1. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 1e pijler (GLB): Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)
De ontvangen EU-steun voor het GLB pijler 1 bedraagt in 2018 € 816 mln voor directe inkomenssteun en markt- en prijsmaatregelen. De steun voor markt- en prijsmaatregelen fluctueert afhankelijk van de marktomstandigheden. Ten aanzien van het GLB is LNV verantwoordelijk voor een recht- en doelmatige uitvoering van het op EU-niveau vastgestelde beleid binnen Nederland. De uitvoering van het GLB is aan stringente Europese voorwaarden gebonden die met name de rechtmatigheid van de uitvoering moeten waarborgen. Nederland beschikt vanaf 16 oktober 2013 over één erkend betaalorgaan voor de uitvoering van het GLB (RVO). De Auditdienst Rijk (ADR) is belast met de controle van de door het betaalorgaan ingediende rekeningen bij de Europese landbouwfondsen.
In het Gemeenschappelijk landbouwbeleid pijler 1 zijn de maatregelen onder te verdelen in:
-
a. Basisbetalingsregeling;
-
b. Betaling voor vergroening;
-
c. Betaling voor jonge boeren;
-
d. Graasdierpremie;
-
e. Teruggave financiële discipline;
-
f. Markt- en prijsbeleid.
a. Basisbetalingsregeling
In 2018 zijn de betalingen gedaan op aanvragen ingediend in 2017, het derde jaar in de huidige nieuwe GLB-periode. Voor de basisbetaling is € 489 mln gedeclareerd bij de Europese Commissie.
b. Betaling voor vergroening
Landbouwers die gebruik maken van de basisbetalingsregeling zijn verplicht om vergroeningsmaatregelen toe te passen op hun bedrijf. Voor de vergroeningsbetalingen is 30% van het budget voor directe betalingen bestemd. In 2018 is € 208 mln voor vergroeningsbetalingen gedeclareerd bij de Europese Commissie.
c. Betaling voor jonge boeren
Voor de zogenaamde «top-up» betaling voor jonge boeren is 2% van het budget voor directe betalingen beschikbaar. In 2018 is bij de Europese Commissie € 12,4 mln gedeclareerd voor de «top-up» betaling voor jonge boeren.
d. Graasdierpremie
In 2018 werd € 1,7 mln voor steun aan graasdieren (runderen en schapen) gedeclareerd bij de Europese Commissie.
e. Teruggave financiële discipline
Op alle directe betalingen wordt een korting toegepast ten behoeve van de crisisreserve van de Europese Commissie. Indien de crisisreserve niet (volledig) wordt benut vindt teruggave plaats aan de landbouwers. In 2018 werd € 8,8 mln terugbetaald aan landbouwers.
f. Markt- en prijsbeleid
Het markt- en prijsbeleid is afgebouwd met als doel de landbouw marktgerichter te maken. Bij het markt- en prijsbeleid zijn er aan de ene kant uitgaven voor reguliere programma’s en aan de andere kant uitgaven in verband met slechte marktsituaties.
In 2018 bestond de reguliere steun uit operationele programma’s groente en fruit van € 22,8 mln. Voor afzetbevordering is € 9,6 mln uitgegeven. Het betrof hier uitgaven in het kader van schoolfruit & melk en promotieprogramma’s. De uitgaven voor het Bijenprogramma bedroegen € 0,2 mln.
In verband met de slechte marktsituaties waren er in 2018 uitgaven. Vanwege de marktomstandigheden was € 17,7 mln besteed aan steun voor particuliere opslag van zuivel en varkensvlees en openbare opslag van magere melkpoeder.
Versterking zuivel- en varkenssector
In september 2015 heeft de Europese Raad steun gegeven aan een pakket aan maatregelen voor de melkveehouderij en de varkenshouderij die te kampen hebben met grote marktproblemen. In dit pakket heeft de Europese Commissie in totaal € 500 mln beschikbaar gesteld voor deze sectoren, die de marktsituatie in zijn geheel moesten verbeteren. Nederland ontving hiervan € 29,94 mln voor de zuivelsector en de varkenshouderij.
Deze Europese middelen zijn langs drie sporen verdeeld:
-
1. Verdere verduurzaming van de melkveehouderij (€ 10 mln); deze middelen zijn in 2017 uitbetaald;
-
2. Vitalisering van de varkenshouderij (€ 10 mln);
-
3. Stimuleren van investeringen in mestverwerking voor de melkvee- en varkenshouderij (€ 10 mln).
Voor de maatregelen «vitalisering van de varkenshouderij» en «stimuleren van investeringen in mestverwerking» zijn in 2017 private regelingen opengesteld. De Europese middelen voor deze maatregelen zijn respectievelijk voor 31 maart 2018 en voor 30 september 2018 uitbetaald.
