3.1 Zorgverzekeringswet (Zvw)
3.1.1 Algemene doelstelling
Een kwalitatief goed en toegankelijke curatieve zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.
3.1.2 Rol en verantwoordelijkheid Minister
De Minister van VWS is verantwoordelijk voor de werking van het stelsel voor curatieve zorg. De Minister is verantwoordelijk voor het opstellen en handhaven van de wettelijke kaders waarbinnen het zorgstelsel functioneert. Het wettelijk kader wordt gevormd door de Zorgverzekeringswet, de Wet Bijzondere Medische Verrichtingen, de Wet Marktordening Gezondheidszorg, de Wet Geneesmiddelenprijzen en de Wet Toelating zorginstellingen.
De uitvoering van het zorgstelsel is in handen van private partijen. Private Zorgverzekeraars sluiten contracten met een veelheid aan private, over het land verspreide zorgaanbieders: ziekenhuizen, instellingen voor geestelijke gezondheidszorg en vrijgevestigde beroepsbeoefenaren, zoals huisartsen, apothekers, paramedici. Door middel van onderlinge concurrentie proberen verzekeraars een zo goed mogelijke prijs/kwaliteitverhouding en doelmatigheid in de zorg te bereiken. De zorg wordt gefinancierd door verplicht op te brengen premies. De zorg die aanbieders verlenen en de uitgaven die daarmee gemoeid zijn vergen geen expliciete toestemming van de Minister van VWS. Deze vloeien voort uit de aanspraken die zijn vastgelegd in de Zorgverzekeringswet (Zvw). De zorgsector is privaat binnen publieke randvoorwaarden, dat consequenties heeft voor de sturingsmogelijkheden voor de Minister van VWS.
De Minister is in het zorgstelsel verantwoordelijk voor beheersing van de collectieve zorguitgaven en stelt eisen aan de kwaliteit van de zorg. De Minister heeft geen directe invloed op de hoeveelheid zorg die wordt geleverd en de prijsontwikkeling in die sectoren waar de prijsvorming door de partijen wordt bepaald. De Minister heeft wel invloed op de samenstelling van het verplicht verzekerde pakket (het basispakket) en de (maximale) hoogte van tarieven in sectoren waar de prijsvorming niet is vrijgegeven. Tevens kan de Minister doelmatigheid in de zorgsector bevorderen, bijvoorbeeld door het maken van afspraken met het veld en het stimuleren van gepast zorggebruik.
De Minister wordt ondersteund door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), het Zorginstituut Nederland (voorheen het College voor Zorgverzekeringen) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) houdt op basis van de geldende normen toezicht op de kwaliteit van de zorg in Nederland.
De NZa en het Zorginstituut Nederland spelen een belangrijke rol bij de beheersing van de zorguitgaven. Het Zorginstituut Nederland adviseert de Minister over de samenstelling van het verzekerde pakket en beheert het Zorgverzekeringsfonds (ZvF). De NZa behartigt het belang van de zorgconsument, onder andere door te adviseren over beleid en regelgeving. Daarnaast is de NZa onafhankelijk toezichthouder in de zorg die kijkt of zorgaanbieders en zorgverzekeraars de wet naleven. De NZa stelt op aanwijzing van de Minister regels, budgetten en tarieven vast voor dat deel van de zorg dat is gereguleerd en stelt condities voor concurrentie vast in zorgsectoren met vrije prijsvorming.
De NZa en het Zorginstituut Nederland brengen de omvang van de gerealiseerde zorguitgaven in kaart. Zij baseren zich daarbij op informatie van zorgverzekeraars en instellingen, die na afloop van het jaar door een externe accountant wordt beoordeeld. Op basis van de rapportages van de NZa en het Zorginstituut Nederland legt de Minister verantwoording af aan de Tweede Kamer.
3.1.3 Kerncijfers
De kerncijfers in tabel 6 schetsen een beeld van de Zorgverzekeringswet.
Eenheid | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 1 | 2014 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Algemeen | |||||||
1 | Bevolking naar leeftijd op 1 januari | ||||||
Jonger dan 20 jaar | % | 23,7 | 23,5 | 23,3 | 23,1 | 22,9 | |
20 tot 65 jaar | % | 61 | 60,9 | 60,5 | 60,1 | 59,8 | |
65+ | % | 15,3 | 15,6 | 16,2 | 16,8 | 17,3 | |
Totale bevolking | 1 mln. | 16,6 | 16,7 | 16,7 | 16,8 | 16,8 | |
2 | Levensverwachting bij 66 jaar op 31 december | ||||||
– mannen | jaren | 17,2 | 17,5 | 17,5 | 17,7 | ||
– vrouwen | jaren | 20,4 | 20,5 | 20,4 | 20,6 | ||
Zorgverzekering | |||||||
3 | Gemiddelde nominale premie | euro | 1.095 | 1.199 | 1.226 | 1.213 | 1.101 |
4 | Verzekerden met een collectieve verzekering | % | 64 | 65 | 68 | 69 | 70 |
Eerstelijnszorg | |||||||
5 | Werkzame huisartsen | aantal | 8.981 | 8.906 | 8.889 | 8.865 | |
6 | Toegestane instroom huisartsenopleiding | aantal | 600 | 618 | 720 | 720 | 720 |
7 | Werkzame tandartsen | aantal | 8.881 | 8.827 | 8.775 | ||
8 | Werkzame verloskundigen | aantal | 2.581 | 2.672 | 2.746 | 2.852 | |
9 | Werkzame fysiotherapeuten | aantal | 16.743 | 17.802 | |||
10 | Gemiddeld aantal contacten per persoon met huisarts | aantal | 4,2 | 4,3 | 4,1 | 4,1 | |
11 | Personen met contact met huisarts in 1 jaar | % | 72,3 | 72 | 71,3 | 71,5 | |
12 | Gemiddeld aantal contacten per persoon met tandarts | aantal | 2,3 | 2,3 | 2,1 | 2,2 | |
13 | Personen met contact met tandarts in 1 jaar | % | 78,4 | 78,2 | 78,5 | 78,7 | |
14 | Gemiddeld aantal contacten per persoon met fysio-/oefentherapeut | aantal | 3,7 | 3,7 | 3,5 | 3,5 | |
15 | Personen met contact met fysio-/oefentherapeut in 1 jaar | % | 22 | 22,8 | 21,2 | 22 | |
16 | Geregistreerde sociaal-geneeskundigen | aantal | 5.402 | 5.331 | 5.265 | 5.220 | |
Medisch specialistische zorginstellingen | |||||||
17 | Zorgaanbieders algemene ziekenhuizen, UMC en ZBC | ||||||
– algemene ziekenhuizen | aantal | 84 | 84 | 82 | 82 | ||
– categorale ziekenhuizen | aantal | 2 | 2 | 2 | 2 | ||
– UMC | aantal | 8 | 8 | 8 | 8 | ||
– evt. ZBC (actief in A- en/of B segment) | aantal | 241 | 258 | 288 | 268 | ||
18 | Dagopnames | 1 mln. | 1,1 | 1,2 | 1,2 | ||
19 | Verpleegdagen | 1 mln. | 7,7 | 7,5 | 7,2 | ||
20 | Eerste polibezoeken | 1 mln. | 8,2 | 8,4 | 8,1 | ||
21 | Gemiddeld aantal contacten per persoon met specialist | aantal | 2,3 | 2,2 | 2,1 | 2,2 | |
22 | Personen met contact met specialist in 1 jaar | % | 37,8 | 39 | 37,9 | 37,8 | |
23 | Geregistreerde medisch specialisten (niet artsen voor verstandelijk gehandicapten en ouderengeneeskunde) | aantal | 20.144 | 20.863 | 21.750 | 22.585 | |
24 | Top 5 DBC- Zorgproducten 2 | ||||||
1) 199299012 – Letsel (excl heupfractuur) | Diagnostisch (zwaar)/ Therapeutisch licht | Letsel overig | 1.000 | 439 | 324 | ||||
2) 199299028 – Letsel (excl heupfractuur) | Licht ambulant | Letsel overig | 1.000 | 350 | 213 | ||||
3) 140301007 – Nierinsufficientie | Chronisch | Hemodialyse in centrum/ zkhs | Niet klin | Dialyse 1–3 | Urogenitaal nierinsufficientie | 1.000 | 240 | 214 | ||||
4) 131999228 – Ov diagnosen | Licht ambulant | Botspierstelsel ziekte/laat gev trauma | 1.000 | 226 | 125 | ||||
5) 029499039 – Licht ambulant | Nieuwv maligne huid/premaligne dermatose | 1.000 | 198 | 81 | ||||
6) 070401008 – Standaard cataract operatie | Zonder VPLD | Oog lens | 1.000 | 159 | 120 | ||||
Ziekenvervoer | |||||||
25 | Aantal spoedeisende ambulance-inzetten | 1.000 | 463,9 | 478,3 | 500,8 | ||
Genees- en hulpmiddelen | |||||||
26 | Aantal openbare apotheken | aantal | 1.980 | 1.997 | 1.981 | 1.974 | |
27 | Gemiddeld aantal voorschriften geneesmiddelen per persoon | aantal | 12,5 | 13,6 | 14,1 | 14,5 | |
28 | Aandeel generieke verstrekkingen in de voorschriften | % | 60,6 | 63,3 | 66,7 | 69,7 | |
29 | Aandeel generieke verstrekkingen in de kosten | % | 10,9 | 10,3 | 12 | 15,2 | |
30 | Aantal personen dat vergoede hulpmiddelen gebruikt | 1 mln. | 2,4 | 2,2 | 2,1 | 2,2 | |
Geestelijke gezondheidszorg | |||||||
31 | Geestelijke ongezond. Op basis van Somscore MHI-5 (Mental Health Inventory 5), internationale maat voor de psychische gezondheid. De maximale score is 100. Hoe lager de score hoe slechter de psychische gezondheid. Het cijfer geeft het percentage van personen van 12 jaar of ouder met een score van minder dan 60. | % | 10,7 | 11 | 10,8 | 10,9 | |
32 | Aantal cliënten curatieve ggz | 1.000 | 1.186 | 1.228 | |||
Aantal cliënten eerstelijns curatieve ggz | 1.000 | 305 | 328 | 312 | |||
Aantal cliënten tweedelijns curatieve ggz | 1.000 | 929 | 952 | ||||
33 | Aantal en soort aanbieders curatieve ggz | aantal | 6.687 | 7.132 | |||
Waarvan: | |||||||
Eerstelijns psychologische zorg verlener | aantal | 3.232 | 3.280 | 3.835 | |||
Eerstelijn overig (psychiaters, orthopedagogen etcetera) | aantal | 133 | 197 | 219 | |||
Tweede lijn (voorheen) gebudgetteerde zorgaanbieder | aantal | 177 | 181 | 178 | 175 | ||
Tweede lijn niet gebudgetteerde instellingen | aantal | 121 | 179 | ||||
Tweede lijn vrijgevestigde zorgaanbieder | aantal | 3.024 | 3.295 |
1–2: CBS
3: CPB
4: Vektis
5: Nivel, Cijfers uit de registratie van huisartsen peiling januari 2013
6: VWS
7: NZa Marktscan mondzorg december 2012
8: Nivel, Cijfers uit de registratie van verloskundigen peiling januari 2013
9: Nivel, Cijfers uit de registratie van fysiotherapeuten peiling januari 2012
10. t/m 15: CBS, Statline (http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=81027NED&D1=a&D2=0–2&D3=0&D4=a&HDR=G3,G2,G1&STB=T&VW=T )
17: NZa, Marktscan Medisch-specialistische Zorg 2013
18 t/m 20: NZa, A-segment
21 en 22 Statline (http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=81027ned&D1=0–45&D2=0–13,32–37,68–74&D3=0&D4=0–2&VW=T)
24: Vektis
25: Ambulancezorg Nederland, Ambulances in zicht 2012. (Betreft het aantal A1-inzetten. Het totale aantal inzetten – A1, A2 en B – bedroeg in 2011 1.084.426 en in 2012 1.100.419.)
