De regels van het Stabiliteits- en Groeipact zijn recentelijk herzien. De Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement bereikten hierover op 10 februari een akkoord. De herziening heeft als doel om het begrotingsraamwerk te vereenvoudigen, ambitieuze en realistische schuldafbouw te waarborgen, hervormingen en investeringen te stimuleren en om anticyclisch begrotingsbeleid te bevorderen. Het raamwerk richt zich daarbij op de middellange termijn en op de schuldhoudbaarheidsrisico’s van lidstaten. Een gedetailleerde beschrijving van de inhoud van het akkoord is te vinden in de desbetreffende Kamerbrief.1
Uitkomst
Het nieuwe raamwerk behoudt een aantal oude regels, maar introduceert ook nieuwe regels. De bekende referentiewaarden voor de overheidsschuld (60% bbp) en het begrotingstekort (3% bbp), vallend onder de zogenoemde correctieve arm, blijven bestaan. De middellangetermijndoelstelling voor het structureel begrotingssaldo uit de preventieve arm wordt vervangen door een landspecifiek uitgavenpad voor -in beginsel- vier jaar. Dit uitgavenpad moet ervoor zorgen dat de overheidsschuld van lidstaten op de middellange termijn op een prudent niveau blijft (onder 60% bbp) of – indien hoger dan 60% bbp – geloofwaardig daalt. Ook moet dit uitgavenpad ervoor zorgen dat het tekort onder de 3% bbp blijft. Of de schuld geloofwaardig daalt wordt getoetst met een zogenoemde schuldhoudbaarheidsanalyse.
Alle lidstaten moeten een meerjarenplan opstellen met daarin het uitgavenpad2 (inclusief de voorspelde demografische ontwikkelingen en vergrijzingslasten), publieke investeringen en hervormingen voor de komende vier jaar. Een ambitieuze set investeringen en hervormingen geeft recht op verlenging van het uitgavenpad naar zeven jaar, resulterend in een meer geleidelijke budgettaire aanpassing. Lidstaten publiceren jaarlijks een voortgangsrapportage. Deze rapportages vervangen het huidige Stabiliteitsprogramma en Nationaal Hervormingsprogramma en moeten in beginsel in het voorjaar door lidstaten bij de Europese Commissie worden ingediend. Ambitie is om met de binnenlandse voorjaarsbesluitvorming aan te gaan sluiten bij dit nieuwe Europese semester en de publicatie van de meerjarige Voorjaarsnota inclusief een ex-ante doorrekening door het CPB en het oordeel van de Raad van State te vervroegen. Dit jaar zal dit gekoppeld worden aan het Stabiliteitsprogramma.
Jaarlijks zal worden getoetst of lidstaten zich houden aan het uitgavenpad. Overschrijding van het uitgavenpad kan, net als een overschrijding van de 3%-tekortnorm, reden zijn voor vaststelling van een buitensporig tekort en het opleggen van een corrigerend pad. Zolang de realisatiecijfers voor de schuld onder de 60% en het tekort onder de 3% blijven kan de Commissie geen bindende maatregelen opleggen.
Consequenties voor Nederland
2024 is een overgangsjaar naar het nieuwe SGP. Dit voorjaar zal de Commissie enkel buitensporigtekortproducedures openen op basis van het gerealiseerde tekort in 2023. De CBS-realisatiecijfers tonen dat het tekort in 2023 met 0,3% bbp ruim voldoet. Daarnaast hebben lidstaten – bij wijze van overgang tussen het huidige SGP en het nieuwe SGP – landspecifieke aanbevelingen gekregen voor hun begrotingsbeleid in 2024, uitgedrukt in de maximale groei van de netto uitgaven. Een afwijking van deze landspecifieke aanbevelingen is echter geen grond voor vaststelling van een buitensporig tekort.
In het najaar van 2024 zullen lidstaten hun eerste meerjarenplan moeten indienen. Het uitgavenpad dat Nederland indient zal moeten voldoen aan de eisen zoals hierboven omschreven. Bij de toetsing of dit het geval is, gebruikt de Commissie in de basis haar eigen ramingen. Voor het eerste meerjarenplan vaart de Commissie daarbij op de lenteraming, die nog niet gepubliceerd is. Om deze reden is het nog niet met zekerheid te zeggen welke begrotingsopgave hieruit voortvloeit. Ook hier geldt dat zolang de realisatiecijfers voor de schuld onder de 60% en het tekort onder de 3% blijven, de Commissie geen bindende maatregelen kan opleggen.