Base description which applies to whole site

4. Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Algemene doelstelling

In het kader van het klimaatbeleid in internationaal verband bijdragen aan het realiseren van de doelen van de klimaatovereenkomst van Parijs en, in Europees verband, het beperken van de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met minstens 40% ten opzichte van 1990. Samen met andere lidstaten streven naar een ambitieuzer klimaatbeleid; een reductiedoel voor 2030 van 55%. Nationaal inzetten om op een kosteneffectieve wijze een reductie van 49% in 2030 te bewerkstelligen.

In het kader van het energiebeleid toewerken naar een CO2-arme energievoorziening die veilig, betrouwbaar en betaalbaar is, op zodanige wijze dat economische kansen worden verzilverd en energie in het ruimtelijk beleid is geïntegreerd.

Op de korte termijn stuurt het kabinet op de energiedoelstellingen, zoals overeengekomen in het Energieakkoord: 14% duurzame energie in 2020 en 16% in 2023; gemiddeld 1,5% energiebesparing per jaar en 100 PJ in 2020; creëren van ten minste 15.000 voltijdsbanen.

Om deze doelstellingen te bereiken zet EZK financiële instrumenten in zoals subsidies en garanties, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het stroomlijnen van energieregelgeving om de werking van de energiemarkt te verbeteren, de regeldruk te verminderen en efficiënter toezicht mogelijk te maken.

Rol en verantwoordelijkheid

Op het gebied van klimaatbeleid regisseert de Minister van EZK de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale klimaatbeleid.

De Minister van EZK is voorts op grond van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet en de Mijnbouwwet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Klimaatbeleid

Regisseren

  • Het door Nederland nakomen van de (onder andere) in UNFCCC en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van emissies van CO2 en overige broeikasgassen en voor het emissiehandelssysteem waaronder het toewijzen en het doen veilen van CO2-emissierechten.

  • De regie op het nationale klimaatbeleid en de internationale aspecten van het klimaatbeleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daartoe horen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.

  • De opdracht aan de NEa voor het handelssysteem in CO2-emissierechten. Ook de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie zijn hier onderdeel van.

(Doen)Uitvoeren

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies van motorvoertuigen, op brandstofkwaliteit, op de productie en de inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (Emissions Trading System/ETS).

Stimuleren

  • Om de milieudoelen op het gebied van klimaat te behalen, is het belangrijk deze op een proactieve wijze met maatschappelijke partners te delen. Daarom stimuleert de Minister van EZK het in standhouden, aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden en kennisorganisaties om de doelen uit de Overeenkomst van Parijs, de Klimaatagenda, de afspraken in het SER-Energieakkoord waar de Minister voor verantwoordelijk is en het Lokale Klimaatactieprogramma tot succesvolle uitvoering te brengen.

  • Via het Lokale Klimaatactieprogramma, de Nederlandse Klimaatcoalitie, Green Deals en initiatieven voor reductie van CO2-emissies brengt de Minister ondernemers, burgers en andere overheden beter in positie om maatregelen te nemen die goed zijn voor klimaat en economie. Ook worden in het kader van het Klimaatakkoord Regionale Energie Strategieën opgesteld waaraan de verschillende overheden met maatschappelijke partners samenwerken.

Energiebeleid

Financieren

  • Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen hernieuwbare energie, energiebesparing, mijnbouwklimaat en innovatieve energietechnologieën.

(Doen)Uitvoeren

  • Namens het kabinet het Energieakkoord van 2013 uitvoeren.

Stimuleren

  • Het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie (conform afspraken Energieakkoord);

  • Het stimuleren van energiebesparing (conform afspraken Energieakkoord).

Regisseren

  • Het regisseren van de realisatie van grote energie-infrastructuurprojecten die onder de Rijkscoördinatieregeling vallen; dit betekent als projectminister, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van projecten en voor de coördinatie van benodigde vergunningen;

  • Het stimuleren van een goed werkende Europese energiemarkt met een adequate infrastructuur;

  • Het actief participeren in Europese en internationale netwerken ten behoeve van energy governance, kennis brengen naar en leren van andere landen en instellingen;

  • Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector in relatie tot de energietransitie ten volle wordt benut;

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige, veilige en verantwoorde winning van onze bodemschatten;

  • Het stimuleren van de transitie naar een duurzame en betrouwbare energievoorziening.

  • Het bieden van mogelijkheden aan, en het faciliteren van, lokale duurzame energie-initiatieven;

  • Het coördineren van het energiebesparingsbeleid via de verschillende vakministers en het stimuleren van energiebesparing in de industrie en energiesectoren;

  • Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van innovatieve energietechnologieën;

  • Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2-uitstoot van energiebedrijven en industrie;

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een goede positie op het gebied van nucleair onderzoek, en uraniumverrijking, met inbegrip van de taken die hierover zijn opgenomen in internationale verdragen, met het oog op de bewaking en beveiliging van de hierbij betrokken kennis en technologie.

Kengetal HHI en C3

De C3 is het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl-Hirschman Index (HHI). Een markt met een HHI onder de 1.800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1.800 en 8.000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt. Het is vele jaren beleid van het ministerie geweest om de concentratiegraad te verlagen en dat beleid is nu geëffectueerd, zodat er geen actief beleid meer op gevoerd wordt. Wel wordt de concentratiegraad nog jaarlijks door ACM gemonitord.

Kengetal

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Ambitie 2018

     

1. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit

– HHI

2.338

2.276

2.230

2.152

1.992

1.822

1.951

<2.000

– C3

83%

81%

81%

79%

75%

72%

74%

<75%

     

2. Concentratiegraad in de retailsector gas

– HHI

2.258

2.204

2.171

2.052

1.895

1.821

1.949

<1.900

– C3

81%

79%

79%

76,8%

74%

72%

74%

<74%

Bron: ACM

Kengetal: Elektriciteitsstoringen in minuten per jaar

Kengetal: Elektriciteitsstoringen in minuten per jaar

Bron: Netbeheer Nederland

Beleidsconclusies

Uitwerking transitiepaden Energieagenda: Klimaatakkoord

De in 2017 uitgewerkte transitiepaden zijn in 2018 gebruikt om te komen tot de inzet van het kabinet voor de gesprekken rond het Klimaatakkoord. Hiermee is invulling gegeven aan de in de begroting aangekondigde stappen voor de uitwerking van de transitiepaden van de Energieagenda. De inzet was om te komen tot een breed gedragen Klimaatakkoord dat invulling geeft aan de doelstelling van het kabinet van 49% broeikasgasreductie in 2030. De kabinetsinzet voor het Klimaatakkoord is op 23 februari afgerond (Kamerstuk 32 813, nr. 163). De gesprekken hebben geresulteerd in het ontwerp-klimaatakkoord, dat op 21 december aan de Minister van EZK is aangeboden (Kamerstuk 32 813, nr. 263). Het ontwerp-Klimaatakkoord wordt nu doorgerekend en na politieke weging wordt op basis hiervan in 2019 een definitief Klimaatakkoord vastgesteld.

Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan (INEK)

Het Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan (INEK) heeft als doel inzicht te bieden in het energie- en klimaatbeleid van de lidstaten voor de periode 2021 tot en met 2030, waarbij onder meer op nationale doelstellingen en concrete beleidsmaatregelen wordt ingegaan. Het concept INEK is op 21 november 2018 aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 32 813, nr. 249) en op 20 december 2018 ingediend bij de Europese Commissie. Hiermee is voldaan aan de verplichting om voor 31 december 2018 een concept-INEK in te dienen. Omdat het Klimaatakkoord op het moment van het vaststellen nog niet was afgerond, is het concept-INEK gebaseerd op bestaande (beleids)documenten, waarvan het Regeerakkoord, de kabinetsinzet voor het Klimaatakkoord en de kabinetsappreciatie van het voorstel voor hoofdlijnen van een Klimaatakkoord de belangrijkste zijn. Daarmee bevat dit concept-INEK geen nieuw beleid en op veel beleidsterreinen waren de concrete beleidsmaatregelen (en doorrekeningen daarvan) nog niet aan te geven. Voor het cijfermatige deel van het concept-INEK is vooral gesteund op de Nationale Energieverkenning 2017, aangezien de eerstvolgende integrale doorrekening van het energie- en klimaatbeleid pas in 2019 weer beschikbaar komt. Gegeven deze beperkingen is het concept-INEK niet volledig ingevuld, maar in deze fase (opstellen concept) is dat acceptabel. Het definitieve INEK moet voor 31 december 2019 worden ingediend. Het definitieve INEK zal worden vormgegeven op basis van de uitkomsten van het Klimaatakkoord en de aanbevelingen van de Europese Commissie ten aanzien van het concept-INEK en zal vervolgens breed worden geconsulteerd, zowel nationaal als met de buurlanden.

Energieakkoord

In 2018 is onverkort doorgegaan met de uitvoering van de afspraken uit het Energieakkoord. Belangrijke resultaten in 2018 zijn:

  • Wet Milieubeheer: om mogelijk te maken dat de informatieplicht per 1 juli 2019 van kracht zal zijn, is in 2018 de wijziging van het Activiteitenbesluit voorgehangen bij de Tweede Kamer en voorgelegd aan de Raad van State. De bevoegde gezagen (gemeenten en provincies) hebben eenmalig extra budget gekregen om zich voor te bereiden op dit informatie gestuurd handhaven. Aan het georganiseerde bedrijfsleven is eveneens subsidie verleend zodat zij hun leden kunnen informeren over de informatieplicht. Bij RVO zijn de voorbereidingen gestart voor het digitale loket waar bedrijven en instellingen hun informatie in 2019 kunnen indienen. Hiermee ligt het proces op schema voor het van kracht zijn van de informatieplicht op 1 juli 2019 en daarmee voor het realiseren van 7 PJ extra energiebesparing in 2020.

  • 9 PJ energie-intensieve bedrijven: conform afspraken zijn de eind 2017 ingediende plannen van de bedrijven in het eerste kwartaal van 2018 beoordeeld door RVO. Uit de beoordeling is gebleken dat de bedrijven voor ruim 9 PJ aan plannen hebben ingediend. Hiermee liggen de bedrijven op koers voor het realiseren van de 9 PJ additionele energiebesparing eind 2020.

  • 10 PJ gebouwde omgeving: in 2018 is de regelgeving voor het verbruikskostenoverzicht aangepast. zodat energieleveranciers, conform afspraken in het convenant, hun klanten hierdoor frequenter en beter inzicht kunnen geven in hun energieverbruik en de mogelijkheden voor energiebesparing.

  • In 2018 was bij de Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE) het totale bedrag aan aanvragen hoger dan het aan het begin van het jaar beschikbaar gestelde subsidiebudget (€ 100 mln) voor investeringen in kleinschalige duurzame warmteproductie-installaties. Daarom is besloten om het budget voor de openstelling 2018 met € 8 mln op te hogen om daarmee alle ingediende aanvragen te kunnen honoreren. In de Korte Termijn Raming voor uitstoot broeikasgassen en energie van het PBL staat beschreven dat het verhoogde ISDE- budget in 2020 tot 0,8 PJ additionele energiebesparing ten opzichte van de verwachte energiebesparing in de NEV2017 zal leiden.

  • De tender voor de kavels I en II van Windpark Hollandse kust (zuid) is zonder subsidieverlening gerealiseerd.

Overeenkomst van Parijs

Door de VN klimaatconferentie in Katowice (COP24) zijn in december 2018 de regels die invulling geven aan de Overeenkomst van Parijs grotendeels uitgewerkt. Deze regels voorzien in een systeem dat voor alle landen geldt, met ingebouwde flexibiliteit voor landen die dit nodig hebben. Dit breekt met het verleden waarin er strikt onderscheid werd gemaakt tussen ontwikkelde en ontwikkelingslanden. Met de aangenomen regels kan beter gecontroleerd worden wat de voortgang is in het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen en is er een duidelijk mechanisme dat er aan moet bijdragen dat landen om de vijf jaar hun ambitie verhogen.

EU-klimaatambities

In 2018 heeft het kabinet succesvol gelobbyd voor een ambitieuze en tijdig uitgebrachte Europese langetermijnstrategie voor klimaat. Nederland heeft in het voortraject naar publicatie van de Commissiemededeling nauw samengewerkt met andere ambitieuze lidstaten om de Commissie te bewegen aan de slag te gaan met deze strategie en het ambitieniveau in lijn te brengen met het Parijs-akkoord. Dit heeft onder andere geleid tot een gezamenlijke brief, medeondertekend door de klimaatministers van Denemarken, Finland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Portugal, Slovenië, Spanje en Zweden, waarin de Commissie werd opgeroepen om een duidelijk pad uit te stippelen naar netto nul broeikasgasemissies in de EU in 2050. In de mededeling die op 28 november is uitgebracht presenteert de Commissie een langetermijnvisie voor een klimaatneutrale economie in 2050. Het kabinet steunt de door de Commissie voorgestelde ambitie. Dit doel past bij de Nederlandse inzet om het huidige 2030-doel voor de EU van ten minste 40% op te hogen naar 55%.

