Gezonde overheidsfinanciën en duurzame groei
Het begrotingsbeleid stond in 2020 in het teken van het verzachten van de gevolgen van de corona-uitbraak voor de economie. Om de verspreiding van het virus in te dammen zijn activiteiten in diverse sectoren deels of helemaal tot stilstand gekomen. Door de afnemende economische activiteit en de onzekerheid worden ook andere sectoren geraakt. Veel bedrijven komen hierdoor in de problemen, waardoor mensen hun werk of opdrachten dreigen te verliezen. Het kabinet doet wat nodig is om het virus te bestrijden en de gevolgen van de recessie voor burgers en bedrijven zoveel mogelijk te beperken. Dit heeft geleid tot meerdere nood- en steunpakketten. De totale uitgaven aan corona bedroegen voor 2020 € 27,8 mld., plus € 4,4 mld. aan fiscale maatregelen. Daarnaast is voor € 13,0 mld. aan belastinguitstel verleend en voor € 1,7 mld. aan leningen verstrekt. Als gevolg van deze maatregelen en de economische neergang komt het EMU-saldo in 2020 uit op ‒ 4,4 % en de EMU-schuld op 54,5 %. Het kabinet maakt de keuze om maatregelen van tijdelijke aard, die direct gerelateerd zijn aan de coronacrisis, ten laste te brengen van het begrotingssaldo. Dit betekent dat er niet meteen bezuinigd hoeft te worden. Voor regulier beleid houdt het kabinet vast aan de geldende begrotingsregels, om zo veel mogelijk rust en voorspelbaarheid te behouden.
Als onderdeel van het regeerakkoord ‘Vertrouwen in de toekomst’ is het kabinet de Rijksbrede operatie ‘Inzicht in Kwaliteit’ gestart. Het doel van deze operatie is om beter inzicht te krijgen in de resultaten van beleid en deze inzichten meer te benutten om de maatschappelijke toegevoegde waarde van beleid te vergroten. In de voortgangsrapportage1 is de voortgang in 2020 in meer detail beschreven. Eén element is een pilot met een aparte bijlage voor de onderbouwing van de doelstellingen en (verwachte) doeltreffendheid en doelmatigheid bij beleidsvoorstellen. De vereisten voor deze toelichting zijn opgenomen in artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet 2016 (CW 3.1) en op dit moment loopt de externe evaluatie naar de rol van deze pilot bij het (mogelijk) gebruik van CW3.1. Voor de verdere versterking van het Rijksbrede evaluatiestelsel is naast de eerste verbeterslag naar een Strategische Evaluatie Agenda (SEA), in 2020 ook een opleidingsprogramma ‘monitoren, leren en evalueren’ gestart en een toolbox beleidsevaluatie opgeleverd.
De zestien werkgroepen van de Brede Maatschappelijk Heroverwegingen zijn na het zomerreces 2019 gestart en hebben de rapporten begin 2020 afgerond. Het doel was om over de volle breedte van de collectieve sector diverse opties in beeld te brengen met besparingen, intensiveringen en budgetneutrale varianten. Met deze diverse opties wordt de politiek ondersteund in het maken van keuzes en de bijbehorende budgettaire gevolgen. Alle rapporten zijn naar de Tweede Kamer gestuurd en gepubliceerd op rijksfinancien.nl.
Versterken van (toekomstige) brede welvaart
De aanpak van de coronacrisis laat bij uitstek zien dat onze welvaart om meer draait dan alleen het materiële. Het gaat om de kwaliteit van het leven, voor nu en voor later. In de Miljoenennota 2021 is gepoogd om een kwalitatieve onderbouwing te geven van hoe het gesteld is met onze brede welvaart en dit waar mogelijk te onderbouwen met cijfers.
De Monitor Brede Welvaart en de Sustainable Development Goals 2020 bieden goede handvatten om te bezien hoe het gaat met de brede welvaart in Nederland. Helaas zijn deze cijfers vaak niet actueel. Het kabinet is verheugd te zien dat het CBS met de ontwikkeling van een dashboard ‘welvaart in coronatijd’ een nieuwe stap zet om verschillende aspecten van welvaart zo actueel mogelijk in kaart te brengen.
