Thema | Subthema | Type onderzoek | Afronding | Status | Conclusies/aanbevelingen | Art. |
---|---|---|---|---|---|---|
Toegankelijkheid | Monitor | 2022 | Afgerond | De resultaten van de studentenmonitor en de startmonitor worden als input gebruikt voor de monitor beleidsmaatregelen. Voor de belangrijkste uitkomsten uit de monitor beleidsmaatregelen 21/22 wordt verwezen naar de managementsamenvatting aan het begin van het rapport. | 6,7 en 11 | |
Monitor | 2022 | Afgerond | De resultaten van de studentenmonitor en de startmonitor worden als input gebruikt voor de monitor beleidsmaatregelen. Voor de belangrijkste uitkomsten uit de monitor beleidsmaatregelen 21/22 wordt verwezen naar de managementsamenvatting aan het begin van het rapport. | 6,7 en 11 | ||
Evaluatie | 2022 | Afgerond | Het rapport onderzoekt de bijdrage van de subsidieregeling «Extra Hulp voor de Klas» (EHK). Het doel van deze regeling was om het onderwijs de benodigde extra hulp en ondersteuning te geven, die noodzakelijk was om het onderwijs te kunnen continueren tijdens de coronacrisis zodat onderwijsachterstanden zoveel als mogelijk werden voorkomen en teruggedrongen. Zowel in het po, vo, mbo en ho zijn de middelen hoofdzakelijk ingezet om het primaire proces door te laten gaan. De besturen/ instellingen hebben voor het merendeel van de middelen extra leraren/ docenten, onderwijsassistenten en instructeurs ingezet, gericht op het continueren van het onderwijs. Voor het ho geldt dat onderwijsachterstanden beperkt zijn gebleven door inzet van de middelen en het fysieke onderwijs kon worden gecontinueerd. | 6 en 7 | ||
Evaluatie van de servicedocumenten voor het mbo en hoger onderwijs | Evaluatie | 2022 | Afgerond | Tijdens de coronapandemie hebben onderwijsinstellingen in het mbo, hbo en wo ruimte gekregen om, waar nodig, af te wijken van de vigerende wet- en regelgeving om het onderwijs zo goed als mogelijk door te laten gaan. Berenschot heeft onderzocht of bij deze maatregelen en afspraken er ook een aantal tussen zit waarvan het ook zonder het coronavirus wenselijk is om ze te behouden. Uit het rapport blijkt onder meer dat de pandemie en de noodzaak om het onderwijs anders vorm te geven de interne dialoog binnen de instelling over de kwaliteit van het onderwijs heeft geïntensiveerd. | 6 en 7 | |
Nationaal Programma Onderwijs Tweede voortgangsrapportage: mbo-ho en onderzoek | Monitor | 2022 | Afgerond | In deze voortgangsrapportage wordt beschreven hoe de uitvoering van het NP Onderwijs ervoor staat in het mbo en ho. Uit de monitoring blijkt dat een ruime meerderheid van de geplande acties in uitvoering is. Als er gekeken wordt naar de thema’s waarop de instellingen de acties en middelen uit het NP Onderwijs inzetten, is een accentverschuiving te zien ten opzichte van de startmeting in het najaar van 2021. Studentenwelzijn en studievertraging blijven met afstand de belangrijkste investeringsthema’s, maar instellingen geven aan meer te investeren op het thema studentenwelzijn dan zij eerder van plan waren. Deze accentverschuiving wordt onderschreven door studenten, docenten en bestuurders. | 6 en 7 | |
Monitor | 2022 | Afgerond | De derde voortgangsrapportage blikt terug op de uitvoering en opbrengsten van het NP Onderwijs in school- en studiejaar 2021/2022, het eerste volledige uitvoeringsjaar van het NP Onderwijs. De voortgangsrapportage over het school-/studiejaar 2021/2022 toont een divers beeld. Aan de ene kant zijn er voorspoedige ontwikkelingen. In het ho is op een aantal vlakken al een sterk herstel. Zo hebben studenten een gunstig perspectief op een stage of leerwerkplek, en na hun afstuderen op een baan. Aan de andere kant vallen in het ho meer studenten uit zonder diploma en komen instromende studenten binnen met minder (vak)kennis, minder sociale vaardigheden en motivatie. Daarnaast kampt een deel van de studenten met hardnekkige mentale problemen, welzijnsproblemen en een geremde sociaal-emotionele ontwikkeling.Uit de diverse resultaten blijkt dat de effecten van de pandemie op leer- en studieprestaties en welbevinden nog lang doorwerken en het NP Onderwijs hard nodig is. Voor de periode die nog resteert, wordt alles in het werk gesteld om de gestelde doelen te behalen en blijft het NP Onderwijs nauwgezet gemonitord worden. | 6 en 7 | ||