In september 2016 heeft de Europese Commissie een tweede maatregelpakket vastgesteld voor melkproducenten en landbouwers in andere veehouderijsectoren in verband met de voortdurende marktproblemen (Verordening (EU) 2016/1613). Nederland heeft hiervan een tweede nationale envelop toegewezen gekregen van € 22,952 mln. Aan deze Europese middelen zijn middelen van EZ en de sector toegevoegd.
De tweede nationale envelop is beschikbaar gesteld aan de volgende twee maatregelen:
-
1. Een beëindigingsregeling voor de melkveehouderij; deze middelen zijn in 2017 uitbetaald;
-
2. Een private regeling voor verbetering van de mineralenefficiëntie in de varkenshouderij door het stimuleren van fosforarm veevoer (Europese middelen € 4 mln).
De middelen voor deze regeling zijn voor 31 maart 2018 uitbetaald.
2. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2e pijler (POP): Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)
Op 13 februari 2015 heeft de Europese Commissie het Nederlandse POP3 goedgekeurd.
Conform het akkoord tussen Rijk en provincies zijn de provincies verantwoordelijk voor het overgrote deel van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3). De provincies leveren het grootste deel van de benodigde nationale middelen cofinanciering voor POP3, aangevuld met cofinanciering door de waterschappen (verbetering waterkwaliteit).
In overleg met de provincies is besloten POP3 concreet te richten op de volgende thema’s:
-
1) Versterken van innovatie, verduurzaming en concurrentiekracht;
-
2) Jonge boeren;
-
3) Natuur en landschap (zoals afgesproken in het Natuurpact);
-
4) Verbetering van de waterkwaliteit;
-
5) LEADER (inclusief projecten onder het programma Duurzaam Door).
Met ingang van 2016 zijn in het POP3 wijzigingen doorgevoerd. In verband met de convergentie naar een gelijke hectare premie in 2019 is besloten tot een herschikking van de beschikbare middelen van de eerste pijler. Hiervan komt € 11,5 mln per jaar voor de periode 2016–2020 ten behoeve van enkele sectoren die te maken krijgen met een substantiële vermindering van directe betalingen (zonder nationale cofinanciering). In totaal bedraagt dit € 57,5 mln. Voor de aardappelzetmeelsector (€ 5 mln van de € 57,5 mln) worden maatregelen uitgevoerd door de provincies Groningen en Drenthe. Daarnaast wordt extra geld aangewend voor watermaatregelen. Voor de periode 2016–2020 wordt jaarlijks € 20 mln besteed. In totaal € 100 mln. Het gaat hier om EU-middelen waarvoor geen nationale cofinanciering vereist is (100% EU-bijdrage). Wel zijn er met de waterschappen afspraken gemaakt dat de (EU) beschikbare watermiddelen met eenzelfde bedrag worden opgehoogd (€ 20 mln jaarlijks). In totaal € 100 mln. Een andere aanpassing betreft de overgang naar een stelsel van collectief agrarisch natuurbeheer met ingang van 2016 (Kamerstuk, 33 576, nr. 3).
Vervolgens is in juli 2017 de voorgenomen overheveling van de eerste pijler (€ 30 mln per jaar voor de jaren 2019 en 2020) aan de Europese Commissie gemeld. Voor de Brede Weersverzekering wordt vanaf 2019 € 10 mln per jaar ingezet. Hiermee kunnen voor de jaren 2019 en 2020 in totaal 1.000 tot 1.200 meer deelnemers worden geaccommodeerd (bijna een verdubbeling van het huidige aantal). Voor de jaren 2019 en 2020 wordt € 20 mln per jaar voor agrarisch natuurbeheer ingezet om de belangrijkste stappen te zetten om scenario 2 uit de toekomstscenario’s weide- en akkervogelbeheer te realiseren (zie Kamerstuk 33 576, nr. 97). De EC heeft de voorstellen in 2018 goedgekeurd.
Onderstaand volgt een overzicht van de bedragen die gemiddeld per jaar voor het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014 -2020 (POP3) beschikbaar zijn, na toevoeging van bovenstaande middelen (bedragen x € 1 mln):
Kalenderjaar | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | totaal |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Bijdrage EU | 87,0 | 87,0 | 118,5 | 118,4 | 118,3 | 148,1 | 148,1 | 825,3 |
Bijdrage andere overheden | 87,0 | 83,6 | 103,5 | 103,6 | 103,3 | 103,0 | 103,0 | 687 |
Bijdrage Rijk | 5,5 | 5,5 | 5,5 | 5,5 | 5,5 | 5,5 | 33 |
Bijdrage andere overheden en bijdrage Rijk zijn niet gestegen omdat de toegevoegde pijler 1 middelen 100% financiering vanuit de EU betreffen.