26 – 29: Stichting Farmaceutische Kengetallen
30: Zorginstituut Nederland
31: CBS Statline (http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=81174NED&D1=41&D2=a&D3=a&D4=0&D5=a&HDR=T&STB=G1,G2,G3,G4&VW=T)
32 en 33: NZa, Marktscan en beleidsbrief GGZ april 2014
3.1.4 Beleidswijzigingen en prioriteiten 2015
In de hoofdlijnenakkoorden over de medisch-specialistische zorg, de geestelijke gezondheidszorg en de eerstelijnszorg zijn financiële afspraken gemaakt over de beperking van de groei van de zorguitgaven tot maximaal 1% vanaf 2015. In het eerstelijnsakkoord is bovendien 1,5% additionele groei afgesproken om de toenemende zorgvraag als gevolg van vergrijzing en beleid naar eerstelijnszorg op te kunnen vangen. In de hoofdlijnenakkoorden zijn afspraken gemaakt over substitutie van zorg van de tweede naar de eerste lijn en van de eerste lijn naar zelfzorg.
Een van de doelen die voortvloeit uit het Regeerakkoord en het met de sector overeengekomen hoofdlijnenakkoord medisch-specialistische zorg is het invoeren van integrale tarieven per 2015. Concreet betekent het dat met ingang van 2015 het honorarium van vrijgevestigde medisch specialisten integraal onderdeel is van het tarief dat het ziekenhuis voor een prestatie in rekening mag brengen. Instellingen krijgen daarmee steviger de regie over kwaliteit en doelmatigheid in de contracten met zorgverzekeraars. Daarmee wordt de gelijkgerichtheid van belangen tussen ziekenhuizen en medisch specialisten versterkt, wat de kwaliteit van zorg aan patiënten ten goede komt. Met de introductie van integrale tarieven vervallen de verschillende deelkaders die tot op heden bestaan voor aan de ene kant instellingen en aan de andere kant honoraria van vrijgevestigd medisch specialisten: vanaf 2015 is er één macrokader voor de instellingen van medisch-specialistische zorg en de honoraria van medisch specialisten.
De eerste lijn wordt verder ontwikkeld en versterkt. Het afgelopen jaar is hard gewerkt aan de invoering van het nieuwe bekostigingsmodel huisartsenzorg en multidisciplinaire zorg dat in 2015 wordt ingevoerd. Komend jaar zal dit bekostigingsmodel verder worden ontwikkeld. Partijen hebben hiertoe een agenda opgesteld waarvan de verdere ontwikkeling van programmatische zorg voor kwetsbare ouderen en GGZ, de integratie van farmaceutische zorg in de ketenprogramma’s en het uitbreiden van het belonen van (gezondheids) uitkomsten deel uitmaken.
Verder zal ter uitvoering van het bestuurlijk akkoord eerste lijn komende jaren een aantal inhoudelijke onderwerpen worden opgepakt, waaronder versterking van de verbinding tussen cure en care, de verdere ontwikkeling van de multidisciplinaire zorg, het versterken van de organisatiegraad in de eerste lijn, medicatie-overdracht, therapietrouw en e-health.
In juni 2012 en juli 2013 zijn akkoorden gesloten met partijen in de GGZ over de ontwikkeling van de GGZ. Er zijn afspraken gemaakt over de uitgavengroei en over de hervorming van de GGZ opdat de zorg die nodig is op de juiste plek, door de juiste persoon, doelmatig en in goede samenhang wordt verleend. In 2015 wordt verder gewerkt aan de uitvoering van deze akkoorden. Zo worden in het kader van het Netwerk Kwaliteitsontwikkeling GGZ zorgstandaarden opgesteld. Er is een commissie die begin 2015 gaat adviseren over het hoofdbehandelaarschap in de GGZ. Partijen werken samen aan de vermindering van de regeldruk in de GGZ. De ontwikkelingen in de generalistische basis GGZ, het hoofdbehandelaarschap en de ambulantisering worden gemonitord.
Vanaf 2015 zal de extramurale verpleging en verzorging worden overgeheveld van de AWBZ naar de Zvw en deel uitmaken van de aanspraak wijkverpleging. Met het onderbrengen van verpleging en verzorging onder de aanspraak wijkverpleging in de Zvw, wordt de eerste lijn versterkt. De wijkverpleegkundige en de huisarts vervullen een belangrijke rol om mensen zo lang mogelijk thuis te helpen. De wijkverpleegkundige stelt zelf vast welke (wijkverpleegkundige) zorg nodig is en bevordert de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van de cliënt en vermindert het beroep op zwaardere vormen van zorg. De wijkverpleegkundige beziet ook welke overige ondersteuning uit het gemeentelijke domein aan de orde kan zijn. Om de afstemming met het gemeentelijk domein goed te borgen, participeert de verpleegkundige in het sociaal wijkteam of een vergelijkbaar verband. Om een zorgvuldige overgang te realiseren wordt wat betreft de bekostiging in 2015 gewerkt met een overgangsmodel. In dit model worden de bestaande prestaties in de AWBZ zoveel mogelijk gebundeld. De NZa zal in overleg met partijen de toekomstige bekostiging verder uitwerken.
In het Regeerakkoord is afgesproken dat de langdurige geestelijke gezondheidszorg wordt overgeheveld naar de Zorgverzekeringswet. Dit betreft de langdurige op behandeling gerichte intramurale ggz. Beschermd wonen wordt ondergebracht in het gemeentelijk domein. Het uitgangspunt hierbij is dat mensen met psychische problemen de juiste zorg en ondersteuning kunnen krijgen in zowel de Zvw, de Wmo 2015, als de Wet langdurige zorg (Wlz). Gezien de aard van psychische stoornissen houden ook ggz-patiënten die toegang krijgen tot de Wlz perspectief op verbetering. Het gaat om een groep patiënten waarbij het perspectief op (spoedig) herstel en/of een overgang naar ambulante zorg en ondersteuning vrij groot is. Door deze zorg naar de Zvw over te hevelen worden aanbieders en zorgverzekeraars gestimuleerd om ook voor deze groep mensen in te blijven zetten op herstel, participatie en ambulantisering. Zorgverzekeraars worden vanaf 2015 op grond van de Zvw verantwoordelijk voor de eerste drie jaar op behandeling gerichte intramurale ggz voor volwassenen. Dit geldt voor nieuwe cliënten. Huidige cliënten gaan rechtstreeks over naar de Wlz.
