tevens doorslaggevende zeggenschap verkrijgt over het besluit om de KCB langer open te houden. Daarnaast is de voorwaarde gesteld dat benodigde informatie over EPZ beschikbaar komt.

Om de ambities op het gebied van kernenergie in Nederland te kunnen realiseren, is een versterkte inzet op kennisontwikkeling en innovatie essentieel. Daarom is samen met het bedrijfsleven en kennis- en onderwijsinstellingen een Meerjarig Missiegedreven Innovatieprogramma (MMIP) Kernenergie opgesteld (reservering van € 65 mln. Klimaatfonds) (Kamerstuk 32645, nr. 120). In 2024 zijn de eerste stappen gezet voor de uitvoering van het MMIP, de instelling van drie leerstoelen aan de TU Delft, de uitvoering van inventarisatiestudies en het opzetten van een Wetenschappelijk Onderzoeksprogramma in samenwerking met NWO. Voor 2025 zullen concrete stappen worden gezet om het nucleaire onderwijs op mbo-, hbo- en wo-niveau verder te versterken. In 2025 worden het Wetenschappelijk Onderzoeksprogramma en het Technologie Ontwikkelingsprogramma opengesteld om een impuls te geven aan wetenschappelijk onderzoek, respectievelijk innovatie (in het bedrijfsleven).

Small Modular Reactors (SMR's) kunnen mogelijk een CO2-vrije aanvulling zijn op het toekomstige Nederlandse energiesysteem. Om de potentiële rol van SMR's in kaart te brengen, stakeholders in een geïnformeerde positie te brengen en te kunnen anticiperen op de realisatie van SMR's in Nederland, is een SMR-programma-aanpak opgesteld, die in maart 2024 aan de Kamers is verstuurd (Kamerstuk 32645, nr. 123). Als onderdeel van het SMR programma zullen verschillende simulaties starten, waarbij stakeholders gezamenlijk (delen van) het proces van (virtuele) SMR-realisatie doorlopen. Deze simulaties vinden plaats in de eerste twee kwartalen van 2025 en hebben tot doel om in gezamenlijkheid, met relevante stakeholders, kennis op te bouwen over SMR-ontwikkelingen. Verder heeft het SMR-programma tot doel om helderheid te scheppen over noodzakelijke randvoorwaarden, de mogelijk toegevoegde waarde en mogelijke rol van SMR’s in het Nederlandse energiesysteem, waarbij kennis over de energetische en ruimtelijke inpassing van SMR’s in het energiesysteem wordt opgebouwd (waaronder locatie-voorwaarden, vraagstukken rondom het bevoegd gezag en randvoorwaarden participatie). Dit onderdeel start bij de lokale analyse van vraag naar en aanbod van energie via de Cluster Energie Strategieën. De ontwikkelingen rondom SMR’s bieden mogelijk kansen voor de Nederlandse maakindustrie, zowel in de ontwikkeling en realisatie van SMR’s als in de operatie ervan. De programma-aanpak heeft daarom ook tot doel om een goed beeld te verkrijgen van de SMR-waardeketen en het in kaart brengen van kansen voor de Nederlandse maakindustrie.

Nationaal Programma Energiebesparing

Het instrumentarium voor de klimaat- en energietransitie richtte zich de afgelopen jaren vooral op de vermindering van uitstoot. Hierdoor is het potentieel van energiebesparing deels onbenut gebleven. Het kabinet stuurt daarom actiever en directer op energiebesparing. Tijdens het kabinet-Rutte IV is daartoe het Nationaal Programma Energiebesparing opgezet. Binnen dit programma wordt invulling gegeven aan het nationale doel en de sectorale streefwaarden voor energiebesparing die in 2024 zijn vastgesteld. Zodoende wordt mede invulling gegeven aan de Europese doelstellingen vanuit de Energie Efficiëntie Richtlijn (EED) op het gebied van energiebesparing.

Energiewet

Al geruime tijd is er de wens om de regelgeving voor elektriciteit en gas beter te structureren, toekomstgerichter te maken, deels te herzien en overzichtelijk samen te voegen in één wet. Medio 2023 is daartoe het wetsvoorstel voor de Energiewet ingediend bij de Tweede Kamer (Kamerstukken 36 378). De Energiewet vervangt de huidige Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet en bevat tevens de uitwerking van afspraken uit het Klimaatakkoord. Met het wetsvoorstel wordt eveneens een groot deel van het zogeheten Europese ‘Clean Energy Package’ geïmplementeerd, met name de Elektriciteitsrichtlijn (Richtlijn 2019/944). De Tweede Kamer heeft op 4 juni 2024 ingestemd met het wetsvoorstel. Afhankelijk van de verdere behandeling in de Eerste Kamer treedt de Energiewet zo spoedig mogelijk in werking.

Aanpassing Mijnbouwwet en Programma Duurzaam Gebruik Diepe Ondergrond

Het kabinet zet in op een betrouwbaar en betaalbaar energiesysteem. Het energiesysteem zal richting 2050 verduurzamen om zo de klimaatverandering en de nadelige gevolgen daarvan te beperken. De diepe ondergrond speelt een onmisbare rol in de huidige en toekomstige energievoorziening en kan een rol spelen in het bereiken van duurzame economische groei. Zo helpt de productie van aardgas op de Noordzee om Nederland minder afhankelijk te maken van de import van aardgas uit het buitenland en zijn technieken als CO2-opslag, aardwarmtewinning en waterstof-opslag essentieel om de energietransitie te realiseren. Vanwege de ervaringen met het Groningenveld wil het kabinet naar een ander gebruik van de ondergrond, waarbij veiligheid en maatschappelijk, financieel en ruimtelijk verantwoord gebruik voorop staan en er meer rekening wordt gehouden met de omgeving. Daarom wordt er, als nadere uitwerking van de Contourennota (Kamerstuk 32 849, nr. 217), gewerkt aan een Programma Duurzaam Gebruik Diepe Ondergrond, waarin onderzocht wordt waar welke activiteiten zouden kunnen plaatsvinden en onder welke voorwaarden. Om dit programma vorm te geven vindt er een maatschappelijke dialoog plaats. Daarnaast wordt de Mijnbouwwet aangepast zodat de huidige en toekomstige activiteiten aansluiten bij wat nodig is voor de realisatie van het toekomstig energiesysteem, de energietransitie en een efficiënt vergunningenproces. Verder wordt onderzocht hoe bewoners, maatschappelijke organisaties en medeoverheden beter betrokken kunnen worden bij nieuwe projecten in de diepe ondergrond en worden mogelijkheden verkend om de lusten en lasten van activiteiten in de diepe ondergrond anders te verdelen, zodat bijvoorbeeld de baten uit activiteiten die van nationaal of economisch belang zijn deels terugvloeien naar de regio waar de activiteiten plaatsvinden.

Windenergie op zee

Een belangrijk onderdeel van de Nederlandse aanpak voor de energietransitie is de inzet op windenergie op zee. Hiervoor is een routekaart in uitvoering die resulteert in een productiecapaciteit van circa 21 gigawatt (GW) eind 2032. Voor de periode 2033 t/m 2038 is het kabinet van plan in een partiële herziening van het Programma Noordzee 2022-2027 aanvullende ruimte voor windenergie op zee aan te wijzen. De besluitvorming zal bepalen of het streefdoel uit het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) van 50 GW in 2040 binnen bereik blijft. Met het oog op de verdere toekomst zet het kabinet in op demonstratieprojecten voor waterstofproductie en -transport op zee.

De windparken zelf zijn op dit moment subsidievrij. Het NPE zet in op maximaal aanbod van hernieuwbare energie. De ontwikkeling van marktomstandigheden zal bepalen of er bij de geplande uitrol van wind op zee in de toekomst overheidsingrijpen nodig zal zijn. De kosten voor de netaansluitingen zullen ten delen worden verrekend in de nettarieven van TenneT, het andere deel wordt door KGG gesubsidieerd middels een subsidie aan TenneT. Over de hoogte en de verdeling loopt een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO).

Het realiseren van extra windenergie op zee veroorzaakt inpassingskosten voor andere sectoren, waaronder kosten voor de borging van de scheepvaartveiligheid, de versterking en bescherming van de Noordzeenatuur, sanering en innovatie van de visserijsector en een goede inpassing van de netaansluitingen op land. Voor de genoemde 21 GW zijn deze inpassingskosten gedekt vanuit het Klimaatfonds. Voor de inpassing van de aanvullende ruimte voor 2033 t/m 2038 moet nog besluitvorming plaatsvinden.

Projectprocedures energie-infrastructuur van nationaal belang

Het Ministerie van Klimaat en Groene Groei is, in afstemming met het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van energie-infrastructuur projecten van nationaal belang en coördinatie van benodigde vergunningen. Het aantal projecten waarvoor de ruimtelijke inpassing door het Rijk wordt gedaan is de afgelopen jaren sterk gestegen. Het gaat bijvoorbeeld om de ruimtelijke inpassing van de waterstofbackbone, nieuwe 380 kV-hoogspanningsverbindingen en hoogspanningsstations. Op basis van de meeste recente investeringsplannen van netbeheerders zal dit aantal projecten en procedures onder coördinatie van het Rijk de komende jaren verder stijgen.

Hernieuwbare waterstof

Omdat hernieuwbare waterstof cruciaal is voor ons toekomstige energiesysteem bouwt het kabinet onverminderd verder aan een sterk fundament voor deze markt. Het zet vol in op ondersteuning van productie, import en transport- en opslaginfrastructuur. Daarnaast werkt het aan het realiseren van de juiste randvoorwaarden voor waterstofprojecten. Het kabinet ziet wel dat de markt is veranderd: de kosten voor hernieuwbare waterstof stijgen en vertraging bij de uitrol van windparken op zee en transportinfrastructuur loopt op. Dit vraagt om meer aandacht voor het oplossen van problemen bij de uitvoering (bijvoorbeeld ruimtelijke procedures) en realisme over het halen van doelen. De financiële prioriteiten van het kabinet daarbij staan in het Meerjarenprogramma 2025 van het Klimaatfonds. Het kabinet onderkent daarnaast de tijdelijke bijdrage van blauwe waterstof aan de ontwikkeling van de waterstofmarkt. Het kijkt welke rol blauwe waterstof kan spelen om te komen tot een volledig hernieuwbaar waterstofsysteem.

Energie-innovatie en opschaling

De DEI+-regeling zal dit jaar (2025) weer opengesteld worden met een maximale subsidiebedrag van € 30 mln per project. Hiermee kunnen demonstratieprojecten op significante schaal (c.q. opschalingsprojecten) ondersteund worden. Ook zullen er voor 2025 verschillende seperate DEI+-openstellingen vanuit het Klimaatfonds gerealiseerd worden voor onder andere opschaling van alcohol to jet, E-fuels, geothermie en DEI+ XL. De EKOO-regeling zal weer opengesteld worden voor verschillende onderdelen zoals verduurzaming industrie, duurzame elektriciteitsopwekking en verduurzaming van de gebouwde omgeving. Daarnaast zal de HEP-regeling opengesteld worden waardoor Nederlandse partijen in een internationaal consoritum met projecten mee kunnen doen aan het Clean Energy Transition Partnership.

Eind 2024 en begin 2025 zal de nieuwe regeling Investeringssubsidie maakindustrie klimaatneutrale economie (IMKE) opengesteld worden. Met deze regeling kunnen projecten gericht op de aanschaf van (onderdelen van) een productielijn voor (onderdelen van) elektrolyses, batterijen of zonnepanelen gestimuleerd worden. Hiermee is de regeling gericht op opschaling van deze technologieën en het opbouwen van een Nederlandse maakindustrie. De IMKE is in 2024 genotificeerd bij de Europese Commissie en is vorm gegeven om uitvoering te geven aan drie Nationaal Groeifonds Programma’s: GroenvermogenNL, Circular Batteries and Material Independence en SolarNL. De IMKE valt onder het tijdelijk crisis en transitiekader (TCTF) wat geldig is tot en met 31 december 2025.

SDE++

De SDE++ levert een belangrijke bijdrage aan het kosteneffectief realiseren van de klimaat- en energietransitie. Het kabinet heeft besloten om op basis van de huidige inzichten in de kasramingen een deel van de SDE-middelen in te zetten voor een openstellingsbudget van € 11,5 mld in 2024. Voor het verbeteren van de SDE++ zijn enkele onderzoeken opgeleverd, te weten de evaluatie van de eerste drie jaar van de SDE++ (2020-2022) en twee onderzoeken naar hoe zon en wind in de toekomst gestimuleerd kunnen worden. De Tweede Kamer is hierover op 1 maart 2024 geïnformeerd (Kamerstuk 31239 nr. 387). Voor de toekomstige stimulering van zon is de Kamer in het tweede kwartaal reeds geïnformeerd (Kamerstuk 31239 nr. 393). Daarnaast wordt breder gekeken naar de uitdagingen die spelen bij de toepassing van de SDE++ en hoe de SDE++ in de toekomst verder moet worden ontwikkeld. De resultaten van dit traject worden in het vierde kwartaal van 2024 verwacht en aan de Kamer gestuurd.

Wet collectieve warmte (Wcw)

De verduurzaming van de gebouwde omgeving zal naar verwachting voor ongeveer een derde van de woningen middels collectieve warmtenetten plaatsvinden. De Wet collectieve warmte (Wcw) heeft als doel om gemeenten voldoende sturingsmogelijkheden en bevoegdheden te geven ten aanzien van realisatie van collectieve warmtevoorzieningen. De inwerkingtreding van de Wet collectieve warmte stond gepland op 1 januari 2025. Dit lijkt op dit moment niet langer realistisch. Het wetsvoorstel met Nader Rapport en aangepaste Memorie van Toelichting is voor het zomerreces naar de Tweede Kamer gestuurd. De datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel hangt mede af van de snelheid van de behandeling door de Tweede en Eerste Kamer.

De huidige Warmtewet wordt in de tussentijd nog gewijzigd door middel van een tweede nota van wijziging van de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie (hierna: Wgiw) (Kamerstukken II 2023/24, 36387, nr. 10). Hiermee wordt het mogelijk om bij de bepaling van het maximumtarief van warmte bepaalde kosten geheel of gedeeltelijk buiten beschouwing te laten. Concreet is het de bedoeling om bij de berekening van het maximale warmtetarief niet-inflatiegerelateerde verhogingen van de energiebelasting op aardgas buiten beschouwing te laten en in plaats van een all-in servicecontract voor het onderhoud van een cv-ketel uit te gaan van de gemiddelde in de praktijk gebruikte onderhoudscontracten. Deze aanpassing worden ingevuld via een wijziging van het Warmtebesluit waarvan het streven is om die per 1 januari 2025 in werking te laten treden.

Om de realisatie van warmtenetten te stimuleren is in 2023 gestart met de openstelling van de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) voor het afdekken van de onrendabele top van het warmtenet. De volgende ronde van € 400 mln is halverwege 2024 opengesteld. In april van 2024 is bekend gemaakt dat er voor het Waarborgfonds voorwaardelijk € 215 mln is vrijgemaakt uit het Klimaatfonds voor de periode tot 2030. Aan de voorwaarden moet nog worden voldaan. Het Waarborgfonds is een fonds om risico’s voor nieuwe warmtenetten af te dekken waardoor de financiering goedkoper wordt.

