Base description which applies to whole site

2.1 Beleidsprioriteiten

Inleiding

De coronacrisis was ingrijpend, maar de samenleving en de economie hebben een enorme veerkracht getoond. De steunmaatregelen, om de banen van mensen te behouden en bedrijven door de moeilijke periode heen te helpen, hebben succes gehad. De Nederlandse economie herstelde zich snel na het opheffen van de contactbeperkende maatregelen. Hierdoor was noodsteun steeds minder nodig en konden de meeste steunmaatregelen per 1 april 2022 worden stopgezet.

Ondertussen staat Nederland voor een aantal nieuwe uitdagingen waardoor opnieuw een beroep wordt gedaan op de veerkracht van onze samenleving en economie. Denk daarbij aan de oorlog in Oekraïne, de hoge inflatie en de krapte op de arbeidsmarkt. Dit zijn grote uitdagingen die ook nog eens tegelijkertijd plaatsvinden. Het is belangrijk dat we in deze zware tijden oog voor elkaar blijven houden.

De oorlog in Oekraïne leidt tot een toestroom van ontheemden uit Oekraïne naar Nederland. Het kabinet wil hen ruimhartig opvangen met leefgeld, recht op opvang, toegang tot de arbeidsmarkt en bemiddeling naar werk, als zij dit nodig hebben. Steeds meer Oekraïners zijn aan het werk. Werkende ontheemden kunnen ook kinderopvangtoeslag krijgen.

Grote groepen huishoudens hebben moeite om rond te komen door de hoge inflatie en maken zich steeds meer zorgen. Het kabinet zal niet elke tegenslag kunnen compenseren, maar heeft wel maatregelen genomen. Naast de energietoeslag en accijnsverlaging in 2022 zullen we in 2023 huishoudens met een lager- en middeninkomen extra ondersteunen met een zeer omvangrijk pakket aan maatregelen. Dit doen we op het terrein van Sociale Zaken en Werkgelegeheid door het minimumloon versneld en meer te verhogen, het kindgebonden budget te verhogen, ook in 2023 een energietoeslag uit te keren en door geld te reserveren voor huishoudens die extra ondersteuning nodig hebben. Ondanks het forse maatregelenpakket, staat Nederland voor een grote maatschappelijke opgave, waarbij overheidsbeleid alleen niet genoeg is. Zo heeft het kabinet ook een oproep gedaan aan werkgevers om de lonen te verhogen.

Werkgevers hebben moeite om personeel te vinden. De aanhoudende personeelstekorten leiden tot zorgen over de kwaliteit en beschikbaarheid van bijvoorbeeld het onderwijs, de zorg en de techniek. Daardoor komt het verdienvermogen van Nederland onder druk te staan, evenals het aanpakken van maatschappelijke opgaven zoals de klimaat- en energietransitie. Tegelijkertijd biedt de krapte op de arbeidsmarkt ook kansen voor mensen die aan de kant staan of een minder sterke positie op de arbeidsmarkt hebben. En het biedt de kans voor werkgevers om te laten zien dat goed werkgeverschap loont.

De plannen voor 2023 zijn een uitwerking van het coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst». Het akkoord heeft de ambitie om de bestaanszekerheid te verbeteren met gelijkwaardige kansen voor iedereen. We richten ons op onevenwichtigheden op de arbeidsmarkt en armoede en schulden. Deze ambities willen we verwezenlijken door wetswijzigingen, actieprogramma’s en pilots. En we werken aan grote stelselwijzigingen, zoals de kinderopvang, pensioenen en de certificering van de uitzendsector. Deze ingrijpende wijzigingen leiden tot een structureel sterker Nederland. De mensen staan daarbij centraal en niet het systeem. De dienstverlening van de overheid is vaak te ingewikkeld. De mensen moeten ervan uit kunnen gaan dat de overheid hen vertrouwt en hen met vertrouwen tegemoet treedt.

Op zeven thema’s gaat het kabinet aan de slag met de uitdagingen van vandaag en morgen: het mogelijk maken van werk en het bieden van kansen (arbeidsmarkt, participatie en kinderopvang), het bieden van een fatsoenlijk inkomen nu en straks (inkomen en pensioenen), tot het helpen wanneer het even tegenzit (armoede & schulden). Daarbij is het van belang dat dit beleid de burger op de juiste manier bereikt (uitvoering).

1. Arbeidsmarkt in beweging

Aanpak krapte

De huidige en structurele tekorten op de arbeidsmarkt vormen een uitdaging voor het kabinet om de ambities in het coalitieakkoord waar te maken. Het aantal mensen dat kan en wil werken stijgt nauwelijks, terwijl het aantal vacatures blijft stijgen. Onder meer demografische ontwikkelingen liggen hieraan ten grondslag. De arbeidsmarkt past zich nog niet voldoende aan. Om die redenen ziet het kabinet een duidelijke rol voor de overheid in het aanpakken van krapte, zowel in haar rol als werkgever in sectoren als de zorg en het onderwijs, als door overkoepelend beleid om krapte tegen te gaan. Dit kan de overheid niet alleen. Daarom is ook de rol van werkgevers en werkenden essentieel.

Om krapte aan te pakken zet het kabinet in op het verminderen van de vraag naar arbeid, het vergroten van het arbeidsaanbod en het verbeteren van de match tussen vraag en aanbod. Het kabinet heeft een oproep gedaan aan werkgevers om bijvoorbeeld betere arbeidsvoorwaarden te bieden, anders te werven en te kijken naar onderbenutte deeltijders. Voor het kabinet is er ook werk aan de winkel. Zo gaan we bijvoorbeeld innovatie meer stimuleren, evenals meer uren werken. Ook zal het kabinet inzetten op Leven Lang Ontwikkelen (LLO) en de aansluiting verbeteren tussen initieel onderwijs en arbeidsmarkt. Samen met tal van partners verbeteren we de match tussen werkgevers en werknemers. Het kabinet onderzoekt, in aanvulling op bovenstaande acties, onorthodoxe maatregelen om personeelstekorten terug te dringen.

