Base description which applies to whole site

6. Caribisch Nederland: tweede onderwijsagenda (2017-2020)

De scholen en andere onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland hebben ook afgelopen jaar hard gewerkt om het onderwijs op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba verder te verbeteren. Dit gebeurt via de uitvoering van de «Tweede Onderwijsagenda» (2017–2020). Vrijwel alle onderwijsinstellingen hebben het niveau basiskwaliteit bereikt. Daarnaast hebben we de ondersteuning van de scholen door de bestuurscoach voortgezet en aanvullende bekostiging verstrekt voor onder meer taalonderwijs en implementatie van het stelsel van de Caribbean Examinations Council (CXC) op Saba en Sint Eustatius. Ook is met de scholen in Caribisch Nederland een overleg gestart over het verbeteren van de arbeidsvoorwaardenvorming. Daarnaast zijn ook in Caribisch Nederland de salarissen van docenten verbeterd en is er geïnvesteerd om de werkdruk te verlagen.

Leeswijzer indicatorentabel

In de onderstaande tabel zijn de ambities voorzien van een aantal kwantitatieve doelen. Per indicator zijn bijbehorende (tussen)streefwaarden opgenomen, passend bij de beleidsambities. Ten behoeve van een consistente monitoring zijn doelen en ambities van het beleidsverslag 2018 één op één overgenomen uit de beleidsagenda 2018.

Eindjaar per doelstelling

Per streefwaarde wordt voor zover mogelijk een eindjaar vermeld (kabinetsperiode of horizon van de betreffende afspraken met de sector). Het eindjaar kan verschillen per indicator, omdat met verschillende sectoren afspraken zijn gemaakt met een verschillende tijdshorizon: een voorbeeld zijn de indicatoren uit de bestuurs- en sectorakkoorden po/vo. Hiervoor zijn voornamelijk afspraken gemaakt voor het eindjaar 2020. Bij enkele indicatoren zijn geen (tussen)streefwaarden opgenomen. Bij deze indicatoren zijn afspraken op het niveau van de instelling gemaakt, die niet vertaald worden naar een streefwaarde op landelijk niveau. Opgenomen zijn de gerealiseerde landelijke waarden, bedoeld als signalering voor de voortgang op het stelselniveau. Zij dienen als onderbouwing bij de analyse of bijstelling van beleid noodzakelijk is. In dit jaarverslag zijn de laatste twee bekende gerealiseerde waarden opgenomen.

Indicatoren die niet meer gemeten worden

In de begroting 2019 is zijn nieuwe indicatoren opgenomen. In dit jaarverslag verantwoorden we ons over de indicatoren uit de begroting 2018. Sommige van deze indicatoren worden echter niet meer gemeten en komen ook niet terug in de begroting 2019. Hierover is een brief gestuurd naar de Tweede Kamer1. In de tabel hebben we aangegeven welke indicatoren niet langer gemeten worden. De indicatoren uit de begroting 2019 zijn te vinden op het dashboard verantwoordingscijfers.

Tabel Indicatoren

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde (jaartal)

Eerdere realisatie (jaartal)

Actuele realisatie (jaartal)

Tussen-/streefwaarden (jaartal)

Art.nr.

Reden Opname1

Bron

1

Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

a)

Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd

             
 

Aandeel scholen dat leerlingen begeleidt in het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten

po

47% (2015)

65% (2017)

Nog niet gepubliceerd2

79% (2018)

100% (2020)

1

SA

Enquêtes Bestuursakkoord PO Regioplan

 

Aandeel toptalentleerlingen dat zich vaak of bijna altijd verveelt omdat de lesstof te makkelijk is of omdat hij/zij eerder klaar is dan de rest

vo

56% (2013)

20% (2017)

Wordt niet meer gemeten

41% (2016)

25% (2018)

3

SA

Toptalenten in het onderwijs, 2017

 