Kwaliteit | Monitor | 2023 | Afgerond | De resultaten van de studentenmonitor en de startmonitor worden als input gebruikt voor de monitor beleidsmaatregelen. Voor de belangrijkste uitkomsten uit de monitor beleidsmaatregelen 21/22 wordt verwezen naar de managementsamenvatting aan het begin van het rapport. | 6,7 en 11 | |
Evaluatie | 2022 | Afgerond | In 2020-2021 zijn zes pabo’s gestart met een pilot gespecialiseerde pabo. De Minister van OCW heeft deze pilots verlengd en uitgebreid tot negen pilots op zeven pabo’s. Deze pilots zijn geëvalueerd: profilering levert gemotiveerde studenten op; een vroege specialisatieroute bleek niet de juiste route voor elke student, sommige studenten gingen terug naar de brede route, studenten oordelen positief over de mogelijkheden tot profilering; een grotere instroom is (nog) niet aantoonbaar; pilots oudere kind trekken niet meer mannen dan de pilots jonge kind; landelijke expertisecentra spelen een belangrijke rol in de kennisontwikkeling binnen en de kennisdeling tussen opleidingen. | 6 | ||
Onderzoek inzicht in professionalisering leraren (inclusief evaluatie lerarenbeurs) | Evaluatie | 2022 | Afgerond | De bevindingen uit het onderzoek laten zien dat leraren en docenten, in alle onderwijssectoren, positief zijn over professionalisering. Leraren vinden het fijn om met hun professionele ontwikkeling bezig te zijn en spenderen daar ook relatief veel tijd aan. Leraren zelf ervaren dat dit goed is voor de kwaliteit van hun onderwijs. Het onderzoek laat ook zien dat er belemmeringen worden ervaren die het voor sommige leraren en docenten lastig maken om optimaal met hun professionele ontwikkeling aan de slag te kunnen. Zo lijken niet alle leraren en docenten voldoende op de hoogte te zijn van de cao-afspraken over professionalisering. Daarnaast blijkt ook uit het onderzoek dat circa een derde van alle leraren en docenten aangeeft niet actief te worden gestimuleerd om zichzelf verder te ontwikkelen. Uit het onderzoek blijkt dat voor het stimuleren van professionalisering en het informeren over de mogelijkheden een cruciale rol ligt bij de leidinggevende van een instelling. De Lerarenbeurs wordt in het onderzoek doeltreffend bevonden. De beurs draagt bij aan het verbeteren van de kwaliteit en positie van leraren en zorgt voor een verhoging van het kwalificatieniveau. Wat betreft de doelmatigheid blijkt uit het onderzoek dat circa 80 procent van de beursontvangers hun opleiding succesvol afrondt en dat de meesten hiervan ook in het onderwijs blijven werken. | 6 en 7 | |
2022 | Afgerond | In dit rapport wordt een advies uitgebracht over een passende organisatievorm voor de aanpak van het personeelstekort in het onderwijs. In het advies wordt onder andere gesproken over het vormen van een landelijke Realisatie Eenheid met doorzettingsmacht, om te coördineren, te sturen, afspraken te maken, te versnellen en de impact in de praktijk voorop te stellen. De implementatie van het advies zal gebeuren in 2023. | 6 en 7 | |||