Naar een arbeidsmarkt die werkt voor iedereen

Het kabinet werkt aan een toekomstbestendige arbeidsmarkt. Het goed functioneren van de arbeidsmarkt is belangrijk voor mensen individueel én voor de samenleving als geheel. Een arbeidsmarkt die een positieve bijdrage aan de samenleving levert en mensen kansen biedt, is echter geen vanzelfsprekendheid meer. Te veel mensen komen in de knel, zijn onzeker over hun inkomen of dragen individueel hoge risico’s, bijvoorbeeld als ze niet verzekerd zijn voor ziekte. Naast trends als vergrijzing en globalisering, zijn beleidskeuzes en regels uit het verleden een brede oorzaak van de problemen op de arbeidsmarkt. Samen met werkenden, werkgevers en ondernemers werkt het kabinet daarom aan een toekomstbestendige arbeidsmarkt.

Het kabinet wil het aangaan van duurzame arbeidsrelaties stimuleren zodat werkenden meer werk- en inkomenszekerheid ervaren. Arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd vormen de basis voor het organiseren van structureel werk. Een vaste baan heeft zowel voor de werknemer als werkgever voordelen. Het loont voor hen in elkaar te investeren. Andere contractvormen worden waar dat nodig is beter gereguleerd, zodat ze niet meer gebruikt kunnen worden om te concurreren op arbeidsvoorwaarden. Daarbij dient werkgeverschap aantrekkelijk te zijn en behouden ondernemingen wendbaarheid om te anticiperen op veranderende omstandigheden. Het kabinet werkt aan maatregelen die bijdragen aan die ambitie.

Het kabinet wil echte zelfstandigen de ruimte geven en ondersteunen en schijnzelfstandigheid tegengaan. Zelfstandig ondernemerschap levert een belangrijke bijdrage aan de economie maar kent ook keerzijden. De kwetsbare positie van zelfstandigen is tijdens de coronacrisis extra zichtbaar geworden. Daarnaast is de bestrijding van schijnzelfstandigheid van belang vanuit het oogpunt van een houdbaar solidair stelsel. De fiscale regels en sociale zekerheid hebben prikkels die zelfstandig werken op opdrachtbasis nu aantrekkelijker maken dan arbeidsovereenkomsten. Het kabinet gaat dit aanpassen. Meer duidelijkheid rondom de beoordeling van arbeidsrelaties en maatregelen die het effectief opeisen van de rechtspositie vergemakkelijken, dragen eveneens bij aan het tegengaan van schijnzelfstandigheid. Ook het intensiveren van de handhaving speelt bij de naleving van het wettelijk kader een belangrijke rol. Samen met sociale partners en uitvoerders werkt het kabinet aan een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen, die zo wordt vormgegeven dat oneerlijke concurrentie en te grote inkomensrisico’s voor zelfstandigen worden voorkomen.

Het kabinet werkt aan een certificeringsstelsel voor uitzendbureaus en beoogt met deze stelselwijziging misstanden in de uitzendsector aan te pakken. Om een certificaat te verkrijgen en behouden, moeten uitleners aantonen dat zij voldoen aan de Certificaatnormen. Inleners moeten aantonen dat zij met gecertificeerde bedrijven werken.

Om misstanden bij arbeidsmigratie tegen te gaan, voert het kabinet de aanbevelingen uit van het Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten. Het eerdergenoemde certificeringsstelsel voor uitzendbureaus is één van deze aanbevelingen. Verder wordt de handhaving versterkt en verbeteren we de informatievoorziening aan arbeidsmigranten. Daarnaast zal arbeidsuitbuiting en ernstige benadeling van onder andere arbeidsmigranten beter worden aangepakt door modernisering van het Strafrecht.

Verbeterde regulering van flexibele arbeid werkt alleen als het ook in de praktijk tot uiting komt. Vooral kwetsbare groepen, zoals flexibele werknemers en arbeidsmigranten, hebben moeite met toegang tot recht. Arbeidsrecht is grotendeels civielrechtelijk, waardoor werknemers zelf in actie moeten komen bij rechtsproblemen. Het aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten heeft gepleit voor een arbeidscommissie. Een arbeidscommissie biedt laagdrempelige ondersteuning aan kwetsbare werknemers waardoor ze gemakkelijker hun recht kunnen halen. Momenteel vindt er onderzoek plaats hoe de arbeidscommissie het beste ingezet kan worden.

Leven Lang Ontwikkelen

Om een toekomstbestendige arbeidsmarkt te realiseren, zet het kabinet in op Leven Lang Ontwikkelen (LLO). We willen dat mensen nieuwe kennis en vaardigheden opdoen, zodat ze kunnen bijdragen aan de grote opgaven van onze maatschappij, zoals de energie- en klimaattransitie. Door mensen uit te dagen zich te blijven ontwikkelen, verhogen we hun kans op het behoud of krijgen van werk. Een sterke ontwikkelcultuur binnen bedrijven en organisaties is daarvoor cruciaal. Dit vraagt gezamenlijke inzet vanuit de overheid, sociale partners, opleiders, intermediairs, uitvoeringsorganisaties en regionale arbeidsmarktpartijen.

Extra inzet op leerrechten via het STAP-budget en aanvullend beleid stimuleert deelname aan leven lang ontwikkelen. Niet alle groepen in de samenleving nemen even veel deel aan scholing. Het kabinet stelt daarom meer scholingsbudget beschikbaar voor mensen die minder initieel onderwijs hebben gevolgd en daardoor een kwetsbaarder positie op de arbeidsmarkt hebben. Vanuit het coalitieakkoord is er 4 x € 125 miljoen (voor 2023 t/m 2026) extra beschikbaar voor het bevorderen van permanente scholing. Dit wordt toegevoegd aan de STAP-regeling. Per 2023 zal het eerste deel van de aanvullende middelen beschikbaar komen voor mensen die maximaal een mbo-diploma hebben op niveau 4. Naast extra middelen zal er ook aanvullend beleid ingezet worden om deze groep extra ondersteuning te bieden.