Aandeel scholen dat aandacht heeft voor toptalenten in de vorm van uitdagend aanbod of talentprogramma’s

vo

82% (2015)

84% (2017)

Wordt niet meer gemeten

88% (2016)

100% (2018)

3

SA

Toptalenten in het onderwijs, 2017

 

Percentage studenten in het mbo dat zich uitgedaagd voelt

mbo

34% (2010)

37% (2016)

38% (2017)

Hoger (2018)

4

C

ROA 2017, 2018

 

Percentage studenten dat tevreden is over uitdagend onderwijs3

ho

hbo: 58% (2010–2011)

hbo: 55% (2016–2017)

hbo: 52% (2017–2018)

Hoger –4

6/7

C

Studentenmonitor Hoger Onderwijs

wo: 68% (2010–2011)

wo: 68% (2016–2017)

wo: 69% (2017–2018)

Hoger –4

 

Aandeel thuiszittende leerlingen dat drie of meer maanden thuis zit zonder passend onderwijsaanbod5

po6

0,07%

(2014–2015)

0,09% (2016–2017)

0,10% (2017–2018)

0% (2020)

1

SA

Leerplichttelling 2017–2018

vo7

0,17%

(2014–2015)

0,14% (2016–2017)

0,18% (2017–2018)

0,10% (2017)

0% (2020)

3

SA

b)

Vergroten studiesucces

             
 

Aandeel leerlingen dat het referentieniveau voor lezen behaalt

po

99% (2015–2016)

97% (2016–2017)

98% (2017–2018)

Niet benoemd

1

SA

College voor Toetsen en Examens;

Kamerbrief resultaten eindtoets 2017–2018

Aandeel leerlingen dat het referentieniveau voor taalverzorging behaalt

po

95% (2015–2016)

96% (2016–2017)

96% (2017–2018)

Niet benoemd

1

SA

College voor Toetsen en Examens

Kamerbrief resultaten eindtoets 2017–2018

Aandeel leerlingen dat het referentieniveau voor rekenen behaalt

po

87% (2015–2016)

93% (2016–2017)

93% (2017–2018)

Niet benoemd

1

SA

College voor Toetsen en Examens;

Kamerbrief resultaten eindtoets 2017–2018

Aandeel zittenblijvers8

po

2,2%(2012–2013)

1,7% (2016–2017)

1,7% (2017–2018)

1,5%(2020)

1

SA

DUO

vo

5,9%(2012–2013)

5,7% (2016–2017)

6,2% (2017–2018)

4,7% (2017) 3,9% (2020)

3

SA

DUO

 

Percentage mbo-deelnemers per niveau dat met diploma de instelling verlaat, jaarresultaat per niveau

mbo

2007–2008

2015–2016

2016–2017

2018

4

C

MBO Raad

Niveau 1: 66%

Niveau 1: 78%

Niveau 1:

79%

Hoger

Niveau 2: 62%

Niveau 2: 73%

Niveau 2:

72%

Hoger

Niveau 3: 63%

Niveau 3: 72%

Niveau 3:

72%

Hoger

Niveau 4: 65%

Niveau 4: 74%

Niveau 4:

75%

Hoger

Totaal:

64%

Totaal: 73%9

Totaal: 74%

Hoger

 

Bachelor studiesucces (n+1) van herinschrijvers na het eerste jaar3

ho

hbo: 65,7% (2010–2011)

hbo:62,1% (2016–2017)

hbo: 63,3% (2017–2018)

4

6/7

C

DUO

wo: 57,3% (2010–2011)

wo:

73,2% (2016–2017)

wo: 72,6% (2017–2018)

 

Uitval in het eerste jaar3

ho

hbo: 27,9% (2010–2011)

hbo:

26,8% (2016–2017)

hbo: 28,0% (2017–2018)

4

6/7

C

DUO

wo: 18,8% (2010–2011)

wo:

15,7% (2016–2017)

wo: 16,5% (2017–2018)