Energie-innovatie

De beleidsevaluatie van de verschillende energie-innovatieregelingen is eind 2017 afgerond en op 23 januari 2018 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstuk 30 196, nr. 572). Een aantal aanbevelingen uit de beleidsevaluatie is nog verwerkt in de regelingen 2018. Een voorbeeld is de aanbeveling om mogelijkheden te verduidelijken voor het gebruik van intentieverklaringen om daarmee het financieel commitment van aanvragende partijen mee aan te tonen. De wat grotere aanbevelingen zijn in 2018 nader uitgewerkt, met het oog op inwerkingtreding in 2019. Parallel hieraan is in 2018 het concept van de integrale kennis- en innovatieagenda voor klimaat en energie opgesteld vanuit het Klimaatakkoord. Hierin zijn 13 meerjarige missiegedreven innovatieprogramma’s beschreven. In het ontwerp-Klimaatakkoord zijn deze 13 innovatieprogramma’s opgenomen. Daarmee is een belangrijke stap gezet in het vormgeven van het missiegedreven innovatiebeleid voor het thema energietransitie en duurzaamheid.

Energie & leefomgeving

In het kader van het Interbestuurlijk Programma (IBP) en het ontwerp-Klimaatakkoord zijn concrete afspraken gemaakt over de oprichting en inrichting van een Nationaal Programma Regionale energiestrategieën (NP RES). De focus ligt daarbij op opgaven in de elektriciteitssector (35 TWh duurzame opwekking op land realiseren in 2030) en de gebouwde omgeving (regionale warmtestructuren als basis voor 1,5 mln aardgasvrije woningen in 2030). Tevens is een handreiking voor de regio’s opgesteld, onder meer over hoe burgers en andere belanghebbenden actief betrokken kunnen worden bij het ontwikkelen van een regionale energiestrategie zodat er maatschappelijk gedragen keuzes worden gemaakt.

Per brief van 25 juni 2018 (Kamerstuk 31 239, nr. 289) is de Kamer geïnformeerd over de voortgang van energieprojecten onder de Rijkscoördinatieregeling (RCR). Via de methodiek van Omgevingsmanagement is in 2018 wederom stevig geïnvesteerd in kwalitatief hoogwaardigere besluitvorming rond energieprojecten door de belangen van de omgeving zo vroeg en zo transparant mogelijk mee te nemen en te wegen in de besluitvorming. Daarbij is voorgesorteerd op de komst van de Omgevingswet. Tevens is in 2018 de beweging in gang gezet om de belangenafweging op plan- en projectniveau zo veel mogelijk in het kader van de Regionale energiestrategieën te laten plaatsvinden. Naar mijn mening is de RCR daarmee op effectieve wijze ingezet.

In het kader van de uitvoering van de op 27 maart 2018 aan de Kamer verstuurde routekaart windenergie op zee 2030 (Kamerstuk 33 561, nr. 42) is in 2018 een brede verkenning uitgevoerd naar opties voor de afvoer van de opgewekte energie uit de in de routekaart aangewezen windenergiegebieden. Het breed verkennen betekent dat er niet alleen gekeken is naar verbindingen met elektriciteitskabels en aanlandpunten, maar ook dat er naar «onconventionele opties» zoals omzetting naar waterstof op zee is gekeken. Vroegtijdige aandacht voor participatie in de verkenning heeft geleid tot brede betrokkenheid van provincies, gemeenten, het Vlaamse Gewest, belangenorganisaties en het bedrijfsleven. De verkenning heeft geresulteerd in een eerste selectie van mogelijke kabeltracés en aansluitpunten. Deze worden voor de ruimtelijke inpassing verder uitgewerkt in vier RCR-procedures, waarbij TenneT initiatiefnemer is. Per brief van 5 april 2019 is de Tweede Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstuk 33 561, nr. 48). Ook in de RCR-projecten zullen omgevingspartijen – conform het gedachtengoed van de Omgevingswet – nauw worden betrokken. Hiermee is de beleidsinzet geslaagd, te meer omdat de verkenning door vroegtijdige participatie en interbestuurlijke afspraken zorgt voor een vliegende start van de RCR-procedures.

Verdere beperking gaswinning Groningen

Ten tijde van de Miljoenennota 2018 werd een beperkte daling van de gaswinning uit Groningen verwacht. Op 8 januari 2018 vond een aardbeving met de kracht van 3.4 op de schaal van Richter in Zeerijp plaats. Enkele weken later adviseerde het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) om de winning uit het Groningenveld zo snel mogelijk tot 12 miljard Nm³ te beperken. Het kabinet heeft vervolgens per Kamerbrief van 29 maart 2018 (Kamerstuk 33 529, nr. 457) besloten om de gaswinning in Groningen zo snel mogelijk te beëindigen. Hiertoe neemt de Minister van EZK verschillende maatregelen: onder andere verwerving van extra stikstofcapaciteit, de bouw van een extra stikstoffabriek, een verplichte omschakeling van grootverbruikers, versnelde afbouw van de export van laagcalorisch gas en aanpassingen aan de Gaswet en Mijnbouwwet waarmee de Minister van EZK gemachtigd is om jaarlijks het winningsniveau te bepalen. Met Shell en Exxon is een Akkoord op Hoofdlijnen gesloten over het zo snel mogelijk beëindigen van de gaswinning uit het Groningenveld. In het gasjaar 2017/2018, dat liep van 1 oktober 2017 tot en met 30 september 2018, is uiteindelijk 20,1 miljard Nm³ uit het Groningenveld gewonnen. Dat is 1,5 miljard Nm³ minder dan op basis van de voorlopige voorziening van de Raad van State was toegestaan en waarvan in de Miljoenennota 2018 werd uitgegaan.