De zorginkoop voor de curatieve zorg is sterk in ontwikkeling. Met de bestuurlijke akkoorden zijn een versnelling van het contracteerproces en nieuwe vormen van contracten tot stand gekomen. Er is steeds meer verscheidenheid in de aanpak van de zorginkoop. Voor de komende jaren blijft het van belang dat het tempo van doelmatigheidsverbetering hoog blijft en dat de aandacht voor inkoop op kwaliteit wordt geïntensiveerd. Inmiddels is het wetsvoorstel voor de aanpassing van artikel 13 Zvw door de Tweede Kamer aangenomen. Dit geeft verzekeraars meer mogelijkheden om een lagere vergoeding of geen vergoeding te geven, als de zorgaanbieder niet de gewenste kwaliteit levert of te duur is. Zorgverzekeraars kunnen hun rol beter oppakken doordat zij beter in staat zijn hun verzekerden te sturen naar zorgaanbieders die een goede verhouding tussen prijs en kwaliteit leveren. Daarnaast beoogt de wijziging dat zorgverzekeraars uiterlijk zes weken voorafgaand aan het nieuwe polisjaar bekend maken welke zorgaanbieders zij gecontracteerd hebben. Dit versnelt het contracteerproces en verhoogt de transparantie voor verzekerden.
3.1.5 Verticale ontwikkeling van de Zvw-uitgaven en -ontvangsten
De verticale toelichting bevat een cijfermatig overzicht van de budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds de ontwerpbegroting 2014. Voor een meer gedetailleerde toelichting op de veranderingen wordt verwezen naar de verdiepingsparagraaf.
De verticale toelichting onderscheidt drie categorieën mutaties:
-
– mee- en tegenvallers;
-
– beleidsmatige mutaties;
-
– technische- en macro-economische mutaties.
Tabel 7 laat vanaf de stand ontwerpbegroting 2014 de verticale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten zien.
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Zvw-uitgaven ontwerpbegroting 2014 | 42.556,8 | 46.011,2 | 47.753,7 | 49.278,8 | 51.754,8 | |
Mee- en tegenvallers | ||||||
Actualisering Zvw-uitgaven | – 886,7 | – 741,7 | – 741,7 | – 741,7 | – 741,7 | |
Beleidsmatige mutaties | ||||||
Voorwaardelijke toelating geneeskundige zorg (intramuraal) | 12,5 | 37,5 | 62,5 | 75,0 | 75,0 | |
Ramingsbijstelling geneesmiddelen | – 15,1 | – 193,3 | – 243,9 | – 313,0 | – 313,0 | |
Dekking plan van aanpak NVWA | 0,0 | – 10,3 | – 10,3 | – 10,3 | – 10,3 | |
Kasschuif middelen subsidieregeling overgang integrale tarieven MSZ | 0,0 | 75,0 | 0,0 | – 25,0 | – 25,0 | |
Werelddekking | 0,0 | 60,0 | 60,0 | 0,0 | 0,0 | |
Plafond beschikbaarheidbijdrage academische zorg | 0,0 | – 36,0 | – 57,0 | – 80,0 | – 73,0 | |
Tariefstelling hulpmiddelen | 0,0 | – 145,0 | – 145,0 | – 145,0 | – 145,0 | |
Overheveling bovenbudgettaire vergoedingen | 0,0 | 15,0 | 15,0 | 15,0 | 15,0 | |
Sociale wijkteams | 0,0 | – 10,0 | – 20,0 | – 50,0 | – 50,0 | |
Overige | 24,1 | – 39,1 | – 29,1 | – 72,1 | – 64,1 | |
Technische en macro-economische mutaties | ||||||
Macro-bijstellingen | – 221,5 | – 525,4 | – 535,8 | – 552,7 | – 567,3 | |
Technische correctie verkorting DBC-doorlooptijd | 0,0 | – 684,5 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | |
Overheveling jeugd ggz | – 346,0 | – 989,0 | – 989,0 | – 994,0 | – 994,0 | |
Overboeking middelen subsidieregeling overgang integrale tarieven MSZ | 0,0 | – 125,0 | 0,0 | 0,0 | – 25,0 | |
Omsleuteling Hlz (zie tabel 7A) | 0,0 | 1.791,9 | 2.150,2 | 2.367,4 | 2.485,4 | |
Nominaal en groeiruimte | – 72,0 | – 90,2 | – 91,6 | – 93,6 | – 97,3 | |
Financieringsschuif | 0,0 | – 37,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | |
Totaal mutaties | – 1.504,8 | – 1.647,1 | – 575,7 | – 620,0 | – 530,3 | |
Zvw-uitgaven ontwerpbegroting 2015 | 41.052,0 | 44.364,1 | 47.178,0 | 48.658,9 | 51.224,4 | 53.816,2 |
Zvw-ontvangsten ontwerpbegroting 2014 | 3.125,1 | 3.233,4 | 3.365,5 | 3.455,8 | 3.575,5 | |
Technische en macro-economische mutaties | ||||||
Extra opbrengst overhevelingen Hlz | 0,0 | 114,0 | 114,0 | 114,0 | 114,0 | |
Ramingsbijstelling eigen risico | 0,0 | – 129,7 | – 83,7 | – 83,7 | – 83,7 | |
Totaal mutaties | 0,0 | – 15,7 | 30,3 | 30,3 | 30,3 | |
Zvw-ontvangsten ontwerpbegroting 2015 | 3.125,1 | 3.217,7 | 3.395,8 | 3.486,1 | 3.605,8 | 3.747,8 |
Netto-Zvw-uitgaven ontwerpbegroting 2014 | 39.431,7 | 42.777,7 | 44.388,2 | 45.823,0 | 48.179,3 | |
Mutatie in de netto-Zvw-uitgaven | – 1.504,8 | – 1.631,4 | – 606,0 | – 650,3 | – 560,6 | |
Netto-Zvw-uitgaven ontwerpbegroting 2015 | 37.926,9 | 41.146,3 | 43.782,1 | 45.172,7 | 47.618,6 | 50.068,4 |
Bron: VWS, NZa-gegevens over de productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, gegevens Zorginstituut Nederland over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz.
Uitgaven
Mee- en tegenvallers
Actualisering Zvw-uitgaven
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Eerstelijnszorg | – 128,5 | – 128,5 | – 128,5 | – 128,5 | – 128,5 | – 128,5 |
Tweedelijnszorg | 10,1 | 10,1 | 10,1 | 10,1 | 10,1 | 10,1 |
Ziekenvervoer | – 12,6 | – 12,6 | – 12,6 | – 12,6 | – 12,6 | – 12,6 |
Geneesmiddelen- en hulpmiddelen | – 755,7 | – 610,7 | – 610,7 | – 610,7 | – 610,7 | – 610,7 |
Totaal | – 886,7 | – 741,7 | – 741,7 | – 741,7 | – 741,7 | – 741,7 |
Zoals aangegeven in tabel 7 bevat deze post alle mutaties vanaf de stand ontwerpbegroting 2014. Onderdeel hiervan is de actualisering van de zorguitgaven op basis van voorlopige realisatiegegevens 2013 van de NZa en het Zorginstituut Nederland (zie tabel 8). Voor de curatieve ggz en de medisch-specialistische zorg zijn vooralsnog geen volledige en betrouwbare realisatiecijfers over 2013 beschikbaar. Deze sectoren zijn derhalve niet meegenomen in de actualisering. De belangrijkste mutaties worden hieronder nader toegelicht. In het verdiepingshoofdstuk is de actualisering van de Zvw-uitgaven per sector verder toegelicht.
Eerstelijnszorg
De onderschrijding bij de eerstelijnszorg van € 128,5 miljoen op basis van realisatiecijfers 2013 doet zich voor bij de tandheelkundige zorg Zvw, de paramedische zorg, de verloskunde en de kraamzorg.
Tandheelkundige zorg Zvw
Over 2013 is een onderschrijding te zien van € 46 miljoen; deze onderschrijding wordt structureel verondersteld vanaf 2014. In 2012 was in deze sector sprake van vrije prijzen. De uitgaven in dit jaar zijn fors gestegen. In 2013 is de oude systematiek met maximumprijzen weer van kracht. Ten opzichte van 2011 is er in 2013 sprake van een beperkte stijging.
Paramedische zorg
Bij de paramedische zorg is op basis van realisatiecijfers 2013 een onderschrijding van € 53 miljoen te zien; deze onderschrijding wordt structureel verondersteld. Deze onderschrijding doet zich in belangrijke mate voor bij de fysiotherapie en de logopedie.
Bij de fysiotherapie is over 2014 een onderschrijding van € 38 miljoen te zien; deze onderschrijding wordt structureel verondersteld. Het achterblijvende niveau hangt vermoedelijk samen met de doorwerking van de beleidsmaatregelen 2012: het aantal zittingen voor eigen rekening is verhoogd van 12 naar 20 en er zijn aandoeningen geschrapt van de chronische lijst. Het Zorginstituut Nederland heeft als mogelijke aanvullende verklaringen aangegeven dat voor de gehele paramedische zorg een scherpere beoordeling van aanvragen geldt en wellicht ook een verminderde vraag als gevolg van het in 2013 verhoogde eigen risico.
Bij de logopedie is er over 2014 sprake van een onderschrijding van € 15 miljoen; deze onderschrijding wordt structureel verondersteld. Na het kostenonderzoek van de NZa in 2011 zijn de tarieven, en daarmee ook het beschikbare budget, over 2012–2014 stapsgewijs verhoogd. Een verklaring van de achterblijvende uitgaven kan zijn dat de zorgverzekeraars tegen lagere tarieven contracteren dan de nieuwe maximumtarieven.
Verloskunde en kraamzorg
De belangrijkste oorzaak voor de structureel veronderstelde onderschrijdingen bij verloskunde en kraamzorg (circa € 30 miljoen) is het dalende geboortecijfer.
