Base description which applies to whole site

3.2 Samenvatting Nationale Schuld

De EMU-schuld (overheidsschuld) is de uitstaande schuld van de hele collectieve sector en is eind 2020 uitgekomen op € 434,9 mld. De staatsschuld is onderdeel van de EMU-schuld en betreft de schuld van de Rijksoverheid. Dit is de schuld die door het Agentschap wordt gefinancierd. De staatsschuld bedroeg ultimo 2020 € 359,4 mld., dat is € 39,1 mld. hoger dan geraamd in de begroting. De belangrijkste oorzaak van deze stijging is de toegenomen financieringsbehoefte als gevolg van de coronacrisis.

Tabel 2 Kerncijfers ontwerpbegroting en realisaties 2020 (bedragen x € 1 mld.)1
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

Stand schuld (ultimo 2020)

   

EMU-schuld

434,9

397,3

37,6

Staatsschuld

359,4

320,3

39,1

Interne schuldverhouding

16,1

5,8

10,3

    

Rentelasten relevant voor het EMU-saldo

   

Rentelasten vaste en vlottende schuld (art. 11)

4,8

4,8

0,0

Rentelasten interne schuldverhouding (art. 12)

‒ 0,1

‒ 0,1

0,0

Totaal

4,7

4,7

0,0

    

Niet relevant voor het EMU-saldo

   

Rentelasten derivaten

‒ 1,0

‒ 1,1

0,1

Voortijdige beëindiging derivaten

‒ 3,5

-

‒ 3,5

Totaal

‒ 4,5

‒ 1,1

‒ 3,4

1

Als gevolg van afrondingen kan de som der delen afwijken van het totaal.

De Staat heeft ook een schuldverhouding met de publieke instellingen die deelnemen aan het schatkistbankieren. De volgende groepen doen mee aan schatkistbankieren: ministeries, de sociale fondsen, agentschappen, RWT’s, decentrale overheden en een aantal derden (veelal instellingen met een publieke taak of instellingen die publieke middelen beheren). Deelnemers hebben vorderingen (via rekening-couranttegoeden en deposito’s) en schulden bij de Staat (via leningen en roodstand op de rekening-courant). Het saldo van de vorderingen en schulden wordt de interne schuldverhouding genoemd. De interne schuldverhouding is ultimo 2020 € 16,1 mld. positief. Dit houdt in dat de Staat per saldo een schuld heeft aan de deelnemers van het schatkistbankieren. In 2020 is de interne schuldverhouding met € 7,0 mld. toegenomen (€ 10,3 mld. meer dan begroot). Dit wordt veroorzaakt door de toename in de rekening-courantstanden van de deelnemers.

De rentebaten op derivaten zijn met € 0,1 mld. gedaald ten opzichte van de begroting (negatieve rentelasten van ‒ € 1,0 mld. in plaats van ‒ € 1,1 mld.). Deze daling is veroorzaakt doordat in 2020 rentederivaten voortijdig zijn beëindigd. In 2020 zijn rentederivaten voortijdig beëindigd wat een éénmalige ontvangst van € 3,5 mld. heeft opgeleverd. Bij de voortijdige beëindiging van rentederivaten wordt de netto contante waarde van de toekomstige rentestromen in één keer ontvangen. Als gevolg hiervan dalen de verwachte rentebaten op derivaten in latere jaren. De voortijdige beëindigingen van rentederivaten hebben plaatsgevonden om de gemiddelde looptijd van de schuldportefeuille te verhogen en om het gemiddelde renterisicobedrag (RRB) de komende jaren onder de 30% te houden, hetgeen beide in lijn is met het beleidskader 2020-2025.

Financieringsbehoefte

Tabel 3 Opbouw en dekking van de financieringsbehoefte van het Rijk in 2020, inclusief de geldmarkt (bedragen x € 1 mld.)
 

Realisatie1

Financieringsbehoefte

 

Aflossingen kapitaalmarkt in 2020

29,9

Geldmarkt ultimo 2019 incl. uitzettingen

14,3

Mutatie onderpand in contanten 2020

3,4

Kassaldo Rijk 2020 (+ is kastekort)

36,7

Totaal

84,2

  

Dekking

 

Kapitaalmarktuitgifte 2020 (op kasbasis2)

43,5

Geldmarkt ultimo 2020 incl. uitzettingen

40,7

Totaal

84,2

1

Als gevolg van afrondingen kan de som der delen afwijken van het totaal.

2

De kapitaalmarktuitgifte is in deze tabel weergegeven op kasbasis. De nominale waarde van de uitgifte op de kapitaalmarkt was € 41,2 mld. Daarnaast is bij de uitgifte van de leningen € 2,3 mld. aan agio ontvangen. Agio is het bedrag dat een belegger boven de nominale waarde op een lening stort wanneer de prijs van de aangeboden obligatie hoger was dan de nominale waarde. In de verantwoordingsstaten wordt het agio gedurende de looptijd van de lening als rentebaten evenredig toegerekend aan de netto rentelasten van de lening (op transactiebasis). In de tabel budgettaire gevolgen van beleid wordt het agio meegenomen in de netto rentelasten vaste schuld die eveneens op transactiebasis worden weergegeven.

De financieringsbehoefte bedroeg in 2020 € 84,2 mld. en bestond deels uit herfinancieringen van leningen die afgelost moesten worden en deels uit extra financiering als gevolg van het opgelopen begrotingstekort. Leningen op de geldmarkt lopen per definitie korter dan een jaar en worden dus allemaal afgelost binnen het jaar. De financieringsbehoefte hangt ook af van de verandering in het onderpand in contanten in 2020. Onderpand betreft kasgeld dat banken bij de Staat plaatsen wanneer rentederivaten een positieve marktwaarde hebben voor de Staat. Hiermee wordt het kredietrisico, het risico dat de tegenpartij niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen, ondervangen. De omvang van het onderpand is afhankelijk van de marktwaarde van de swapcontracten. Het onderpand in contanten is in 2020 met € 3,4 mld. afgenomen, met name doordat rentederivaten voortijdig zijn beëindigd. Een afname van het onderpand vanwege beëindigingen van renteswaps heeft geen effect op de financieringsbehoefte omdat het kassaldo met hetzelfde bedrag verbetert als het onderpand afneemt. Het kassaldo van het Rijk was negatief en droeg met een tekort van € 36,7 mld. het meest bij aan de verhoging van de financieringsbehoefte. Het negatieve kassaldo wordt veroorzaakt door de coronacrisis. In bovenstaande tabel is te zien dat de financieringsbehoefte is gedekt met de uitgifte van nieuwe langlopende leningen op de kapitaalmarkt en nieuwe kortlopende leningen op de geldmarkt.

Licence