Wijziging Mijnbouwwet

Zoals uiteengezet in de Kamerbrief over de herijking van het kleineveldenbeleid in het licht van de energietransitie van 30 mei 2018 (Kamerstuk 33 529, nr. 469), heeft het kabinet besloten de opsporing en winning van kleine gasvelden op het Nederlandse deel van de Noordzee extra te stimuleren. Dat zal gebeuren door voor de gaswinning op de Noordzee de huidige conditionele investeringsaftrek van 25% te vervangen door een generieke investeringsaftrek van 40%. Deze wijziging heeft een remmend effect op de snelle afname van de gaswinning op de Noordzee en levert circa 22–37 miljard Nm3 extra gas op. Een voorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet, waarin de generieke investeringsaftrek op de Noordzee wordt vastgelegd, wordt naar verwachting medio 2019 bij de Tweede Kamer ingediend.

De operator en de overige medevergunninghouders hebben op basis van de Mijnbouwwet een verwijderingsverplichting voor offshore infrastructuur. Aanvullend op hetgeen al in de Mijnbouwwet is vastgelegd voor het vragen aan de operator van financiële zekerheid voor de nakoming van zijn verwijderingsverplichting, is in mei 2018 – in het licht van de aanstaande ontmanteling van mijnbouwwerken – besloten de verplichtingen van de operator en de overige medevergunninghouders eenduidig, robuust en transparant vast te gaan leggen in de Mijnbouwwet en daarmee te laten gelden voor alle mijnbouwondernemingen. Een voorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet, waarin de aanvullende verplichtingen tot financiële zekerheidstelling worden vastgelegd, wordt naar verwachting eveneens medio 2019 bij de Tweede Kamer ingediend.

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting na ISB

Verschil

 

2014

2015

2016

2017

2018

2018

2018

VERPLICHTINGEN

2.646.202

6.494.697

17.514.501

8.618.677

11.778.791

17.104.762

– 5.325.971

Waarvan garantieverplichtingen

526

31.873

28.900

11.050

0

66.600

– 66.600

Waarvan overige verplichtingen

2.645.676

6.462.824

17.485.601

8.607.627

11.778.791

17.038.162

– 5.259.371

               

UITGAVEN

1.441.886

1.557.919

1.824.624

1.887.248

2.875.719

2.286.115

589.604

               

Subsidies

1.181.789

1.347.519

1.621.186

1.635.472

2.450.444

1.996.160

454.284

Topsectoren Energie

34.925

57.681

70.432

69.725

94.065

108.723

– 14.658

– tenderregeling Energie-innovatie

19.398

36.543

38.935

38.791

63.400

60.403

2.997

– SDE+projecten

15.527

21.138

31.497

30.934

30.665

48.320

– 17.655

Energie-innovatie (IA)

27.383

17.300

16.190

7.098

7.092

2.368

4.724

Green Deal

918

1.809

2.660

4.997

3.903

1.500

2.403

Klimaat en Energieakkoord

0

10.153

19.329

21.931

32.681

57.600

– 24.919

– Demonstratie-regeling Energie Innovatie (DEI)

0

10.153

19.329

21.931

28.193

42.000

– 13.807

– Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw

       

860

6.600

– 5.740

– Projecten nieuw Klimaatakkoord

       

534

4.200

– 3.666

– Projecten Energieakkoord SER

666

478

562

733

3.094

4.800

– 1.706

Begrotingsreserve Maatregelen voor CO2 – reductie

       

500.000

0

500.000

MEP

432.032

362.995

288.426

149.960

25.492

54.991

– 29.499

SDE

183.978

207.832

443.837

552.127

615.295

616.059

– 764

SDE+

51.138

115.227

187.446

321.514

486.646

1.058.564

– 571.918

Storting in begrotingsreserve duurzame energie

369.356

503.423

473.061

377.819

537.740

0

537.740

Bijdrage aan ECN

   

40.000

 

0

0

0

ISDE-regeling

   

18.018

50.927

69.864

 

69.864

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

56.955

31.765

45.008

53.477

36.895

62.000

– 25.105

CCS

4.905

2.500

171

865

1.438

2.080

– 642

Aardwarmte

       

21.000

21.000

0

Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sport-accommodaties (EDS)

   

5.822

6.170

7.809

0

7.809

Hoge Flux Reactor

7.250

7.250

 

14.500

7.250

7.651

– 401

Elektrisch rijden

2.184

1.541

844

538

232

0

232

Caribisch Nederland

6.807

17.108

8.472

574

3.042

3.000

42

Overige subsidies

3.292

10.457

908

2.517

0

624

– 624

               

Leningen

10.004

   

9.000

19.840

0

19.840

Pallas

10.004

   

9.000

19.840

0

19.840

               

Garanties

9.206

1.922

2.242

833

1.019

4.700

– 3.681

Aardwarmte

   

1.230

 

1.019

0

1.019

Storting in begrotingsreserve Aardwarmte

9.206

1.922

1.012

833

0

4.700

– 4.700

               

Opdrachten

18.104

19.813

13.029

9.188

9.053

18.191

– 9.138

O&O bodembeheer

3.843

12.651

2.614

2.123

2.410

4.917

– 2.507

Joint implementation

768

252

5

434

0

0

0

Straling

9.257

50

   

0

0

0

SodM onderzoek

       

879

2.500

– 1.621

Uitvoeringsagenda Klimaat

       

373

573

– 200

Klimaat mondiaal

       

92

350

– 258

Onderzoek en opdrachten

4.236

6.860

10.410

6.631

5.299

9.851

– 4.552

               

Bijdragen aan agentschappen

47.281

41.805

46.026

52.877

65.341

61.129

4.212

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

41.949

40.168

44.400

51.050

56.675

48.977

7.698

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

692

681

676

713

721

703

18

Kern Fysische Dienst

3.690

     

0

0

0

KNMI

950

956

950

1.114

1.147

1.276

– 129

NEA

       

5.594

7.528

– 1.934

RIVM

       

0

1.430

– 1.430

Rijkswaterstaat

       

1.204

1.215

– 11

               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

110.603

107.423

113.356

116.403

150.348

141.680

8.668

Doorsluis COVA heffing

107.594

106.074

108.179

110.263

110.760

111.000

– 240

TNO Kerndepartement

       

37.809

28.980

8.829

TNO SodM

3.009

1.349

5.177

6.140

1.779

1.700

79

               

Bijdragen aan mede-overheden

     