Geneesmiddelen (€ 611 miljoen)
Het geneesmiddelenbeleid gaat uit van een eenduidige en consistente visie, die in lijn is met de uitgangspunten en verantwoordelijkheidsverdeling in het zorgstelsel. Door een samenhangend geheel van eerdere maatregelen (waaronder het afsluiten van convenanten met het veld, het geven van ruimte tot het voeren van preferentiebeleid en vrij onderhandelbare tarieven voor apotheekhoudende), het uit patent lopen van geneesmiddelen en het inkoopbeleid van zorgverzekeraars zijn de zorguitgaven beduidend lager dan geraamd. Voor 2013 zijn de voorlopige uitgaven € 611 miljoen lager dan bij de ontwerpbegroting 2014 geraamd. Gedeeltelijk komt dat doordat de eerder gerapporteerde onderschrijding uit 2012 een structureel karakter heeft, terwijl de VWS-raming nog rekening hield met enige groei en nominale bijstelling ten opzichte van 2012. Bovendien vielen de uitgaven in 2013 lager uit dan in 2012. Dit kwam omdat de vergoedingen voor geneesmiddelen lager waren door een lagere volumegroei in combinatie met een nog verdere daling van de gemiddelde geneesmiddelenprijzen onder druk van patentverlies en het door zorgverzekeraars gevoerde preferentiebeleid. Daarnaast groeide het aantal uitgiftes minder dan verwacht. De onderschrijding 2013 wordt structureel verondersteld.
Hulpmiddelen
Voor 2014 worden, op basis van realisatiecijfers 2013, € 145 miljoen lagere uitgaven verwacht. Hoewel voor de onderschrijding in 2013 nog geen eenduidige verklaring kan worden gegeven, zijn de volgende oorzaken aannemelijk. De wijziging in de vergoedingssystematiek voor hoorhulpmiddelen heeft geleid tot een piek in het gebruik in het laatste kwartaal van 2012. In 2013 is in het eerste kwartaal een enorme daling zichtbaar en ook in de twee kwartalen daarna zijn de uitgaven 25% lager dan in 2012. Verder zet de daling in het gebruik van verbandmiddelen door. Overigens zijn de gevolgen van de overheveling van bruikleenhulpmiddelen vanuit de AWBZ nog niet volledig zichtbaar in de cijfers over 2013, omdat in het eerste halfjaar ook nog ten laste van de AWBZ kon worden gedeclareerd. Aangezien de lagere uitgaven voor hoorhulpmiddelen en bruikleenhulpmiddelen ten dele incidenteel worden verondersteld, wordt voor 2014 van € 145 miljoen lagere uitgaven uitgegaan. Dat is in lijn met de bijstelling van € 145 miljoen vanaf 2015 die al op basis van de Begrotingsafspraken 2014 is verwerkt.
Beleidsmatige mutaties
Voorwaardelijke toelating geneeskundige zorg (intramuraal)
Zoals aangegeven in het regeerakkoord wordt het instrument voorwaardelijke toelating ingezet. Daarmee wordt bewerkstelligd dat een (beperkt) aantal potentieel waardevolle interventies, waarvan de effectiviteit nog niet vaststaat, via voorwaardelijke toelating de patiënt bereikt. Dekking hiervoor is beschikbaar vanuit de ramingsbijstelling geneesmiddelen. De Tweede Kamer is hierover op 10 juni 2014 nader geïnformeerd (TK 32 620, nr. 122).
Ramingsbijstelling geneesmiddelen
De geneesmiddelenraming van VWS laat ten opzichte van de meest actuele raming van het Zorginstituut Nederland in 2014 beperkte ruimte (circa € 15 miljoen) zien. Voor de komende jaren wordt uitgegaan van een beheerste ontwikkeling van volume en kosten, terwijl eerder rekening werd gehouden met een behoorlijke groei. Daardoor is sprake van ruimte van bijna € 200 miljoen in 2015, oplopend tot ruim € 300 miljoen in 2019. Voor een deel (€ 75 miljoen vanaf 2015) gaat het om een ramingsbijstelling die al in de Begrotingsafspraken 2014 (najaar 2013) was verwerkt. Een deel van de ruimte wordt ingezet voor de dekking van onder andere extra uitgaven in verband met voorwaardelijke toelating geneeskundige zorg (zie de toelichting op de betreffende mutatie).
Dekking plan van aanpak NVWA
Het plan van aanpak NVWA (TK 33 835, nr. 1) bevat ingrijpende maatregelen om het toezicht door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) te versterken en te verbeteren. VWS stelt daarvoor vanuit het budgettair kader zorg vanaf 2015 een bedrag van ruim € 10 miljoen beschikbaar.
Kasschuif middelen subsidieregeling overgang integrale tarieven MSZ
In het Hoofdlijnenakkoord medisch-specialistische zorg zijn afspraken gemaakt over de facilitering van de overgang naar integrale tarieven. Deze kasschuif maakt het mogelijk in 2015 een regeling te financieren die de financiële belemmeringen vermindert voor vrijgevestigde medisch specialisten om voor een dienstverband met het ziekenhuis te kiezen.
Werelddekking
De indiening van het wetsvoorstel is aangehouden totdat de Eerste Kamer een besluit heeft genomen over het wetsvoorstel van SZW over stopzetting kinderbijslag buiten de EU. Om die reden is de beoogde opbrengst van deze maatregel voor zowel 2015 als 2016 niet haalbaar.
Plafond beschikbaarheidbijdrage academische zorg
Het plafond van de beschikbaarheidbijdrage academische zorg wordt verlaagd. Dit is onderdeel van de Begrotingsafspraken 2014.
Tariefstelling hulpmiddelen
Deze mutatie is onderdeel van de Begrotingsafspraken 2014. Met zorgverzekeraars en patiëntenorganisaties worden afspraken gemaakt om door scherpe inkoop van hulpmiddelen in 2015 een besparing te realiseren. Het tariefinstrument kan ingezet worden.
Overheveling bovenbudgettaire vergoedingen
De bovenbudgettaire vergoedingen die samenhangen met de geriatrische revalidatiezorg worden overgeheveld van de AWBZ naar de Zvw.
Sociale wijkteams
Omdat het kabinet veel waarde hecht aan adequate ondersteuning van gemeenten ten behoeve van een verantwoorde invoering van de Wmo 2015, worden extra middelen beschikbaar worden gesteld voor integrale (sociale) wijkteams.
Overig
Deze post is het saldo van verschillende beleidsmatige mutaties.
Technische en macro-economische mutaties
Macro-bijstellingen
De raming van de loon- en prijsbijstelling is aangepast op basis van de laatste macro-economische inzichten van het Centraal Planbureau (CPB).
Technische correctie verkorting DBC-doorlooptijd
In 2015 wordt de maximale doorlooptijd van zorgproducten verkort naar 120 dagen. Hierdoor wordt een deel van de schade die voorheen onderdeel was van de geopende DBC en volgens het schadelastbegrip werd toegerekend aan het jaar van opening voortaan toegerekend aan het volgende jaar. Hierdoor ontstaat een eenmalig lagere schadelast in 2015. Deze aanpassing van de definitie heeft geen gevolgen voor de omzetten van zorgaanbieders, maar wel voor het voor de medisch-specialistische zorg relevante BKZ.
Overheveling jeugd ggz
In het kader van de Jeugdwet worden de middelen voor de curatieve ggz aan jeugdigen overgeheveld naar het sociaal domein jeugd.
Overboeking middelen subsidieregeling overgang integrale tarieven MSZ
Aangezien de regeling die de financiële belemmeringen vermindert voor vrijgevestigde medisch specialisten om voor een dienstverband met het ziekenhuis te kiezen (op basis van afspraken in het akkoord over de medisch-specialistische zorg van juli 2013) wordt gefinancierd vanuit de VWS-begroting, worden de hiervoor geraamde middelen overgeheveld naar de VWS-begroting. Ze blijven behoren tot het BKZ (begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven.
Omsleuteling hervorming langdurige zorg
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | |
---|---|---|---|---|
Langdurige ggz-B | 81,5 | 248,8 | 330,0 | 337,0 |
Wijkverpleging | 3.039,0 | 3.255,0 | 3.387,0 | 3.493,0 |
Zintuigelijk gehandicapten | 171,0 | 173,0 | 173,0 | 173,0 |
Kortdurend eerstelijns verblijf | 96,0 | 96,0 | 97,0 | 98,0 |
Overig | 4,4 | 4,4 | 7,4 | 11,4 |
Totaal | 3.391,9 | 3.777,2 | 3.994,4 | 4.112,4 |
Reeds overgeheveld bij OW 2014 | 1.600,0 | 1.627,0 | 1.627,0 | 1.627,0 |
Omsleuteling Hlz | 1.791,9 | 2.150,2 | 2.367,4 | 2.485,4 |
Tabel 7A laat de uitgaven zien die vanuit de AWBZ worden overgeheveld naar de Zvw. Vorig was jaar al een bedrag van circa € 1,6 miljard overgeheveld.
Nominaal en groeiruimte
Dit betreffen vrijvallende middelen door een lagere uitkering voor loonontwikkeling dan eerder geraamd, en lagere groei bij de eerstelijnszorg en ziekenvervoer.
Financieringsschuif
Deze mutatie betreft een boekhoudkundige verschuiving tussen premiegefinancierde zorguitgaven en begrotingsgefinancierde zorguitgaven.
Ontvangsten
Technische en macro-economische mutaties
Extra opbrengst overheveling Hlz
De overheveling van zorguitgaven van AWBZ naar Zvw in 2015 is hoger dan in het Regeerakkoord Rutte-Asscher was voorzien. De grotere Zvw-grondslag leidt vanwege de indexatie tot een extra stijging van de geraamde opbrengsten van het eigen risico met € 114 miljoen.