Gezond en veilig werken

Het kabinet zorgt ervoor dat gezond en veilig werken de norm blijft, juist op een veranderende arbeidsmarkt. Met de Arbovisie 2040 zetten we onder meer in op preventie, eigen regie, en gezondheid. De Risico Inventarisatie & Evaluatie (RI&E) speelt een belangrijke rol. Daarom blijven we inzetten op de kwaliteit en naleving hiervan. Veilig werken met gevaarlijke stoffen blijft een speerpunt. De Regeling Tegemoetkoming Stoffengerelateerde Beroepsziekten (TSB) treedt in 2023 gefaseerd in werking. Met deze regeling krijgen (ex-) werknemers die door hun werk met gevaarlijke stoffen een ernstige beroepsziekte hebben opgelopen een eenmalige tegemoetkoming, wat een erkenning is van hun beroepsziekte. Ook blijft het kabinet zich inzetten om in Europees verband afspraken te maken over grenswaarden voor gevaarlijke stoffen. Daarnaast werkt het kabinet samen met diverse partners aan een Brede Maatschappelijke Samenwerking Burn-outklachten (BMS). De ambitie van de BMS is om de opwaartse trend van het aantal werkenden met burn-outklachten te keren.

Om seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld tegen te gaan, werkt het kabinet aan een nationaal actieplan. Hierbij is het voornaamste doel om een fundamentele cultuurverandering in gang te zetten. Dit vraagt om een overheid die bewustwording creëert, faciliteert, normeert, handvatten biedt en waar nodig handhaaft. Het kabinet doet dit in nauwe samenwerking met regeringscommissaris, Mariëtte Hamer, en met maatschappelijke organisaties, sociale partners, wetenschappers en ervaringsdeskundigen. Op die manier werken we aan een samenleving waarin geen plek is voor seksuele intimidatie en geweld.

Het kabinet denkt na over de toekomst van het hybride werken. Het kabinet zal in 2023 een beleidsagenda uitwerken met als doel de voor- en nadelen van thuiswerken te balanceren. Denk daarbij aan thema’s als eerlijk werk, economische groei en duurzaamheid. Hybride werken heeft ook raakvlakken met grotere transities in de samenleving, zoals digitalisering, globalisering en verduurzaming. Het hybride werken kan aan deze transities bijdragen.

Demografie

Het kabinet heeft een Staatscommissie Demografische ontwikkelingen 2050 ingesteld. Deze commissie brengt advies uit over wat het kabinet kan doen aan de maatschappelijke gevolgen van de demografische ontwikkelingen tot 2050 tegen de achtergrond van de brede welvaartsbenadering. De staatscommissie is verzocht om het advies in het vierde kwartaal van 2023 op te leveren.

Senioren zijn van grote meerwaarde voor onze samenleving en arbeidsmarkt. Die meerwaarde kan zitten in werk, in mantelzorg en in bijvoorbeeld vrijwilligerswerk. Om de positie van senioren op de arbeidsmarkt te verbeteren, werken we aan een seniorenkansenvisie. Senioren hebben namelijk een kleinere kans op werkhervatting na baanverlies dan andere leeftijdsgroepen.

2. Participatie en inclusie

Iedereen doet mee

Iedereen in Nederland verdient een goed bestaan en moet mee kunnen doen. Dat is één van onze drijfveren. Werk is de sleutel tot een inkomen, maatschappelijke participatie en integratie. De sociale zekerheid is van waarde voor zowel het individu als de samenleving als geheel. Niet iedereen heeft gelijke kansen op de arbeidsmarkt. Voor bepaalde groepen mensen is het lastiger om een baan te vinden, zoals mensen met een arbeidsbeperking of mensen met een migratieachtergrond. Daarom werkt het kabinet aan een inclusieve arbeidsmarkt waar mensen kunnen meedoen. Dit doet het kabinet onder meer via het programma ‘Verdere integratie op de Arbeidsmarkt’. Hierin is ook specifiek aandacht voor verbetering van de arbeidsmarktpositie van statushouders.

Als mensen langs de kant staan, kunnen problemen zich snel opstapelen. Naast stress en zorgen op persoonlijk vlak, is er kans op toenemende maatschappelijke kosten op het gebied van zorg en huisvesting. Daarom onderschrijft het kabinet het belang van een goede samenwerking tussen de departementen en met gemeenten en uitvoeringsorganisaties. Het belang van samenwerking tussen sociale zekerheid en andere terreinen komt bijvoorbeeld terug bij de kostendelersnorm. We wijzigen de kostendelersnorm, zodat ouders met een bijstandsuitkering geen inkomensonzekerheid ervaren wanneer hun inwonende kinderen 21 jaar worden. De beoogde inwerkingtreding is 1 januari 2023. Het doel van het kabinet is hiermee bij te dragen aan het verminderen van dak- en thuisloosheid onder jongeren.

Mensen die aan het werk willen, of hun huidige baan dreigen te verliezen, kunnen naar een regionaal mobiliteitsteam. Daar krijgen ze advisering, scholing en banen aangeboden die bij hen passen. Deze teams zijn opgericht tijdens de pandemie en willen we in 2023 behouden. Het is een regionale voordeur, waarachter tal van partijen (publiek en privaat) samenwerken. De teams zijn er voor alle burgers, dus ook voor mensen die voorheen niet of nauwelijks recht hadden op begeleiding, zoals niet-uitkeringsgerechtigden en zelfstandig ondernemers.

We willen de komende jaren meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt naar werk begeleiden. Daarom willen we de Participatiewet wijzigen, zodat deze meer aansluit bij de behoeften en mogelijkheden van de mensen om wie het gaat. Daarnaast maakt het wetsvoorstel het voor werkgevers eenvoudiger om deze mensen in dienst te nemen en te houden. De beoogde inwerkingtreding van dit wetsvoorstel (breed offensief) is 1 januari 2023. Daarbij is de banenafspraak een belangrijk instrument om mensen een steuntje in de rug te geven om aan de slag te gaan bij een reguliere werkgever. Ook stimuleert het kabinet de inzet van beschut werk, voor mensen die veel begeleiding of aanpassing van de werkplek nodig hebben. Mensen zoeken makkelijker werk als ze zich veilig voelen om die stap te zetten. Zoals mensen die een arbeidsbeperking hebben en bijvoorbeeld van beschut werk naar gewoon werk willen overstappen. Om die overgangen te vergemakkelijken continueert het kabinet het project ‘simpel switchen’.