Het LNV aandeel bedraagt circa € 5,5 mln per jaar en deze uitgaven worden verantwoord in het jaarverslag van LNV (artikel 6). Het Rijksaandeel heeft betrekking op de regeling brede weersverzekering. Vanaf 2016 is het Ministerie eveneens verantwoordelijk voor de uitvoering van de regelingen voor de kalversector, aardappelzetmeelsector en vleesveesector. Deze regelingen worden alleen via de EU gefinancierd. De hiervoor benodigde middelen zijn vanuit GLB pijler 1 overgeheveld naar pijler 2.
Onder POP3 is een ruimer bestedingsregime van kracht. Per jaartranche dient het geld binnen 4 jaar te zijn uitgegeven (N+3, was N+2).
De realisatie tot en met 2018 ziet er als volgt uit (bedragen x € 1 mln.).
Kalenderjaar | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | Realisatie totaal 2014–2018 |
---|---|---|---|---|---|---|
Bijdrage EU | 0 | 33 | 41 | 60 | 78 | 212 |
Bijdrage provincies | 0 | 10 | 18 | 25 | 38 | 91 |
Bijdrage Rijk | 0 | 4 | 4,6 | 5,6 | 5,3 | 19,5 |
3. Gemeenschappelijk Visserij Beleid (GVB): Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)
Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld, zoals beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ter bevordering van de stabiliteit van de vismarkt.
Ontwikkelingen EFMZV 2014–2020
Hoofddoel van het EFMZV is het bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het hervormde GVB, dat wil zeggen aan de verdere verduurzaming en versterking van de concurrentiekracht van de visserij en aquacultuur. Het EFMZV biedt de sector kansen om initiatieven voor meer duurzaamheid, kostprijsverlaging en kwaliteitsverbetering te ontwikkelen en deze te implementeren. Het fonds zal eveneens worden ingezet om uitdagingen op te pakken en oplossingen aan te dragen voor de invoering van de aanlandplicht.
Het EFMZV-instrumentarium, zoals opgenomen in het in februari 2015 goedgekeurde Operationeel Programma, is gericht op 3 hoofdthema’s:
-
1. Invoering van de aanlandplicht;
-
2. Verdere verduurzaming van de visserij- en aquacultuur;
-
3. Verbetering van de rendementen in de visserij- en aquacultuurketen.
In 2018 zijn in uitvoering van het Operationeel Programma de navolgende maatregelen opengesteld voor de visserijsector:
-
1. Jonge vissers 2018;
-
2. Investeringen voor toegevoegde waarde van visserijproducten;
-
3. Samenwerkingsprojecten wetenschap en visserij;
-
4. Productie- en afzetprogramma’s voor productenorganisaties 2018;
-
5. Innovatieprojecten aquacultuur;
-
6. Rendementsverbeteringsprojecten.
De maatregelen jonge vissers (budget € 350.000) en productie- en afzetprogramma’s voor producentenorganisaties (budget € 59.000) zijn jaarlijks terugkerende openstellingen en zijn ook in 2017 opengesteld. De maatregel jonge vissers is bedoeld voor jonge vissers om nieuwe economische activiteiten op te starten. Vissers jonger dan 40 jaar kunnen een subsidie ontvangen als zij voor het eerst een vissersvaartuig willen aanschaffen. De maatregel productie- en afzetprogramma’s is bedoeld voor het ondersteunen van producentenorganisaties bij het realiseren van de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening voor visserij- en aquacultuurproducten.
De maatregel investeringen voor toegevoegde waarde is in 2018 opengesteld met een budget van € 2,8 mln. Deze maatregel is bedoeld om visserijondernemingen te helpen om de toegevoegde waarde of de kwaliteit van de gevangen vis te verbeteren. Middels deze maatregel kunnen visserijondernemingen steun krijgen voor een beperkt aantal investeringen dat leidt tot verbetering van toegevoegde waarde in de bedrijfsvoering.
De maatregel samenwerkingsprojecten wetenschap en visserij is in 2018 opengesteld met een budget van € 4 mln. Het doel van deze maatregel is om vissers te helpen kennis op te doen die zij kunnen gebruiken voor het verduurzamen van hun bedrijfsvoering. Deze maatregel is gericht op het opzetten van netwerken, partnerschapovereenkomsten of verenigingen (kennissystemen) tussen wetenschappers en vissers of visserijorganisaties en op het verrichten van activiteiten daarbinnen, zoals kennisontwikkeling en kennisdeling. Vissers of visserijorganisaties kunnen binnen het kennissysteem aan elkaar en aan de onafhankelijke wetenschappelijke organisatie de vragen stellen die zij hebben met betrekking tot de maatschappelijke uitdagingen waar de sector voor staat.