 

Switchen na het eerste jaar3

ho

hbo: 8,4% (2010–2011)

hbo:

8,3% (2016–2017)

hbo: 8,3% (2017–2018)

4

6/7

C

DUO

wo: 9,0% (2010–2011)

wo:

8,3% (2016–2017)

wo:

9,1% (2017–2018)

2

Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

a)

 

Vergroten kwaliteit leraren en schoolleiders

             
 

Aandeel lessen dat wordt gegeven door daartoe bevoegde en benoembare leraren

vo

83,5% (2011)

95,2% (2016)

95,7% (2017)

96% (2016) 100% (2020)

3

SA

IPTO en CenterData

 

Aandeel leraren met een afgeronde wo-bachelor of hbo-/wo masteropleiding

po

20% (2013)

22% (2016)

Wordt niet meer gemeten

25% (2018) 30% (2020)

1

SA, LA

Onderwijs Werkt!; Regioplan en DUO

 

Aandeel leraren met een afgeronde hbo of wo masteropleiding

vo

33% (2013)

38% (2016)

Wordt niet meer gemeten

40% (2017) 50% (2020)

3

SA, LA

CenterData en DUO

 

Bovenbouw vwo10

53% (2013)

63% (2016)

Wordt niet meer gemeten

Hoger (2017) 80–85% (2020)

3

SA, LA

CenterData en DUO

 

Aandeel leraren met een afgeronde master- of PhD-opleiding

hbo

66,2% (2011)

75,2% (2015)

Wordt niet meer gemeten

80% (2016)

6/7

C

PoMo (Personeels- en mobiliteitsonderzoek), bewerking Vereniging Hogescholen (2016).11

 

Aandeel leraren met ten minste drie jaar ervaring dat de algemeen didactische vaardigheden beheerst

po

85% (2013)

84% (2015)

Wordt niet meer gemeten

96% (2018) 100% (2020)

1

SA, LA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

vo

76% (2013)

67% (2016)

Wordt niet meer gemeten

90% (2017) 100% (2020)

3

SA, LA

 

Aandeel leraren met ten minste tien jaar ervaring dat de differentiatie vaardigheden beheerst

po

56% (2013)

56% (2015)

Wordt niet meer gemeten

79% (2018) 100% (2020)

1

SA, LA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

vo

34% (2013)

33% (2016)

Wordt niet meer gemeten

40% (2017) 100% (2020)

3

SA, LA

b)

Verbetercultuur

             
 

Aandeel leraren dat deelneemt aan peer review

po

62% (2014)

74% (2016)12

Wordt niet meer gemeten

87% (2018) 100% (2020)

1

LA, T

Onderwijs werkt!; Regioplan (2014–2015); PoMo (BZK, 2016)

vo

63% (2014)

68% (2016)12

Wordt niet meer gemeten

81% (2017) 100% (2020)

3

 

Aandeel leraren dat is geregistreerd in het Lerarenregister

po/vo/

mbo

8% (2014)

35% (2017)12

Wordt niet meer gemeten13

100% (2019)

1, 3 en 4

SA, LA, T

Lerarenregister

 

Aandeel schoolleiders dat is geregistreerd in het schoolleidersregister

po

31% (2015)

69% (2017)

79% (2018)

100% (2018)

1

SA

Schoolleidersregister po

c)

Veilig leerklimaat

             
 

Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt

po

95% (2012)

97% (2016)

97% (2018)

Stabiel of hoger (2017, 2020)

1

T

Praktikon : monitor naar sociale veiligheid

vo

93% (2012)

95% (2016)

97% (2018)

Stabiel of hoger (2017, 2020)

3

3

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

 

Aandeel scholen dat Vensters volledig heeft ingevuld

po

5,3% (2014)

35% (2017)

45% (2018)

100% (2017)

1

SA, T

PO-Raad

vo

94% (2014)

92% (2017)

93% (2018)