24.380

20.988

36.440

– 15.452

Uitkoopregeling

     

24.380

20.988

36.440

– 15.452

               

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

64.899

39.437

28.785

39.095

158.686

27.815

130.871

ECN/NRG

57.903

38.819

27.982

38.519

158.040

26.358

131.682

Storting begrotingsreserve risicopremie lening ECN/NRG

6.600

           

Diverse instituten

396

618

803

576

646

1.457

– 811

               

ONTVANGSTEN

10.801.567

6.851.765

2.546.908

3.202.936

3.201.275

3.445.211

– 243.936

COVA

107.594

106.074

108.179

110.264

110.760

111.000

– 240

Opbrengst heffing ODE (SDE+)

173.619

278.861

421.036

626.953

1.033.046

1.074.000

– 40.954

ETS-ontvangsten

       

504.215

224.000

280.215

Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie

 

20.000

77.000

77.000

73.000

73.000

0

Aardgasbaten

10.505.291

6.424.910

1.926.754

2.373.989

1.461.955

1.950.000

– 488.045

Ontvangsten zoutwinning

2.474

2.342

2.510

2.525

2.599

2.511

88

Diverse ontvangsten

12.589

19.578

11.429

12.205

15.700

10.700

5.000

Toelichting op de verplichtingen

Garantieregeling aardwarmte

Voor de garantieregeling aardwarmte zijn in 2018 geen garantieverplichtingen afgegeven, zodat het garantieplafond van € 66,6 mln in zijn geheel niet is benut.

SDE+

Het lagere bedrag aan verplichtingen is vrijwel geheel terug te voeren op de lagere verplichtingen die zijn aangegaan voor de regeling Stimulering Duurzame Energie (SDE+). De laatste tender Wind op Zee is opnieuw zonder subsidie toegekend: hiervoor was € 4,5 mld verplichtingenbudget gereserveerd. Daarnaast zijn op de eerste openstelling in 2018 van de reguliere SDE+, die een subsidieplafond kende van € 6 mld, voor zo’n € 2,3 mld minder subsidies verstrekt. Een groot deel van de tweede openstelling 2018 zal pas in 2019 verplicht worden (€ 4 mld).

Tegenover deze lagere verplichtingen staat dat een groot deel van de tweede openstelling 2017 pas in 2018 is verplicht (€ 4,3 mld). Tenslotte is er ruim € 0,5 mld in de begrotingsreserve duurzame energie gestort en € 0,5 mld in de begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie.

Toelichting op de uitgaven

Subsidies

SDE+-projecten (Hernieuwbare Energie Regeling, HER)

De lagere uitgaven op het budget voor de SDE+-projecten (HER) waren al bij 1e suppletoire begroting geprognotiseerd en zijn toen al voor een bedrag van € 15,7 mln ingezet ter dekking van de uitgaven voor de ISDE. Zowel de HER als de ISDE worden gefinancierd uit de SDE+-middelen.

Demonstratieregeling Energie-Innovatie (DEI)

De lagere dan verwachte uitgaven voor de Demonstratieregeling Energie-Innovatie (DEI) zijn al bij 1e suppletoire begroting voorzien en het budget is daarom bij 1e en 2e suppletoire begroting met € 12 mln verlaagd naar € 30 mln. Deze meevaller is ingezet ter dekking van de hogere uitgaven van de Tenderregeling Energie-Innovatie (TSE), die gefinancierd wordt uit het budget voor Topsectoren Energie.

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)

Bij amendement is € 5,6 mln toegevoegd aan het budget voor de Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS). Omdat de kasuitgaven van de openstelling 2018 pas in de jaren 2019 t/m 2022 zouden plaatsvinden, is bij 2e suppletoire begroting de gehele € 5,6 mln met een kasschuif naar deze jaren verschoven.

Projecten Energieakkoord en Klimaatakkoord

Uit de Klimaatenveloppe 2018 is € 4,2 mln voor de uitwerking van het Klimaatakkoord toegevoegd aan het reeds bestaande budget van € 4,8 mln voor de uitvoering van het Energieakkoord. Uit dit gezamenlijke budget zijn onder andere de ondersteuning door de SER van het Klimaatakkoord, de communicatie rond het Klimaatakkoord, de vergoeding van de voorzitters van de Klimaattafels en verschillende onderzoeken ten behoeve van het Klimaatakkoord bekostigd. De niet-uitgegeven middelen van het budget voor het Energieakkoord zijn in de reserve duurzame energie gestort.

Storting begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie

Het kabinet heeft bij 2e suppletoire begroting besloten € 500 mln vrij te maken voor mogelijke additionele maatregelen om aanvullende CO2-reductie te realiseren. Omdat de aard en timing van de eventuele aanvullende maatregelen nog onzeker is, heeft het kabinet eveneens besloten deze eventuele maatregelen te financieren via een tijdelijke begrotingsreserve, gekoppeld aan de EZK-begroting. Onttrekking van middelen uit de reserve moet vooraf door het Ministerie van Financiën goedgekeurd worden. Daarbij wordt getoetst op het zo kostenefficiënt mogelijk verminderen van CO2. EZK coördineert de set aan maatregelen om CO2 te reduceren. Andere departementen, zoals LNV, IenW en BZK, kunnen ook een beroep doen op deze middelen voor CO2-reducerende maatregelen.

Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP), SDE, SDE+ en regeling Investerings Subsidie Duurzame Energie (ISDE)

De lagere uitgaven op de MEP-regeling (€ 29,5 mln) zijn veroorzaakt door een lagere gerealiseerde subsidiabele elektriciteitsproductie dan waar in de raming eerder rekening mee was gehouden. Ook bij de regelingen SDE en SDE+ is er sprake van dat de uitgaven lager zijn uitgevallen dan de in de begroting beschikbare middelen (totaal € 572 mln). Dit is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan een tragere realisatie van de subsidiabele productie dan voorzien bij het opstellen van de ramingen in 2013 en voor het overige aan het beschikbaar stellen van SDE+ middelen voor de InvesteringSubsidie Duurzame Energie (ISDE) en de subsidie aan TenneT voor het net op zee. De bij de SDE+ uitgevallen productie zal voor een groot deel in latere jaren alsnog worden gerealiseerd en gesubsidieerd via dezelfde of vervangende projecten. Voor de uitgaven op de ISDE waren in de begroting 2018 nog geen middelen opgenomen. Deze middelen zijn afkomstig uit de middelen voor de SDE+ en de MEP. De op de MEP, SDE, SDE+ en aanverwante instrumenten per saldo niet uitgegeven middelen zijn gestort in de begrotingsreserve duurzame energie.