Een stabiele, integere en innovatieve financiële sector
Sinds de financiële crisis in 2008 zijn er veel nationale, Europese en internationale maatregelen genomen om de financiële sector weerbaarder te maken. De coronacrisis heeft eens te meer laten zien hoe belangrijk het is dat banken en verzekeraars voldoende buffers hebben en dat huishoudens veerkrachtig zijn. De financiële sector speelde in 2020 gedurende de coronacrisis een waardevolle maatschappelijke rol bij het ondersteunen van de reële economie. Door corona kwam de gehele economie en daarmee ook de bankensector onder druk te staan. Het feit dat de financiële sector dit keer een faciliterende rol kon spelen, bijvoorbeeld door betalingsuitstel te verlenen aan bepaalde klanten, liet het belang van de hervormingen in de afgelopen jaren zien.
Het beleid ten aanzien van de financiële sector staat grotendeels beschreven in de Agenda financiële sector die eind 2018 is gepresenteerd2. De Agenda richt zich op drie domeinen: stabiliteit, integriteit en innovatie. In 2020 heeft het ministerie uitvoering gegeven aan de aangekondigde maatregelen uit de Agenda.
Stabiliteit
Met het oog op de risico’s van de hoge Nederlandse hypotheekschulden voor huishoudens en de economie, is op 11 juni 2020 de eerste hypotheekschuldmonitor met de Kamer gedeeld3. Via het platform Wijzer in Geldzaken is er – samen met de sector en maatschappelijke organisaties - verder gewerkt aan het vergroten van de financiële fitheid van Nederlanders. Zo zijn er in 2020 ‘tien bouwstenen’ opgesteld, afgeleid van de in 2019 aangescherpte koers die als kader dient voor een bredere gemeenschappelijke aanpak om financieel kwetsbare groepen te helpen. Dit is voor het eerst toegepast tijdens de tiende editie van de Pensioen3daagse.
Verder heeft Nederland de voortrekkersrol gepakt in het onderzoek en debat over de voordelen en risico’s van digitaal geld van de centrale bank. Nederland heeft zich hardgemaakt voor verdere ontwikkeling hiervan in Europees verband. In 2020 zijn mede vanwege de coronacrisis de onderhandelingen over de implementatie van het kapitaaleisenraamwerk voor banken, Bazel III, in Europese regelgeving en de herziening van de Solvency-II-richtlijn vertraagd. Wel is er een akkoord bereikt over een aantal ‘quick fix’ wijzigingen van de Europese bankenregels (CRR). Het doel van deze aanpassingen is om kredietverlening aan burgers en bedrijven tijdens de coronapandemie in stand te houden.4 Ook is er een akkoord bereikt over het Kapitaalmarkten herstelpakket (Capital Markets Recovery Package, CMRP). Dit pakket bevat gerichte wijzigingen van de richtlijn markten voor financiële instrumenten (MiFID II), de prospectusverordening en het EU-securitisatiekader. Deze aanpassingen dragen bij aan het economisch herstel na de coronacrisis door de mogelijkheden om in bedrijven te investeren te verbeteren. Ook het akkoord op de gemeenschappelijke achtervang voor het resolutiefonds5 (SRF) leidt ertoe dat het resolutieraamwerk overeind blijft als meerdere banken in de problemen komen.
Integriteit
In 2020 zijn er opnieuw stappen gezet om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. Zo is in 2020 de volgende wetgeving in werking getreden:
– De wet die misbruik van juridische entiteiten moet voorkomen met een openbaar register voor uiteindelijk belanghebbenden;
– De wet ter implementatie van de wijziging van de vierde anti-witwasrichtlijn;
– De wet verwijzingsportaal bankgegevens, die zorgt dat opsporingsdiensten betere toegang hebben tot bankgegevens.