De Participatiewet draagt bij aan de ondersteuning van veel mensen, maar in de praktijk knelt de wet voor een deel van de mensen. Het gevoel overheerst dan dat de overheid met de wet vooral op de regels let en weinig oog heeft voor de menselijke maat en de problemen waarmee zij kampen. Het kabinet wil toewerken naar een Participatiewet die eenvoudiger is, een toereikend bestaansminimum biedt en mensen passende ondersteuning biedt om mee te doen in de samenleving. Een wet met rechten en verplichtingen die zinvol en begrijpelijk zijn.

Inburgering en inclusief samenleven

Het nieuwe inburgeringsstelsel is ingegaan op 1 januari 2022. Met de invoering van deze wet start de inburgering sneller, wordt een hoger taalniveau gevraagd en wordt maatwerk en begeleiding geboden door gemeenten. Het kabinet houdt goed in de gaten of het nieuwe stelsel werkt zoals het moet werken en heeft daarbij ook volop aandacht voor de ondersteuning van inburgeraars die vallen onder de oude Wet inburgering.

We willen dat iedereen in Nederland vrij kan zijn om eigen keuzes te maken binnen de grenzen van de rechtsstaat. Dit vraagt om een weerbare en veerkrachtige samenleving. Het kabinet is voornemens de werking te versterken van de taskforce Problematisch gedrag en ongewenste buitenlandse financiering. Daarnaast werken we aan een brede aanpak van discriminatie en institutioneel racisme. Deze aanpak krijgt een plek in het Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme.

Het kabinet zet in op gendergelijkheid op de arbeidsmarkt. We willen zwangerschapsdiscriminatie tegengaan en beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen aanpakken door de controle op loonverschillen te verbeteren. Op dit moment wordt in de Europese Unie onderhandeld over de richtlijn loontransparantie. Vooruitlopend hierop gaan we de Nederlandse uitwerking van dit voorstel voorbereiden, want loontransparantie levert een belangrijke bijdrage aan de aanpak van beloningsverschillen. Naast loonverschillen spelen sociale normen een belangrijke rol. Het kabinet gaat hierover een maatschappelijke dialoog starten met burgers. Denk bijvoorbeeld aan de keuzes die mensen maken rond werk en gezin, en de vraag of en in hoeverre zij daarbij gesteund worden thuis, op het werk en door het overheidsbeleid. Het is hierbij van belang dat arbeid en zorg goed te combineren zijn. Daarom wordt bijvoorbeeld fors geïnvesteerd in kinderopvang (zie hoofdstuk 6).

3. Inkomen dat zekerheid geeft

Verhoging minimumloon

Het kabinet wil werken lonender maken en het bestaansminimum verstevigen. Qua minimumloon behoort Nederland al tot de Europese top. Een verhoging van het minimumloon past bij de oproep van het kabinet aan werkgevers om waar die ruimte bestaat, de lonen te laten stijgen. Dat is, zeker nu de inflatie uitzonderlijk hoog is, van belang voor de koopkracht van werknemers. Daar komt bij dat verhoging van het minimumloon de inkomensongelijkheid verkleint. Ook structureel draagt een passende beloning voor arbeid bij aan de welvaart van Nederland. Primair zijn sociale partners hier aan zet, de verhoging van het minimumloon is een stap vanuit de overheid die hierbij past. Zo zijn vakbonden en de Rijksoverheid als werkgever overeengekomen dat binnen de CAO Rijk per 1 juli een minimumuurloon van 14 euro geldt. Daarnaast is in de huidige markt reeds een stijging van de lonen waarneembaar. In de cao’s die in de eerste helft van 2022 werden afgesloten is een gemiddelde stijging van 3% opgenomen.

Tegen deze achtergrond heeft het kabinet besloten om het minimumloon te verhogen. De verhoging van het minimumloon is een unieke stap: voor het eerst sinds de invoering van het minimumloon in 1969 voert het kabinet een bijzondere verhoging door. Het minimumloon stijgt per 2023 met ruim 10%. De verhoging van het minimumloon komt eerder en gaat verder dan aangekondigd in het coalitieakkoord. Het kabinet vindt de versnelling en verhoging nu passend vanwege de hoge inflatie. Daarnaast omarmt het kabinet het initiatiefwetsvoorstel van de leden Kathmann (PvdA) en Maatoug (GroenLinks) voor een wettelijk minimum­uurloon op basis van een 36-urige werkweek. Hierdoor verdient elke minimumloonverdiener straks hetzelfde uurloon, waar het feitelijke uurloon nu nog afhankelijk is van de lengte van de werkweek. Na de verwachte invoering per 2024 leidt dit tot een hoger loon voor werknemers die meer dan 36 uur werken.

De verhoging van het minimumloon werkt direct door op een groot aantal regelingen. De meeste regelingen waar het minimumloon automatisch op doorwerkt, zijn onderdeel van de sociale zekerheid. Dit betekent dat met de verhoging van het minimumloon niet alleen de basis van het loongebouw wordt verstevigd. Ook het bestaansminimum, waar elke Nederlander bij tegenspoed op kan terugvallen, wordt op deze manier verhoogd. Ook de AOW stijgt mee met de verhoging van het minimumloon. Op die manier wordt de basis van AOW-gerechtigden versneld verstevigd. Het kabinet is van mening dat met het stijgen van de AOW-uitkering de noodzaak tot een aanvullende Inkomensondersteuning IOAOW vervalt. Daarom verlagen we de IOAOW in 2023 en schaffen we deze af in 2025. Per saldo leidt dit tot een hoger inkomen bij AOW-gerechtigden, waarmee het kabinet gehoor geeft aan de diverse moties uit zowel Eerste- als Tweede Kamer. Hierdoor zijn met name gepensioneerden zonder of met een laag aanvullend pensioen beter in staat om de stijgende kosten voor levensonderhoud te dragen.

Overige koopkrachtmaatregelen

Verder neemt het kabinet aanvullende koopkrachtmaatregelen. In 2023 voeren we een pakket van ruim € 15 miljard door om huishoudens te ondersteunen bij de gestegen prijzen. Op het terrein van SZW verlengen we de energietoeslag voor gezinnen met de laagste inkomens en verhogen we het kindgebonden budget in 2023 met ruim € 730 miljoen. In de jaren daarna bouwen we de verhoging van het kindgebonden budget in stappen af, waarna structureel (vanaf 2028) nog een verhoging van € 100 miljoen resteert. Met deze maatregel worden gezinnen met kinderen extra ondersteund. Ook is geld gereserveerd voor huishoudens die extra ondersteuning nodig hebben.

