2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand Miljoenennota 2018 (excl. IS) | 8.181,4 | 9.010,6 | 9.170,5 | 9.037,4 | 9.301,8 | |||
Beleidsmatige mutaties | ||||||||
Rijksbegroting in enge zin | ||||||||
Dab 6:effect vertraging | 0,0 | 187,5 | 190,0 | – 0,9 | 0,0 | |||
Dab2: surplus 2017 | – 26,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | |||
Draft budget 2019 | 0,0 | – 816,9 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | |||
Spring forecast 2018 | – 336,1 | 115,3 | 185,5 | 213,5 | 206,5 | |||
Diversen | – 12,0 | 0,1 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | |||
– 374,1 | – 514,0 | 375,5 | 212,6 | 206,5 | ||||
Extrapolatie | 9.790,9 | |||||||
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2018 | – 374,1 | – 514,1 | 375,5 | 212,6 | 206,5 | |||
Stand Miljoenennota 2019 (subtotaal) | 7.807,3 | 8.496,4 | 9.546,0 | 9.250,0 | 9.508,3 | 9.790,9 | ||
Totaal Internationale samenwerking | 1.520,6 | 1.479,3 | 1.489,6 | 1.530,2 | 1.510,8 | 1.548,5 | ||
Stand Miljoenennota 2019 | 9.327,9 | 9.975,7 | 11.035,6 | 10.780,2 | 11.019,2 | 11.339,3 |
2018 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Stand Miljoenennota 2018 (excl. IS) | 686,7 | 700,4 | 714,4 | 728,7 | 741,1 | |||
Beleidsmatige mutaties | ||||||||
Rijksbegroting in enge zin | ||||||||
Dab 6: spring forecast 2017 | – 64,5 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | |||
Dab 6:effect vertraging en hogere ontvangsten eu | 464,4 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | |||
Nacalculatie 2017 | 63,9 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | |||
Spring forecast 2018 | – 67,1 | – 316,7 | – 42,7 | – 43,5 | – 44,4 | |||
Diversen | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | |||
396,7 | – 316,7 | – 42,7 | – 43,5 | – 44,4 | ||||
Extrapolatie | 712,8 | |||||||
Totaal mutaties sinds Miljoenennota 2018 | 396,7 | – 316,7 | – 42,7 | – 43,5 | – 44,4 | |||
Stand Miljoenennota 2019 (subtotaal) | 1.083,3 | 383,7 | 671,7 | 685,2 | 696,7 | 712,8 | ||
Totaal Internationale samenwerking | 103,8 | 75,8 | 76,3 | 76,3 | 76,3 | 76,3 | ||
Stand Miljoenennota 2019 | 1.187,1 | 459,5 | 748,1 | 761,5 | 773,1 | 789,2 |
Algemeen
De omvang van de Nederlandse afdrachten wordt bepaald door de omvang van de Europese begroting en is daarnaast relatief ten opzichte van de overige lidstaten. De Europese Unie (EU) ontvangt haar inkomsten uit verschillende soorten afdrachten van de lidstaten, zoals invoerrechten, BTW-afdrachten en BNI-afdrachten. Dit zijn uitgaven voor Nederland. Deze EU-inkomsten worden ook wel de «eigen middelen» van de EU genoemd. Nederland ontvangt op de EU-afdrachten een jaarlijkse korting. Deze korting is opgebouwd uit een lager tarief voor BTW-afdrachten en een vaste korting (lumpsum) op de BNI-afdrachten.
Hieronder vindt u in chronologische volgorde de mutaties op de raming van de Nederlandse afdrachten aan de EU die tot nu toe in begrotingsjaar 2018 hebben plaatsgevonden. De mutaties komen voort uit de zesde aanvullende begroting 2017, het Begrotingsakkoord 2018, de nacalculatie over 2017, de tweede aanvullende begroting 2018, de spring forecast 2018 en het Begrotingsakkoord 2019.
Tot slot heeft het CBS in mei en juni van dit jaar de resultaten gepresenteerd van een bronnenrevisie, waardoor het Nederlandse BNI van de jaren 2010–2017 opwaarts is bijgesteld35. Een opwaartse bijstelling van het BNI heeft ook gevolgen voor de Nederlandse BNI-afdracht aan de EU. Via de jaarlijkse nacalculatie die de Europese Commissie uitvoert worden de effecten van deze bijstellingen voor de afdracht van de lidstaten jaarlijks verrekend. Dat zal begin 2019 zijn. Vooruitlopend daarop is op de Aanvullende Post een reservering opgenomen.
De zesde aanvullende begroting over 2017 (Draft Amending Budget, DAB 6) werd in 2017 goedgekeurd door de Raad en het Europees Parlement, maar deze goedkeuring kwam te laat om nog budgettair in 2017 verwerkt te worden. Doordat het budgettaire effect over de jaargrens verschoof, is deze ook verschoven van een verlaging van de BNI-afdracht in 2017 naar een overige ontvangst onder Art 3.10 van de begroting van Buitenlandse Zaken in 2018. DAB 6 2017 is nader toegelicht in de brief van 25 oktober 201736.