Beleidswijzigingen Verduurzaming Industrie

Verduurzaming Industrie

Nederland heeft een veerkrachtige en innovatieve industrie, die cruciaal is voor onze welvaart en sterke positie in de wereld. Daarnaast zorgt de industrie voor werkgelegenheid, met name ook in én voor regio’s als Zeeland, Groningen en Limburg. Voor het toekomstig verdienvermogen van ons land is een florerende en vernieuwende industrie in Nederland van belang, die internationaal kan concurreren. Tegelijkertijd is het ook de sector met de meeste uitstoot. In de energietransitie kan de industrie een vliegwielfunctie vervullen en een centrale rol spelen in de transitie naar een circulaire economie. Volgens de Klimaat- en Energieverkenning 2023 (KEV2022) ligt de industrie op koers om het klimaatdoel in 2030 te behalen. Daarvoor dienen de randvoorwaarden wel op orde te zijn en moet alles meezitten in de uitvoering van het geagendeerde beleid. De onzekerheid daarover is echter nog groot, met name ten aanzien van de realisatie van randvoorwaarden die de industrie nodig heeft om te verduurzamen, zoals (energie)infrastructuur (elektriciteit, waterstof, CCS), vergunningen en ruimte. Dit is de belangrijkste uitdaging van het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI). Om die reden stimuleert het kabinet de verduurzaming van bedrijven met ondersteunend instrumentarium en werkt het aan het op orde brengen van de randvoorwaarden voor verduurzaming via het NPVI. Hiertoe zijn er clusterregisseurs aangesteld voor alle industriële clusters om regionale knelpunten te signaleren en (versneld) op te lossen. Er is daarbij ook aandacht voor de industrie die niet gevestigd is in de grote vijf industrieclusters, het zogeheten ‘cluster 6’. Om knelpunten in het zesde cluster tijdig op te lossen en de juiste randvoorwaarden te creëren hebben we samen met de sector een Actieplan Cluster 6 opgesteld. Het actieplan kenmerkt zich door een casusgerichte aanpak (Kamerstuk 29 826, nr. 197). Inmiddels lopen er zes casussen, bij bedrijven uit de keramische-, glas- en voedingsindustrie.

Aanvullende beleidsinzet verduurzaming industrie

Met een gebalanceerde combinatie van normering, beprijzen, subsidiering worden bedrijven gestimuleerd en gefaciliteerd om in Nederland te verduurzamen. Vanaf 2028 wordt de CO2-heffing verhoogd tot een tarief van € 216 voor alle uitstoot 50 kiloton boven het aantal vrije rechten die bedrijven hebben voor hun CO2-uitstoot. Wanneer bedrijven op tijd verduurzamen, zullen zij deze heffing dus niet hoeven te betalen. Bedrijven worden hierbij ondersteunt door het kabinet via een financieel instrumentarium. Ter versterking van het financiële instrumentarium heeft het kabinet bij de voorjaarsbesluitvorming circa € 717 mln extra vrijgemaakt. Deze extra middelen zijn onder andere voor de ondersteuning van de maatwerkbedrijven (€ 229,6 mln) en de DEI+ (€ 437 mln). Het kabinet ondersteunt bedrijven met de DEI+ door middel van de stimulering van onderzoek en innovatie enerzijds en de uitrol en opschaling van bewezen technologie anderzijds. Om tegemoet te komen aan de omvang van investeringen door nieuwe industrie is het maximale subsidiebedrag voor projecten van de regelingen DEI+ (per augustus 2023) en VEKI (per april 2024) verhoogd naar € 30 mln. Het financieel instrumentarium zal binnenkort worden aangevuld met de NIKI. De NIKI is een nieuwe regeling die nieuwe complexe verduurzamingsinvesteringen kan ondersteunen.

Naast financiële ondersteuning kijken we ook naar andere manieren om knelpunten op te lossen en de uitvoering te versnellen. Om de ruimtebehoefte voor de verduurzaming in de clusters te inventariseren wordt de komende tijd een onderzoek uitgezet, in samenwerking met betrokken departementen, medeoverheden en stakeholders in de clusters. Daarbij zal de ruimteclaim voor 2030 en 2050, naast het ruimtebeslag voor de energiehoofdstructuur (Kamerstuk 31 239, nr. 388), worden uitgewerkt en zullen ruimtelijke knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen in beeld worden gebracht. De resultaten worden uiterlijk het eerste kwartaal van 2025 verwacht.

De impact van de hoge elektriciteitskosten in Nederland ten opzichte van buurlanden is onderzocht (Kamerstuk 32 813, nr. 1372) en heeft onze aandacht. Het kabinet heeft om (een deel van) het ontstane concurrentienadeel voor de stroom-intensieve industrie op te heffen, bij de voorjaarsbesluitvorming 2024, € 186 mln beschikbaar gemaakt voor de IKC-regeling voor 2024. Hiermee kan op korte termijn ingegrepen worden en kunnen bedrijven in stroom-intensieve sectoren een tegemoetkoming krijgen voor de stijgende elektriciteitskosten. Het risico op weglek van deze bedrijven wordt daarmee gemitigeerd. Een voorwaarde van de regeling is dat minstens de helft van de verstrekte subsidie wordt geïnvesteerd in CO2-reductie.

Daarnaast zijn voor de SDE++ drie nieuwe categorieën voor elektrificatie van de industrie aangekondigd. Dit betreft thermische opslag hoge temperatuurwarmte, proces geïntegreerde warmtepomp en een categorie voor waterstofproductie door middel van elektrolyse op basis van een power purchase agreement. (Kamerstuk 31 239, nr. 387) Het opnemen van de proces geïntegreerde warmtepomp komt tegemoet aan een sterke wens vanuit de industrie en is ook een categorie met lage netimpact. De verwachting is dat veel bedrijven uit het zesde cluster hiermee belangrijke verduurzamingsstappen kunnen zetten.

Beleidswijzigingen overige onderwerpen

Oprichting KGG 

Op 2 juli 2024 is het kabinet-Schoof beëdigd. Dit heeft geleid tot de oprichting van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG). De Minister van Klimaat en Groene Groei is belast met de behartiging van de aangelegenheden op het terrein van klimaat en groene groei voor zover deze vóór 2 juli 2024 waren opgedragen aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat. De belangrijkste aandachtsgebieden zijn klimaat, energie, verduurzaming industrie en de diepe ondergrond. Het ministerie werkt zoveel mogelijk samen met het Ministerie van Economische Zaken in één werkorganisatie. De topstructuur van het Ministerie van Klimaat en Groene Groei wordt uiterlijk eind 2024 vastgesteld.

Afwikkeling van de gaswinning uit het Groningenveld

Op 19 april 2024 kwam er definitief een einde aan de gaswinning uit het Groningenveld toen de gewijzigde Gaswet en Mijnbouwwet van kracht werden. Gaswinning uit het Groningenveld is nu verboden.

Om de verdere afwikkeling van de gaswinning uit het Groningenveld borgen, wijzigen we onder andere de Gas- en Mijnbouwregelingen. Onder deze wijzigingen vallen de zorgplicht en het gebruik van de publieke seismische dreigings- en risicoanalyse (SDRA). Conform het amendement Beckerman en Bushoff (Kamerstuk 36 441, nr. 33) worden de vereisten aan het nazorgplan voor het Groningenveld opgesteld. De SDRA, die een onderdeel was van de jaarlijkse besluitvorming over de gaswinning uit het Groningenveld, wordt met het stoppen van de gaswinning niet meer elk jaar uitgevoerd, maar blijft wel beschikbaar voor het geval nadere analyses nodig zijn. Hoe dit precies vorm krijgt, wordt ook verder geregeld.

Gasleveringszekerheid

Gas speelt ook de komende jaren nog een belangrijke rol in onze energievoorziening. Het kabinet blijft zich daarom inzetten voor verdere verbetering van gasleveringszekerheid, voortbouwend op de maatregelen die de voorgaande jaren zijn ingezet om vraag te verminderen, de import te diversifiëren (door LNG-importcapaciteit op peil te houden en aandacht te hebben voor langetermijncontracten), gasopslagen te vullen en nationale productie te optimaliseren. Het kabinet komt met een wet waarmee zowel de crisisparaatheid op het gebied van gas wordt versterkt, als de robuustheid van het gassysteem wordt vergroot. Voor een robuust gassysteem is een goed functionerende gasmarkt essentieel.

Opheffen salderingsregeling

In het Hoofdlijnenakkoord is afgesproken om de salderingsregeling per 2027 te beëindigen. Het beëindigen van de salderingsregeling draagt bij aan het efficiënter omgaan met hernieuwbare elektriciteit en hierdoor aan minder netcongestie. De salderingsregeling zorgt bovendien voor een aanzienlijke belastingderving die hiermee per 2027 komt te vervallen. Het wetsvoorstel voor het beëindigen van de salderingsregeling loopt, op verzoek van de Tweede Kamer, mee in het pakket Belastingplan 2025 zodat zonnepaneelbezitters, energieleveranciers en installateurs snel duidelijkheid krijgen.

Tabel 13 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 31 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Verplichtingen

  

20.678.400

8.389.346

8.192.382

2.555.043

2.740.175

Uitgaven

  

4.509.390

5.549.964

5.588.854

5.646.397

5.326.340

        

Subsidies (regelingen)

  

3.144.249

4.056.231

3.670.165

4.093.309

3.850.855

Missiegedreven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)

  

73.408

61.193

56.898

38.392

38.158

Hernieuwbare Energietransitie (HER+)

  

23.795

0

0

0

0

Energie-efficiency

  

2.206

1.938

1.768

1.341

1.606

Green Deals

  

444

0

0

0

0

Demonstratieregeling Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+)

  

190.703

238.710

238.565

227.846

209.111

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)

  

1.696

1.696

1.266

0

0

Projecten Klimaat en Energieakkoord

  

13.042

2.825

3.552

2.799

3.266

SDE

  

46.773

340.000

366.000

373.000

384.000

SDE+

  

593.573

644.325

749.642

931.175

1.309.806

SDE++

  

89.576

207.974

462.592

720.512

859.512

Aardwarmte

  

12.828

12.828

   

ISDE-regeling

  

578.275

534.106

180.346

166.110

173.514

Carbon Capture Storage (CCS)

  

3.369

4.109

4.228

4.228

4.228

Hoge Flux Reactor

  

6.925

6.925

6.925

3.921

4.697

Caribisch Nederland

  

5.494

4.144

4.144

4.144

4.144

Overige subsidies

  

18.501

40.993

47.911

19.842

17.842

Opschalingsinstrument waterstof

  

166.471

476.686

468.823

316.302

273.463

Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)

  

2.330

7.111

11.828

20.372

15.665

IPCEI waterstof

  

134.759

245.558

344.003

452.418

96.564

Vulmaatregelen gasopslag

  

256.737

233.000

0

0

0

MIEK

  

5.325

818

0

0

0

Schadeafhandeling mijnbouw Limburg

  

5.717

2.212

4.000

4.000

4.000

Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS)

  

26.041

58.144

89.231

117.915

153.812

NGF-project NieuweWarmteNu!

  

54.652

46.078

28.518

24.412

0

Tijdelijk prijsplafond energie kleinverbruikers 2023

  

75.000

0

0

0

0

Compensatie aanbestedende diensten SEFE-contracten

  

14.000

0

0

0

0

Tegemoetkoming blokaansluitingen

  

1.275

0

0

0

0

Investeringen waterstofbackbone

  

52.461

117.461

154.961

276.361

70.000

NGF - project Circulaire zonnepanelen

  

21.891

21.429

18.413

15.171

9.000

Geothermie (Klimaatfonds)

  

9.959

82.179

29.064

25.290

1969

Ondersteuning energiehubs

  

22.483

18.436

4.047

0

0

Kwaliteitsbudget energieprojecten

  

10.300

0

0

0

0

Energiecoöperaties en burgerbetrokkenheid energietransitie

  

4.840

5.155

4.778

0

0

Subsidie project Djewels

  

26.000

17.000

5.000

6.000

0

Opslag waterstof

  

0

37.000

0

0

0

Batterijverplichting voor zonneparken

  

0

17.000

17.000

17.000

17.000

Efficiëntere benutting elektriciteitsnetten

  

27.112

24.462

24.462

24.462

22.493

Realisatie Zon op Zee

  

6.540

10.906

10.906

10.906

6.540

Verduurzaming industrie

  

112.208

157.001

84.939

136.390

86.750

Infrastructuur duurzame industrie (PIDI)

  

5.148

0

0

0

0

NGF - project Groenvermogen van de Nederlandse economie

  

123.917

103.703

80.000

35.000

10.000

Investeringen Verduurzaming Industrie - Klimaatfonds

  

221.915

179.491

140.530

107.150

73.715

NGF - project Circulaire Plastics

  

41.910

17.685

4.575

0

0

NGF - project Biobased Circular

  

32.900

47.400

0

0

0

Stikstofaanpak piekbelasters industrie

  

21.750

28.550

21.250

10.850

0

Leningen

  

17.604

907

907

604

0

Lening EBN

  

17.000

0

0

0

0

Lening InvestNL

  

604

907

907

604

0

Opdrachten

  

119.252

94.517

88.898

74.510

47.057

Onderzoek mijnbouwbodembeweging

  

5.910

6.166

6.166

6.084

2.344

SodM onderzoek

  

2.357

2.546

2.566

2.566

2.566

Uitvoeringsagenda klimaat

  

473

473

473

473

473

Klimaat mondiaal

  

444

500

444

393

399

Onderzoek en opdrachten

  

15.544

15.033

8.783

8.306

7.632

Programma Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER)

  

24.261

18.261

17.261

17.261

 

Projecten Kernenergie

  

60.721

42.625

47.148

33.703

27.617

Stikstofaanpak piekbelasters industrie

  

1.500

2.875

   

Verduurzaming industrie

  

1.330

1.330

1.321

1.321

1.623

Werkbudgetten

  

2.611

330

343

  

CSIRT - DSP

  

4.101

4.378

4.393

4.403

4.403

Vermogensverschaffing/-onttrekking

  

0

293.838

712.640

322.002

281.323

Vermogensverschaffing/-onttrekking

  

0

293.838

712.640

322.002

281.323

Bijdrage aan agentschappen

  

150.653

148.507

144.564

136.627

133.389

Bijdrage RVO.nl

  

109.191

106.278

104.729

104.070

103.616

Bijdrage RDI

  

12.142

12.547

8.837

8.283

8.264

Bijdrage NEa

  

21.211

21.122

20.049

13.238

13.173

Bijdrage KNMI

  

4.492

4.992

4.930

5.119

2.419

Bijdrage NVWA

  

1.018

1.018

1.018

1.018

1.018

Bijdrage RIVM

  

137

87

2.993

2.891

2.891

Bijdrage RWS

  

2.462

2.463

2.008

2.008

2.008

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

  

160.630

157.896

157.591

157.368

150.031

Doorsluis COVA-heffing

  

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

TNO kerndepartement

  

46.055

43.632

43.337

43.125

35.798

TNO SodM

  

2.175

2.164

2.154

2.143

2.133

TNO publieke SDRA

  

1.400

1.100

1.100

1.100

1.100

Bijdrage aan medeoverheden

  

906.304

787.378

803.414

851.311

853.019

Regeling toezicht energiebesparingsplicht

  

10.298

10.965

15.418

15.418

13.418

Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden

  

896.006

776.413

787.996

835.893

839.601

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

  

10.698

10.690

10.675

10.666

10.666

Nuclear Research Group (NRG)

  

8.513

8.513

8.513

8.513

8.513

Internationale contributies

  

2.046

2.047

2.036

2.027

2.027

PBL Rekenmeesterfunctie

  

139

130

126

126

126

Storting/onttrekking begrotingsreserve

  

0

0

0

0

0

Storting in begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie

  

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

  

2.418.140

2.418.903

6.120.003

4.900.987

3.886.987

Ontvangsten COVA

  

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

Ontvangsten zoutwinning

  

2.511

2.511

2.511

2.511

2.511

Onttrekking reserve duurzame energie en klimaattransitie

  

229.164

308.602

308.602

104.186

4.186

ETS-ontvangsten

  

850.000

1.150.000

4.900.000

3.950.000

3.300.000

Diverse ontvangsten

  

12.380

17.380

17.380

17.380

23.380

Heffing gasleveringszekerheid

  

0

146.725

146.725

146.725

146.725

Opbrengsten tenders Wind op Zee

  

21.085

21.085

21.085

21.085

21.085

Ontvangsten verduurzaming industrie

  

17.000

61.000

139.000

224.000

0

Dividenduitkering EBN

  

1.020.000

487.000

409.000

293.000

247.000

Dividenduitkering GasTerra

  

3.600

3.600

3.600

0

0

Ontvangsten Mijnbouwwet

  

150.000

110.000

60.000

30.000

30.000

Ontvangsten NAM publieke SDRA

  

1.400

0

1.100

1.100

1.100

Tabel 14 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Verplichtingen

0

0

20.678.400

8.389.346

8.192.382

2.555.043

2.740.175

waarvan garantieverplichtingen

       

waarvan overige verplichtingen

0

0

20.678.400

8.389.346

8.192.382

2.555.043

2.740.175

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 15 Geschatte budgetflexibiliteit
 

2025

juridisch verplicht

59%

bestuurlijk gebonden

32%

beleidsmatig gereserveerd

9%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0%

Juridisch verplicht

Van het voor 2025 beschikbare budget is 59% juridisch verplicht.