Hoger (2016) 100% (2017)

3

VO-raad

 

Aandeel scholen dat op alle indicatoren van kwaliteitszorg voldoende scoort

po

38% (2012–2013)

41% (2014–2015) 12

Wordt niet meer gemeten

Stabiel of hoger (2017) Hoger (2020)

1

SA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

 

Aandeel scholen dat opbrengstgericht werkt14

vo

47% (2012–2013)

64% (2015–2016)

Wordt niet meer gemeten

77% (2017) 100% (2020)

3

SA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

 

Aandeel (zeer) zwakke scholen dat zich binnen een jaar verbetert15

po

27% (2012–2013)

41% (2015–2016)

65% (2016–2017)

60% (2016) 100% (2017–2018)

1

SA

Inspectie van het Onderwijs

Aandeel (zeer) zwakke afdelingen dat zich binnen de gestelde termijn verbetert

vo

72% (2012)

74% (2016)

Wordt niet meer gemeten

100% (2020)

3

SA

Inspectie van het Onderwijs

Oordeel ouders over betrokkenheid

po

Cijfer 7 (2012)

Cijfer 7 (2014)

Wordt niet meer gemeten

Stabiel of hoger (2017) Hoger (2020)

1

T

Monitor Ouder-betrokkenheid

 

Aantal voortijdig schoolverlaters

vo/mbo

41.800 (2008–2009)

23.744 (2016–2017)16

25.574 (2017/2018)

20.000 (2019/2020)

3 en 4

T

DUO

 

Studenten-tevredenheid

mbo

     

4

C

JOB- monitor 2016, 2018

Opleiding

7,0 (2014)

7,0 (2016)12

7,1 (2018)

7,3 (2020)

Instelling

6,5 (2014)

6,6 (2016)12

6,7 (2018)

6,7 (2020)

% tevreden over school en studie (meting tot 2018)

49% (2014)

52% (2016)

 

55% (2020)

   

% tevreden over school en studie (meting vanaf 2018)

     

62% (2018)17

       
 

Studenttevredenheid

ho

hbo: 65,6% (2010–2011)

hbo: 75,8% (2017–2018)

hbo: 72,9% (2018–2019)

18

6/7

C

Nationale Studenten Enquête

wo: 81,1% (2010–2011)

wo: 85,2% (2017–2018)

wo: 84,0% (2018–2019)

4

Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren

 

Aandeel leerlingen in de beroepsgerichte leerweg van het vmbo dat kiest voor techniek

vo

23% (2012)

24% (2017)

24,3% (2018)

30% (2017)

3

 

DUO

 

Aandeel mbo-studenten techniek

mbo

28% (2011)

27,2% (2017–2018)

27% (2018–2019)

Hoger (2018)

4

C

DUO

 

Aandeel afgestudeerden bètatechniek incl. snijvlakopleidingen

ho

hbo: 18% (2012)

hbo: 20% (2017)

hbo: 20% (2018)

hbo: 19% (2016)

6/7

C

DUO

wo: 21% (2012)

wo:

26% (2017)

wo:

27% (2018)

wo: 22% (2016)

 

Percentage 25–64 jarigen dat deelneemt aan een leeractiviteit (Leven Lang Leren)

mbo/

ho

17% (2010)

19% (2016)

19,1% (2017)

20% (2020)

4/6/7

C

Eurostat, Labour Force survey (LFS)

 

Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de aansluiting van de opleiding met de huidige functie voldoende/goed was

mbo

79% (2012)

76% (2016)

77% (2017)

Hoger (2018)

4

T

ROA 2017, 2018

 

hbo

72% (2013)

75% (2016)

75% (2017)

Hoger (2020)

6/7

C

HBO-Monitor (factsheet Vereniging Hogescholen)

 

Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de opleiding voldoende basis was om te starten op arbeidsmarkt

wo

56% (2011)

47% (2015)

52% (2017)