DAB 6: effect vertraging en hogere ontvangsten EU – uitgaven, niet-belastingontvangsten
Het verwerken van de effecten van de zesde aanvullende begroting 2017 (DAB 6) van de EU leidt tot een meevaller in 2018 bij de overige ontvangsten en een tegenvaller in latere jaren bij de BNI-afdracht. De meevaller wordt met name veroorzaakt door vertraging in de uitvoering van cohesiebeleid die naar verwachting later wordt ingehaald. Daarnaast zijn er hogere boete-ontvangsten van de EU in 2017 die leiden tot een lagere afdracht voor de lidstaten. De vertragingen bij het opstarten van nieuwe cohesie programma’s zijn al langer bekend en zorgden in 2016 ook voor een neerwaartse bijstelling. Er is op dit moment geen specifieke informatie beschikbaar over wanneer deze uitgaven precies zullen plaatsvinden, daarom wordt vooralsnog ervan uitgegaan dat ze gelijkelijk verdeeld worden over 2019 en 2020 (de laatste twee jaren van het huidige MFK), enkel gecorrigeerd voor inflatie.
DAB 6: Spring forecast 2017 – niet-belastingontvangsten
De Spring Forecast over 2017 is in de zesde aanvullende begroting 2017 (DAB 6) gepresenteerd door de Europese Commissie. Omdat deze DAB te laat in 2017 is aangenomen konden de effecten niet meer in 2017 door de Europese Commissie in de afdrachten verwerkt worden. De Spring Forecast over 2017 zou, wanneer deze in 2017 zou zijn verwerkt tot een 65 mln. hogere BTW- en BNI-afdracht in 2017 hebben geleid. Echter doordat de budgettaire verwerking naar 2018 is geschoven, leidt dit tot een tegenvaller van circa 65 mln. op de overige ontvangsten in 2018 op art. 3.10.
Diversen – uitgaven
Eind 2017 hebben de Europese Raad en het Europees Parlement ingestemd met de Europese begroting voor 2018. De EC raamt in dit Begrotingsakkoord de overige inkomsten voor 2018 hoger dan voorzien was waardoor de Nederlandse afdracht dit jaar lager is. Verder is er sprake van een kleine aanpassing van de raming van de Nederlandse bijdrage aan de Britse korting, die in de BTW-afdracht verwerkt is. Deze aanpassing is een uitvloeisel van de aanname van DAB 6.
Nacalculatie 2017
In januari 2018 heeft de Europese Commissie de effecten van de nacalculatie 2017 gepresenteerd.
Voor Nederland leidt de nacalculatie tot een teruggave van 64 mln. euro, te ontvangen onder Art. 3.10 overige ontvangsten, die dit jaar in de kas zal worden ontvangen. Deze nacalculatie over 2017 is nader toegelicht in de kamerbrief van 13 februari 2018.
DAB 2: Surplus 2017
De tweede aanvullende begroting Europese Commissie 2018 (DAB2) kende een surplus over 2017.
Door het surplus over 2017 is de raming van de Europese afdrachten voor 2019 neerwaarts bijgesteld. Het surplus over 2017 wordt in mindering gebracht op de BNI-middelen die de lidstaten moeten opbrengen. Het Europese surplus over 2017 bedroeg 556 miljoen; voor Nederland leidt dit incidenteel tot een 26 miljoen lagere BNI-afdracht in 2018.
Spring forecast 2018 – uitgaven, niet-belastingontvangsten
De Spring Forecast 2018 leidt per saldo voor Nederland tot structureel hogere afdrachten. Deze toename is het gevolg van enerzijds een verhoging van de raming van het Nederlandse BNI, die leidt tot hogere BNI-afdrachten en anderzijds een verlaging van de raming van de invoerrechten. Voor 2018 en 2019 wijken de effecten echter af van het structurele effect. Dit komt doordat naar verwachting wel de verlaging van de invoerrechtenafdracht in 2018 plaats zal vinden, maar de verhoging van de BNI-afdracht voor 2018 pas in 2019 betaald wordt. Hierdoor is er sprake van een per saldo 269 miljoen lagere afdracht in 2018 en een per saldo 432 miljoen hogere afdracht in 2019. Vanaf 2020 treedt het structurele effect op.
Draft Budget 2019
In mei 2018 heeft de Europese Commissie de Europese ontwerpbegroting voor 2019 gepresenteerd. Op 11 juli heeft de Europese Raad hier een Raadscompromis over bereikt. Het Raadscompromis voor de nieuwe Europese begroting voor 2019 komt uit op ca. 19 miljard euro onder het betalingsplafond omdat (een deel van) de vertragingen die eerder in het huidige MFK (2014–2020) waren opgelopen niet worden ingelopen in 2019. Op basis van de grote ruimte onder het betalingenplafond in het Raadscompromis wordt de raming van de Nederlandse afdrachten, die normaliter gebaseerd is op het betalingenplafond, neerwaarts bijgesteld. Dit leidt tot een incidentele verlaging van de afdracht met 817 mln. in 2019. Het beleid wordt op een later moment wel uitgevoerd, maar die betalingen zullen naar verwachting pas in het volgende MFK plaatsvinden als onderdeel van de zogeheten reste à liquider (RAL). Dat is een totaalsom van alle overlopende verplichtingen die ingepast moet worden onder het plafond van het nieuwe Meerjarig Financieel Kader. Als gevolg daarvan zijn ze onderdeel van de onderhandelingen voor het volgende MFK, die in het najaar zullen beginnen.