Ramingsbijstelling eigen risico
Dit betreft het saldo van een aantal ramingsbijstellingen, onder andere als gevolg de overheveling van de jeugd-ggz naar gemeenten, de erkorting van de maximale doorlooptijd van DOT-zorgprodukten en de actualisering van het ramingsmodel.
Figuur 3 Samenstelling Zvw-uitgaven 2015
3.2 Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en de Jeugdwet
3.2.1 Algemene doelstelling
Een stelsel voor langdurige zorg, maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp dat ieder mens in staat stelt om zijn leven zo lang mogelijk zelf in te vullen, waarbij ondersteuning en zorg worden aangeboden op grond van de complexiteit van de zorgvraag én de kwetsbaarheid van de betreffende burger. Er wordt gestreefd naar welbevinden en daarmee naar een afname van de afhankelijkheid van professionele zorg en ondersteuning. Dit beleid dient tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten plaats te vinden.
3.2.2 Rol en verantwoordelijkheid Minister
De Minister van VWS is stelselverantwoordelijk voor de werking van het stelsel voor maatschappelijke ondersteuning, langdurige zorg en jeugdhulp. De Minister is verantwoordelijk voor het opstellen en handhaven van de wettelijke kaders waarbinnen het zorgstelsel functioneert. Het wettelijk kader wordt gevormd door de Wlz, Wmo 2015 en de Jeugdwet.
Op grond van de Wlz contracteren de zorgkantoren de zorgaanbieders voor het leveren van verantwoorde langdurige zorg. De zorgkantoren verstrekken ook de pgb’s aan cliënten. Het recht op zorg in de Wlz wordt bepaald door middel van indicatiestelling die wordt uitgevoerd door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Het CIZ voert de indicatiestelling onafhankelijk, objectief en integraal uit op een manier die voor cliënten begrijpelijk en helder is. De Minister heeft geen directe invloed op de hoeveelheid zorg die wordt geleverd. De Minister ziet erop toe dat de langdurige zorg tegen voor de samenleving aanvaardbare maatschappelijke kosten wordt geleverd.
De Minister wordt voor de Wlz ondersteund door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en het Zorginstituut Nederland. De IGZ handhaaft normen voor een verantwoorde zorg zoals deze door de sectoren zelf zijn vastgesteld. De NZa handhaaft een doelmatige inrichting van het systeem van prikkels en verantwoordelijkheden en ziet toe op de invulling van de zorgplicht. Het Zorginstituut Nederland adviseert over Wlz-aanspraken en de toepassing daarvan.
Aan de bruto-BKZ-uitgaven worden ook middelen toegerekend die via andere begrotingshoofdstukken beschikbaar komen. Het gaat hierbij onder andere om de middelen die via het Gemeentefonds worden uitgekeerd aan gemeenten voor uitgaven in het kader van de Wmo en de Jeugwet.
De verantwoordelijkheid voor het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie ligt bij gemeenten. De Wmo biedt gemeenten hiervoor het wettelijk kader dat op lokaal niveau verder wordt ingevuld en waarover verantwoording wordt afgelegd aan de gemeenteraad. De Minister is verantwoordelijk voor een stelsel dat optimaal bijdraagt aan het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie en legt over de resultaten van dit stelsel verantwoording af aan de Tweede Kamer.
De verantwoordelijkheid voor het bieden van passende jeugdhulp aan kinderen ligt vanaf 1 januari 2015 bij gemeenten. De Jeugdwet biedt hiertoe het wettelijk kader. Gemeenten vullen hun verantwoordelijkheden op basis van de Jeugdwet en passend bij de lokale en regionale situatie in. Hiertoe wordt verantwoording afgelegd aan de gemeenteraad. De Jeugdwet kent verschillende waarborgen om te garanderen dat kinderen passende jeugdhulp wordt geboden.
3.2.3 Kerncijfers
Tabel 9 schetst een beeld van ontwikkeling van de langdurige zorg (AWBZ, Wmo en Jeugd)
eenheid | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Indicatie | ||||||
Aantal personen met een indicatie via CIZ, ultimo verslagjaar | 1.000 | 664 | 734 | 768 | 793 | 797 |
– waarvan met een indicatie voor zorg met verblijf | 1.000 | 302 | 325 | 342 | 354 | 334 |
– waarvan indicatie voor zorg zonder verblijf | 1.000 | 362 | 408 | 426 | 439 | 462 |
Gebruik | ||||||
Persoonsgebonden budgetten (pgb) | ||||||
Aantal personen met een pgb, ultimo verslagjaar (ZiNL) | 1.000 | 118 | 121 | 139 | 129 | 122 |
Zorg in natura (eigen-bijdrageplichtig CAK) | ||||||
Aantal personen met eigen-bijdrageplichtige zorg in verslagjaar: | ||||||
– waarvan zorg met verblijf | 1.000 | 344 | 355 | 363 | 372 | 352 |
– waarvan zorg zonder verblijf 1 | 1.000 | 381 | 388 | 508 | 521 | 520 |
Volume (productie) | ||||||
Zorg in natura met verblijf (nacalculatie, voor het jaar 2013 afspraken) | ||||||
aantal dagen ZZP geestelijke gezondheidszorg B | 1 mln. | nvt | 3,0 | 3,0 | 2,9 | 2,8 |
aantal dagen ZZP geestelijke gezondheidszorg C | 1 mln. | nvt | 6,2 | 6,8 | 7,3 | 7,2 |
aantal dagen ZZP verstandelijke handicap | 1 mln. | nvt | 21,7 | 22,5 | 23,2 | 23,2 |
aantal dagen ZZP (sterk gedragsgestoord) licht verstandelijke handicap | 1 mln. | nvt | 1,3 | 1,5 | 1,5 | 1,6 |
aantal dagen ZZP lichamelijke beperking | 1 mln. | nvt | 3,1 | 3,4 | 3,4 | 3,2 |
aantal dagen ZZP zintuiglijke beperking | 1 mln. | nvt | 0,8 | 0,8 | 0,8 | 0,9 |
aantal dagen ZZP verpleging en verzorging 2 | 1 mln. | nvt | 57,7 | 57,4 | 57,5 | 53,7 |
Zorg in natura zonder verblijf (nacalculatie, voor het jaar 2013 afspraken) | ||||||
aantal uren persoonlijke verzorging 3 | 1 mln. | 37,4 | 39,7 | 42,7 | 45,7 | 43,3 |
aantal uren verpleging3 | 1 mln. | 7,7 | 6,9 | 7,1 | 7,3 | 6,4 |
aantal uren begeleiding | 1 mln. | 17,5 | 17,1 | 17,4 | 17,6 | 17,6 |
aantal uren behandeling | 1 mln. | 2,1 | 2,0 | 2,1 | 2,3 | 2,4 |
aantal dagdelen dagactiviteiten extramurale cliënten | 1 mln. | 22 | 16,5 | 16,3 | 16,0 | 15,9 |
Volledig pakket thuis (nacalculatie, voor het jaar 2013 afspraken) | ||||||
aantal dagen vpt geestelijke gezondheidszorg | 1 mln. | nvt | 0,0 | 0,1 | 0,1 | 0,2 |
aantal dagen vpt gehandicaptenzorg | 1 mln. | nvt | 0,1 | 0,2 | 0,3 | 0,6 |
aantal dagen vpt verpleging en verzorging | 1 mln. | nvt | 0,2 | 0,5 | 0,8 | 1,2 |
MEE-instellingen | ||||||
aantal cliënten MEE-organisaties | aantal | 100.676 | 101.457 | 98.458 | 101.674 | 97.002 |
totaal aantal MEE-organisaties | aantal | 22 | 22 | 22 | 22 | 22 |
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) | ||||||
Uren hulp bij huishouden totaal gefactureerd | 1 mln. | 56 | 56,5 | 58,9 | 58,1 | 51,3 |
Klanten hulp bij huishouden personen | 1.000 | 434,4 | 431,3 | 444,5 | 443,2 | 416,1 |
Jeugd | ||||||
Aantal clienten jeugdzorg | aantal | 104.090 | 103.450 | n.b. | ||
Aantal personen jonger dan 18 jaar met een indicatie jeugd-AWBZ | 1.000 | 97 | 88 | n.b. | ||
Aantal personen jonger dan 18 jaar met een indicatie jeugd-Ggz | 1.000 | 248 | 267 | n.b. | n.b. |
Bronnen:
Indicatie, Gebruik: www.monitorlangdurigezorg.nl; Indicatie 2013: CIZ;
Volume: met ingang 2010 www.monitorlangdurigezorg.nl; daarvoor NZa
MEE-instellingen: MEE-Nederland
Wmo: www.monitorlangdurigezorg.nl
Jeugd: clienten: CBS Jeugdmonitor; indicatie: PM
3.2.4 Beleidswijzigingen en prioriteiten 2015
Voor de hervorming van de langdurige zorg is 2015 een cruciaal jaar. De Wmo 2015 treedt in werking op 1 januari 2015 en op dat moment is eveneens de invoering voorzien van de Wlz, de nieuwe Jeugdwet en de opname van de functie wijkverpleging in de Zvw.
Hoewel nog niet alle besluitvorming door het parlement is afgerond, is er in deze ontwerpbegroting voor gekozen om de uitgaven van de langdurige zorg vanaf 2015 in een Wlz-uitgaventabel te presenteren. In de begroting 2015 zijn de verschuivingen van de uitgaven van AWBZ naar Jeugdwet, Wmo 2015 en Zvw afzonderlijk zichtbaar.