In het Nationaal Strategisch Plan Aquacultuur (2014–2020) is een meerjarenvisie opgenomen. Deze is gericht op een duurzame ontwikkeling van de aquacultuur binnen Nederland. Om invulling te geven aan de ontwikkelrichtingen in het plan wordt door middel van de maatregel innovatieprojecten aquacultuur (budget € 3 mln) subsidie verleend om innovaties in de aquacultuur te bevorderen. Hierbij worden verschillende aspecten van duurzaamheid meegewogen.
De maatregel rendementsverbeteringsprojecten beoogt de rendementen van de visserijbedrijven te verbeteren, door financiële ondersteuning bij het intensiveren van technologische ontwikkeling en innovatie. Voorbeelden hiervan zijn projecten die voor een zo breed mogelijk aantal betrokkenen uit de visserijsector een duidelijke kostenbesparing opleveren of die een duidelijke waardevermeerdering van hun product(en) tot gevolg hebben. Ook het realiseren van een meer vraaggestuurde aanvoer of een kortere keten komt voor steun in aanmerking. Het budget van deze maatregel was € 2,5 mln in 2018.
In het jaar 2018 zijn geen extra met het EFMZV gefinancierde overheidsopdrachten geselecteerd. Wel is door LNV verder gegaan met de uitvoering van reeds geselecteerde projecten:
-
• Uitzet van glas- en pootaal;
-
• Impact assessment pulse fisheries;
-
• Doorontwikkel- en verbeterprogramma VIRIS3;
-
• Verbeteren datasystemen en datastromen/uitwisseling;
-
• Expertisecentrum visstroperij;
-
• Datacollectie 2014–2016;
-
• Datacollectie 2017–2019;
-
• TransVIR2RVO-01: Basis op Orde VIRIS3 – Onderstroom. Fase 1: Vooronderzoek;
-
• TransVIR2RVO-02: Overdracht taken en systemen vangstregistratie van de NVWA naar RVO-VIR. Fase 1: Vooronderzoek;
-
• TransVIR2RVO-03: Basis op Orde VIRIS3 – Onderstroom;
-
• TransVIR2RVO-05: Vernieuwing ERS Fishing Activity via FLUX;
-
• Meerjarig onderzoeksprogramma garnalenpulsvisserij.
Het project uitzet glas- en pootaal heeft betrekking op de inkoop en uitzet van glasaal in het kader van het nationaal aalbeheerplan. De datacollectie projecten betreffen meerjaarlijkse onderzoeken naar visbestanden in het kader van het Data Collection Framework. De TransVIR2RVO-projecten en het project doorontwikkel- en verbeterprogramma VIRIS3, zijn IT- projecten bij de afdeling Visserijregelingen van RVO.nl. De projecten beogen de systemen voor visserijregistratie aan te passen aan de meest recente regelgeving en systemen toekomstbestendig te maken. De projecten «verbeteren datasystemen en datastromen/uitwisseling» en «expertisecentrum visstroperij» betreffen eveneens IT- projecten. Deze laatsten worden uitgevoerd door de NVWA. Daarnaast wordt middels de projecten impact assessment pulse fisheries en het meerjarig onderzoeksprogramma garnalenpulsvisserij onderzoek gedaan naar de effecten van pulstechniek binnen de visserij.
Financieel overzicht
De toenmalig Minister van EZ heeft voor de uitvoering van het GVB een Operationeel programma opgesteld voor de periode 2014–2020. De verdeling van de kosten van dit programma tussen overheid en begunstigden bedraagt in de meeste gevallen 50–50. Van het overheidsdeel komt gemiddeld 75% uit het EFMZV, de resterende 25% is nationale cofinanciering.
De voor Nederland beschikbare EU-budgetten voor het EFMZV (2014–2020) zijn (x € 1 mln.):
Kalenderjaar | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | totaal |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
EFMZV middelen | 13,9 | 14,1 | 14,2 | 14,5 | 14,8 | 14,9 | 15,1 | 101,5 |
Op de begroting van LNV zijn op beleidsartikel 6 voor de cofinanciering van het GVB 2014–2020 de volgende nationale middelen beschikbaar (x € 1 mln):
Kalenderjaar | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | totaal |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Rijksmiddelen co-financiering GVB | 5,0 | 5,8 | 7,3 | 5,3 | 5,3 | 1,3 | 30,0 |
Tot en met 2018 is er een bedrag van circa € 32,3 mln uitgegeven. In deze periode is circa € 24,6 mln aan EFMZV middelen bij de Europese Commissie gedeclareerd. De Rijksmiddelen 2015, 2016, 2017 en 2018 waarvoor nog geen uitgaven zijn gedaan, blijven gereserveerd voor de nationale cofinanciering van het EFMZV.