Daarnaast is in 2020 het wetsvoorstel plan van aanpak witwassen naar de Raad van State gestuurd ter advisering. Met dit wetsvoorstel wordt, onder andere, banken de mogelijkheid gegeven om samen te werken bij het monitoren van transacties. Daarnaast staat er in de wet een verbod op cashbetalingen vanaf € 3.000 bij beroeps- of bedrijfsmatige handelaren. Ook komen er strengere regels voor trustdienstverlening. De Nationale Risico Assessments witwassen en terrorismefinanciering zijn gepubliceerd en, voorzien van een beleidsreactie, gedeeld met de Tweede Kamer. Daarnaast is het zogeheten UBO-register op 27 september 2020 van start gegaan. Dat is een openbaar register voor uiteindelijk belanghebbenden (Ultimate Beneficial Owners, UBO’s) van juridische entiteiten. Er is een periode van 18 maanden uitgetrokken om het register te vullen. Ook zijn we in 2020 gestart met een apart UBO-register voor trusts en soortgelijke constructies (het zogenaamde UBO-register artikel 31).
In 2020 hebben we ook verdere stappen gezet om de maatschappelijke functie van de sector te versterken. Zo is het Wetsvoorstel nadere beloningsmaatregelen financiële ondernemingen op 2 juli 2020 ingediend bij de Tweede Kamer. Hierin wordt een verplichting geïntroduceerd voor financiële ondernemingen om rekenschap te geven van en verantwoording af te leggen over de verhouding van de beloningen tot de maatschappelijke functie van de onderneming.
Om de kwaliteit van wettelijke accountantscontroles te verbeteren hebben we in reactie op het rapport van de Commissie Toekomst Accountancysector een pakket aan maatregelen aangekondigd6. De maatregelen zien op het versterken van de keten waarvan in ieder geval de controlecliënt, de accountant en de accountantsorganisatie deel uitmaken en waarop de AFM toezicht houdt. Zo zal het toezicht op de sector worden versterkt evenals de interne governance van grote accountantsorganisaties en wordt gewerkt aan eenduidige kwaliteitsindicatoren. Ter uitvoering van de maatregelen zijn twee kwartiermakers aangesteld en wordt er gewerkt aan een wetsvoorstel.
Innovatie
We hebben onderzocht tegen welke potentiële belemmeringen FinTech-bedrijven aanlopen. In 2020 is dit onderzoek samen met het Fintech actieplan naar de Tweede Kamer gestuurd7. In dit actieplan staan maatregelen om onnodige barrières voor financiële innovatie weg te nemen. Daarnaast heeft de Autoriteit Consument en Markt (ACM) op verzoek van de minister een onderzoek uitgevoerd naar de ontwikkelingen op de Nederlandse betaalmarkt in relatie tot zogenoemde bigtechs8. Ook heeft DNB in 2020 een onderzoek gepubliceerd naar de mogelijkheden van aliasgebruik (het koppelen van een alias aan een bankrekeningnummer) om overstappen naar een nieuwe bank te vereenvoudigen.
Nieuw financieringskader staatsschuld
Minimaal eens in de zeven jaar wordt het beleidskader voor de financiering van de staatsschuld herzien en vindt de afweging plaats tussen een voor de Staat acceptabel risico en de kosten van de financiering. In 2020 is conform dit nieuwe beleidskader9 gehandeld en is ruimschoots voldaan aan de gestelde doelstellingen en indicatoren. De belangrijkste elementen van het nieuwe kader zijn een verlenging van de looptijd van de schuldportefeuille tot 8 jaar eind 2025 (binnen een bandbreedte van 6 jaar tot 8 jaar) en het verminderen van de afhankelijkheid van renteswaps. Door de looptijd van de schuld te verlengen kunnen de relatief lage rentekosten voor langere tijd worden vastgelegd. Daarnaast is een deel van de rentederivaten voortijdig beëindigd om de gemiddelde looptijd en het renterisicobedrag (RRB) bij te sturen in lijn met de doelstellingen. Het RRB is een maatstaf voor het beheersen van de renterisico's. Dit is het bedrag waarvoor de rente binnen 12 maanden opnieuw moet worden vastgesteld. Het RRB is gemaximeerd op 30%.