Hoger (2020)

6/7

C

NAE, Rapport Academici op de arbeidsmarkt

 

Percentage leerbedrijven dat over vakkennis het oordeel (zeer) goed geeft

mbo

77% (2016)19

77% (2018)20

Hoger (2020)

4

T

SBB

 

Percentage leerbedrijven dat over beroepsvaardigheden het oordeel (zeer) goed geeft

mbo

76% (2016)19

80% (2018)20

Hoger (2020)

4

T

SBB

5

Behoud van kwaliteit wetenschap en wetenschappelijk talent en versterken impact wetenschap

 

Mondiale top-5 positie op basis van citatiescores

owb

2e plaats (2009–2012) 1,52

3e plaats (2012–2015) 1,52

kleiner of gelijk 5 (2018)

16

C

Clarivate Analytics/ Web of Science. Bewerking CWTS

6

Het bevorderen van een sterke, pluriforme, toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige cultuursector en het zorgen voor het cultureel erfgoed

a)

Aantal bezoeken21

             
 

Aantal bezoeken gesubsidieerde podiumkunsten (inclusief buitenland)

cultuur

2,2 miljoen (2012–2015)

2,5 miljoen (2016)

2,5 miljoen (2017)22

Stabiel of hoger (2020)

14

C

Opgaven van gesubsidieerde instellingen aan OCW

 

Aantal bezoekers gesubsidieerde musea

cultuur

7,8 miljoen (2012–2015)

9 miljoen (2016)

9 miljoen (2017)22

Stabiel of hoger (2020)

14

C

Opgaven van gesubsidieerde instellingen aan OCW

b)

Cultuurbereik: Percentage van de bevolking van 6 jaar en ouder die voorstellingen, musea en bibliotheken bezoekt

cultuur

89% (2012)

89% (2014)

89% (2016)23

24

14

C

SCP/CBS (VTO 2012–2016)

7

Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogstaand media-aanbod dat toegankelijk is voor alle lagen van de bevolking25

 

media

             

8

Het bevorderen van emancipatie26

 

Sociale acceptatie homoseksualiteit onder de bevolking

emancipatie

90% (2010)

93% (2016)

94% (2018)

≥90%

25

C

LHBT monitor (SCP)

1

SA = Sectorakkoorden, LA = Lerarenagenda, T = Toezegging Minister & Staatssecretaris, C = Opgenomen in verband met consistentie/afspraak met het veld.

2

De publicatie van deze realisatiewaarde vindt te laat plaats om in dit jaarverslag meegenomen te kunnen worden.

3

De cijfers kunnen iets afwijken van eerder gepubliceerde cijfers, vanwege mutaties in de onderliggende dataset.

4

Hier geen landelijk streefdoel omdat er in de periode 2012–2016 prestatieafspraken per instelling zijn gemaakt en er in 2018 geen afspraken met instellingen zijn gemaakt waaraan indicatoren gekoppeld zijn.

5

Dit betreft het aantal leerlingen dat >3 maanden niet naar school gaat, gebaseerd op de leerplichttelling. Niet bekend is of een passend aanbod voor onderwijs en/of zorg is gedaan.

6

Het percentage betreft de po leerlingen incl. (v)so leerlingen.

7

Het percentage betreft de vo leerlingen excl. vso leerlingen.

8

Basis-, tussen en streefwaarde zijn veranderd t.o.v. begroting/jaarverslag 2016 ten gevolge van een andere meetmethode (zie ook jaarverslag 2015).

9

Het cijfer kan licht afwijken van het eerder gepubliceerde cijfer vanwege een mutatie.

10

Voor de bovenbouw vwo betreft dit het aandeel leraren met een wo-masteropleiding.