WIA

Daarnaast willen we zo geheten hardheden wegnemen in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Dit onderzoeken we in overleg met de sociale partners en met oog voor uitvoerbaarheid, betaalbaarheid en uitlegbaarheid. Het wegnemen van hardheden betreft in sommige gevallen relatief kleine ingrepen, die passen binnen het stelsel en binnen de wet. Echter, andere zaken die als hardheid benoemd worden, vloeien voort uit de fundamentele uitgangspunten waarvoor bij invoering van de WIA is gekozen. Het wegnemen daarvan vergt dan ook fundamenteel ingrijpen in het stelsel. Dit soort hervormingen zal moeten landen in een stelsel dat op dit moment onder grote druk staat door de mismatch in sociaal medische beoordelingen.

Tegelijkertijd werkt het kabinet aan de aanpak van de mismatch in sociaal medische beoordelingen. We hebben te maken met een mismatch tussen de vraag naar en het aanbod van sociaal-medische beoordelingen. Mensen moeten hierdoor lang wachten op hun beoordeling, wat onzekerheid geeft over het recht op (en de hoogte van) een uitkering. Het kabinet wil de mismatch verminderen en komen tot structurele verbeteringen in het stelsel. Dit betreft enerzijds acties van UWV om de uitvoering te verbeteren en anderzijds het tijdelijk toestaan om bepaalde sociaal-medische beoordelingen vereenvoudigd of niet uit te voeren. Voor de lange termijn wil het kabinet een integrale verkenning van het stelsel laten doen door een onafhankelijke onderzoekscommissie. Dit is nodig om te komen tot een houdbaar stelsel, waar de mismatch is opgelost en ruimte is voor nieuwe beleidsinitiatieven, bijvoorbeeld voor het wegnemen van meer fundamentele hardheden.

4. Armoede en schulden voorkomen

Aanpak armoede

Het bestrijden van armoede en het bevorderen van bestaanszekerheid zijn belangrijke en grote opgaven, die het kabinet aanpakt vanuit verschillende departementen (onderwijs, wonen en energiebeleid). De coördinatie hiervan is in handen van de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. Werken of meer uren werk is en blijft de belangrijkste weg om uit armoede te komen. Daarnaast heeft de overheid een taak om te voorkomen dat mensen terecht komen in de armoede. En mensen te ondersteunen om uit de armoede te komen.

Om de bestaanszekerheid van mensen te vergroten willen we regelingen vereenvoudigen, het niet-gebruik verlagen en de armoedeval tegengaan. Het versterken van de bestaanszekerheid vereist een samenhangende aanpak, daarom sluiten we aan bij programma's over zorg, onderwijs en leefbaarheid. Ook het verhogen van het minimumloon is een belangrijke pijler om bestaanszekerheid te vergroten.

Het kabinet wil voorkomen dat armoede overgaat van generatie op generatie. Een kind dat opgroeit in armoede krijgt niet alleen te maken met financiële tekorten, maar staat op tal van momenten in het leven op achterstand. Ook hebben we aandacht voor het bereiken van mensen met een laag inkomen en de sociale componenten van armoede. Te veel mensen in Nederland kampen met ernstige geldzorgen, problematische schulden of leven rondom de armoedegrens. Daar gaat enorm veel leed en verdriet achter schuil. De stress, eenzaamheid en uitsluiting die geldzorgen met zich meebrengen, beperken mensen om volwaardig deel te nemen aan de samenleving.

Het kabinet heeft kwantitatieve doelstellingen voor de aanpak geldzorgen, armoede en schulden. Met deze ambities sluiten we aan bij de Duurzame Ontwikkelingsdoelstelling (SDG) van de VN om armoede te beëindigen. Voor gezinnen met kinderen scherpen we de ambitie aan, zoals ook aangegeven in het coalitieakkoord. De doelstellingen zijn:

  • Een halvering van het aantal kinderen dat in armoede opgroeit in 2025 ten opzichte van 2015;

  • Een halvering van het aantal mensen in armoede in 2030 ten opzichte van 2015;

  • Een halvering van het aantal huishoudens met problematische schulden in 2030 ten opzichte van 2015.

Het kabinet is zich ervan bewust dat het een zware opgave zal zijn de doelen te realiseren en dat de haalbaarheid van deze ambities betwist kan worden. De middelen zijn niet onuitputtelijk en de werkelijkheid is weerbarstig. Dat laat onverlet dat de ambities een aanmoediging zijn voor het kabinet en de partners om alle zeilen bij te zetten om de realisatie van deze doelen dichterbij te brengen.

Schuldenaanpak

Het kabinet continueert de schuldenaanpak en zet in op: 1) een overheid die werkt voor de burger, 2) preventie van geldzorgen en 3) sneller perspectief op een zorgeloze toekomst. We willen grotere problemen voorkomen door mensen snel ondersteuning te bieden bij het ontstaan van geldzorgen. Daarom streven wij ernaar om in 2023 zoveel mogelijk mensen de weg naar passende ondersteuning te laten vinden. Het is een verantwoordelijkheid van alle schuldeisers om oog te hebben voor de menselijke maat, waarbij de overheid het goede voorbeeld geeft. De afgelopen periode zijn stappen gezet, maar dit moet nog beter. Mensen moeten kunnen rekenen op een solide beslagvrije voet, bij samenloop van incasso- en beslagactiviteiten moeten partijen beter samenwerken om schulden te signaleren en verergering te voorkomen. Met de Rijksorganisaties streven wij er naar om in 2023 tot één gezamenlijke betalingsregeling te komen als er schulden bij meerdere organisaties zijn. In 2023 zetten we stappen om schuldhulpverleningstrajecten te verkorten en de doorstroming naar de wettelijke schuldsanering te verbeteren. Het kabinet wil daarnaast de opstapeling van schulden tegengaan door een maximum te stellen aan verhogingen en rente en incassokosten.