  • Subsidies (regelingen): het percentage juridisch verplicht (57%) wordt vooral veroorzaakt door de langjarige verplichtingen die voor de subsidieregelingen SDE, SDE+, SDE++, HER+, ISDE, MOOI/TSE en DEI+ zijn aangegaan en die in 2025 uitbetaald dienen te worden. Ook voor het Flankerend beleid Wind op Zee, dat vanuit het SDE+-budget gefinancierd wordt, worden met name voor de locatieonderzoeken voor windparken op zee langjarige verplichtingen aangegaan. Daarnaast is ook aan TenneT een langjarige subsidie toegezegd voor de aanleg van het net op zee. Ook wordt het laatste deel van de toezegging aan Denemarken voor de statistische overdracht in 2025 uitbetaald. Voor het waterstof-backbone project is in 2023 een omvangrijke subsidieverplichting naar de Gasunie aangegaan die tot een aanzienlijke kasbetaling in 2025 zal leiden. Ook de diverse subsidies gericht op de verduurzaming van de industrie (maatwerkafspraken, VEKI) zijn deels al juridisch verplicht, als ook diverse NGF-subsidieregelingen (Groenvermogen, Circulaire Plastics, Biobased Circular). Ten slotte zIjn ook de openstellingen van de IPCEI-waterstofprojecten (golf 2, 3 en 4) en de doorwerking van de vulmaatregelen gasopslagen naar 2025 juridisch verplicht.

  • Leningen: het voor leningen beschikbare budget (met name aan EBN) is voor 97% juridisch verplicht.

  • Opdrachten: circa 34% van het in 2025 voor opdrachten beschikbare budget is juridisch verplicht, met name bij de RCR-projecten en de projecten Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER) is een flink deel van het beschikbare budget al juridisch verplicht.

  • Bijdragen aan agentschappen: de opdrachten aan de agentschappen worden voorafgaand aan het begrotingsjaar verstrekt en zijn daarmee 100% juridisch verplicht.

  • Bijdragen aan ZBO's/RWT's: dit budget is voor 90% juridisch verplicht. Hier speelt vooral de doorsluis van de COVA-heffing aan de Stichting COVA voor het aanhouden van strategische olievoorraden. Omdat dit een wettelijke taak is, is dit voor 100% juridisch verplicht. Ook de opdracht aan TNO-Energietransitie en TNO-AGE is 100% juridisch verplicht.

  • Bijdragen aan medeoverheden: dit budget is voor 55% juridisch verplicht. In 2023 zijn meerjarige verplichtingen aangegaan naar gemeenten en provincies ter financiering van hun uitvoeringskosten op het gebied van klimaatbeleid. Daarnaast zijn in 2024 verplichtingen aangegaan voor gebiedsinvesteringen in de regio's waar sprake is van aanlanding van netten op zee.

  • Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: het voor 2025 beschikbare budget is voor 49% juridisch verplicht, vooral omdat de bijdrage aan NRG voor 2025 juridisch verplicht is.

Bestuurlijk gebonden

Het percentage bestuurlijk gebonden (32%) wordt deels bepaald door de afspraak dat middelen die overblijven op de SDE, de SDE+, de SDE++, de ISDE en de HER+, beschikbaar moeten blijven voor latere investeringen in duurzame energieproductie of CO2-reductie en dus in de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie gestort moeten worden. Ook de middelen die vanuit het Klimaatfonds in 2025 aan de KGG-begroting zijn toegekend zijn gebonden. Voor middelen die vanuit het Nationaal Groeifonds (NGF) beschikbaar worden gesteld geldt dat de onderuitputting of doorschuift naar 2026 of terugvloeit naar het NGF.

Beleidsmatig gereserveerd

Het budget aan middelen dat nog resteert (9%) is beleidsmatig gereserveerd, onder andere voor het voeren van publiekscampagnes, het doen van onderzoek ter ondersteuning van het mijnbouwbeleid, het energiebeleid en het klimaatbeleid en voor het uitvoeren van projecten in het kader van de Rijkscoördinatieregeling (RCR), op het gebied van de leefomgeving, van het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) en het Meerjarenprogramma Energie en Klimaat (MIEK). Ook het deel van het budget voor verduurzaming van de industrie dat niet juridisch verplicht is, is in zijn geheel beleidsmatig gereserveerd voor nieuwe subsidies.

Subsidies

Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)

De Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI) regeling ondersteunt integrale innovatieve oplossingen die wezenlijk bijdragen aan het realiseren van de doelen uit het Klimaatakkoord. De MOOI stimuleert brede consortia van bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties die integrale oplossingen ontwikkelen voor de verduurzaming van het energiesysteem, gebouwde omgeving en industrie. Daarbij worden de consortia actief uitgedaagd om eindgebruikers, ontwikkelaars en vernieuwers en uitdagers uit het MKB te betrekken. Op die manier hebben innovaties een grotere kans op succes. De MOOI richt zich op de drie thema’s ‘Elektriciteit’, «Gebouwde omgeving» en 'Industrie'. De Meerjarige Missiegedreven Innovatie Programma’s (MMIP's) van de Topsector Energie beschrijven de innovatieopgaven van deze klimaatdoelen. De MMIP’s vormen daarmee de basis voor de inhoud van de MOOI-regeling. De MOOI-regeling wordt breed opengesteld, mede met een bijdrage vanuit het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) en vanuit artikel 2 van de EZ-begroting. Een MOOI-regeling met de drie standaard thema’s wordt omwille van het beschikbare budget elke twee jaar opengesteld. Door het budget van twee jaar bij elkaar te voegen, ontstaat meer slagkracht per ronde. Gezien de regeling in 2024 open heeft gestaan, is er in 2025 geen «standaard» openstelling voorzien. Mogelijk wordt er nog wel een MOOI-regeling ontwikkeld op een specifiek thema. Besluitvorming hierover vindt plaats in het najaar van 2024. Naast de MOOI, wordt de EKOO-regeling gebruikt om kleinere, specifiekere innovatieprojecten te ondersteunen die (bijvoorbeeld) niet in een consortium opgepakt kunnen worden. Voor de EKOO worden jaarlijkse openstellingen voorzien. De inhoud van de innovatiethema’s is wederom gebaseerd op de MMIP’s. Daarnaast wordt er elk jaar rekening gehouden met MOOI-openstellingen, zodat er geen ongewenste overlap of concurrentie tussen de regelingen ontstaat.

Hernieuwbare Energietransitie (HER+)

De subsidie Hernieuwbare Energietransitie (HER+) heeft als doel om de klimaat- en energiedoelstellingen tegen minder kosten te realiseren door innovatieve projecten. De innovaties uit de gesubsidieerde projecten moeten leiden tot een besparing op de toekomstige uitgaven aan subsidies voor de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en klimaattransitie (SDE++). De regeling werkt daarom als een soort voorportaal van de SDE++ en wordt gefinancierd uit een afgezonderd deel van de SDE-middelen. De regeling is inmiddels verbreed van hernieuwbare energieproductie naar CO2-reductie in lijn met de SDE++. De laatste openstelling van de HER+ heeft in 2023 plaatsgevonden: het voor 2025 gereserveerde bedrag betreft de laatste uitfinanciering op deze openstelling. Vanaf 2024 wordt de HER+ gecontinueerd via de MOOI en de DEI+.

Energie-efficiëncy

KGG financiert projecten ter realisatie van het Uitvoeringsprogramma Energiebesparing. Het Uitvoeringsprogramma is gericht op de realisatie van CO2-reductie en het behalen van de energiebesparingsdoelen in het Klimaatakkoord.

Green Deals

Green Deals zijn gericht op het ruimte geven aan vernieuwende initiatieven uit de samenleving om de transitie naar een duurzame economie te versnellen. De Green Deal aanpak was sinds 2011 een onderdeel van het groene groei beleid van de opeenvolgende kabinetten. Zij kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan de innovatie, opschaling en uitrol van de afspraken in het Klimaatakkoord. De onderwerpen van deze energiedeals zijn zeer divers, variërend van participatie van de omgeving, kennisdeling, technische en juridische verkenningen in relatie tot duurzame energieprojecten, veiligheidsaspecten, energiebesparing, warmtenetten, aardwarmte tot elektrisch vervoer. Green Deals zijn grotendeels budgetneutraal: er was tot en met 2025 een kleine hoeveelheid procesgeld (€ 0,5 mln per jaar) beschikbaar om initiatieven verder te brengen. Een compleet overzicht van Green Deals is te vinden op: http://www.greendeals.nl/.

Demonstratieregeling Energie-en Klimaatinnovatie (DEI+)

De Demonstratieregeling Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) komt voort uit het Energieakkoord en is vanaf 2019 in lijn gebracht met het Klimaatakkoord. De DEI+ is gericht op de commercialisering van pilot- en demonstratieprojecten van energie- en klimaatinnovaties die een bijdrage kunnen leveren aan Nederlandse CO2-reductieopgaven. Binnen deze regeling worden projecten ondersteun op het gebied van hernieuwbare energieproductie, flexibilisering van het energiesysteem, energie-efficiëntie, circulaire economie, CC(U)S, en (lokale) energie-infrastructuur. Het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) maakt tevens gebruik van de DEI+-regeling voor het faciliteren van de transitie naar een aardgasvrije gebouwde omgeving. Daarnaast wordt er ook samengewerkt met het Ministerie van IenW voor DEI+-openstellingen omtrent de transitie naar een circulaire economie. Ook in 2025 is een openstelling voorzien. Los van deze standaard DEI+-thema’s, zullen er in 2025 ook verschillende maatregelen uit het Klimaatfonds worden uitgevoerd via de DEI+. Hieronder vallen projecten op gebied van E-fuels, vergassing, biopyrolyse, de productie van synthetische en Alcohol-to-Jet biobrandstoffen voor de luchtvaart, circulaire plastics, lage temperatuur geothermie en projecten voor de demonstratie van midden- en lange termijn opslag van elektriciteit.

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)

Bij amendement (Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 117 en Kamerstuk 37 775 XIII, nr. 113) heeft de Tweede Kamer gevraagd om de instelling van een Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS) die tot doel heeft innovatieve manieren om de scheepsbouw te verduurzamen te stimuleren. Op basis van de tussentijdse evaluatie (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 83) zijn middelen gereserveerd om deze regeling tot en met 2022 open te stellen voor een bedrag van € 4,6 mln per jaar. Op basis van het bij de begrotingsbehandeling 2023 ingediende amendement-Van Strien c.s. (Kamerstuk 36 200 XIII, nr. 87) over de verlenging van de SDS is voor het jaar 2023 nog eenmalig een openstellingsbudget van € 3 mln beschikbaar gekomen. De in de tabel opgenomen bedragen betreffen de betalingen op de subsidiebeschikkingen die zijn afgegeven op basis van de openstellingen uit de jaren tot en met 2023.

Projecten Klimaat- en Energieakkoord

Vanuit dit budget worden diverse projecten gefinancierd ter ondersteuning van het Klimaatakkoord, zoals publiciteitscampagnes ter ondersteuning van het klimaatbeleid, monitoring en evaluatie van het klimaatbeleid, de Wetenschappelijke Klimaatraad en het Burgerforum.

Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE)

De regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) is de opvolger van de regeling Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP). De SDE is een exploitatiesubsidie die het verschil vergoedt tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs (de onrendabele top) voor projecten op het gebied van hernieuwbaar gas en hernieuwbare elektriciteit. Met ingang van 2013 is de SDE omgevormd en aangepast tot de SDE+. In het Hoofdlijnenakkoord 2024 is opgenomen dat er jaarlijks vanaf 2026 € 1 mld bezuinigd zal worden op de SDE, de SDE+ en de SDE++. Het budget van de SDE-regeling is in navolging hiervan tussen 2026 en 2029 met in totaal € 505 mln verlaagd.

Stimulering Duurzame Energieproductie+ (SDE+)

In het Energieakkoord voor duurzame energie is afgesproken dat Nederland in 2020 een aandeel van 14% hernieuwbare energieproductie zou moeten hebben. Verder is afgesproken dat dit aandeel in 2023 16% zal zijn. Het belangrijkste instrument dat de voorgaande kabinetten hadden om dit te realiseren is de SDE+. De SDE+ richt zich op de opties hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en hernieuwbare warmte en subsidieert het verschil tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs, de zogenaamde onrendabele top. In navolging van de hierboven bij de SDE genoemde afspraak in het In het Hoofdlijnenakkoord 2024 (dat er jaarlijks vanaf 2026 € 1 mld bezuinigd zal worden op de SDE, de SDE+ en de SDE++) is ook het budget van de SDE+-regeling tussen 2026 en 2029 met in totaal € 1.920 mln verlaagd.

Uit het SDE+-budget wordt ook de aanleg van het net op zee door TenneT en het flankerend beleid rond SDE+ en Wind op Zee gefinancierd. In 2022 is binnen het SDE+-budget voor de realisatie van 21GW windenergie op zee tot en met 2030 een bedrag van € 150 mln gereserveerd. Hiermee wordt de voorbereiding, inpassing en uitvoering door het Rijk van de uitrol van wind op zee mogelijk gemaakt. Met de middelen worden met name (locatie)onderzoeken gefinancierd: geotechnisch onderzoek naar de bodemcondities en onderzoek naar windsnelheden, morfologie, archeologie en ecologie. De middelen zijn niet alleen voor KGG bestemd, maar ook voor de ministeries van IenW, LVVN en (voor een klein deel) JenV: hun aandeel is, al naar gelang hun financieringsbehoefte, naar de verschillende departementale begrotingen overgeheveld. Naast deze € 150 mln is in 2023 € 127 mln aan opbrengsten van de tenders wind op zee Hollandse Kust (West) aan het beschikbare SDE+-budget toegevoegd. In afwijking van de regel dat veiling- en tenderopbrengsten ten goede van de schatkist komen zijn in 2024 de tenderopbrengsten van de kavels IJmuiden Ver (jaarlijks € 21 mln) aan het SDE+-budget toegevoegd ter dekking van de structurele kosten die verbonden zijn aan de aanleg van windparken op zee.

Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++)

Met ingang van de najaarsronde 2020 is de SDE+-regeling omgevormd tot de SDE++, zodat naast hernieuwbare energieproductie ook CO₂-reducerende technologieën in aanmerking komen voor subsidie. Doordat in de SDE++ (net als in de SDE+) goedkopere projecten voorrang hebben bij het verkrijgen van subsidie en er concurrentie is tussen verschillende vormen van CO₂-reducerende technologieën, zal op de meest kosteneffectieve wijze de reductie van CO₂ worden gestimuleerd. In de SDE++-openstelling van 2023 zijn hekjes geïntroduceerd. Een hekje in de SDE++ reserveert budget voor technieken met een hogere subsidie-intensiteit, waardoor deze eerder aan bod komen. Dit zijn technieken die weliswaar op de korte termijn minder kosteneffectief zijn, maar op de langere termijn noodzakelijk voor de energietransitie en waarvan de kosten kunnen dalen naarmate ze meer worden ingezet. De totale uitgaven zijn afhankelijk van de beschikbare projecten en de ontwikkeling van de ETS- en de energieprijs. Voor de SDE++ geldt dat de openstelling 2024 (€ 11,5 mld) voor € 8,5 mld pas in 2025 verplicht zal worden: hiermee is in het beschikbare verplichtingenbudget voor 2025 rekening gehouden. Voor de openstelling 2025 wordt rekening gehouden met een openstelling van de SDE++ van € 8 mld. Uit het SDE++-budget worden ook de nadeelcompensatie van de productiebeperking van de kolencentrales en de statistische overdracht met Denemarken gefinancierd.

Net als bij de SDE- en de SDE+-regeling wordt, in navolging van de afspraak in het Hoofdlijnenakkoord 2024 (dat er jaarlijks vanaf 2026 € 1 mld bezuinigd zal worden op de SDE, de SDE+ en de SDE++) ook het budget van de SDE++-regeling tussen 2026 en 2029 met in totaal € 1.575 mln verlaagd.

Inclusief de middelen uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie is er in de meerjarencijfers in de periode 2024-2029 € 15,6 mld beschikbaar (€ 12,0 mld aan budget en € 3,6 mld resterend in de reserve ultimo 2029) voor uitgaven voor de SDE, de SDE+, de SDE++, de HER+ en de ISDE, alsmede voor de uitvoeringskosten van deze duurzame energietransitieregelingen. Deze beschikbare middelen zijn gebaseerd op:

  • 1. de bij het Energieakkoord gemaakte raming van de benodigde kasmiddelen voor de doelstellingen van 14% duurzame energie in 2020 en 16% in 2023;

  • 2. de middelen die in het kader van het Klimaatakkoord meerjarig zijn toegevoegd;

  • 3. de middelen die van 2023 tot en met 2028 conform de afspraak in de startnota van het kabinet-Rutte III meerjarig uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie aan het SDE+-budget zijn toegevoegd (totaal € 1,7 mld);

  • 4. de middelen die in 2022 conform de afspraak in de startnota van het kabinet-Rutte IV uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie aan het SDE++-budget zijn toegevoegd (€ 1,572 mld).

  • 5. Middelen die vanuit het Klimaatfonds aan de KGG-begroting zijn toegevoegd.

  • 6. Middelen die op basis van het Hoofdlijnenakkoord 2024 bezuinigd zijn op de SDE, SDE+ en de SDE++ (totaal € 1 mld per jaar vanaf 2026).

Tabel 16 Beschikbare middelen en kasuitloop duurzame energietransitieregelingen (bedragen x € 1 mln)

Beschikbare middelen

MEP

SDE

SDE+

SDE++

HER+

ISDE

Uitvoeringskosten RVO.nl

Totaal 2024-2029

Meerjarencijfers 2024 t/m 2029

0

1.779

4.8951

2.8732

49

2.133

267

11.997

Begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie per 1-1-2024

73

702

4.009

822

30

138

 

5.773

Geplande meerjarige stortingen in begrotingsreserve (2024-2029)

       

0

Geplande meerjarige onttrekkingen aan begrotingsreserve (2024-2029)

 

‒ 700

‒ 1.473

    

‒ 2.173

Totaal beschikbaar 2024-2029

73

1.781

7.432

3.695

79

2.271

267

15.597

Totaal openstaande juridische verplichtingen over periode 2024-2029 per 01/01/2024

0

3.055

18.390

4.304

81

71

56

25.957

- waarvan op subsidiebeschikkingen MEP, SDE, SDE+ of SDE++

0

3.055

16.411

4.236

   

23.701

- waarvan op flankerend beleid

  

132

    

132

- waarvan op subsidie TenneT (aanleg net op zee)

  

1.847

    

1.847

- waarvan statistische overdracht

   

68

   

68

1

Budget SDE+ is inclusief toevoeging van € 1,7 mld uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie.

2

Budget SDE++ is inclusief de toevoeging van € 1,572 mld uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie waarover in de Startnota van het kabinet Rutte-IV afspraken zijn gemaakt.

De tussen 2024-2029 totaal beschikbare € 15,6 mld (inclusief de middelen in de begrotingsreserve) is volgens bovenstaand overzicht 100% juridisch verplicht. Zo is op de SDE-, de SDE+- en de SDE++-regelingen per 1 januari 2024 € 23,7 mld juridisch verplicht in de periode 2024-2029. Naast de betalingen op de subsidieregelingen is ook een bedrag van ruim € 2 mld juridisch verplicht op het flankerende beleid, de aanleg van het net op zee door TenneT en de statistische overdracht aan Denemarken.

Maar omdat lang niet alle juridische verplichtingen die op de SDE-regelingen zijn aangegaan (geheel) tot betaling zullen komen, zal bij de huidige inzichten (gebaseerd op de KEV2023) € 9,9 mld nodig zijn voor alle uitgaven in de periode 2024-2029 op verplichtingen die zijn of worden aangegaan op de SDE-regelingen, de tenders wind op zee die nog subsidie ontvangen, het flankerend beleid, de aanleg van het net op zee door TenneT, de statistische overdracht aan Denemarken, de nadeelcompensatie van kolencentrales, de HER+, de ISDE en de uitvoeringskosten van RVO (zie tabel 17).

Tabel 17 Budget duurzame energietransitieregelingen per jaar (bedragen x € 1 mln)

Beschikbare middelen

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Totaal 2024-2029

MEP

      

0

SDE

270

47

340

366

373

384

1.779

SDE+

667

594

644

750

931

1.310

4.895

SDE++

533

90

208

463

721

860

2.873

HER+

25

24

    

49

ISDE

500

578

534

180

166

174

2.133

Uitvoeringskosten RVO.nl

56

44

42

42

42

41

267

Totaal budget regelingen

2.051

1.376

1.768

1.800

2.232

2.768

11.997

        

Stand reserve duurzame energie en klimaattransitie ultimo 2023

5.773

     

5.773

Storting in reserve

      

0

Onttrekking reserve

‒ 1.219

‒ 229

‒ 309

‒ 309

‒ 104

‒ 4

‒ 2.173

Saldo stortingen en onttrekkingen per jaar

‒ 1.219

‒ 229

‒ 309

‒ 309

‒ 104

‒ 4

‒ 2.173

Stand reserve ultimo

4.555

4.326

4.017

3.709

3.604

3.600

3.600

        

Beschikbare middelen incl. reserve 2024-2029 (cumulatief)

      

15.597

Tabel 18 Beschikbare middelen en geraamde kasuitloop duurzame energietransitieregelingen (bedragen x € 1 mln)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Totaal 2024-2029

        

Beschikbaar budget SDE-domein

2.051

1.376

1.768

1.800

2.232

2.768

11.997

Geraamde betalingen

2.010

1.407

1.429

1.245

1.634

2.128

9.853

waarvanSDE-regeling

62

39

42

44

43

47

276

waarvanSDE+-regeling

202

139

227

273

339

433

1.613

waarvanSDE++-regeling

1

5

25

124

467

854

1.475

waarvan tenders Wind op zee

157

205

221

233

246

260

1.321

waarvan flankerend beleid

145

159

145

165

150

137

900

waarvan TenneT aanleg net op zee

327

181

181

181

181

181

1.232

waarvan statistische overdracht

34

34

    

68

waarvan nadeelcompensatie kolencentrales

497

     

497

waarvan HER+

29

23

12

3

  

67

waarvan ISDE

500

578

534

180

166

174

2.133

waarvan uitvoeringskosten RVO

56

45

42

42

42

42

270

Geraamde tegenvaller (+) of meevaller (-) terugontvangen subsidievoorschotten

42

‒ 210

‒ 132

‒ 52

  

‒ 352

Over/tekort

‒ 0

179

472

607

598

640

2.496

De komende periode worden de afspraken uit het Hoofdlijnenakkoord over de SDE-middelen nader uitgewerkt. De Tweede Kamer zal, conform staande praktijk en nadere toezegging bij de behandeling van de 1e suppletoire begroting 2023 (TZ202306-311) nader worden geïnformeerd over de kasuitgaven en beschikbare middelen, ook na 2029.

De geraamde betalingen in de bovenstaande tabel van de SDE-regelingen (SDE, SDE+ en SDE++) gaat niet uit van het maximaal uit te keren bedrag aan subsidies, maar is een realistische inschatting van de verwachte kasuitloop in de jaren 2024 tot en met 2029 van de afgegeven en nog af te geven beschikkingen op basis van de verwachte intrekking van beschikkingen, van de vertraging van energieprojecten en van de ontwikkeling van de basisbedragen van de SDE+ en SDE++ in de toekomst (basis hiervoor is de KEV2023). Budgetten die niet tot besteding komen worden in de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie gestort, zodat deze middelen beschikbaar blijven voor de subsidiëring van toekomstige duurzame energietransitieprojecten. Indien de beschikbare kasmiddelen onvoldoende zijn zal er budget aan de reserve worden onttrokken om de tekorten te dekken.

Aardwarmte

In het Hoofdlijnenakkoord word ingezet op energieonafhankelijkheid en eigen duurzame energieproductie. De winning van aardwarmte in Nederland kan hier aan bijdragen. In het SCAN-project werken EBN en TNO sinds 2018 samen om de ondergrond in Nederland beter in kaart te brengen, zodat inzicht verkregen kan worden in het volledige potentieel van aardwarmte in Nederland en mogelijke risico’s van geothermie beter te kunnen inschatten.

Investeringsubsidie Duurzame Energie (ISDE)

De Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) betreft een tegemoetkoming voor investeringen in zonneboilers, warmtepompen, energiebesparende isolatiemaatregelen, aansluiting op een warmtenet en een elektrische kookvoorziening. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de ISDE jaarlijks voor € 100 mln wordt opengesteld. Vanuit de € 6,8 mld aan extra klimaatmaatregelen die in 2021 door het kabinet-Rutte III beschikbaar is gesteld, is in 2023 € 95 mln en in 2024 € 127 mln toegevoegd voor de subsidiëring van hybride warmtepompen en isolatiemaatregelen. Ook vanuit het Klimaatfonds zijn in totaal € 1.735 mln aan middelen voor de ISDE beschikbaar gekomen voor de periode 2023-2030. Na aftrek van de kosten voor de uitvoering van de regeling en de publiciteitscampagne resteert een totaalbudget voor 2025 van € 578,3 mln.

Carbon Capture and Storage (CCS)

De afvang en opslag van CO2 (CCS) is een onmisbare transitietechnologie in de mix van maatregelen om kosteneffectief CO2-uitstoot te reduceren in bepaalde industriële sectoren. CCS draagt daarmee bij aan groene groei. Om CCS breed toe te kunnen passen is het belangrijk om in te zetten op (internationaal) onderzoek, grootschalige demonstratieprojecten, realiseren van kostenreductie en het wegnemen van belemmeringen. Om internationaal onderzoek naar CO2-afvang, -transport en -opslag te bevorderen, neemt Nederland deel aan het Europese onderzoeksprogramma ACT (Accelerating CCS Technologies), waarin Nederlandse onderzoeksinstellingen en bedrijven samenwerken met organisaties in Europa en Noord-Amerika. Vanaf 2022 is ACT onderdeel geworden van het Clean Energy Transition Partnership (CETP), een breder onderzoeksprogramma van de Europese Commissie. Nederland neemt hier jaarlijks met € 2 mln aan deel, waarbij de Nederlandse bijdrage enkel naar Nederlandse deelnemende partijen gaat. Om de tijdige realisatie van opslaglocaties te stimuleren worden er jaarlijks (2023-2026) middelen vanuit het Klimaatfonds beschikbaar gesteld.

Hoge Flux Reactor (HFR)

De HFR in Petten is eigendom van de Europese Commissie en wordt geëxploiteerd door de Nuclear Research and consultancy Group (NRG). De exploitatie van de HFR wordt ondersteund door een reeks aanvullende onderzoeksprogramma’s. De voor de HFR opgenomen middelen betreffen de Nederlandse bijdrage aan het «Aanvullend Programma» van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JRC) van de Europese Commissie, dat in de HFR wordt uitgevoerd. Het voornaamste doel van het aanvullend onderzoeksprogramma van de HFR is een constante en betrouwbare neutronenflux voor experimentele doeleinden te leveren.

Caribisch Nederland

De energievoorziening op de eilanden van Caribisch Nederland kent enerzijds schaalnadelen, anderzijds zijn er zeer goede mogelijkheden voor elektriciteitsproductie met wind en zon. Het Ministerie van KGG zet in op kostprijsverlaging door introductie van duurzame elektriciteitsproductie en op andere ondersteuning van de elektriciteitsbedrijven op Caribisch Nederland. In de jaren 2022 en 2023 zijn forse subsidies zijn verstrekt voor investeringen in de duurzame elektriciteitsproductie op de eilanden van Caribisch Nederland. Daarnaast zijn in 2023 ook omvangrijke subsidies verstrekt aan de energiebedrijven op de eilanden naar analogie van het tijdelijk prijsplafond in Europees Nederland. In het kader van het koopkrachtbeleid voor 2024 heeft het kabinet-Rutte IV extra budget (€ 6,2 mln) beschikbaar gesteld om het vaste elektriciteitstarief op de eilanden van Caribisch Nederland te kunnen verlagen naar € 0 per maand. Omdat deze subsidies nog een doorwerking hebben naar 2023 en 2024, zijn de uitgaven in 2023 en 2024 flink hoger dan in de jaren 2025 en verder.

Overige subsidies

Vanuit dit budget wordt het subsidiedeel gefinancierd van de WarmtelinQ, het warmtetransportnet dat door Gasunie aangelegd wordt tussen de Rotterdamse haven en Delft/Den Haag/Leiden. Daarnaast zijn vanuit het Klimaatfonds voor verschillende subsidieregelingen budgetten toegevoegd:

  • van 2023 tot en met 2030 is € 1 mln per jaar toegevoegd voor het programma Verbetering Informatievoorziening Energietransitie (VIVET);

  • voor vergassing (expertisecentrum, organisatie, haalbaarheidsstudies) is voor de jaren 2024 tot en met 2027 in totaal € 25 mln toegevoegd;

  • voor het versnellen van onderzoek naar CCS door EBN is voor de jaren 2023 t/m 2026 € 47 mln toegevoegd.

Opschalingsinstrument waterstof, opslag waterstof

In de kabinetsvisie waterstof (Kamerstuk 32 813, nr. 485) heeft het kabinet-Rutte IV het belang onderstreept van de opschaling van waterstof voor het behalen van de klimaatdoelen en het creëren van nieuw, duurzaam verdienvermogen. Vanuit het Klimaatfonds zijn omvangrijke bedragen toegekend voor de opschaling van de productie van duurzame waterstof door middel van elektrolyse (onshore, offshore en import). De opschaling moet bijdragen aan kostprijsreductie, zodat elektrolyse op termijn kan concurreren met alternatieven voor CO2-reductie. De vergassingsprojecten moeten bewijzen dat deze techniek op deze schaal werkt.