In overleg met gemeenten, zorgverzekeraars, zorgaanbieders en cliëntenorganisaties is een gezamenlijk transitietraject in gang gezet om de hervorming van de langdurige zorg in 2015 zo goed mogelijk te laten verlopen.
In 2015 wordt verder gewerkt aan een verdere structurering van de pgb-systematiek met als inzet om fraude en oneigenlijk gebruik van de pgb-regeling zoveel mogelijk te voorkomen. In dit kader worden per 2015 trekkingsrechten ingevoerd. Dat betekent dat een cliënt met een pgb wel de zeggenschap heeft over zijn budget, maar dit budget niet meer op de eigen rekening gestort krijgt. De SVB zal in opdracht van de cliënt de betalingen aan zorgverleners verrichten.
In 2015 staat de implementatie van de Jeugdwet door gemeenten en jeugdhulpaanbieders centraal. Rijk en VNG ondersteunen gemeenten en jeugdhulpaanbieders ook in 2015 bij de implementatie en transformatie. Met het oog op de continuïteit van zorg en beperking frictiekosten zet de in april 2014 gestarte Transitieautoriteit Jeugd (TAJ) haar bemiddelende en adviserende werkzaamheden ten aanzien van gemeenten en jeugdhulpaanbieders in 2015 voort.
3.2.5 Verticale ontwikkeling van de Wlz-uitgaven en -ontvangsten
De verticale toelichting bevat een cijfermatig overzicht van de budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds de ontwerpbegroting 2014. Voor het jaar 2014 betreft het de AWBZ-stand en vanaf het jaar 2015 de Wlz-stand. Voor een meer gedetailleerde toelichting op de veranderingen wordt verwezen naar de verdiepingsparagraaf.
De verticale toelichting onderscheidt drie categorieën mutaties:
-
– mee- en tegenvallers;
-
– beleidsmatige mutaties;
-
– technische- en macro-economische mutaties.
Tabel 10 laat vanaf de stand ontwerpbegroting 2014 de verticale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten zien.
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Wlz-uitgaven ontwerpbegroting 2014 | 28.116,7 | 26.318,6 | 26.765,6 | 27.173,1 | 27.972,7 | |
Mee- en tegenvallers | ||||||
Actualisering AWBZ/Wlz-uitgaven | 100,6 | 64,4 | 40,7 | 40,7 | 40,7 | |
Beleidsmatige mutaties | ||||||
Begrotingsafspraken 2014 | ||||||
Doelmatiger Zorginkoop AWBZ | 0,0 | – 30,0 | – 30,0 | – 30,0 | – 30,0 | |
Transitie hervorming langdurige zorg | 0,0 | – 100,0 | – 110,0 | – 120,0 | – 120,0 | |
Zorgakkoord december | ||||||
Overgangsrecht Wlz | 0,0 | 125,0 | 73,0 | 70,0 | 65,0 | |
Overgangsrecht Wmo | 0,0 | 200,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | |
Overgangsproblematiek Zvw | 0,0 | 100,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | |
Verzachting taakstelling Hlz | 0,0 | 0,0 | 200,0 | 200,0 | 200,0 | |
Beperken groeiruimte tot demo | 0,0 | – 103,0 | – 409,0 | – 409,0 | – 409,0 | |
Zorgakkoord april 2014 | ||||||
Verzachting Wmo | 0,0 | 195,0 | 165,0 | 50,0 | 40,0 | |
Verzachting jeugd sociaal domein | 0,0 | 20,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | |
Middelen instelling extra plaatsen | 0,0 | 5,0 | 35,0 | 50,0 | 60,0 | |
Extra middelen intramurale begeleiding | 0,0 | 100,0 | 100,0 | 100,0 | 100,0 | |
Ramingsbijstelling groeiruimte care | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | – 113,0 | |
Overheveling Wmo HV | – 0,2 | – 142,3 | – 142,3 | – 142,3 | – 142,3 | |
Overheveling bovenbudgettaire vergoedingen | 0,0 | – 15,0 | – 15,0 | – 15,0 | – 15,0 | |
Pgb-trekkingsrechten | – 12,8 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | |
Overige | – 8,5 | 9,5 | 13,9 | 11,5 | 52,3 | |
Technische en macro-economische mutaties | ||||||
Macro-bijstellingen | – 12,3 | – 241,9 | – 253,2 | – 297,7 | – 329,3 | |
Nominaal beeld | 0,0 | – 194,0 | 8,0 | – 7,0 | 37,0 | |
Nominaal Wmo | – 48,4 | – 49,5 | – 37,3 | – 34,0 | – 34,0 | |
Nominaal AWBZ | – 11,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | |
Hervorming langdurige zorg (Hlz) | ||||||
Naar begroting VWS en V&J | – 16,6 | – 179,1 | – 177,3 | – 172,2 | – 172,2 | |
Omsleuteling Hlz | 0,0 | – 6.626,3 | – 7.079,6 | – 7.157,5 | – 7.302,6 | |
waarvan overheveling naar Zvw | 0,0 | -1.791,9 | -2.150,2 | -2.367,4 | -2.485,4 | |
waarvan overheveling naar sociaal domein Wmo | 0,0 | -3.510,0 | -3.589,1 | -3.453,5 | -3.443,6 | |
waarvan overheveling naar sociaal domein Jeugd | 0,0 | -1.157,4 | -1.087,4 | -1.030,4 | -1.045,4 | |
waarvan desaldering eigen bijdrage | 0,0 | -169,0 | -255,0 | -306,0 | -330,0 | |
waarvan overige | 0,0 | 2,0 | 2,1 | -0,2 | 1,8 | |
Totaal mutaties | -9,2 | -6.862,4 | -7.618,3 | -7.862,6 | -8.072,5 | |
Wlz-uitgaven ontwerpbegroting 2015 | 28.107,5 | 19.456,2 | 19.147,3 | 19.310,5 | 19.900,2 | 20.838,4 |
Wlz-ontvangsten ontwerpbegroting 2014 | 1.943,5 | 2.139,8 | 2.164,5 | 2.191,4 | 2.218,7 | |
Mee- en tegenvallers | ||||||
Actualisering AWBZ/Wlz-ontvangsten | 41,5 | 41,5 | 41,5 | 41,5 | 41,5 | |
Technische en macro-economische mutaties | ||||||
Extramuralisering | 0,0 | – 169,0 | – 255,0 | – 306,0 | – 330,0 | |
Naar sociaal domein Wmo | 0,0 | – 179,0 | – 179,0 | – 179,0 | – 179,0 | |
Naar Zvw | 0,0 | – 96,0 | – 96,0 | – 96,0 | – 96,0 | |
Totaal mutaties | 41,5 | -402,5 | -488,5 | -539,5 | -563,5 | |
Wlz-ontvangsten ontwerpbegroting 2015 | 1.985,0 | 1.737,3 | 1.676,0 | 1.651,9 | 1.655,2 | 1.715,0 |
Netto-Wlz-uitgaven ontwerpbegroting 2014 | 26.173,2 | 24.178,8 | 24.601,1 | 24.981,7 | 25.754,0 | |
Mutatie in de netto-Wlz-uitgaven | – 50,7 | – 6.459,9 | – 7.129,8 | – 7.323,1 | – 7.509,0 | |
Netto-Wlz-uitgaven ontwerpbegroting 2015 | 26.122,5 | 17.718,9 | 17.471,4 | 17.658,6 | 18.245,0 | 19.123,3 |
Bron: VWS, NZa-gegevens over de productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, gegevens Zorginstituut Nederland over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz.
Uitgaven
Mee- en tegenvallers
Actualisering AWBZ/Wlz-uitgaven
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Zorg in natura | 98,6 | 59,8 | 36,1 | 36,1 | 36,1 | 36,1 |
Overig | 2,0 | 4,6 | 4,6 | 4,6 | 4,6 | 4,6 |
Totaal | 100,6 | 64,4 | 40,7 | 40,7 | 40,7 | 40,7 |
Bron: VWS, NZa-gegevens over de productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, gegevens Zorginstituut Nederland over (voorlopige) financieringslasten Zvw en Wlz
Op basis van gegevens van de NZa en het Zorginstituut Nederland zijn de zorguitgaven 2013 van deze deelsectoren geactualiseerd. Uit deze actualisering volgt per saldo een overschrijding van circa € 64 miljoen in 2015. Deze overschrijding neemt in latere jaren af. In het verdiepingshoofdstuk worden deze sectoren verder toegelicht.
Beleidsmatige mutaties
Begrotingsafspraken 2014
Doelmatiger Zorginkoop AWBZ
Deze mutatie is onderdeel van de Begrotingsafspraken 2014. De groeiruimte AWBZ wordt vanaf 2015 beperkt met € 30 miljoen door doelmatiger zorginkoop. De contracteerruimte zal hierop worden aangepast.
Transitie hervorming langdurige zorg
Deze mutatie betreft de inzet van middelen voor de dekking van de Begrotingsafspraken 2014. Het gaat daarbij om vrijvallende middelen voor inventariskosten door het extramuraliseren van lage zzp’s, infrastructuur en uitvoeringskosten en een verlaging van het budget voor cliëntondersteuning.
Zorgakkoord december
Overgangsrecht Wlz
Voor het mogelijk maken van een zorgvuldige overgang van cliënten vanuit de huidige AWBZ naar de Wet langdurige zorg blijven meerjarig extra middelen beschikbaar.
Overgangsrecht Wmo
Voor het mogelijk maken van een zorgvuldige overgang van cliënten en een zorgvuldige transitie door aanbieders naar de Wmo 2015, ontvangen gemeenten € 200 miljoen aanvullend budget in 2015.