Sociaal minimum

Een volgende pijler voor het waarborgen van bestaanszekerheid is het sociaal minimum. Het kabinet wil het sociaal minimum elke vier jaar herijken. We willen vaststellen of dit toereikend is om van te leven en mee te doen in de samenleving. Daarom gaat een onafhankelijke commissie onderzoek doen naar het sociaal minimum, en hoe de systematiek beter kan aansluiten op de normen voor het bestaansminimum. De commissie brengt haar eindrapport voor de zomer van 2023 uit. Deze informatie over de toereikendheid van het sociaal minimum is van belang voor het beoordelen van de hoogte van minimumuitkeringen en de manier waarop die wordt vastgesteld.

Caribisch Nederland

Inwoners van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (BES) moeten, net zoals in Europees Nederland, kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten voor levensonderhoud. Hiervoor moeten de inkomens worden verhoogd en de kosten van levensonderhoud worden verlaagd. Om toe te werken naar het sociaal minimum zet het kabinet in 2023 een volgende stap door het wettelijk minimumloon en de minimumuitkering (AOV, AWW en onderstand) verder te verhogen. Daarnaast verhoogt het kabinet de kinderbijslag per 1 januari en wordt beoogd per 1 juli 2023 een verdubbeling van de kinderbijslag in te voeren, voor ouders met een kind dat intensieve zorg nodig heeft. Vooruitlopend op de invoering van de dubbele kinderbijslag intensieve zorg werken we aan een tijdelijk maatregel om deze ouders te ondersteunen in de tussenliggende periode. Daarnaast verlengen we ook op Caribisch Nederland de energietoeslag in 2023, verlagen we de eigen bijdrage voor de kinderopvang en verhogen we de kinderbijslag extra om de koopkracht op Caribisch Nederland te verstevigen. Verder versterken we de arbeidsmarkt met daarin speciale aandacht voor de positie van jongeren en mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.

Met het wetsvoorstel Kinderopvang BES draagt het kabinet bij aan het verlagen van de kosten voor levensonderhoud. Het wetsvoorstel heeft als doel het verbeteren van de kwaliteit en het verhogen van de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang in Caribisch Nederland. Het streven is dat het wetsvoorstel in de loop van juli 2023 gefaseerd in werking treedt. Tot die tijd kunnen ouders en kinderopvanginstellingen gebruik blijven maken van de tijdelijke subsidieregeling KO BES.

5. Een pensioen voor iedereen

Nieuw pensioenstelsel

Het kabinet werkt aan een toekomstbestendig pensioenstelsel voor huidige en toekomstige generaties. Het pensioenstelsel kent nu een aantal kwetsbaarheden. Zo moeten pensioenuitvoerders hoge reserves aanhouden. In combinatie met een langdurige periode van lage rente zorgde dit ervoor dat veel aanvullende pensioenen de afgelopen jaren niet zijn verhoogd (indexatie). Daarnaast betaalt iedereen op dit moment dezelfde premie en krijgt daarvoor dezelfde opbouw (los van de leeftijd). Deze zogenaamde doorsneesytematiek sluit onvoldoende aan bij de veranderende arbeidsmarkt, waarop werknemers vaker van baan wisselen of aan het werk gaan als zelfstandige. Het wetsvoorstel toekomst pensioenen (Wtp) pakt deze kwetsbaarheden aan met behoud van de sterke elementen van het Nederlandse pensioenstelsel, zoals een collectieve uitvoering en het gezamenlijk delen van risico’s.

Het wetsvoorstel maakt het pensioenstelsel transparanter, persoonlijker en sluit beter aan bij de ontwikkelingen in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. In het nieuwe stelsel zullen pensioenen meer meebewegen met de economische ontwikkelingen. Gaat het goed met de economie dan zullen de pensioenen eerder stijgen en als het tegenzit ook eerder dalen. Pensioenfondsen hoeven daardoor minder hoge reserves aan te houden. Het streven is om het wetsvoorstel toekomst pensioenen op 1 januari 2023 in werking te laten treden. Vervolgens krijgen pensioenuitvoerders en sociale partners tot en met 2026 de tijd om de overstap naar het nieuwe stelsel te maken. In het pensioenakkoord zijn ook nog andere afspraken gemaakt. Bijvoorbeeld over een minder snelle stijging van de AOW-leeftijd, de mogelijkheid om bij de start van het pensioen maximaal 10% van het pensioen ineens op te nemen, en een mogelijkheid voor werknemers om een aantal jaar voor hun AOW-leeftijd te stoppen met werken. Ook investeert het kabinet fors in duurzame inzetbaarheid via een tijdelijke subsidieregeling (MDIEU) die loopt van 2021 tot en met 2025.

Meer mensen met pensioenopbouw

We nemen een aantal maatregelen waardoor zoveel mogelijk mensen pensioen opbouwen, ongeacht de arbeidsvorm. We bieden experimenteerruimte voor zelfstandigen om makkelijker zelf pensioen op te bouwen. Ook introduceren we een pensioenkader waarbij we de fiscale ruimte voor pensioensparen voor werknemers en zelfstandigen zo veel mogelijk gelijk willen trekken. Daarnaast treffen we maatregelen zodat het aantal werknemers zonder pensioenregeling afneemt. Ook is de periode waarin uitzendkrachten geen pensioen opbouwen verkort van 26 tot 8 weken. Deze maatregel maakt deel uit van het aanvalsplan Witte Vlek dat we uitvoeren samen met sociale partners en de pensioenkoepels. Eind 2023 worden de acties van het aanvalsplan afgerond.

Nabestaandenpensioen

De wet toekomst pensioenen geeft ook aandacht aan het nabestaandenpensioen. De huidige variëteit binnen het nabestaandenpensioen leidt tot onduidelijkheden bij deelnemers en hun partners met onbedoelde financiële risico’s tot gevolg. De wijzigingen in het nabestaandenpensioen zorgen ervoor dat het nabestaandenpensioen meer wordt gestandaardiseerd, adequater en begrijpelijker wordt, zodat de risico’s voor nabestaanden verkleinen.