Daarnaast is in het Hoofdlijnenakkoord afgesproken om investeringen in groene waterstof te stimuleren. Waterstofopslag is essentieel in het functioneren van de hele waterstofketen. Overheidssteun is nodig omdat sprake is van marktfalen. Voor de realisatie van Hystock als eerste ondergrondse waterstofopslaglocatie in Nederland is € 162 mln aangemerkt, bestaande uit € 125 mln uit het Klimaatfonds en € 37 mln vande Aanvullende Post. De Klimaatfondsmiddelen toegewezen aan Hystock zijn in de begroting van 2024 naar 2025 geschoven. De middelen van de Aanvullende Post staan in 2026 op de begroting.

De tweede tranche Klimaatfondsmiddelen ter waarde van € 120 mln is als reservering in 2026 gezet via het MJP 2025. Deze middelen zullen worden ingezet ter stimulering voor de realisatie van de volgende waterstofopslagcavernes, na Hystock. Een visie op het aantal ondergrondse opslaglocaties dat nodig is en waar deze locaties kunnen gaan komen wordt begin 2025 aan de Kamer voorgelegd.

Ombouw grootverbruikers

Voor de transitie van laagcalorisch naar hoogcalorisch gas is een nadeelcompensatieregeling opgesteld om de kosten voor grootverbruikers te mitigeren. Deze regeling is beschikbaar voor een aantal grootverbruikers om financieel bij te dragen aan de noodzakelijke aanpassingen van hun installaties. Dit geschiedt op basis van artikel 10m van de Gaswet. Er zijn middelen op de Aanvullende Post hiervoor beschikbaar. Deze worden opgevraagd zodra een grootverbruiker een aanvraag start voor nadeelcompensatie.

Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)

Met de SCE worden energiecoöperaties en Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) gestimuleerd om lokaal en in coöperatief verband hernieuwbare elektriciteit op te wekken door middel van zon-PV, wind op land of waterkracht in kleinschalige projecten. Net als de SDE++ dekt de SCE de onrendabele top af door middel van een exploitatiesubsidie. De subsidie wordt uitgekeerd in de vorm van een bedrag per geproduceerde kWh.  

IPCEI Waterstof

In het Klimaatakkoord is opgenomen dat Nederland in IPCEI-verband (Important Projects of Common European Interest) inzet op een sterke rol voor groene waterstof in de concurrentiepositie van Europa ten opzichte van andere werelddelen. Hiertoe heeft het kabinet middelen gereserveerd voor ondersteuning van Nederlandse IPCEI-projecten. Met de IPCEI-deelname beoogt het Ministerie van KGG een impuls te geven aan de ontwikkeling van de bredere waterstofmarkt en de daarvoor benodigde technologieën. Afhankelijk van een externe toets en de beoordeling van de Europese Commissie komen projecten in aanmerking voor financiële ondersteuning. Voor de eerste ronde van projecten is voor de periode 2023-2025 € 28,7 mln gereserveerd. Voor de tweede ronde is € 784 mln. gereserveerd tussen 2023 en 2028, voor de derde ronde € 595 mln tussen 2024 en 2028 en voor de vierde ronde € 199 mln tussen 2024 en 2030. Dit zijn middelen afkomstig uit het Klimaatfonds.

Vulmaatregelen gasopslag

In de zesde incidentele suppletoire begroting 2022 is het parlement om autorisatie verzocht voor het aangaan van verplichtingen en doen van uitgaven voor de Vulmaatregel gasopslag, zoals voorgesteld in de Kamerbrief over de onafhankelijkheid van Russische olie, kolen en gas met behoud leveringszekerheid van 22 april 2022 (Kamerstuk 29 023, nr. 302). Met een (achteraf niet gebruikte) subsidieregeling voor marktpartijen en een aanwijzing aan EBN is de gasopslag Bergermeer gevuld, dit om te voldoen aan de EC-verordening ten aanzien van minimale vulgraden. Voor het vulseizoen 2024-2025 is € 253,5 mln beschikbaar voor EBN en voor het vulseizoen 2025-2026 € 233 mln. De kosten van het vullen van Bergermeer zullen in latere jaren door middel van een heffing op gastransport verhaald worden op de partijen die baat hebben bij het vullen van de gasopslag.

Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK)

Via het nationale MIEK voert de Rijksoverheid regie op de uitbreiding van de energie- en grondstoffeninfrastructuur van nationaal schaalniveau. De energievraag en infrastructuurbehoefte vanuit onder meer de industrieclusters vormt hiervoor de basis en werkt als vliegwiel voor de gehele energietransitie. Andere sectoren (gebouwde omgeving, mobiliteit, landbouw en regionale industrie) hebben voor hun verduurzamingsopgave ook tijdig energie- en grondstoffeninfrastructuur nodig. Omdat deze energievraag en -opwek meer verspreid is over het land, wordt deze infrastructuur provinciaal geprogrammeerd via het provinciale MIEK (pMIEK). De voor het MIEK beschikbare middelen worden ingezet voor het instellen van een data safehouse, onderzoek en monitoring en de inhuur van expertise. Het budget wordt ook ingezet voor het organiseren van werkgroepen met externen en voor het opzetten van het voorbereidende overleg en coördinatie, dit om besluiten te kunnen nemen over het opnemen van projecten in het MIEK. Vanuit het Klimaatfonds is, naast het MIEK, specifiek voor het Delta Rhine Corridor project (DRC) in de periode van 2024 t/m 2026, in totaal € 7 mln beschikbaar gesteld.

Schadeafhandeling mijnbouw Limburg

Het kabinet vindt het van belang dat mensen in Limburg met mijnbouwschade worden geholpen. Daarom wordt in nauw overleg met de regio een aanpak voor schadeafhandeling opgezet. De afhandeling van mijnbouwschade in Limburg wordt onderdeel van de landelijke afhandeling mijnbouwschade via de Commissie Mijnbouwschade. Er is afgesproken dat er in de regio een instituut wordt ingericht dat zal dienen als loket en als opdrachtgever voor het schadeherstel. De schaderegeling is gericht op particulieren en op micro-mkb.

Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS)

Het Ministerie van KGG beoogt met de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) de aanleg van warmtenetten in de gebouwde omgeving te stimuleren. In het Klimaatakkoord van 2019 is de belangrijke rol van warmtenetten voor het verduurzamen van woningen en utiliteitsbouw reeds benoemd. Uit de Startanalyse van het PBL en het Expertisecentrum Warmte (ECW) en de verrijking daarvan met lokale informatie door gemeenten blijkt dat voor een groot deel van de gebouwde omgeving een warmtenet de warmtestrategie met de laagste nationale kosten is. Warmtenetten zijn daarmee een belangrijk onderdeel om de CO2-reductiedoelstellingen voor de gebouwde omgeving in 2030 te bereiken. Om deze doelen te bereiken wordt op grond van de WIS het onrendabele deel van de investeringskosten, die gemaakt moeten worden voor de aanleg van de infrastructuur van warmtenetten, gesubsidieerd. De aankomende herijking van de Startanalyse zal meegenomen worden in de overwegingen rondom het te vormen beleid. Voor de WIS is er vanuit het Klimaatfonds in totaal € 1.572 mln beschikbaar gesteld voor de periode 2023-2030.

NGF-programma NieuweWarmteNu!

Het investeringsvoorstel Nieuwe Warmte Nu! heeft als doel de aanleg van duurzame collectieve warmtesystemen te versnellen. In het programma wordt infrastructuur gerealiseerd voor de aansluiting van in ieder geval 26.000 woningen en 860 hectares glastuinbouw op een warmtenet. In 2023 is de subsidieregeling van het programma Nieuwe Warmte Nu! opengesteld met een plafond van € 200 mln. Met dit budget wordt er naar verwachting subsidie verleend aan 17 projecten. Voor een nadere toelichting op de projecten die worden gefinancierd uit het NGF wordt verwezen naar Bijlage 8: Nationaal Groeifondsprojecten KGG.

Tijdelijk prijsplafond energie kleinverbruikers 2023

Voor het tijdelijke prijsplafond van 2023 worden in 2025 nog uitgaven verwacht door RVO in het kader van eindafrekeningen met energieleveranciers. Dit betreft € 75 mln aan middelen die zijn doorgeschoven vanuit 2024.

Tegemoetkoming aanbestedende diensten SEFE-contracten

Dit betreft de regeling voor de tegemoetkoming naar aanbestedende diensten van gemaakte meerkosten die zij hebben gemaakt door het opzeggen van contracten met SEFE Energie Ltd per 10 oktober 2022. Hiervoor is in totaal bijna € 75 mln gereserveerd waarvan € 14 mln in 2025.

Tegemoetkoming blokaansluitingen

De ongekende prijsstijgingen in de energiemarkt hebben ertoe geleid dat de betaalbaarheid van energie zwaar onder druk is komen te staan. Het kabinet-Rutte IV heeft om deze reden voor 2023 een prijsplafond ingesteld voor individuele kleinverbruikersaansluitingen voor warmte, gas en elektriciteit. Maar dit prijsplafond gold niet of in onvoldoende mate voor de circa 700.000 huishoudens met een blokaansluiting. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om huurders van woningbouwcorporaties of particuliere verhuurders, eigenaar-bewoners in een Vereniging van Eigenaren, cliënten van woonzorginitiatieven en studenten. Om ook deze huishoudens in 2023 een passende tegemoetkoming te bieden in de door hen gemaakte energiekosten is de Tijdelijke Tegemoetkoming Blokaansluitingen (TTB) opgesteld. De TTB is een subsidieregeling die wordt uitgevoerd door de Belastingdienst en die werkt met een forfaitaire tegemoetkoming voor zelfstandige en onzelfstandige wooneenheden achter een blokaansluiting voor elektriciteit of warmte. De regeling is opengesteld op 25 april 2023 en is op 31 oktober 2023 gesloten. Op basis van de meest recente inzichten zijn de uitgaven voor 2024 geraamd op € 225,9 mln Daarnaast is er voor 2025 een bedrag van € 1,3 mln geraamd voor uitvoeringskosten die de Belastingdienst nog verwacht te maken voor de uitvoering van de regeling.  

Investeringen waterstofbackbone

In navolging van het rapport HyWay27, waarin geconcludeerd werd dat het haalbaar, veilig en kostenefficiënt is om bestaande gasleidingen te hergebruiken voor het transport van waterstof, heeft het kabinet-Rutte IV ingezet op een transportnet voor waterstof. Het landelijke aardgasnet van Gasunie kan voor een deel gebruikt worden voor de realisatie van een dergelijk nationaal waterstofnetwerk. Een waterstofnetwerk draagt bij aan de klimaatdoelen en realiseert een internationale markt voor klimaatneutrale moleculen. Voor de realisatie van dit waterstofnetwerk (de ‘backbone’) is eind 2023 € 745,8 mln aan de Gasunie toegezegd voor de periode 2023-2030.

NGF-project Circulaire zonnepanelen

Het project SolarNL richt zich op de ontwikkeling en industrialisatie van nieuwe zon-pv-technologieën en zorgt voor de ontwikkeling van de volgende generatie volledig circulaire zonnepanelen. Het project werkt samen met de hele keten: van de leveranciers van de uitgangsmaterialen tot de bouw- en automotive bedrijven die geïntegreerde zonnepanelen grootschalig gaan gebruiken. Ook zal er internationale samenwerking beoogd worden. Gezamenlijk geven zij een impuls aan een Nederlandse en Europese maakindustrie voor zonnepanelen. Daarmee dragen zij bij aan de energietransitie én de energieonafhankelijkheid van Nederland en de EU. Doel van het project is de ontwikkeling en industrialisatie van drie innovatieve zon-pv-technologieën (circulair, hoog-efficiënt, en geïntegreerd), die elk concurrerend zullen zijn op hun respectievelijke markten. Het Nationaal Groeifonds investeert maximaal € 412 mln in het project. Van dit bedrag is € 135 mln definitief toegekend en € 177 mln voorwaardelijk toegekend. Daarnaast is er € 100 mln voorwaardelijk toegekend voor een mogelijke lening voor één van de consortiumdeelnemers. Voor een toelichting op de projecten die worden gefinancierd uit het NGF wordt verwezen naar Bijlage 8: Nationaal Groeifondsprojecten KGG.

Geothermie (Klimaatfonds)

Lage en Hoge Temperatuur Geothermie (LTG en HTG) kunnen belangrijke en innovatieve technieken zijn als aanvulling op de conventionele geothermie. LTG is geschikt voor kleinschalige toepassingen en is hierdoor in combinatie met lage temperatuur warmtenetten breed en flexibel inpasbaar in onder andere de gebouwde omgeving. Als onderdeel van innovatie voor LTG is een deel van deze middelen beschikbaar gemaakt voor het Rijswijk Centre of Sustainable Geo-Energy (RCSG). Het type onderzoek dat in dit onderzoekscentrum plaatsvindt (innovatie op het gebied van boor- en completietechnologie) vormt een belangrijk onderdeel in het LTG-programma. HTG is een belangrijke optie voor verduurzaming van de procesindustrie. Voor het opzetten van verschillende pilotprojecten zijn in de jaren 2024-2029 middelen beschikbaar vanuit het Klimaatfonds.

Ondersteuning energiehubs

Met het amendement-Erkens c.s. van 12 oktober 2023 (Kamerstuk 36 410 XIII, nr. 20) is oorspronkelijk € 55 mln vrijgemaakt om in 2024 te beginnen met het snel vrijspelen van ruimte op het stroomnet. In de periode 2025-2027 zal het restant van deze middelen (ca. € 45 mln) tot verdere besteding komen. De invulling van deze middelen zal zich richten op flexibiliteitsscans, de realisatie van flexibel vermogen bij bedrijven, uitvoeringsgeld programma organisatie Landelijke Aanpak Netcongestie en een aansprakelijkheidsregeling voor energiehubs.

Kwaliteitsbudget energieprojecten

Bij amendement (Kamerstuk 36 410 XIII, nr 27) is in de begroting 2024 in totaal € 25 mln vrijgemaakt voor een kwaliteitsbudget dat bijdraagt aan het herstellen en versterken van de ecologie en landschapskwaliteit bij en rondom projecten voor hernieuwbare energie op land. Daarnaast vergroot dit de kans op draagvlak voor nieuwe zonne- en windparken op land en bevordert het een zorgvuldige ontwikkeling hiervan in de complexere regionale zoekgebieden die nu nog resteren.

Energiecoöperaties en burgerbetrokkenheid energietransitie

Amendement 36410 XIII, nr. 57, ingediend door de leden Kröger en Grinwis, stelt voor om in de begrotingsstaat van 2024 voor een periode van vier jaar € 20 mln cumulatief te reserveren voor het stimuleren van energiecoöperaties en andere burgerinitiatieven in de energietransitie.

Subsidie project Djewels

In de Toekomstagenda Groningen is de toezegging gedaan om middelen beschikbaar te stellen voor het waterstofproject Djewels, inmiddels cumulatief € 80 mln. Het project Djewels maakt gebruik van een elektrolysetechnologie die een bijdrage kan leveren aan de opschaling van elektrolyse, met name voor projecten op zee.

Batterijverplichting voor zonneparken

Vanaf 2025 zal een regeling opengesteld worden. Hiermee ontvangen zonneparken per kilowattuur aan uitgestelde geleverde zonne-energie een subsidiebedrag. In het geval van een succesvolle openstelling worden de eerste uitgaven in 2026 verwacht. Naast de middelen op de KGG-begroting zijn er ook nog middelen beschikbaar in het Klimaatfonds à € 172 mln (verspreid over meerdere jaren).