Kengetal

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Ambitie 2018

Aantal deelnemende bedrijven bij TKI

Bron: RVO.nl

301

486

612

1.150

1.200

1.400

1.7001

1.500

1

Voorlopig cijfer, betreft aantal bedrijven dat in 2018 heeft deelgenomen aan projecten ondersteund door de Topsector Energie Tenders (TSE), de Hernieuwbare Energie Regeling (HER) en de Demonstratieregeling Energie-Innovatie (DEI) en opdrachten die in het kader van de Topsector Energie zijn verstrekt.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Streefwaarde

Planning

Bron

Duurzame energieproductie

4,5%

2013

5,8%

6%

6,6%

16%

2023

CBS

Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS)

Het voor de EDS beschikbare budget van € 8 mln is in 2018 bij 1e suppletoire begroting van de begroting van VWS overgeheveld naar de begroting van EZ. Uiteindelijk is hiervan € 7,8 mln uitbetaald.

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

Op de ETS-compensatieregeling voor energie-intensieve bedrijven is in 2018 ruim € 20 mln minder uitgegeven dan begroot, vooral als gevolg van de veel lagere ETS-prijs die gebruikt wordt om de omvang van de openstelling te berekenen dan waar bij de raming rekening mee gehouden was. Daarnaast is € 5 mln overgeheveld naar het Provinciefonds als EZ-bijdrage aan de 3e tranche van de Regionale Investeringssteun Groningen (RIG).

Leningen

Pallas

In 2014 is door het toenmalige EZ aan de Stichting Pallas een lening verstrekt van € 40 mln, waarvan tot en met 2017 € 20,2 mln is uitbetaald. In 2018 is het restant van de lening van € 19,8 mln door Pallas opgevraagd. Omdat hiervoor geen budget beschikbaar was in de Ontwerpbegroting 2018, is het Pallas-budget met dit bedrag opgehoogd.

Bijdragen aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

De bijdrage aan RVO.nl was hoger vanwege loon- en prijsbijstelling. Ook is budget toegevoegd voor de implementatie van de Algemene Verordening Gegevensbescherming AVG (€ 2,9 mln), afbouw van de capaciteit van de voormalige Dienst Landelijk Gebied DLG (€ 0,4 mln), uitbreiding van de capaciteit voor de uitvoering van de Rijkscoördinatieregeling RCR (€ 0,4 mln), de uitvoering van de Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties EDS (€ 0,6 mln) en de uitvoering van de SDE+-regeling (€ 0,85 mln). Het restant betreft verschillende kleinere aanvullende opdrachten die in 2018 aan RVO verstrekt zijn.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Bijdrage aan TNO

De bijdrage aan TNO betreft zowel de onderdelen ECN-TNO (energieonderzoek) als TNO-AGE (mijnbouwonderzoek). In verband met de afsplitsing van ECN-TNO van ECN is het budget voor de bijdrage aan ECN-TNO bij 2e suppletoire begroting uit het ECN-budget opgehoogd met € 5,3 mln, daarnaast is € 0,6 mln aan loon- en prijsbijstelling uitgekeerd.

Op het budget voor TNO-AGE bleek in 2018 een tekort te zijn van € 2,5 mln, vooral als gevolg van de toegenomen werkzaamheden van TNO-AGE voor de uitvoering van wettelijke taken (mijnbouwvergunningverlening, opdrachten voortvloeiend uit de Mijnbouwwet), de advisering op het Groningen-dossier en nieuwe taken (toezicht op geothermieactiviteiten).

Indicator: klanttevredenheid en kennisbenutting

 

Referentiewaarde

Peildatum

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Streefwaarde

Planning

Bron

Klanttevredenheid ECN

8,6

2014

8,4

8,2

n.v.t.

8,0

2018

ECN

Kennisbenutting ECN

96%

2015

95%

95%

n.v.t.

>80%

2018

ECN

Bron: opgave ECN (realisatiecijfers t/m 2017)

In 2018 is ECN opgegaan in TNO en gaat sindsdien verder als ECN-TNO. Dit houdt in dat het energie- en klimaatonderzoek van ECN met ingang van april 2018 is ondergebracht in de organisatie TNO en dat er geen separate indicatoren meer worden bijgehouden voor het onderdeel ECN-TNO. Voor de scores op de indicatoren «klanttevredenheid» en «kennisbenutting» van TNO als geheel wordt verwezen naar de desbetreffende indicatoren op artikel 2.

Bijdragen aan medeoverheden

Uitkoopregeling

Er zijn minder aanvragen ingediend dan geraamd in het kader van de uitkoopregeling voor huiseigenaren met woningen onder een hoogspanningsverbinding.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Energieonderzoek Centrum Nederland/Nuclear Research and Consultancy Group (ECN/NRG)

Uit het in 2018 in de Ontwerpbegroting beschikbare budget zijn zowel de subsidie aan ECN/NRG (€ 8,2 mln) als de opdracht aan ECN-TNO (€ 12,5 mln) betaald. Vanaf 2019 zijn beide budgetten in de begroting gescheiden. Daarnaast is in 2018 aan ECN/NRG een lening verstrekt en uitbetaald van € 117 mln voor het opruimen en afvoeren van het nucleaire afval in Petten. Tevens is het laatste deel van de lening die in oktober 2014 aan ECN/NRG is verstrekt voor het herstelplan van de Hoge Flux Reactor (HFR) uitbetaald (€ 20 mln). Zowel voor het verstrekken van de nieuwe lening als voor de uitbetaling van de reeds lopende lening is het budget gedurende 2018 opgehoogd.

Ontvangsten

Opbrengst heffing ODE (SDE+)

De inkomsten uit de Opslag Duurzame Energie (ODE) zijn bijna € 41 mln achtergebleven bij de in de begroting geraamde inkomsten. Dit is 3,8% lager dan geraamd. Bij de bepaling van de ODE-tarieven dienen vooraf inschattingen te worden gemaakt voor onder andere het elektriciteits- en gasverbruik. Aangezien het gerealiseerde verbruik daarvan kan afwijken, zullen de daadwerkelijke opbrengsten in het algemeen iets afwijken van de geraamde opbrengsten.