6. Een toegankelijke kinderopvang

Stelselherziening Kinderopvang

Het kinderopvangstelsel staat aan de vooravond van een grote herziening. Tienduizenden ouders en kinderen zijn groot onrecht aangedaan met ernstige gevolgen voor alle facetten van hun leven. Het is voor het kabinet duidelijk dat de geconstateerde problemen van het toeslagenstelsel niet binnen het huidige stelsel kunnen worden opgelost. We hebben de ambitie de toeslagen af te schaffen, zodat mensen niet meer verdwalen in de ingewikkelde regelingen of te maken krijgen met hoge terugvorderingen. Het kabinet investeert daarom fors in een stelselwijziging van de kinderopvang. We kiezen voor een hoge inkomensonafhankelijke vergoeding van 96% voor alle werkende ouders en de toeslag wordt direct uitgekeerd aan kinderopvanginstellingen. Ouders betalen alleen nog een beperkte eigen bijdrage.

Met deze investeringen is het voor ouders makkelijker om arbeid en zorg te combineren. Hiermee bevorderen we de arbeidsparticipatie en economische zelfstandigheid van ouders. Dit vergroot de bestaanszekerheid van gezinnen. Daarnaast draagt een toegankelijke kinderopvang bij aan de ontwikkeling van het jonge kind en vergroot daarmee de kansengelijkheid voor kinderen. De krapte op de arbeidsmarkt onderstreept het belang van goede kinderopvang, omdat het ouders in staat stelt te werken. Tegelijkertijd heeft de kinderopvangsector zelf ook last van de krapte. De krappe arbeidsmarkt is daarom ook een aandachtspunt bij deze stelselherziening. Om op dit moment verlichting te bieden aan de krapte verlengen we bijvoorbeeld de maatregel dat beroepskrachten in opleiding ruimer ingezet kunnen worden, met twee jaar.

Een dergelijke stelselherziening kost tijd. Het is een omvangrijk traject en vraagt om zowel snelheid als zorgvuldigheid. In 2023 zullen we de eerste concrete stap zetten door de koppeling gewerkte uren los te laten, waarmee we het stelsel vereenvoudigen en (hoge) terugvorderingen voorkomen. Vooral voor ouders met onregelmatige werktijden, zoals ondernemers, waarvoor het lastig is in te schatten hoeveel uren per maand diegene werken, hebben hier baat bij. Daarnaast geven we het nieuwe stelsel vorm in nauwe samenwerking met de beoogde uitvoerder.

Maatregelen binnen huidige stelsel

In de tussentijd werken we aan verbetering van het huidige stelsel. In 2023 geven we een vervolg aan het verbetertraject kinderopvangtoeslag (KOT) om ouders meer zekerheid over de toeslag te geven en de dienstverlening te verbeteren. Ook breiden we het recht op KOT uit voor ouders met een tijdelijke indicatie voor langdurige zorg (Wlz) en ouders met een partner die buiten de EU verblijft. Daarnaast is het kabinet voornemens om mensen die gehuwd zijn en vanwege huiselijk geweld opgevangen worden in een noodopvang zelfstandig aanspraak te geven op toeslagen. Hiermee lossen we een aantal belangrijke knelpunten op die zijn uitgewerkt naar aanleiding van de motie Lodders/Van Weyenberg.

Herstel gedupeerden toeslagenaffaire

Ook het herstel voor gedupeerden van de toeslagenaffaire verdient onverminderd onze aandacht. Ook in 2023 wordt, in nauwe samenwerking met de betrokken departementen gewerkt aan de realisatie van de benodigde schone lei en compensatie voor getroffen ouders en hun kinderen. Daarbij ondersteunen we gemeenten en onze uitvoeringsorganisaties bij het kwijtschelden van schulden van gedupeerde ouders.

7. Uitvoering

Burger en overheid

In de afgelopen jaren is veel aandacht gegaan naar de relatie tussen burger en overheid. De uitvoering is waar de burger de overheid ervaart. Het kabinet wil de gesignaleerde problemen aanpakken, zoals harde regelgeving, vooringenomen handelen, het ontbreken van de menselijke maat en het geen gehoor geven aan noodsignalen. Het kabinet werkt aan het herstel van vertrouwen van burgers in de overheid. Enerzijds door de hersteloperatie Toeslagen, onder leiding van de staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane. Anderzijds door bij alle departementen kritisch te kijken naar de regels en procedures waar burgers en bedrijven mee te maken hebben. Dit doen we in het volle besef dat vertrouwen te voet komt, en te paard gaat.

Bij het verbeteren van de relatie tussen burger en overheid, is het belangrijk om zowel ambitieus als realistisch te zijn in onze verwachtingen. We werken vanuit het besef dat niet alles tegelijk kan. We benadrukken het belang van een zorgvuldige uitwerking, met oog voor de uitvoering, gemeenten, de praktijk en de samenwerking met sociale en maatschappelijke partners. We werken aan onderling vertrouwen en weten wat er speelt in onze samenleving. Mensen willen gehoord worden, en door te luisteren kan de overheid betere dienstverlening bieden. Daarom investeren we meer tijd in het ophalen van signalen uit de praktijk. Zo krijgen dienstverleners als UWV en de SVB steun om mensen en bedrijven beter te kunnen helpen. Het kabinet heeft hiervoor extra middelen gereserveerd. Hiermee investeren we in vakmanschap van de medewerkers.

Om het vertrouwen van de burger terug te winnen, zijn niet alleen investeringen nodig in dienstverlening, maar moeten we ook beter nagaan of burgers zich voldoende geholpen voelen en of de overheid zorgvuldig heeft gehandeld. Momenteel hebben we een top-down relatie met onze uitvoerders, we sturen voornamelijk op meetbare cijfers en prestaties. In plaats daarvan maken we samenwerkingsafspraken. Waarbij we de publieke waarde van de sociale zekerheid centraal stellen, dat is het bieden van werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Dit biedt ruimte aan professionals om te doen wat nodig is. De verantwoording wordt, met een beperkt aantal kerncijfers, merkbaar in plaats van meetbaar. Daarnaast betrekken we uitvoerders eerder bij het opstellen van wet- en regelgeving.