11

Het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek (PoMo) wordt tweejaarlijks uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is het coördinerend ministerie voor de arbeidszaken (arbeidsvoorwaarden, pensioenen, personeelsbeleid) van de overheid als geheel. Het onderzoek wordt gehouden onder zittend personeel en medewerkers die recent zijn in- en uitgestroomd. De resultaten worden verwerkt tot rapportages, themapublicaties en infographics die te vinden zijn op www.kennisopenbaarbestuur.nl.

12

Het cijfer kan licht afwijken van het eerder gepubliceerde cijfer vanwege een mutatie in de onderliggende dataset.

13

Deze indicator wordt niet langer op deze manier gemeten als gevolg van wijzigingen rondom het lerarenregister. Het nieuwe register is nog niet volledig operationeel en er wordt op dit moment gewerkt aan de opzet van een monitor die naar verwachting een indicator oplevert die goed bruikbaar is in begrotingsverband.

14

Dit betreft het aandeel scholen dat adequaat fase 1 doorloopt (meten en analyseren van behaalde resultaten van leerlingen).

15

Dit gegeven voor 2018 betreft de scholen die in 2016–2017 zeer zwak of zwak zijn geworden. Na een jaar (na afloop schooljaar 2017–2018) wordt gekeken hoeveel procent zich in één jaar heeft verbeterd tot het niveau voldoende. Per 1 augustus 2017 is het toezicht van de Inspectie vernieuwd en wordt er gesproken van onvoldoende scholen in plaats van zwakke scholen. In het volgende jaarverslag zal de term onvoldoende scholen worden opgenomen.

16

Het cijfer kan licht afwijken van het eerder gepubliceerde cijfer vanwege een mutatie in voorlopige naar definitieve cijfers.

17

Vanwege een recente wijziging in de vraagstelling van de enquête over de studenttevredenheid is het cijfer voor 2018 niet vergelijkbaar met eerdere jaren.

18

Hier geen landelijk streefdoel omdat niet met alle instellingen over deze indicator prestatieafspraken zijn gemaakt en bovendien deze afspraken per instelling zijn gemaakt.

19

Het gaat hier om een eerste meting van SBB onder erkende en niet erkende leerbedrijven. Voor de overige meetresultaten van het onderzoek naar leerwerkbedrijven zie de onderwijsmonitor en de website onderwijsincijfers.nl (https://www.onderwijsincijfers.nl/kengetallen/mbo/aansluiting-mbo-arbeidsmarkt). Het cijfer kan licht afwijken van het eerder gepubliceerde cijfer vanwege een mutatie in de afronding.

20

Het gaat hier om een tweede meting van SBB onder erkende en niet erkende leerbedrijven. Voor de overige meetresultaten van het onderzoek naar leerwerkbedrijven zie de onderwijsmonitor en de website onderwijsincijfers.nl (https://www.onderwijsincijfers.nl/kengetallen/mbo/aansluiting-mbo-arbeidsmarkt).

21

In de begroting van 2017 is de basiswaarde gewijzigd ten opzichte van de begroting 2016, omdat de basiswaarde 2009 geen reëel beeld gaf van de groep instellingen die vanaf de periode 2013–2016 via de BIS werden gesubsidieerd. Het aantal bezoeken betreft het aantal bezoeken per uitvoering of bij tentoonstellingen, inclusief schoolbezoeken. De streefdoelen zijn ontleend aan de aanvragen van instellingen voor de BIS- periode 2017–2020.

22

Gegevens over 2018 zijn pas beschikbaar na vaststelling van dit jaarverslag en daarom zijn hier de cijfers over 2017 opgenomen.

23

Het percentage is gebaseerd op onderzoek (de Vrijetijdsomnibus) van het SCP dat eens in de twee jaar wordt uitgevoerd. Er zijn daarom ook geen recente realisatie cijfers beschikbaar.

24

Hier is geen streefwaarde aan verbonden. De indicator is als kengetal opgenomen om ontwikkelingen te volgen. Cultuurbereik: het percentage van de bevolking dat wordt bereikt door culturele voorzieningen geeft een beeld van het totale bereik van culturele voorzieningen. Dit is in lijn met de algemene doelstelling voor artikel 14.