ETS-Ontvangsten

In 2018 is de ETS-prijs gestegen en deze stijging is gepaard gegaan met zeer grote fluctuaties. In het laatste half jaar is de gemiddelde ETS-prijs veel sterker gestegen dan verwacht, waardoor de ETS-opbrengsten ruim € 280 mln hoger zijn uitgevallen dan geraamd.

Aardgasbaten

De ontvangen aardgasbaten zijn zo’n € 488 mln achtergebleven bij de in de begroting geraamde te ontvangen bedragen. De belangrijkste oorzaak hiervoor is de opbouw van voorzieningen door NAM en EBN zoals in de Kamerbrief over de budgettaire gevolgen van de gaswinning in Groningen van 18 september 2018 reeds aangekondigd (Kamerstuk 33 529, nr. 524). Het gaat daarbij bijvoorbeeld om voorzieningen ten behoeve van de versterkingsopgave en de bijdrage voor de Regio. NAM en EBN zijn verplicht om voorzieningen te nemen voor toekomstige uitgaven die qua omvang met voldoende zekerheid berekend kunnen worden.

Kengetallen

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

1. Gewonnen volume aardgas kleine velden (in Nm3)

Bron: TNO

26 mld Nm3

26 mld Nm3

24 mld Nm3

22 mld Nm3

20 mld Nm3

18 mld Nm3

16 mld Nm3

2. Aantal boringen exploratie onshore en offshore

Bron: TNO

16

9

21

16

4

6

5

3. Aantal boringen productie onshore en offshore

Bron: TNO

19

18

32

17

16

8

7

4. Productie aardgas totaal (in Nm3)

Bron: TNO

74 mld Nm3

80 mld Nm3

66 mld Nm3

50 mld Nm3

48 mld Nm3

42 mld Nm3

35 mld Nm3

5. Euro/dollarkoers

Bron: CPB

1,28

1,33

1,33

1,11

1,11

1,13

1,18

6. Olieprijs (dollar/vat) Bron: CPB

111,7

108,7

101,4

52,5

43,3

54,0

70,9

7. Beursprijs van TTF-gas (eurocent/ m3)

Bron: Gasterra

24,0

26,0

21,3

19,8

13,6

16,6

21,5

Toelichting op de begrotingsreserves

Stand begrotingsreserves per 31 december 2018 (bedragen x € 1.000)
   

Waarvan juridisch verplicht

Begrotingsreserve Aardwarmte

21.554

100%

Begrotingsreserve duurzame energie

2.239.406

100%

Begrotingsreserve ECN verstrekte leningen

6.600

0%

Begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie

500.000

0%

Begrotingsreserve Aardwarmte

Bedragen x € 1 mln

Stand 1/1/2018

22,6

+ Storting

 

– Onttrekking

1,0

Stand per 31/12/2018

21,6

De begrotingsreserve voor de garantieregeling Geothermie is bedoeld om het budget voor deze regeling meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten en uitgaven op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Geothermie betalen marktpartijen een premie aan de uitvoerder van de regeling (RVO.nl) die wordt gestort in de begrotingsreserve. In 2018 zijn geen nieuwe garanties op basis van de garantieregeling door RVO.nl ingediend, zodat er ook geen stortingen van ontvangen provisies in de begrotingsreserve hebben plaatsgevonden.

Uit het toetsingskader van de garantieregeling aardwarmte blijkt dat, gelet op het risicoprofiel van de aardwarmtegaranties (tussen de 1,4% kans op volledige en 7,6% op gedeeltelijke mislukking), de huidige omvang van de begrotingsreserve samen met de over de verstrekte garanties te ontvangen provisies (7%) benodigd is om de komende jaren een gemiddeld garantieplafond van € 66,6 mln per jaar mogelijk te maken. Gelet op de uitstaande garanties en het genoemde risicoprofiel is de gehele reserve benodigd om mogelijke verliesdeclaraties op te kunnen vangen en is daarmee voor 100% juridisch verplicht.

Begrotingsreserve Duurzame energie

Bedragen x € 1 mln

Stand 1/1/2018

1.774,7

+ Storting

537,7

– Onttrekking

– 73,0

Stand per 31/12/2018

2.239,4

De begrotingsreserve Duurzame energie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij projecten waaraan reeds subsidie is toegekend en reeds verplichte projecten die niet tot uitvoering komen en door andere projecten moeten worden vervangen met het oog op het bereiken van de doelstelling voor duurzame energieproductie. Het gaat hier om middelen ten behoeve van de MEP, SDE, SDE+, ISDE en de SDE+-projecten van de topsectoren energie (HER). Via de begrotingsreserve blijven de middelen beschikbaar tot het moment dat ze alsnog zullen worden uitbetaald. In 2018 is € 537,7 mln in de reserve gestort en € 73 mln aan de reserve onttrokken (Kamerstuk 34 210 XIII, nr. 4, antwoord op vraag 5).

Specificatie stortingen/onttrekkingen begrotingsreserve Duurzame Energie (bedragen x € 1 mln)

Specificatie begrotingsreserve Duurzame Energie

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Totaal

Juridisch verplicht

MEP (algemene middelen)

23

16

2

 

34

– 2

73

100%

SDE (algemene middelen)

143

220

297

191

63

16

930

Tijdelijke onttrekking (MEP/SDE)

   

– 20

– 77

– 77

– 73

– 247

SDE+ (ODE gefinancierd)

59

134

204

282

281

523

1.483

100%

Totaal

225

370

483

396

301

464

2.239

100%

Eind 2018 bedraagt de stand van de reserve € 2.239,4 mln. Daarvan is 100% juridisch verplicht. Bij de huidige inzichten is de in de meerjarencijfers beschikbare uitgavenruimte voorlopig toereikend voor de kasuitloop van de afgegeven beschikkingen. Naar de huidige inzichten, onder meer gebaseerd op de meerjarenramingen van RVO (de uitvoerder van de SDE+), zal de begrotingsreserve duurzame energie in de jaren tot en met 2020 nog toenemen, zij het in mindere mate dan de afgelopen jaren (indicatief: 2019 + € 150 mln, 2020 + € 150 mln). Met ingang van 2021 zal er een beroep moeten worden gedaan op de begrotingsreserve (indicatief: 2021 – € 160 mln), omdat de geraamde uitgaven de in de meerjarenramingen beschikbare kasmiddelen te boven gaan. Daarbij is nog geen rekening gehouden met intensiveringen – additionele middelen, noch extra uitgaven – in het kader van het Klimaatakkoord.