Efficiëntere benutting elektriciteitsnetten

In een brief van de Minister voor Klimaat en Energie van 5 juni 2024 (Kamerstuk 32 813, nr. 1398) is toegelicht dat er voor efficiëntere benutting van elektriciteitsnetten voor de jaren 2024 t/m 2030 vanuit het Klimaatfonds jaarlijks € 23,8 mln is toegevoegd. Met deze middelen wordt de ontwikkeling van energiehubs gestimuleerd. Hierbij kan worden gedacht aan de facilitering van de doorontwikkeling van kansrijke energiehubinitiatieven, versterking van Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM's) en centrale kennisopbouw en kennisdeling.

Realisatie Zon op Zee

Het Ministerie van KGG onderzoekt of er rond 2030 3 GW aan zon-op-zee projecten gerealiseerd kan worden binnen de wind-op-zee kavels. Het primaire doel is het verhogen van de benuttingsgraad van het net-op-zee en het verhogen van de opwek van duurzame energie door meervoudig ruimtegebruik op de Noordzee. Hiertoe wordt een breed meerjarig innovatieprogramma opgezet voor stimulering en ondersteuning van technische ontwikkeling en opschaling door gesubsidieerde infrastructuur, demonstratieproject(en) en onderbouwend onderzoek.

Verduurzaming Industrie

Ter bevordering van CO2-reducerende maatregelen in de industrie is vanuit het Klimaatakkoord en de bijbehorende klimaatenveloppe voor de industrie jaarlijks € 85 mln beschikbaar gesteld op de begroting van het EZK (via de begroting van IenW wordt daarnaast € 15 mln beschikbaar gesteld). Deze middelen worden in 2025 op hoofdlijnen als volgt besteed:

  • Waterstof: Vanuit de klimaatenveloppe voor de industrie wordt ca. € 15 mln bijgedragen aan de DEI+ (op art. 31 van de KGG-begroting) voor energie-innovatie projecten op het gebied van waterstof.

  • CCUS: € 15 mln voor haalbaarheidsstudies, Front End Engineering Design (FEED)-studies en CC(U)S-pilots om hiermee de toepassing van CC(U)S-technologieën in de gehele CC(U)S-keten (afvang, transport, hergebruik en opslag van CO2) of in delen van de keten, te testen en/of te demonstreren in een praktijkomgeving of industriële omgeving.

  • CO2-reductie industrie: € 55 mln voor pilot- en demonstratieprojecten voor versnelling van kosteneffectieve CO2-reductie in de industrie, veelal via de DEI+-regeling. Een deel van de middelen is bestemd voor haalbaarheidsstudies onder de bestaande regeling Topsector energiestudies industrie (TSE) en voor programmakosten van het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie (NPVI) en uitvoeringskosten RVO.

Verder vindt onder dit instrument de uitfinanciering plaats van de bestaande regeling Versnelde Klimaatinvesteringen Industrie (VEKI) en de reguliere openstellingen van deze regeling tot en met 2022.

Onder dit instrument valt tevens de uit het Klimaatfonds gefinancierde verwerkersregeling biobased bouwen die KGG uitvoert in opdracht van het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening.

Ook de programmakosten en projectsubsidies voor de Maatwerkaanpak Industrie worden - met middelen verkregen uit het Klimaatfonds - vanuit dit instrument gefinancierd. In 2025 wordt de Maatwerkaanpak Industrie voortgezet met het oog op additionele CO2-reductie bij de top 20 grootste uitstoters. De programmamiddelen worden ingezet voor tijdelijke extra capaciteit ten behoeve van de dealteams die de maatwerkafspraken maken, inhuur van externe expertise voor onder meer due diligence onderzoeken, de externe Adviescommissie maatwerkafspraken industrie en tijdelijk extra uitvoeringscapaciteit bij de Omgevingsdiensten voor de vergunningsprocedures van maatwerkbedrijven. Daarnaast worden de specifieke projectsubsidies vanuit dit instrument betaald met die bedrijven waar daadwerkelijk bindende maatwerkafspraken mee zijn gemaakt.

Programma Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI)

In 2025 wordt ingezet op een versterking van de aanpak voor industriële clusters. Vanuit dit instrument worden de kosten van de clusterregiseurs en de programma managementorganisaties gefinancierd die per cluster toezien op een samenhangende ontwikkeling van de benodigde (energie)infrastructuurprojecten vanuit het MIEK.

NGF - project Groenvermogen van de Nederlandse economie

Dit project investeert in een groen-waterstof-ecosysteem bestaande uit (i) kleine- en grootschalige demonstratieprojecten, (ii) grootschalige pilotprojecten en innovaties in de waardeketens chemie, vliegtuigbrandstoffen, staal en kunstmest (iii) een R&D-programma en (iv) een human capital programma. Het doel van het voorstel is om toepassingen van groene waterstof en groene chemie in onder andere de chemie, transport en industrie versneld mogelijk te maken door innovatie en kostenreductie. Daarmee levert het programma ook een waardevolle bijdrage aan de overgang naar een CO2-neutrale samenleving. Voor een toelichting op de projecten die worden gefinancierd uit het NGF wordt verwezen naar Bijlage 8: Nationaal Groeifondsprojecten KGG.

Investeringen Verduurzaming Industrie – Klimaatfonds

De Versnelde Klimaatinvesteringen Industrie regeling (VEKI) is met name gericht op de uitrol van bewezen CO2-reducerende technologie voor proces-efficiency en energiebesparing met een terugverdientijd van meer dan 5 jaar. Ook het mkb maakt hier veel gebruik van. De regeling wordt in 2025 voortgezet, gevoed met middelen uit het Klimaatfonds.

In 2025 wordt naar verwachting voor het eerst de nieuwe Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) opengesteld, mede ten behoeve van de in het Coalitieakkoord van het kabinet-Rutte IV afgesproken maatwerkaanpak voor de 10 tot 20 grootste uitstoters, gevoed met middelen uit het Klimaatfonds. De NIKI is gericht op grotere CO2-reducerende projecten met alternatieve technologie die niet in de bestaande regelingen passen, vaak vanwege het unieke karakter. Projecten die net als bij de SDE++-regeling operationele ondersteuning nodig hebben, zoals elektrisch kraken of groene chemie.

Ook zijn vanuit het Klimaatfonds vanaf 2025 extra middelen beschikbaar gesteld voor de TSE haalbaarheidstudies industrie.

NGF - project Circulaire Plastics

Circular Plastics NL wil de recycling van kunststoffen een impuls geven door knelpunten op te lossen in de plasticketen. Voor een toelichting op de projecten die worden gefinancierd uit het NGF wordt verwezen naar Bijlage 8: Nationaal Groeifondsprojecten KGG.

NGF - project Biobased Circular

Het Groeifondsprogramma Biobased Circular richt zich op klimaatneutrale materialen. Het programma ontwikkelt circulaire biopolyesters - een nieuwe bedrijfstak die onder andere plastics, kunststoffen en bouwmaterialen produceert die qua eigenschappen, aantrekkelijkheid en prijs kunnen concurreren met de huidige. Met één groot verschil: ze verruilen fossiele koolstofverbindingen voor plantaardige. Deze ontwikkeling wordt ondersteund door gezamenlijk beleid van de ministeries van EZK, IenW, LVVN. Voor een toelichting op de projecten die worden gefinancierd uit het NGF wordt verwezen naar Bijlage 8: Nationaal Groeifondsprojecten KGG.

Stikstofaanpak Piekbelasters Industrie (API)

Voor stikstof reducerende maatregelen wordt er middels de Aanpak Piekbelasters Industrie (API) ook een bijdrage geleverd vanuit de industrie. Deze bovenwettelijke reductiemaatregelen richten zich voornamelijk op het reduceren van ammoniakemissies bij de industriebedrijven die door hun emissies een status als piekbelaster hebben. De aanpak wordt vormgegeven door middel van een biedingsprocedure, waar naar verwachting in 2025 voor 4 projecten een gedeelte van een bovenwettelijke stikstof reducerende maatregel zal worden gefinancierd.

Leningen

Energie Beheer Nederland (EBN)

Op 21 maart 2019 (Kamerstuk 31 239, nr. 298) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de financiële deelname van Energie Bedrijf Nederland (EBN) in aardwarmteprojecten. Om deze taak de komende jaren invulling te geven is cumulatief € 48 mln als lening aan EBN verstrekt. Daarnaast is aan EBN in 2020 een lening verstrekt, zodat EBN vreemd vermogen kan aantrekken en daarmee deel kan nemen aan het Porthos-project in de Rotterdamse haven. In 2023 is een lening aan EBN verstrekt voor deelname in de FEED-fase van Aramis, specifiek voor de ontwikkeling van de opslaglocaties. De door EBN verkregen rendementen op aardwarmteprojecten en de CCS-projecten Porthos en Aramis zullen worden gebruikt om de beide leningen af te lossen.

Lening InvestNL

In 2023 is aan InvestNL een lening van € 65 mln toegezegd. Met dit budget kon InvestNL de SIF Group ondersteunen, een bedrijf dat zich specialiseert in het vervaardigen van fundatiebuizen voor windmolens op zee. De lening is in 2024 in haar geheel door InvestNL terugbetaald.

Opdrachten

Onderzoek miijnbouw-bodembeweging

Dit budget betreft voor het grootste deel onderzoek binnen het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM). Naar aanleiding van de Parlementaire Enquête Aardgaswinning Groningen wordt het KEM gecontinueerd en uitgebreid met onderzoek naar sociale effecten. Daarnaast wordt ook onderzoek uitgevoerd voor de Mijnraad gerelateerd aan de aardbevingsproblematiek in Groningen en de na-ijlende effecten van de voormalige steenkolenwinning in Limburg. Ook worden uit dit budget adviezen bekostigd in het kader van de Omgevingswet. Daarnaast wordt hieruit voorbereidend onderzoek gedaan voor nazorg van verlaten installaties.

SodM-onderzoek

Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft op basis van haar onafhankelijke positie een eigen budget om onderzoek in het kader van het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM) uit te kunnen voeren.

Uitvoeringsagenda klimaat

Vanuit dit budget worden uitvoerings- en onderzoeksopdrachten voor de ontwikkeling van de klimaatagenda gefinancierd, inclusief onderzoek naar veiligheidsrisico’s en risicoperceptie van de klimaatmaatregelen.

Klimaat mondiaal

Dit budget is bedoeld om kosten rondom mondiale klimaatprojecten, zoals de jaarlijkse Conference of Parties (COP) klimaatbijeenkomst, te financieren. Ook de ondersteuning van de IPCC-werkgroep wordt uit dit budget gefinancierd.

Overige onderzoeken en opdrachten

Dit betreft kleinere onderzoeksopdrachten die dienen ter ondersteuning van het klimaat- en energiebeleid en die veelal gericht zijn op beantwoording van één specifieke vraag. Ook worden diverse uitgaven ter uitvoering van de Rijkscoördinatieregeling (RCR) uit dit budget bekostigd, zoals het ondersteunen van Rijksinpassingsplannen, opstellen MER-adviezen ten aanzien van kavelbesluiten, het opstellen en uitvoeren van communicatieplannen, het inschakelen van gebiedscoördinatoren en planschadeadviseurs en het doen van planschade-uitkeringen. Ook worden uit dit budget projecten gefinancierd gericht op omgevingsmanagement en het Programma Energiesysteem (PES). Het budget wordt ook aangewend om de nationale en internationale procedures rond de Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie en diverse projecten gericht op het verminderen van de netcongestie te financieren.

Projecten Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER)

Met het programma Opwek van Energie op Rijksvastgoed (OER) levert het Rijk met het eigen vastgoed een bijdrage aan de energietransitie. Hiervoor werkt het Ministerie van KGG samen met Rijkswaterstaat, het Rijksvastgoedbedrijf, RVO, Staatsbosbeheer, ProRail en het Ministerie van Defensie aan het beschikbaar stellen van locaties voor duurzame energieopwek. Bij de keuzes voor deze locaties wordt, in samenwerking met lokaal bevoegd gezag, ingezet op multifunctioneel ruimtegebruik (bijvoorbeeld door te kiezen voor snelwegbermen, langs spoorlijnen en op baggerdepots).

Projecten kernenergie

Vanuit het Klimaatfonds is in de periode 2024-2029 in totaal ruim € 245 mln beschikbaar gesteld, voornamelijk voor de voorbereiding van de nieuwbouw van kerncentrales en de bedrijfsduurverlenging van de bestaande kerncentrale, het versterken van de kennisinfrastructuur rond kernenergie en het faciliteren van de ontwikkeling van Small Modular Reactors (SMR's). De voorbereiding van de nieuwbouw behelst onder meer onderzoeken (zowel technisch als ruimtelijk), een uitvoerende projectorganisatie en een informatie- en participatietraject. Voor de bedrijfsduurverlenging zijn middelen nodig voor een wetswijziging, technische onderzoeken en een traject met de huidige aandeelhouders. De middelen voor het versterken van de kennisinfrastructuur worden volgens het Meerjarig Missiegedreven Innovatie Programma Kernenergie besteed aan onderzoek, onderwijs en human capital. De potentie van SMR’s wordt eerst in kaart gebracht en daarna uitgewerkt in een nationale visie op SMR's.

Stikstofaanpak Piekbelasters Industrie (API)

Het kabinet heeft in 2022 aangekondigd dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat een aanpak Piekbelasters Industrie zal uitwerken. Voor deze aanpak was op dat moment geen budget beschikbaar, hiertoe is toen besloten de benodigde capaciteit uit te breiden. Deze middelen zijn benodigd voor de huidige programmacapaciteit, onderzoek en eventuele inhuur van externe expertise.

Verduurzaming industrie

Vanuit het Klimaatfonds zijn voor 2025 en daaropvolgende jaren middelen beschikbaar gesteld voor een programma-aanpak exclusief gericht op (ondersteuning van) cluster 6 bedrijven, bedoeld om cluster 6 te ondersteunen bij het verduurzamen. Hiervoor worden proceskosten gemaakt voor het aanstellen van een clusterregisseur en het opzetten van een programma managementorganisatie en ondersteuning van bedrijven door RVO en anderzijds door gerichte hulp en stimulering aan te bieden. Deze aanpak kan bestaan uit bijvoorbeeld ondersteuning bij de transitie of hulp bij financiering (bijvoorbeeld via de Regionale Ontwikkelings-maatschappijen (ROM’s)).

Werkbudgetten

Met deze werkbudgetten worden diverse onderzoeken en projecten gerelateerd aan een veilige afwikkeling van de gaswinning uit het Groningenveld betaald. Daarnaast worden vanuit deze budgetten uitgaven gedaan voor de proceskosten van de arbitrages met de NAM.

CSIRT - DSP

CSIRT is een gespecialiseerd team van professionals die snel kunnen handelen bij een beveiligingsincident met computers of netwerk. CSIRT geeft, naast het nemen van maatregelen, advies bij incidenten en zorgt voor het opsporen en analyseren van dreigingen.

CSIRT gaat de informatievoorziening voor onder andere clouddiensten en online-marktplaatsen verder vormgeven en zal kennis- en innovatie calls die uit de Kennis- en Innovatie Agenda voortvloeien voor zijn rekening nemen. Vanaf 2024 zijn er extra middelen toegekend voor de ondersteunende taken van CSIRT bij de Europese NIS2- en CER-richtlijnen en de Netwerkcode Cybersecurity Elektriciteitssector. Gezien CSIRT ook op het gebied van klimaat en energie opdrachten uitvoert worden er middelen beschikbaar gesteld vanuit de KGG-begroting.