Evaluatie experiment instellingsaccreditatie met lichtere opleidingsaccreditatie | Evaluatie | 2022 | Afgerond | De evaluatie van het experiment Instellingsaccreditatie met lichtere opleidingsbeoordeling heeft de volgende bevindingen opgeleverd. Er zijn sterke aanwijzingen dat het bieden van meer ruimte en vertrouwen aan instellingen in het ho om de eigen kwaliteitszorg vorm te geven op een manier passend bij de instelling, leidt tot het vergroten van betrokkenheid en eigenaarschap van de onderwijsgemeenschap. Men ervaart de onder eigen regie vormgegeven kwaliteitstoetsen als zinvoller. De kwaliteitsgesprekken sluiten in dat geval inhoudelijk beter aan bij de dagelijkse bezigheden van docenten en studenten. De ervaren lasten wegen voor de deelnemende instellingen duidelijk op tegen de ervaren opbrengsten van de onder eigen regie vormgegeven toetsing. Daardoor ervaren de deelnemers de systematiek met lichtere opleidingsbeoordeling over het algemeen als doelmatiger dan de reguliere accreditatie. Door alle deelnemende instellingen en opleidingen is nadrukkelijk gehoor gegeven aan de eis om te kijken naar onderlinge vergelijkbaarheid van opleidingen. Het delen van kennis en ervaringen is zeer belangrijk geweest voor het slagen van het experiment. Het is van belang dit voort te zetten in de overgang naar instellingsaccreditatie. | 6 en 7 | |
Evaluatie | 2022 | Afgerond | Het rapport evalueert de financieringswijze van ambtsopleidingen aan de de Vrije Universiteit Amsterdam (VU). Uit de evaluatie wordt duidelijk dat het bekostigen van seminaria bij de VU via een structureel bedrag als onderdeel van de VU-Rijksbijdrage en het beleggen van de regie bij de VU onder andere heeft geleid tot kwaliteitsborging, expertiseontwikkeling en meer samenwerking. Voor een duurzame financieringsconstructie achten de onderzoekers op een aantal aspecten een (lichte) wijziging of nadere vastlegging van afspraken nodig om de principes van de nieuwe financieringswijze naar de toekomst toe te kunnen blijven borgen. Aanbevolen wordt om te kijken naar aanpassing van onderdelen van de huidige financieringswijze, zoals naar de wijze waarop de financiering structureel en in de vorm van een lumpsum kan worden uitgekeerd met inachtneming van de gevolgen van de motie uit 2019 en de wijze waarop wordt omgegaan met situaties van uittreding en toetreding van nieuwe ambtsopleidingen. | 7 |
Domein Hoger Onderwijs & Studiefinanciering
De Nederlandse overheid streeft naar een toegankelijk en kwalitatief hoogwaardig hoger onderwijsstelsel. Het belang van goed hoger onderwijs en onderzoek voor Nederland is groot. Voor een veerkrachtige en democratische samenleving, het toekomstige verdienvermogen en de aanpak van maatschappelijke uitdagingen zijn goed opgeleide mensen en excellent onderzoek nodig. Het gaat daarbij om het ontwikkelen en overdragen van (wetenschappelijke) kennis, inzicht en vaardigheden, maar ook om persoonlijke ontplooiing en maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef.
Het overzicht van evaluatieonderzoek is gebaseerd op de drie grote stelseldoelen van het hoger onderwijsbeleid: toegankelijkheid, kwaliteit en doelmatigheid.
Thema toegankelijkheid
Iedereen die de capaciteit heeft om te studeren, moet de mogelijkheid hebben om te studeren. De achtergrond en de persoonlijke omstandigheden van studenten zouden zo min mogelijk invloed moeten hebben op de onderwijsuitkomsten. Dat betekent dat de studentenpopulatie die in het hoger onderwijs instroomt, aan het hoger onderwijs deelneemt en succesvol afrondt, zoveel mogelijk een afspiegeling zou moeten zijn van de diversiteit in het toeleverend onderwijs. Ondervertegenwoordiging in het hoger onderwijs van specifieke groepen kan duiden op ongelijke kansen.
Thema kwaliteit
Aangezien «onderwijskwaliteit» een relatief begrip is en uiteenlopende benaderingen niet tot een eenduidige definitie leiden, is hier gekozen voor een pragmatische aanpak. Onderwijskwaliteit kan in kaart worden gebracht door te kijken naar "ingezette mensen en middelen", het 'leerproces" zelf en ten slotte de "leeropbrengsten en –uitkomsten".
Thema doelmatigheid
Beleid is doelmatig als het gewenste effect tegen zo min mogelijk kosten wordt bereikt, ofwel: met dezelfde middelen worden de grootst mogelijke effecten bereikt. De volgende aspecten van doelmatigheid worden onderscheiden: inrichting van het onderwijsaanbod, studieloopbanen en uitgaven aan hoger onderwijs.