Overgangsproblematiek Zvw
Voor het mogelijk maken van een zorgvuldige overgang van cliënten vanuit de huidige AWBZ naar de Zvw worden in 2015 middelen vrij gemaakt.
Verzachting taakstelling Hlz
Vanaf 2016 wordt structureel € 200 miljoen extra aan het macrobudget toegevoegd, zodat gemeenten vernieuwende ondersteuningsarrangementen kunnen ontwikkelen.
Beperken groeiruimte tot demo
Deze mutatie betreft de inzet van de resterende volumegroei boven het niveau van de demografische ontwikkeling.
Zorgakkoord april 2014
Verzachting Wmo
Met het Begrotingsakkoord medio april dit jaar is voor 2015 een bedrag van € 195 miljoen extra beschikbaar gesteld, zodat mensen die nu AWBZ-zorg ontvangen en vanaf 1 januari 2015 onder de verantwoordelijkheid van gemeenten komen te vallen, erop kunnen rekenen dat ze in het overgangsjaar ondersteuning kunnen blijven ontvangen waar men in het kader van het overgangsrecht recht op heeft. Er is ook structureel meer budget beschikbaar gesteld: € 165 miljoen in 2016, € 50 miljoen in 2017, € 40 miljoen in 2018 en € 30 miljoen structureel in de jaren daarna.
Verzachting jeugd sociaal domein
Voor de Jeugdwet komt in 2015 aanvullend € 60 miljoen beschikbaar. Hiervan zal € 20 miljoen worden toegevoegd aan het macrobudget Jeugdwet 2015 dat aan gemeenten wordt uitgekeerd. De overige € 40 miljoen is bestemd ter voorkoming van transitieproblemen bij bovenregionale en landelijke werkende instellingen met een grote geografische spreiding van de omzet.
Middelen instelling extra plaatsen
Uit nader onderzoek is gebleken dat in de huidige praktijk ongeveer 23% van de cliënten die zorg in natura genieten met een ZZP VV 4 indicatie niet in een instelling verblijft. Ook voor cliënten met VG 3 die zorg in natura genieten geldt dat 22% van de cliënten met een dergelijke indicatie dit niet binnen de instelling verzilvert. Door vanaf 2015 extra middelen beschikbaar te stellen (oplopend tot € 70 miljoen) wordt bij deze praktijk aangesloten en kunnen meer plaatsen in instellingen behouden blijven.
Extra middelen intramurale begeleiding
Omdat meer mensen gebruik zullen maken van intramurale begeleiding dan oorspronkelijk geraamd komt er structureel € 100 miljoen meer beschikbaar voor begeleiding en dagbesteding via zorginstellingen.
Ramingsbijstelling groeiruimte care
Voor de dekking van het zorgakkoord april 2014 is in 2018 een bedrag aan groeimiddelen ingezet van 113 miljoen.
Overheveling Wmo HV
Voor de huishoudelijke verzorging worden middelen overgeheveld naar de integratie-uitkering Wmo. Dit betreft de volume index 2015, de correctie op de index van 2014 en het effect van de extramuralisering op de huishoudelijk verzorging. Deze mutaties worden afzonderlijk toegelicht bij tabel 12.
Overheveling bovenbudgettaire vergoedingen
De bovenbudgettaire vergoedingen die samenhangen met de geriatrische revalidatiezorg worden overgeheveld van de AWBZ naar de Zvw.
Pgb-trekkingsrechten
De overboeking is bedoeld voor de initiële aanloop- en uitvoeringskosten van de SVB voor de trekkingsrechten van het pgb. De structurele uitvoeringskosten zullen vanaf 2015 worden gefinancierd uit het beschikbare beheerskostenbudget binnen het BKZ.
Overige
Deze post is het saldo van verschillende beleidsmatige mutaties.
Technische en macro-economische mutaties
Macro-bijstellingen
De raming van de loon- en prijsbijstelling is aangepast op basis van de laatste macro-economische inzichten van het Centraal Planbureau (CPB).
Nominaal beeld
Als gevolg van de aangepaste methodiek voor de compensatie loon/prijs Wlz ontstaat intertemporeel ruimte die bij het decemberakkoord is betrokken.
Nominaal Wmo
Dit betreft een aanpassing alsgevolg van de definitieve vaststelling van de nominale index tranche 2013 en de structurele toekenning van de nominale index tranche 2014. Deze mutaties worden afzonderlijk toegelicht bij tabel 12.
Nominaal AWBZ
Dit betreffen vrijvallenden middelen door een lagere uitkering voor loonontwikkeling dan eerder geraamd.
Hervorming langdurige zorg (Hlz)
Naar begroting VWS en V&J
De middelen voor het Rijksvaccinatieprogramma (artikel 1), het Nationaal programma ouderen (artikel 4), de behandeling van zintuiglijk gehandicapten (artikel 2) en de Transitieprojecten Hlz. (artikel 3) worden overgeheveld naar de begroting van VWS. Deze worden toegelicht op de betreffende artikelen. Daarnaast worden middelen overgeheveld naar V&J voor jeugdigen in detentie met een zorgvraag, aangezien deze groep niet naar de gemeente wordt overgeheveld per 2015.
Overheveling naar Zvw
In het kader van de hervorming langdurige zorg zijn middelen overgeheveld naar de Zvw voor onder andere de wijkverpleging, zintuiglijk gehandicapten, kortdurend eerstelijns verblijf en langdurige intramurale op behandeling gerichte ggz.
Overheveling naar Wmo 2015
Het budget dat samenhangt met de huidige AWBZ-functies begeleiding, kortdurend verblijf en het bijbehorende vervoer, persoonlijke verzorging die in het verlengde wordt geboden van begeleiding (5% van het totale budget in de AWBZ), beschermd wonen (GGZ-C), de inloopfunctie GGZ en cliëntondersteuning worden overgeheveld naar het Gemeentefonds.
Overheveling naar Jeugdwet
In het kader van de hervorming langdurige zorg zijn middelen overgeheveld naar het sociaal domein Jeugd voor de zorg aan minderjarigen die voorheen onder de AWBZ viel.
Ontvangsten
Mee- en tegenvallers
Actualisering zorgontvangsten
Op basis van jaarcijfers van het Zorginstituut Nederland doet zich in 2014 een structurele ontvangstenmeevaller voor bij de eigen bijdragen Wlz.
Technische en macro-economische mutaties
Extramuralisering
Als gevolg van de extramuralisering van lage zzp’s worden minder eigen bijdragen opgehaald.
Naar Wmo 2015
De eigen bijdragen die samenhangen met het budget dat wordt toegevoegd aan de Wmo 2015, worden in mindering gebracht op de geraamde eigen bijdragen in de Wlz.
Naar Zvw
De eigen bijdragen die samenhangen met de transitie naar de Zvw worden in mindering gebracht op de geraamde eigen bijdragen in de Wlz.
Figuur 4 Samenstelling Wlz-uitgaven 2015
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Uitgaven ontwerpbegroting 2014 | 1.659,6 | 1.720,7 | 1.621,1 | 1.723,3 | 1.723,3 | |
Beleidsmatige mutaties | ||||||
Budget na afschaffing Wtcg en CER | 0,0 | – 438,0 | – 438,0 | – 438,0 | – 438,0 | |
Volume-index 2014 | 0,2 | 30,4 | 30,4 | 30,4 | 30,4 | |
Volume-index 2015 | 0,0 | 34,1 | 34,1 | 34,1 | 34,1 | |
Effect extramuralisatie | 0,0 | 77,8 | 77,8 | 77,8 | 77,8 | |
Kasschuif middelen arbeidsmarkt intensivering | 0,0 | 75,0 | 75,0 | – 50,0 | – 50,0 | |
Bijdrage VNG Wmo | 0,0 | – 14,7 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | |
Bijdrage VNG Jeugd | 0,0 | – 14,9 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | |
Wmo | 0,0 | 40,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | |
Technische en macro-economische mutaties | ||||||
Mutatie nominale index 2013 | 13,7 | 13,7 | 13,7 | 13,7 | 13,7 | |
Nominale index 2014 | 34,7 | 35,9 | 23,7 | 20,3 | 20,3 | |
Overige | – 0,4 | 2,6 | 3,7 | 5,7 | 5,6 | |
Wmo nieuw | ||||||
AWBZ-deel Wmo (netto) | 0,0 | 3.331,2 | 3.409,7 | 3.274,7 | 3.264,7 | |
waarvan bruto-uitgaven | 0,0 | 3.510,0 | 3.589,1 | 3.453,5 | 3.443,6 | |
waarvan ontvangsten | 0,0 | – 179,0 | – 179,0 | – 179,0 | – 179,0 | |
Sociale wijkteams | 6,0 | 10,0 | 20,0 | 50,0 | 50,0 | |
Jeugdwet | ||||||
Zvw-deel Jeugdwet | 0,0 | 989,0 | 989,0 | 994,0 | 994,0 | |
AWBZ-deel Jeugdwet | 0,0 | 1.157,4 | 1.087,4 | 1.030,4 | 1.045,4 | |
Totaal mutaties | 54,1 | 5.329,5 | 5.326,4 | 5.043,1 | 5.048,0 | |
Uitgaven ontwerpbegroting 2015 | 1.713,7 | 7.050,2 | 6.947,5 | 6.766,4 | 6.771,3 | 6.770,3 |
Beleidsmatige mutaties
Budget na afschaffing Wtcg en CER
Per 2014 wordt de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en de Compensatie Eigen Risico (CER) afgeschaft. In de Begrotingsafspraken 2014 is besloten om de huidige landelijke fiscale regeling voor aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten, inclusief de Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten in aangepaste vorm te handhaven. Als gevolg hiervan wordt het extra budget voor gemeenten om gericht maatwerk te bieden aan mensen met een chronische ziekte en/of beperking via de Wmo beperkt. Het resterende budget betreft in 2015 € 216 miljoen. Dit budget maakt vanaf 2015 onderdeel uit van het deelfonds sociaal domein.