Vermogensverschaffing/-onttrekking

Vermogensverschaffing/-onttrekking (EBN)

De kosten voor schade en versterken worden (exclusief btw) doorbelast aan de NAM, die namens de Maatschap (NAM en beleidsdeelneming EBN) verantwoordelijk is voor het betalen van de kosten voor schade en versterken. In lijn met de economische verhoudingen binnen de Maatschap komt 40% van de kosten voor rekening van EBN. Op basis van de actuele ramingen voor schade en versterken is de bij EBN aanwezige voorziening niet toereikend om het EBN-deel van de geraamde uitgaven voor schade en versterken te voldoen. Om die reden wordt vanaf 2026 in de Rijksbegroting een bijdrage aan EBN opgenomen voor de kosten van schade en versterken Groningen, cumulatief € 1.610 mln tot en met 2029. De omvang van deze bijdrage wordt verklaard doordat de NAM uitgaat van lagere kosten voor NAM voor schade en versterken dan de Staat, en omdat de voorziening bij EBN op de inschatting van NAM is gebaseerd.

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

Dit budget betreft vooral de kosten van uitvoering door RVO van subsidieregelingen ter stimulering van het klimaat- en energiebeleid, waaronder de innovatieregelingen (DEI+, MOOI/TSE, HER+), de ISDE en Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE/SDE+/SDE++). Voor een deel heeft het budget betrekking op voorbereidende en uitvoerende werkzaamheden van RVO op het gebied van het klimaat- en energiebeleid naar aanleiding van het Klimaatakkoord.

Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI)

Het voorstel voor de Energiewet (Kamerstukken 36 378) ligt ter behandeling in de Eerste Kamer. In dit wetsvoorstel is de verplichting opgenomen voor afnemers met een kleine aansluiting om het plaatsen van een meetinrichting die afname en invoeding apart kan meten te accepteren, na een aanbod tot plaatsing hiervan door de systeembeheerder. De RDI wordt aangewezen als toezichthouder van deze verplichting.

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

Het Ministerie van KGG verstrekt een jaarlijkse opdracht aan de NEa voor de uitvoering van alle werkzaamheden in het kader van de emissiehandel en daaraan gerelateerde uitvoeringstaken zoals de CO2-heffing industrie, de CO2-minimumprijs, de CO2-grensheffing en het toezicht op duurzaamheid van biogrondstoffen voor energietoepassingen. Daarnaast wordt aan de NEa opdracht verstrekt voor de uitvoering van en advisering over de inframarginale heffing.

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI)

De werkzaamheden die het KNMI voor het Ministerie van KGG uitvoert betreffen vooral de advisering en ondersteuning van de uitvoering van het mijnbouw-, klimaat- en energiebeleid. De werkzaamheden zijn onder te verdelen in monitoring van seismiciteit (veelvuldigheid en hevigheid waarmee op een bepaalde plaats aardbevingen voorkomen) van de gaswinning en overige mijnbouwactiviteiten, kennisontwikkeling en advisering over aan mijnbouw gerelateerde risico’s en communicatie en informatievoorziening. Naar aanleiding van de Parlementaire Enquête Aardgaswinning Groningen werkt het KNMI aan een basismeetnet voor aardbevingen in de gebieden waar ondergrondse activiteiten zijn of in de toekomst zullen plaatsvinden. Daarnaast verricht het KNMI in internationaal verband diverse werkzaamheden in het kader van klimaatonderzoek voor verschillende internationale gremia, waaronder het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC).

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

NVWA voert het toezicht uit op de naleving van de Wet Implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie. De werkzaamheden van NVWA in dat kader betreffen het uitvoeren van inspecties en producttesten, het onderhouden van internationale contacten, interventies bij niet-naleving, het volgen van marktontwikkelingen en het geven van voorlichting.

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

De bijdrage vanuit het Ministerie van KGG betreft de uitvoering van twee kennisopdrachten voor de Emissieregistratie (vaststelling van een dataset met eenduidige emissiegegevens) en voor het Montreal Protocol (uitvoering van studies en monitoringsactiviteiten als lid van het Scientific Assessment Panel van het Montreal Protocol). Er zal op dit instrument geen realisatie plaatsvinden, omdat het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselkwaliteit en Natuur (LVVN) als coördinerend opdrachtgever voor het Ministerie van KGG optreedt en de beschikbare budgetten naar de coördinerende opdrachtgever worden overgeheveld gedurende het uitvoeringsjaar.

Rijkswaterstaat (RWS)

De werkzaamheden die RWS uitvoert voor het Ministerie van KGG op het gebied van klimaat zijn gericht op drie onderdelen:

  • energiebesparing, met name gericht op de ondersteuning en uitvoering van de informatieplicht voor bedrijven en instellingen;

  • ozonlaagafbrekende stoffen en gefluoreerde broeikasgassen, gericht op de implementatie en ondersteuning van de Europese Ozon- en F-gassenverordening;

  • de klimaatmonitor en secretariaat CO2-emmissiefactoren.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Doorsluis heffing Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA)

Het crisisbeleid gericht op de olievoorzieningszekerheid dient verstoringen in de olieaanvoer op te vangen. De Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) en het oliebedrijfsleven houden in opdracht van het Ministerie van KGG strategische olievoorraden aan in lijn met wat hierover geregeld is in de Wet voorraadvorming aardolieproducten (Wva 2012). De uitgavenreeks op de KGG-begroting betreft de doorsluis van de ontvangen voorraadheffingen naar de stichting COVA. De voorraadheffing is een heffing ingesteld op aan accijns van minerale oliën onderworpen aardolieproducten. De heffing bedraagt momenteel € 8,– per 1.000 liter benzine, diesel, LPG en andere (motor)brandstoffen en wordt door de Minister van Financiën geheven en ingevorderd door de Belastingdienst. De Minister van KGG keert de opbrengst van de heffing uit aan de stichting COVA ter dekking van de operationele kosten en financieringslasten van de stichting.

TNO Kerndepartement

Dit betreft een bijdrage vanuit het Ministerie van KGG aan de Adviesgroep Economische Zaken van TNO (TNO-AGE) voor de adviestaak voortvloeiend uit de Mijnbouwwet en Mijnbouwregeling. De adviserende taak ligt op het vlak van het opsporen en winnen van delfstoffen (olie, gas en steenzout) en aardwarmte en van het opslaan van stoffen in de (diepe) ondergrond van Nederland. Aanvullend is er een bijdrage vanuit het Klimaatfonds voor de financiering van duurzame energieonderzoek binnen het werkprogramma van TNO-AGE. Daarnaast heeft (destijds) EZK naar aanleiding van de Parlementaire Enquête Aardgaswinning Groningen, in samenspraak met onder andere SodM, aan TNO de opdracht gegeven om een programma uit te werken dat zorgt voor meer, betere en begrijpbare data van de ondergrond.

TNO SodM

Dit betreft eveneens de adviestaak van TNO-AGE voortvloeiend uit de Mijnbouwwet en de Mijnbouwregeling, maar dan de bijdrage vanuit het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM).

TNO publieke SDRA

De Seismische Dreigings- en Risicoanalyse (SDRA) geeft een verwachting van toekomstige grondbewegingen en het veiligheidsrisico voor de bewoners in het Groningse aardbevingsgebied. Omdat NAM inmiddels volledig op afstand staat van de versterken, is de SDRA sinds 2021 in publiek beheer en wordt deze in opdracht van KGG uitgevoerd door TNO.

Bijdragen aan medeoverheden

Uitkoopregeling

Woningen die loodrecht onder de hoogspanningslijnen staan van 220kV- en 380kV-verbindingen en 110kV- en 150kV-verbindingen buiten de bevolkingskernen, komen sinds 1 januari 2017 in aanmerking voor uitkoop. Het Rijk heeft in de periode 2017-2021 € 140 mln beschikbaar gesteld voor een vrijwillige uitkoopregeling onder de voorwaarde dat de betrokken gemeenten zorgen dat door herbestemming de woonfunctie van het betreffende pand wordt gewijzigd. De regeling is samen met de betrokken gemeenten uitgewerkt en had een looptijd van vijf jaar (Stcrt. 2016, 68302): de regeling is eind 2021 gesloten. De regeling wordt door de betrokken gemeenten uitgevoerd. Gemeenten hebben de juridische mogelijkheid nog wijzigingsverzoeken in te dienen op basis van de daadwerkelijk gemaakte kosten. Tot en met 2028 kunnen nog uitgaven voor de regeling gedeclareerd worden die hiermee verband houden, bijvoorbeeld vanwege de sloop van uitgekochte woningen.

Regeling toezicht energiebesparingsplicht

Uit de € 6,8 mld aan extra klimaatmiddelen die het kabinet-Rutte III beschikbaar heeft gesteld zijn middelen aan de KGG-begroting toegevoegd voor een regeling waarbij omgevingsdiensten subsidie kunnen krijgen voor extra toezicht op en handhaving van de energiebesparingsplicht. Het gaat daarbij om toezicht op zowel ETS-bedrijven als niet-ETS-bedrijven. Om het toezicht op en de handhaving van de energiebesparingsplicht aan te scherpen is vanuit het Klimaatfonds in de jaren 2024 tot en met 2026 in totaal € 6,7 mln extra budget beschikbaar gesteld.

Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden

Gemeenten en provincies voeren een groot deel van het Nederlandse klimaat- en energiebeleid decentraal uit. Dit is een complexe opgave en vergt aanzienlijke uitvoeringskracht. Komende jaren zullen zij daarom veel nieuwe arbeidskrachten moeten aantrekken. Daarvoor is door het kabinet-Rutte IV in totaal € 5,6 mld uitgetrokken voor de jaren 2023 tot en met 2030. Naast het vergroten van de uitvoeringskracht van provincies en gemeenten wordt ook het Nationale Programma RES met deze middelen gefinancierd. Zoals vastgesteld in het hoofdlijnenakkoord is er vanaf 2026 een korting doorgevoerd op alle SPUKs, zodoende ook deze.

Vanuit het Klimaatfonds zijn daarnaast middelen toegevoegd ter ondersteuning van de toekomstbestendigheid van energienetwerken (€ 84 mln) en voor de uitvoeringslasten rond de levensduurverlenging van de bestaande kerncentrale en de bouw van nieuwe kerncentrales.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Nuclear Research and consultancy Group (NRG)

De Nuclear Research and consultancy Group is onderdeel van de Stichting NRG en vormt samen met de Stichting Voorbereiding Pallas-reactor een personele unie. NRG voert onderzoeksactiviteiten uit op het gebied van onder meer de nucleaire veiligheid, radioactief afval en stralingsbescherming. Centraal daarbij staat de ontwikkeling van kennis, producten en processen voor veilige toepassing van nucleaire technologie voor energie, milieu en gezondheid.

Internationale contributies

Nederland kiest voor een actieve participatie in met name de internationale netwerken van het Internationaal Energieagentschap (IEA, kennissamenwerking en oliecrisisbeleid), het International Renewable Energy Agency (IRENA, hernieuwbare energie), Clean Energy Ministerial (CEM, uitrol van bestaande duurzame energie-technologie), Mission Innovation (vergroten van inzet op energie-innovatie) en het Energy Charter (investeringsbescherming en energietransitie). De contributies volgen uit internationale verplichtingen. Ook ontvangt het Clingendael International Energy Programme jaarlijks € 50.000 subsidie voor het uitvoeren van publieke activiteiten ter ondersteuning van de maatschappelijke discussie over internationale ontwikkelingen in de energiesector. Daarnaast versterken internationale klimaatcontributies de internationale positie van Nederland in het wereldwijde klimaatdebat. Deze contributies gaan onder andere naar het United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC), het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), het Montrealprotocol, het verdrag van Wenen en de OESO.

PBL Rekenmeesterfunctie

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) ontvangt een jaarlijkse bijdrage om als Rekenmeester een drietal taken uit te kunnen voeren:

  • kerntaken rekenmeester energie- en klimaatbeleid (KEV, beleidsdoorrekeningen, inbreng (Europese en internationale) rapportages, modelontwikkeling en -onderhoud);

  • beleidsondersteuning;

  • ondersteuning SDE+/SDE++.

Zie ook het Convenant Rekenmeesterfunctie 2021-2025.

Stortingen in reserves

Voor de stortingen in de reserve duurzame energie en klimaattransitie wordt verwezen naar wat hierover is opgenomen onder ‘toelichting op de begrotingsreserves’.

Toelichting op de ontvangsten

COVA

Deze ontvangsten betreffen ontvangsten uit hoofde van de voorraadheffing COVA, zoals toegelicht bij de uitgavenpost «Doorsluis heffing COVA».

Ontvangsten zoutwinning

Deze ontvangsten betreffen opbrengsten uit afgegeven concessies voor de winning van steenzout.

Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie

De onttrekking aan de reserve in 2024 van in totaal € 1.218,5 mln is opgebouwd uit de volgende onderdelen:

  • een onttrekking van € 400 mln die samenhangt met de afspraak in de Startnota van het kabinet-Rutte-III dat de reserve duurzame energie en klimaattransitie vanaf 2023 tot en met 2028 voor een deel leeggeboekt zou worden. Het gaat om een totaalbedrag van € 1,7 mld, waarvan € 450 mln in 2023, € 400 mln in 2024, € 150 mln in 2025, € 300 mln in 2026 en 2027 en € 100 mln in 2028 wordt onttrokken;

  • de onttrekking van € 4,2 mln om de kasgevolgen van de ophoging van het openstellingsbudget van de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) met € 63 mln naar € 100 mln (amendement-Sienot) te dekken.

  • een onttrekking van in totaal € 175 mln, die in 2023 in de reserve was gestort als meevaller op de Porthos-lening, ter dekking van zeven amendementen op de Ontwerpbegroting 2024.

  • een onttrekking van in totaal € 639 mln ter dekking van hogere uitgaven binnen het SDE-domein, de belangrijkste hiervan is het voor de nadeelcompensatie van kolencentrales in 2024 benodigde budget (€ 497 mln).

ETS-ontvangsten

De opgenomen ontvangsten betreffen de geraamde opbrengsten van de verkoop van CO2-emissierechten, als onderdeel van het Europese Emissions Trading System (EU ETS). De geraamde ontvangsten zijn gebaseerd op het verwachte aantal te veilen ETS-rechten en de verwachte prijs per recht. De ontvangsten zullen naar verwachting vanaf 2027 toenemen door de implementatie van het ETS-2, het emissiehandelssysteem voor de CO2-emissies van de gebouwde omgeving, transport en overige sectoren.

Tabel 19 ETS-ontvangsten
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

ETS1

      

P (€/ton) 11

65,2

70,2

72,8

75,5

78,4

81,3

Q (mln) 22

14

11,8

15,5

17,2

16,8

13,3

PxQ (€ mln)

900

850

1.150

1.300

1.300

1.100

       

ETS2

      

P (€/ton) 33

0

0

0

56,1

57,2

58,3

Q (mln) 44

0

0

0

64,5

46,3

38,2

PxQ (€ mln)

0

0

0

3.600

2.650

2.200

       

ETS1+ETS2 (€ mln) 55

900

850

1.150

4.900

3.950

3.300

1

Deze prijs is gebaseerd op stand 1 juli 2024, met de toen geldende forward-prijzen.

2

De hoeveelheid ETS1-rechten die Nederland beschikbaar heeft om te veilen is veranderd ten opzichte van de raming van vorig jaar. Dit is ten eerste het gevolg van REPowerEU, dat onder andere gefinancierd wordt door de verkoop van ETS-rechten. Dit werkt voor alle lidstaten van 2027 tot en met 2030 door in de hoeveelheid ETS-rechten die zij ter beschikking hebben om te veilen. Ten tweede is door een overschot aan ETS-rechten in de markt het totale volume van rechten gedaald, door de werking van de Market Stability Reserve.