Menselijke maat

We gaan wetten beoordelen op eenvoud, menselijke maat en uitvoerbaarheid en daarmee willen we de bestaanszekerheid vergroten. Het mag bijvoorbeeld niet zo zijn dat mensen die onbedoeld een fout maken, direct als fraudeur worden bestempeld. Professionals dienen waar mogelijk meer beslisruimte te krijgen in de uitvoering. Maar gemeenten en uitvoeringsorganisaties hebben te maken met grote hoeveelheden complexe wetten. De regels zijn vaak zo ingewikkeld dat burgers de gevolgen van veranderingen in hun situatie niet kunnen voorspellen, of afzien van het indienen van een aanvraag omdat het te ingewikkeld is. We bekijken waar we hardvochtige effecten van wetgeving kunnen oplossen. We vereenvoudigen waar nodig de regels, waarbij we uitgaan van vertrouwen en oog hebben voor ieders talent en beperkingen. Dit doen we samen met de mensen om wie het gaat. Ook zijn we gestart met het herijken van het handhavingsinstrumentarium van de uitkeringswetten, ook wel bekend als de Fraudewet. Enerzijds worden mensen beter geïnformeerd, zodat we overtredingen voorkomen. Anderzijds passen we het wettelijk kader aan waardoor recht wordt gedaan aan individuele situaties. Dit leidt naar verwachting in 2023 tot een wetsvoorstel.

Naast vereenvoudigingen, is het ook belangrijk om in te kunnen spelen op bijzondere individuele situaties. De uitvoerders hebben grootschalige processen en aanvullende persoonlijke dienstverlening. Dat gaat meestal goed, maar soms niet. Enerzijds moeten we individuele situaties oplossen met maatwerk. Daarom zorgen we voor ruimte in de wetten en regels daar waar nodig. We verduidelijken voor de uitvoering wanneer er ruimte is om maatwerk te leveren. Anderzijds moeten we van die individuele situaties leren. Dat gaat via de maatwerkplaatsen van SVB, UWV en SZW en het Programma Maatwerk Multiprobleemhuishoudens. Zo werken we aan een lerende overheid.

Kerncijfers

Fraude en handhaving UWV, SVB en gemeenten

Bij het ontvangen van een uitkering gelden diverse verplichtingen, zoals het tijdig verstrekken van gegevens over het inkomen en het melden van samenwonen. De naleving van deze verplichtingen is een belangrijke voorwaarde voor een goed werkend stelsel van sociale zekerheid. UWV, de SVB en de gemeenten zetten diverse instrumenten in om de naleving en handhaving van wet- en regelgeving te bevorderen. Het gaat zowel om voorkomen (bijvoorbeeld door gedragsbeïnvloeding en voorlichting) als om controleren en sanctioneren (bijvoorbeeld opleggen van boetes). Van de handhavingskengetallen is in de begroting geen raming opgenomen, omdat SZW uitvoeringsorganisaties niet aanstuurt op het aantal geconstateerde fraudegevallen. In het jaarverslag van SZW worden eventuele ontwikkelingen in kengetallen geduid. De ontwikkeling van de kengetallen voor 2021 is toegelicht in het jaarverslag over 2021. Voor het jaarverslag waren cijfers van gemeenten over het laatste kwartaal van 2021 nog niet beschikbaar. Deze cijfers zijn nu toegevoegd.

Tabel 1 Kerncijfers opsporing UWV, SVB en gemeenten
 

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln)

 

2019

2020

2021

2019

2020

2021

UWV1

9,0

6,7

4,9

25

23

18

SVB2

10,5

3,9

2,7

10,6

6,0

5,0

Gemeenten3

31

25

26

67

59

60

Totaal

4

4

4

103

88

83

1

Bron: UWV, Jaarverslag.

2

Bron: SVB, Jaarverslag.

3

Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

4

Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager. Om die reden toont deze kolom geen totaal.

Tabel 2 Kerncijfers sanctionering UWV, SVB en gemeenten
 

Aantal boetes (x 1.000)

Totaal opgelegd boetebedrag (x € 1 mln)

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

 

2019

2020

2021

2019

2020

2021

2019

2020

2021

UWV1

4,8

3,7

2,1

4,3

3,7

2,5

6,6

4,9

6,5

SVB2

2,3

1,1

0,9

1,4

0,9

0,8

9,6

4,6

3,2

Gemeenten3

11,8

9,2

7,5

7,9

5,6

4,6

9,9

7,3

6,8

Totaal

19

14

11

14

10

8

26

17

17

1

Bron: UWV, jaarverslag.

2

Bron: SVB, jaarverslag.

3

Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Tabel 3 Kerncijfers incassoratio UWV, SVB en gemeenten

Incassoratio benadelingsbedrag + boetevordering ultimo 2021 (%)

2017

2018

2019

2020

2021

UWV1

70

56

51

37

22

SVB2

61

47

37

31

24

Gemeenten3

41

34

27

21

12

1

Bron: UWV, Jaarverslag.

2

Bron: SVB, Jaarverslag.

3

Bron: CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Re-integratie

Tabel 4 geeft weer hoeveel mensen met een beperking door UWV aan het werk zijn geholpen.

Tabel 4 Aantal door UWV aan het werk geholpen mensen met een beperking1
 

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Streefwaarde 2023

Mensen met recht op WAO-/WAZ-uitkering

250

150

150

2

Mensen met recht op Ziektewetuitkering

750

400

450

2

Mensen met recht op WIA-uitkering

3.500

3.000

3.000

3

Mensen met recht op Wajong

8.600

6.700

7.100

8.000

Totaal

13.100

10.250

10.650

Bron: UWV, jaarverslag.

1

De aantallen zijn op verschillende manieren berekend. Bij de Wajong worden alleen de mensen die een arbeidsovereenkomst van minimaal zes maanden voor minimaal twaalf uur per week hebben aanvaard geteld. Bij de WIA, WAO en WAZ worden de mensen van wie het re-integratiedienstverleningstraject is beëindigd omdat ze voor hun resterende verdiencapaciteit werk hebben aanvaard geteld. Voor de Ziektewet worden uitsluitend de mensen die na een re-integratietraject aan het werk zijn gekomen geteld.

2

Door de aard van deze regelingen kan geen streefwaarde worden opgesteld.

3

Bij het ontwikkelen van de persoonlijke dienstverlening met de extra middelen van het kabinet wordt tevens ingezet op een verbetering van het inzicht in de resultaten van deze dienstverlening. Hierdoor kunnen naar verwachting in de toekomst ook voor de WIA streefwaarden worden opgesteld.

Licence