Begrotingsreserve ECN verstrekte leningen

Bedragen x € 1 mln

Stand 1/1/2018

6,6

+ Storting

0

– Onttrekking

0

Stand per 31/12/2018

6,6

De middelen op de begrotingsreserve risicopremie ECN/NRG zullen worden aangesproken als ECN – al dan niet tijdelijk – (gedeeltelijk) niet kan voldoen aan de terugbetalingsverplichtingen volgens de in 2014 afgesloten leningsovereenkomst.

Deze reserve betreft uitsluitend een zekerstelling binnen de rijksbegroting. Derden kunnen geen beroep op deze middelen doen en daarmee zijn de middelen op deze reserve niet juridisch verplicht.

Begrotingsreserve maatregelen CO2-reductie

Bedragen x € 1 mln

Stand 1/1/2018

0

+ Storting

500

– Onttrekking

0

Stand per 31/12/2018

500

Het kabinet zal mogelijk additionele maatregelen nemen om aanvullende CO2-reductie te realiseren. Omdat de aard en timing van de eventuele aanvullende maatregelen nog onzeker is, heeft het kabinet besloten deze eventuele maatregelen via een tijdelijke begrotingsreserve met een omvang van € 500 mln financieel mogelijk te maken. Andere departementen, zoals LNV, IenW en BZK kunnen ook een beroep doen op deze reserve voor CO2-reducerende maatregelen.

In afwachting van nadere besluitvorming zijn deze middelen nog niet juridisch verplicht.

Overzicht maatregelen ten behoeve van het Energieakkoord

Uitgaven x € 1.000

Realisatie

2015

Realisatie

2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Begroting 2018

Verschil

ENERGIEBESPARING

           

MJA3 / MEE (EZK, art. 4)

3.061

4.242

3.053

3.799

2.368

1.431

EIA (FIN, fiscaal)

106.000

147.000

124.000

160.0001

147.000

13.000

Compensatie indirecte kosten ETS (EZK, art. 4)

31.765

45.008

53.477

36.895

62.000

– 25.105

Subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EZK, art. 4)

 

5.822

6.170

7.809

0

7.809

Duurzame warmte (EZK, art 4)

262

   

0

0

0

Demo Schoon en Zuinig (LNV, art. 6)

911

1

 

0

0

0

Innovatieagenda Energie (LNV, art. 6)

640

1.096

1.102

3.010

3.093

– 83

Marktintroductie energie innovaties (MEI) (LNV, art. 6)

4.768

3.537

3.290

4.471

4.535

– 64

Energie-efficiëntie en hernieuwbare energie (LNV, art. 6)

3.275

6.124

3.984

4.233

400

3.833

Wet Milieubeheer energiebesparing (IenW, art. 19)

3.913

1.066

2.141

0

0

0

Openbare verlichting decentrale overheden (IenW, art. 19)

17

   

0

25

– 25

Revolverend fonds EGO (BZK, art. 4)

 

35.000

 

25.000

5.000

20.000

Bijdragen aan agentschappen (BZK, art. 4)

11.745

6.132

3.847

3.761

8.860

– 5.099

Energiebesparing verhuurders, uitvoering STEP (BZK, art.4)

   

816

105.677

196.763

– 91.086

Beleidsprogramma Energiebesparing (Subsidies en opdrachten) (BZK, art. 4)

5.000

4.000

6.500

3.935

2.525

1.410

Revolverend fonds Energiebesparing verhuurders (BZK, art. 4)

   

0

2.640

2.650

– 10

Energiebesparing Koopsector (BZK, art. 4)

 

7.383

39.900

3.349

21.100

– 17.751

Fonds Duurzaam Funderingsherstel (BZK, art. 4)

   

20.000

0

0

0

             

HERNIEUWBARE ENERGIE

           

MEP (EZK, art. 4)

362.995

288.426

149.960

25.492

54.991

– 29.499

SDE/SDE+ (EZK, art.4)

323.059

614.493

873.641

1.101.941

1.674.623

– 572.682

Storting in begrotingsreserve duurzame energie (EZK, art. 4)

503.423

473.061

377.819

537.740

0

537.740

Storting in begrotingsreserve

Garantieregeling Aardwarmte (EZK, art. 4)

1.922

1.012

833

0

4.700

– 4.700

InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (EZK, art.4)

 

18.018

50.927

69.864

0

69.864

             

ENERGIE-INNOVATIE

           

Topsector Energie (EZK, art. 4)

36.516

38.915

38.791

63.400

60.403

2.997

Demonstratieregeling Energie-innovaties (EZK, art. 4)

10.153

19.330

21.931

28.197

48.000

– 13.803

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (EZK, art. 4)

     

860

6.600

– 5.740

Innovatiemiddelen SDE+ (EZK, art. 4)

21.138

31.497

30.934

30.665

48.320

– 17.655

             

MOBILITEIT

           

Elektrisch rijden (EZK, art. 4)

1.541

844

538

232

0

232

Elektrisch rijden (IenW, art. 21)

     

750

1.861

1.111

Lean and Green Personal Mobility (IenW, art. 14)

540

216

 

0

0

0

Bewustwordingscampagne «Hopper» (IenW, art. 14)

50

   

35

0

35

Organisatiekosten Green Deal Autodelen (IenW, art. 14)

60

54

20

18 (green deal nieuwe draaien) en 67 (follow up green deal autodelen)

50

35

Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenW, art. 19)

172

98

13

700 (deels vanuit klimaat- enveloppe gelden)

0

700

Nationale benchmark duurzame mobiliteit (IenW, art. 14)

     

0

0

0

Diverse beleidsonderzoeken duurzame mobiliteit (IenW, art. 14)

     

0

0

0

Werkgeversaanpak mobiliteit (IenW, art. 14)

 

36

 

0

0

0

             

OVERIGE

           

Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten Energieakkoord (EZK, art. 4)

5.200

5.200

6.263

5.434

5.200

– 234

Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders (RVO.nl) (BZK, art. 4)

353

88

61

8

414

– 406

1

Voorlopige cijfers Ministerie van Financiën

Licence