25

Naar aanleiding van de beleidsdoorlichting Media (2014) zijn de indicatoren voor artikel 15 herzien. Hierbij wordt aangesloten op de prestatieafspraken met de NPO voor de periode 2017–2020. Omdat de gesprekken over de prestatieafspraken ten tijde van het opstellen van de begroting nog liepen, zijn in de begrotingen 2017 en 2018 geen indicatoren media opgenomen. In de begroting 2019 is wel een indicator opgenomen.

26

De ontwikkeling van de economische zelfstandigheid en financiële onafhankelijkheid van vrouwen is opgenomen in de begroting 2019.

Intensiveringen (bedragen x € 1.000)
 

Artikel

Begroot

Gerealiseerd

G32 Voor- en vroegschoolseeducatie

1

40.000

40.000

G33 Aanpak werkdruk primair onderwijs (incl. € 20 miljoen kleine scholen)

1

108.000

108.000

G34 Modernisering CAO primair onderwijs

1

270.000

270.000

G35 Kwaliteit technisch onderwijs vmbo

3

40.000

40.000

G36 Fundamenteel onderzoek

16

95.000

95.000

G37 Toegepast onderzoek innovatie

16

25.000

25.000

G38 Onderzoeksinfrastructuur

16

45.000

45.000

G40 Cultuur (en historisch democratisch bewustzijn)

14

25.000

25.000

G41 Nederlandse scholen in het buitenland

1

3.000

3.000

G42 Media/ onderzoeksjournalistiek

15

5.000

5.000

G43 Intensivering erfgoed en monumenten (met name Nationaal Restauratiefonds)

14

98.500

97.750

G44 Aanpak laaggeletterdheid

4

5.000

5.000

G45 Onderwijsachterstandenbeleid en aandacht voor hoogbegaafde kinderen

1, 3

15.000

15.000

G47 Terugdraaien taakstelling OCW

 

244.000

244.000

G48 Terugdraaien taakstelling groen onderwijs

diverse

0

0

G49 Halvering collegegeld eerstejaars HO (incl. Pabo voor 2 jaar en intensivering profileringsfondsen)

6,7

70.000

70.000

Totaal

 

1.088.500

1.087.750

Realisatie beleidsdoorlichtingen

Tabel Realisatie beleidsdoorlichtingen
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Geheel artikel

1. Primair onderwijs

               

1, 3, 4, 6, 7 en 9 Onderwijs

               

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1

     

X

     

Nee2

Doelmatigheid en focus op het onderwijs1

     

X

     

Nee2

Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders1

     

X

     

Nee2

1, 3, 4, 6 en 7 Onderwijs

               

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk

   

X

       

Nee2

Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat

   

X

       

Nee2

Brede scholen3

   

X

       

Nee2

Actieplan Leerkracht

 

X

         

Nee

12. WTOS

               

Beleidsdoorlichting tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

         

X

 

Ja

14. Cultuur

               

Cultuur 2009–2014

     

X

     

Ja

15. Media

               

Mediabeleid 2010–2013

   

X

       

Ja

16. Onderzoek en wetenschapsbeleid

               

25. Emancipatie

               

Emancipatie 2011–2014

   

X

       

Ja

Emancipatie 2014 – 2018

           

X

Ja

Zie ook: Bijlage 2: Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

Zie ook: «meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen»

1

De overkoepelende doorlichting Prestaties leerlingen en studenten omhoog is uitgevoerd met daarin duidelijk herkenbaar de door te lichten beleidsdoelstellingen Doelmatigheid en focus op het onderwijs en Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders.

2

Deze beleidsdoorlichtingen zijn gebaseerd op de beleidsdoelstellingen die in de beleidsagenda 2012 zijn opgenomen en zijn artikel overschrijdend.