Volume-index 2014
Dit betreft de doorwerking van de volume-index 2014 (2,38%) voor de jaren 2015 en verder van de integratie-uitkering Wmo.
Volume-index 2015
Bij het bestuurlijk overleg met de VNG in het voorjaar van 2014 is besloten om de volume-index voor 2015 voor de integratie-uitkering Wmo op 2,38% te houden, conform de bestuursafspraken tussen Rijk en VNG uit 2011.
Effect extramuralisatie
Als gevolg van het extramuraliseren van lichte zorgzwaartepakketten (ZZP’s) voor nieuwe gevallen blijven mensen langer thuis wonen waardoor het beroep op de Wmo zal toenemen. Voor 2015 wordt ter compensatie van deze kosten totaal € 78 miljoen beschikbaar gesteld. De omvang van de compensatie voor latere jaren staat nog niet vast.
Kasschuif middelen arbeidsmarkt intensivering
Het kabinet stelt in zowel 2015 als in 2016 € 75 miljoen per jaar extra beschikbaar voor een huishoudelijke hulp toelage. Deze middelen komen beschikbaar via een kasschuif van de middelen voor arbeidsmarkt intensivering die het kabinet beschikbaar heeft gesteld vanaf 2017. De middelen worden verstrekt via een decentralisatie uitkering.
Bijdrage VNG Wmo
Dit betreft de uitname uit het Gemeentefonds deel Wmo 2015 ten behoeve van centrale regeling doventolkvoorziening leefdomein, 24 uur telefonisch of elektronisch luisterend oor en advies, en standaardiseren declaratie en facturatie Wmo 2015.
Bijdrage VNG Jeugd
Een aantal specialistische en/of landelijk georganiseerde taken op het gebied van Jeugdhulp zullen vanaf 1-1-2015 door (of in opdracht van) de VNG worden ondersteund dan wel uitgevoerd. Het gaat om de taken vertrouwenswerk en de Kindertelefoon. Ook zal de VNG het opdrachtgeverschap van de Stichting Adoptievoorzieningen en Stichting Opvoeden op zich nemen en krijgt de VNG budget voor het standaardiseren van declaraties en facturatie.
Wmo
Er wordt voor 2015 incidenteel € 40 miljoen vrijgemaakt om de transitie naar de nieuwe Wmo te ondersteunen.
Technische en macro-economische mutaties
Mutatie nominale index 2013
Dit betreft een aanpassing als gevolg van de definitieve vaststelling van de nominale index tranche 2013 van de integratie-uitkering Wmo.
Nominale index 2014
Dit betreft de structurele toekenning van de nominale index tranche 2014 van de integratie uitkering Wmo.
Overige
Deze post is het saldo van verschillende mutaties.
Wmo nieuw
AWBZ-deel Wmo
Dit betreft de middelen die vanuit de AWBZ worden overgeboekt naar het deelfonds sociaal domein binnen het Gemeentefonds ten behoeve van de uitvoering van de Wmo 2015.
Sociale wijkteams
Omdat het kabinet veel waarde hecht aan adequate ondersteuning van gemeenten ten behoeve van een verantwoorde invoering van de Wmo 2015, worden extra middelen beschikbaar gesteld voor integrale (sociale) wijkteams.
Jeugdwet
Zvw-deel Jeugdwet
In het kader van de Jeugdwet worden de middelen voor curatieve ggz aan jeugdigen overgeheveld naar het sociaal domein Jeugd.
AWBZ-deel Jeugdwet
In het kader van de hervorming langdurige zorg zijn middelen overgeheveld naar het sociaal domein Jeugd voor de zorg aan minderjarigen die voorheen onder de AWBZ viel.
3.3 Begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven
Naast de Wmo en de Jeugdwet vallen enkele andere begrotingsgefinancieerde posten onder de bruto-BKZ-uitgaven. Tot deze categorie horen de uitgaven voor de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg), de uitgaven voor zorg, jeugd en welzijn in Caribisch Nederland, bepaalde uitgaven voor opleidingen, de subsidieregeling abortusklinieken en de middelen voor de subsidieregeling overgang integrale tarieven medisch-specialistische zorg. Deze uitgaven worden op de VWS-begroting verantwoord op de artikelen 8, 4 en 2. Voor de doelstelling van dit beleid en de rol en verantwoordelijkheid van de Minister wordt verwezen naar de betreffende passages op de artikelen in de begroting. Ten slotte zijn er bedragen gereserveerd op de aanvullende post van het Ministerie van Financiën die onder het BKZ vallen. Dit betreft onder meer de loon- en prijsbijstelling voor de begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven.
In tabel 13 wordt de ontwikkeling van de begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven weergegeven.
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|
Begrotingsgefinancierde-uitgaven ontwerpbegroting 2014 | 2.221,5 | 2.061,4 | 1.970,9 | 2.111,9 | 2.098,4 | |
Mutatie Wmo en Jeugdwet (Gemeentefonds) | 54,1 | 5.329,5 | 5.326,4 | 5.043,1 | 5.048,0 | |
Mutatie subsidieregeling overgang integrale tarieven MSZ | 0,0 | 125,0 | 0,0 | 0,0 | 25,0 | |
Mutatie Wtcg | 65,7 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | |
Mutatie zorgopleidingen | -2,5 | 0,7 | 1,7 | 0,0 | 0,0 | |
Mutatie Caribisch nederland | -6,2 | -5,4 | -5,4 | -5,4 | -5,4 | |
Mutatie subsidieregeling abortusklinieken | 0,0 | 12,8 | 12,6 | 12,6 | 12,6 | |
Mutatie loon- en prijs | – 9,9 | – 34,9 | – 49,4 | – 63,5 | – 31,8 | |
Mutatie financieringsschuif | 0,0 | 37,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | |
Totaal mutaties | 101,1 | 5.464,7 | 5.286,0 | 4.986,9 | 5.048,5 | |
Begrotingsgefinancierde-uitgaven ontwerpbegroting 2015 | 2.322,6 | 7.526,1 | 7.256,9 | 7.098,7 | 7.146,9 | 7.161,0 |
Begrotingsgefinancierde-ontvangsten ontwerpbegroting 2014 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | |
Totaal mutaties | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | |
Begrotingsgefinancierde-ontvangsten ontwerpbegroting 2015 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
Netto-begrotingsgefinancierde-uitgaven ontwerpbegroting 2014 | 2.221,5 | 2.061,4 | 1.970,9 | 2.111,9 | 2.098,4 | |
Mutatie in de netto-begrotingsgefinancierde-uitgaven | 101,1 | 5.464,7 | 5.286,0 | 4.986,9 | 5.048,5 | |
Netto-begrotingsgefinancierde-uitgaven ontwerpbegroting 2015 | 2.322,6 | 7.526,1 | 7.256,9 | 7.098,7 | 7.146,9 | 7.161,0 |
In tabel 13A wordt de opbouw van de begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven weergegeven.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Wmo en Jeugdwet (Gemeentefonds) | 1.561,2 | 1.713,7 | 7.050,2 | 6.947,5 | 6.766,4 | 6.771,3 | 6.770,3 |
Wmo overige | 1.561,2 | 1.713,7 | 1.258,3 | 1.097,1 | 1.146,0 | 1.145,9 | 1.145,9 |
Wmo 2015 | 0,0 | 0,0 | 3.660,3 | 3.774,0 | 3.596,0 | 3.586,0 | 3.585,0 |
Jeugdwet | 0,0 | 0,0 | 2.131,5 | 2.076,4 | 2.024,4 | 2.039,4 | 2.039,4 |
Overig begrotingsgefinancierd (VWS-begroting) | 593,8 | 609,0 | 475,9 | 309,4 | 332,4 | 375,6 | 390,7 |
Subsidieregeling overgang integrale tarieven MSZ | 0,0 | 0,0 | 125,0 | 0,0 | 0,0 | 25,0 | 25,0 |
Opleidingsfonds (begrotingsdeel) | 179,7 | 109,3 | 181,6 | 190,2 | 194,2 | 200,2 | 202,2 |
Caribisch Nederland | 88,0 | 78,0 | 85,6 | 88,6 | 91,6 | 94,6 | 97,7 |
Wtcg | 326,1 | 420,7 | 25,8 | 0,7 | 0,7 | 0,7 | 0,0 |
Subsidieregeling abortusklinieken | 0,0 | 0,0 | 12,8 | 12,6 | 12,6 | 12,6 | 12,6 |
Loon- en prijsbijstelling | 0,0 | 1,1 | 8,1 | 17,3 | 33,2 | 42,4 | 53,1 |
Overige | 0,0 | 0,0 | 37,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
Bruto-uitgaven | 2.155,0 | 2.322,6 | 7.526,1 | 7.256,9 | 7.098,7 | 7.146,9 | 7.161,0 |
Overige ontvangsten | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
Netto-uitgaven | 2.155,0 | 2.322,6 | 7.526,1 | 7.256,9 | 7.098,7 | 7.146,9 | 7.161,0 |
Figuur 5 Begrotingsgefinancieerde BKZ-uitgaven