3

Er wordt nog niet gehandeld in ETS2-rechten. Om die reden is een redelijke inschatting van de prijs per ton CO2 op dit moment moeilijk te maken. Er is nu gekozen voor een prijs van € 45 per ton CO2 (om precies te zijn € 45 in 2020, die voor de jaren erna gecorrigeerd is voor de verwachte inflatie). De reden hiervoor is dat in de richtlijn waarborgen zijn opgenomen die de kans vergroten dat de prijs per ton CO2 in de eerste jaren onder dit niveau blijft.

4

De hoeveelheid ETS2-rechten die Nederland beschikbaar heeft om te veilen is veranderd ten opzichte van de raming van vorig jaar. Door de opt-in krijgt Nederland meer ETS2-rechten ter beschikking om te veilen.

5

De ETS-ontvangsten zijn een resultante van de ontwikkeling van de ETS-prijs (P) en het aantal ETS-rechten dat Nederland heeft om te veilen (Q). De bedragen in de budgettaire tabel voor de ETS-ontvangsten zijn afgerond op € 50 mln.

Diverse ontvangsten

Deze ontvangsten hebben voor een deel betrekking op doorberekening aan initiatiefnemers van energieprojecten van kosten die het Ministerie van KGG maakt in het kader van de Rijkscoördinatieregeling (RCR). Daarnaast worden ook de door het ministerie betaalde planschade-uitkeringen verhaald op deze initiatiefnemers. Ook de door RVO terugontvangen subsidievoorschotten en de terugbetalingen van leningen (EBN, InvestNL) worden ten gunste van dit budget begroot.

Heffing gasleveringszekerheid

Gegeven het open en grensoverschrijdende karakter van de Europese gasmarkt dragen de Nederlandse gasopslagen en het vullen ervan bij aan de leveringszekerheid van de gehele Europese Unie en met name van de ons omringende landen. Uitgangspunt is dat de kosten die met de vulmaatregelen gasopslag (zie bij Uitgaven) gemoeid zijn worden gedragen door de gebruikers (de gebruiker betaalt). Dit betreft zowel gebruikers in Nederland als daarbuiten.

Voor het verhalen van de uiteindelijke gemaakte kosten op gebruikers wordt, in samenhang met de uiteindelijke wijze waarop voor de langere termijn invulling wordt gegeven aan de vulverplichting, gewerkt aan een heffing op geboekte capaciteit voor transport via het landelijk gastransportnet van Gasunie Transport Services (bovenop de tarieven voor gastransport). Op die manier kan de rekening worden gelegd bij de gebruikers die profiteren van de vulling van de gasopslagen (leveringszekerheid), inclusief de gebruikers in het buitenland. Deze heffing zal zodanig worden uitgewerkt dat de financiering van voornoemde maatregelen een vorm van voorfinanciering is en de uiteindelijke kosten door de gebruikers van het gastransportnet worden opgebracht.

Ontvangsten tenders Wind op Zee

Het in 2025 en verder te ontvangen bedrag betreft de tenderopbrengst van het windpark IJmuiden Ver. In afwijking van de regel dat veiling- en tenderopbrengsten ten goede van de schatkist komen zijn in 2024 de tenderopbrengsten van de kavels IJmuiden Ver (jaarlijks € 21 mln) aan het SDE+-budget toegevoegd ter dekking van de structurele kosten die verbonden zijn aan de aanleg van windparken op zee.

Ontvangsten verduurzaming industrie (CO2-heffing)

Sinds 1 januari 2021 geldt voor industriële bedrijven met een hoge CO2-uitstoot een nationale CO2-heffing. Zo worden bedrijven meer gestimuleerd om bij hun investeringen rekening te houden met de gevolgen van CO2-uitstoot voor mens en milieu. De heffing is deel van een breed pakket maatregelen, dat industriële bedrijven stimuleert te investeren in verduurzaming. Per 2025 worden de eerste ontvangsten van deze heffing verwacht.

In het coalitieakkoord van Rutte IV is afgesproken dat een eventuele opbrengst van de CO2-heffing via het Klimaatfonds ten goede komt aan verduurzaming van bedrijven. De opbrengsten uit de CO2-heffing die nu worden verwacht, worden eenmalig (ex ante) toegevoegd aan het Klimaatfonds. De uitgavenruimte in het Klimaatfonds wordt hierna niet aangepast naar aanleiding van de daadwerkelijk gerealiseerde opbrengst uit de CO2-heffing, tenzij een beleidsmatige wijziging optreedt.

Dividenduitkering EBN

KGG ontvangt dividend van EBN over het geconsolideerde nettoresultaat. De verwachte winst van GasTerra, die voor 40% bij EBN terechtkomt, heeft een effect op de verwachte ontvangsten. De geraamde ontvangsten in 2025 zijn omhoog bijgesteld naar € 1.020 mln (ten opzichte van € 572 mln in de Voorjaarsnota 2024).

In onderstaande tabel worden de productievolumes van aardgas voor zowel Groningen als de kleine velden weergegeven. De gaswinning uit het Groningenveld is definitief beëindigd. Deze gegevens zijn gebruikt voor het maken van de ramingen voor de ontvangsten Mijnbouwwet en de dividenduitkering van EBN. Daarnaast is in onderstaande tabel aangegeven van welke gasprijs gebruik is gemaakt voor deze ramingen.

Tabel 20 Aardgasproductie en gasprijs voor raming ontvangsten Mijnbouwwet en dividend EBN
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

Geschatte productie (in mld Nm3)

3,1

3,7

3,7

3,5

3,2

2,9

Waarvan: Groningenveld

0

0

0

0

0

0

Waarvan: kleine velden

3,1

3,7

3,7

3,5

3,2

2,9

Gasprijs (in eurocent/m3)

32

36,6

32,7

28,6

26,3

26,1

Dividenduitkering GasTerra

Gasterra keert een vast dividend uit aan de aandeelhouders. Voor KGG is dit € 3,6 mln per jaar. GasTerra wordt afgebouwd en zal in 2027 voor de laatste keer dividend uitkeren.

Ontvangsten Mijnbouwwet

Deze post bestaat uit winstaandelen van de vergunninghouders voor gaswinning, cijns (heffing van een percentage van de omzet) en oppervlakterecht. Een deel van deze ontvangsten zijn het gevolg van de vergoeding die NAM ontvangt op basis van het Norg akkoord. De bijstelling op deze ontvangsten bedraagt € 110 mln vanwege een hoger te ontvangen winstaandeel in 2025.

Ontvangsten NAM publieke SDRA

De kosten voor het onderzoek van TNO voor de ontwikkeling van een publieke Seismische Dreigings- en Risicoanalyse (SDRA) worden verhaald op de NAM. De ontvangstenraming hiervoor is opgenomen in de KGG-begroting

Kengetallen

Tabel 21 Kengetallen
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

1. Gewonnen volume aardgas totaal (in Nm³)

42 mld

35 mld

30 mld

21 mld

19 mld

15 mld

10,2 mld

2. Gewonnen volume aardgas Groningenveld (in Nm³)

24 mld

19 mld

15 mld

8 mld

6 mld

5 mld

1,5 mld

3. Gewonnen volume aardgas kleine velden (in Nm³)

18 mld

16 mld

15 mld

13 mld

13 mld

11 mld

8,8 mld

4. Aantal boringen exploratie onshore en offshore

6

5

4

3

2

4

5

5. Aantal boringen productie onshore en offshore

8

7

7

9

7

3

2

6. Beursprijs van TTF-gas (eurocent/m3)

16,6

21,5

14,9

9,1

37,8

127,6

46

  • In bovenstaande tabel wordt weergegeven hoeveel gas er in de afgelopen jaren is gewonnen (kengetallen 1 t/m 3).

  • Daarnaast is weergegeven hoeveel boringen hebben plaatsgevonden, uitgesplitst naar exploratie van nieuwe velden (kengetal 4) en productie van reeds bekende velden (kengetal 5). KGG stelt de randvoorwaarden hiervoor, marktpartijen nemen de productie en exploratie voor hun rekening.

  • De gemiddelde beursprijs van gas is ook opgenomen in bovenstaande tabel (kengetal 6). Het virtuele gashandelplatform TTF is een belangrijk referentiepunt voor de Europese gasprijzen.

Toelichting op de begrotingsreserves

Tabel 22 Stand begrotingsreserves per 31 december 2023 (bedragen x € 1.000)
  

Waarvan juridisch verplicht

Begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie

5.773.437

100%

Begrotingsreserve Aardwarmte

17.976

100%

Begrotingsreserve ECN verstrekte leningen

6.600

0%

Duurzame energie

De begrotingsreserve voor duurzame energie en klimaattransitie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij of het niet doorgaan van projecten waaraan subsidie is toegekend op basis van de MEP, de SDE, de SDE+, de SDE++, de HER+ of de ISDE. Via de reserve blijven deze middelen ook in de toekomst beschikbaar voor het stimuleren van hernieuwbare energieproductie en het bevorderen van CO2-reductie. De afspraken over en de werking van de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie zijn toegelicht in de volgende stukken:

  • Kamerstuk 31 865, nr. 79: Brief van Minister van EZ van 25 maart 2016 inzake het behouden van de middelen van de reserve;

  • Kamerstuk 31 239, nr. 218: Brief van Minister van EZ van 1 juli 2016 inzake voor- en nadelen fondsvorming en specificaties begrotingsreserve duurzame energie, waaronder een toelichting op het aandeel «juridisch verplicht».

Tabel 23 Specificatie van begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie (bedragen x € 1 mln)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Totaal

MEP

22,7

15,9

2,0

0,4

33,9

‒ 1,9

‒ 0,3

0,2

0,0

0,0

0,0

72,9

SDE

143,4

219,9

277,1

113,6

‒ 13,7

‒ 56,8

12,9

34,5

13,6

‒ 42,7

0,2

701,8

SDE+

58,9

133,6

204,3

282,1

236,1

518,6

884,7

965,1

‒ 208,8

963,2

‒ 28,3

4.009,5

DEI+

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

‒ 0,1

91,8

730,0

821,7

HER+

0,0

0,0

0,0

0,0

17,7

‒ 0,4

2,7

‒ 0,7

1,8

2,7

5,7

29,5

ISDE

0,0

0,0

0,0

0,0

26,9

5,1

15,6

18,6

0,0

35,5

36,2

138,0

Totaal

225,0

369,4

483,4

396,1

300,8

464,7

915,7

1.017,7

‒ 193,6

1.050,4

743,8

5.773,4

Eind 2023 bedraagt de stand van de reserve € 5.773,4 mln. Daarvan is 100% juridisch verplicht. Bij de huidige inzichten is de in de meerjarencijfers beschikbare uitgavenruimte voorlopig toereikend voor de kasuitloop van de afgegeven beschikkingen. Op basis van de meerjarenramingen van RVO (de uitvoerder van de SDE++), zal de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie in 2024 afnemen met € 1.218,5 mln (saldo van storting en onttrekking).

Tabel 24 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie (bedragen x € 1.000)

Stand per 1/1/2024

Verwachte toevoegingen 2024

Verwachte onttrekkingen 2024

Verwachte stand per 1/1/2025

Verwachte toevoegingen 2025

Verwachte onttrekkingen 2025

Verwachte stand per 31/12/2025

5.773.437

0

‒ 1.218.529

4.554.908

0

‒ 229.164

4.325.744

Voor 2025 wordt een onttrekking aan de reserve geraamd van € 229,2 mln. Deze onttrekking maakt voor € 150 mln onderdeel uit van de totale onttrekking van € 1,7 mld in de periode 2023 tot en met 2028 die in de Startnota van het kabinet-Rutte III is afgesproken. € 46,8 mln wordt onttrokken ter dekking van hogere uitgaven op de SDE-regeling en € 23,9 mln ter dekking van de voortzetting van de HER+ via de TSE/MOOI en de DEI+. € 4,3 mln heeft daarnaast betrekking op de dekking van de structurele kosten van het wind op zee beleid. Ten slotte wordt € 4,2 mln onttrokken ter financiering van de kasuitgaven in 2025 die het gevolg zijn van het amendement-Sienot over € 63 mln extra budget voor de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE, zie bij Ontvangsten).

De € 4,55 mld die naar verwachting eind 2024 in de begrotingsreserve beschikbaar is zal eind 2025 door bovengenoemde onttrekking in 2025 gedaald zijn naar € 4,33 mld. Deze € 4,33 mld kan gezien worden als een buffer om eventuele tegenvallers in de ontwikkeling van de energieprijs (en daarmee hogere subsidie-uitkeringen op de SDE, de SDE+ en de SDE++) in de periode 2026-2030 op te kunnen vangen. Zie tabel 16 voor het overzicht van alle geplande stortingen in en onttrekkingen aan de reserve.

Aardwarmte

De begrotingsreserve voor de garantieregeling Aardwarmte is bedoeld om het budget voor het mogelijk uitbetalen van verliesdeclaraties meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten (premies) en uitgaven (verliesdeclaraties) op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Aardwarmte betalen marktpartijen een kostendekkende premie aan de uitvoerder van de regeling (RVO) die wordt gestort in de begrotingsreserve. Het uitstaande bedrag aan garanties bedroeg per 1 januari 2024 € 16,2 mln. De gehele reserve is benodigd om mogelijke verliesdeclaraties op te kunnen vangen en is daarmee voor 100% inflexibel.

Voor meer informatie over de ontwikkeling van de garanties en het verloop van de reserve wordt verwezen naar het overzicht van de risicoregelingen in het hoofdstuk Beleidsagenda van deze begroting.

Tabel 25 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve Aardwarmte (bedragen x € 1.000)

Stand per 1/1/2024

Verwachte toevoegingen 2024

Verwachte onttrekkingen 2024

Verwachte stand per 1/1/2025

Verwachte toevoegingen 2025

Verwachte onttrekkingen 2025

Verwachte stand per 31/12/2025

17.976

0

‒ 203

17.773

0

‒ 80

17.853

Risicopremie ECN/NRG

De middelen in de begrotingsreserve risicopremie ECN/NRG zullen worden aangesproken als NRG – al dan niet tijdelijk – (gedeeltelijk) niet kan voldoen aan de terugbetalingsverplichtingen volgens de afgesloten leningsovereenkomst. Deze reserve betreft uitsluitend een zekerstelling binnen de rijksbegroting. Derden kunnen geen beroep op deze middelen doen en daarmee zijn de middelen op deze reserve niet juridisch verplicht.

Tabel 26 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve ECN/NRG (bedragen x € 1.000)

Stand per 1/1/2024

Verwachte toevoegingen 2024

Verwachte onttrekkingen 2024

Verwachte stand per 1/1/2025

Verwachte toevoegingen 2025

Verwachte onttrekkingen 2025

Verwachte stand per 31/12/2025

6.600

0

0

6.600

0

0

6.600

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota.

De fiscale regeling die niet in onderstaande tabel is opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking heeft, is:

  • energiebelasting verlaagd tarief openbare laadpalen;

Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, verwijzing naar de wettekst, verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en de ramingsgrond wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Tabel 27 Fiscale regelingen 2023–2025, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (bedragen x € 1 mln)12
 

2023

2024

2025

Energie-investeringsaftrek (EIA)

336

259

431

EB Salderingsregeling

673

688

684

EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

165

192

222

EB Stadsverwarmingsregeling

83

87

74

Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking

552

778

883

Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking

47

44

36

Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik

70

77

78

EB Degressieve tariefstructuur elektriciteit

6.314

5.360

5.277

EB Degressieve tariefstructuur gas

1.995

1.976

1.647

EB verlaagd tarief waterstof

0

0

0

EB vrijstelling aardgas ander gebruik dan brandstof (incl. teruggaaf)

84

105

116

1

EB = Energiebelasting

2

[0] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

Licence