3

Deze doorlichting is onderdeel van de beleidsdoorlichting Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat.

Overzicht van Risicoregelingen

Tabel 1 Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2017

Verleend 2018

Vervallen 2018

Uitstaande garanties 2018

Garantie-plafond

Totaal plafond

Totaal stand risicovoorziening

14

Indemniteitsregeling

284.298

429.291

425.493

288.096

 

300.000

 
 

Bouwleningen aan Academische Ziekenhuizen

176.631

0

12.710

163.921

     

De Indemniteitsregeling heeft tot doel een bijdrage te leveren aan het realiseren van tentoonstellingen van bijzonder belang of het tentoonstellen van bijzondere bruiklenen in Nederland door het beperken van de verzekeringskosten van musea. De garantstelling van het Rijk voor schade of verlies tot de eerste 30 procent van de verzekerde waarde (indemniteitsgarantie) van kunstwerken, verlaagt de verzekeringskosten van musea. Het risico is ook te verzekeren op de markt, maar de kosten zijn dan hoger, waardoor er minder budget voor tentoonstellingen overblijft. Daarnaast blijkt dat een indemniteitsgarantie ook als internationaal keurmerk fungeert: buitenlandse publieke en private eigenaren van museale objecten hechten aan de garantstelling vanuit het Rijk. Risicobeheersende maatregelen betreffen onder meer dat alleen erkende musea een aanvraag mogen doen op de indemniteitsregeling bij de Rijksdienst Cultureel Erfgoed die deze aanvraag, mede op de aanwezigheid van een risico-inventarisatie en -analyse, toetst.

Voor de Academische Ziekenhuizen is sinds 1991 de garantieregeling niet meer van kracht, met uitzondering van enkele op dat moment in gang gezette bouwprojecten. Sinds 1996 zijn geen garanties meer verstrekt. Deze leningen hebben gemiddeld een looptijd van 40 jaar. Expiratie van deze leningen zal omstreeks het jaar 2035 volledig hebben plaatsgevonden.

Tabel 2 Overzicht achterborgstellingen (bedragen x € 1.000.000)

Artikel

Omschrijving

2017

2018

14

Achterborgovereenkomst NRF

341,6

322,7

Het Nationaal Restauratiefonds (NRF) verstrekt hypothecaire leningen aan monumenteigenaren van Rijksmonumenten om restauraties uit te voeren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen laagrentende hypothecaire leningen uit het revolving fund en aanvullende financieringen om de gehele restauratie-opgave gefinancierd te krijgen. De achterborgovereenkomst NRF, en de garantie van het Ministerie van OCW, zien alleen toe op de aanvullende financiering. Door deze garantie kan het NRF financiering tegen een lagere rente aantrekken. Deze lagere rente wordt doorgerekend aan de monumenteigenaren zodat deze eigenaren gestimuleerd worden hun monument te restaureren.

Aangezien er een algemeen belang is (gebouwen van nationaal belang) waar een individu lasten van ervaart (hoge onderhoudskosten, beperkte mogelijkheden tot modernisering, dure oplossingen voor bijvoorbeeld energiebesparende maatregelen), wordt gebruik gemaakt van ondersteunende maatregelen. Door middel van deze regeling wordt cultureel erfgoed in stand gehouden en wordt tegelijkertijd minder gebruik gemaakt van de subsidie die het NRF ook uitbetaalt.

De achterborg kan in werking treden en tot daadwerkelijke kasverplichtingen komen, wanneer de eigenaren van Rijksmonumenten op grote schaal niet meer in staat zijn aan de rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen en het eigen vermogen van het NRF is uitgeput. Dit eigen vermogen (voornamelijk vanuit Revolverende Fondsen) is momenteel beduidend hoger dan de uitstaande leningen onder de achterborg.

Een nadere toelichting op de regelingen is opgenomen bij het onderdeel Saldibalans.

1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2018–2019, 35 000 VIII, nr. 27.

Licence