Base description which applies to whole site

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

XV SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
  

2020

2021

2022

2023

2024

2025

totaal uitgaven

61.820,2

52.493,4

47.929,3

47.862,2

48.350,9

49.114,7

totaal niet-belastingontvangsten

1.830,3

1.837,1

1.865,3

1.985,6

2.059,4

2.075,8

1

Arbeidsmarkt

      
 

Uitgaven

15.377,5

5.875,1

1.313,2

1.089,6

1.095,9

876,0

 

Ontvangsten

9,7

25,0

25,1

25,2

25,2

25,2

2

Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

      
 

Uitgaven

10.834,5

8.148,6

8.216,8

8.155,8

8.094,6

8.053,9

 

Ontvangsten

20,5

4,4

12,9

120,8

182,4

185,3

3

Arbeidsongeschiktheid

      
 

Uitgaven

3,7

10,7

10,7

4,8

0,8

0,8

4

Jonggehandicapten

      
 

Uitgaven

3.433,7

3.484,3

3.484,9

3.501,4

3.521,1

3.568,7

 

Ontvangsten

22,3

     

5

Werkloosheid

      
 

Uitgaven

133,3

142,4

133,3

168,8

200,4

212,6

 

Ontvangsten

1,3

     

6

Ziekte en zwangerschap

      
 

Uitgaven

10,8

12,6

11,2

9,4

8,8

8,6

7

Kinderopvang

      
 

Uitgaven

3.898,1

3.550,0

3.538,8

3.537,3

3.572,2

3.632,2

 

Ontvangsten

1.523,3

1.546,3

1.556,5

1.569,9

1.585,6

1.601,1

8

Oudedagsvoorziening

      
 

Uitgaven

25,6

26,2

27,4

28,5

29,9

31,4

9

Nabestaanden

      
 

Uitgaven

1,3

1,4

1,4

1,4

1,5

1,5

10

Tegemoetkoming ouders

      
 

Uitgaven

6.594,9

6.521,8

6.462,9

6.404,4

6.379,1

6.339,0

 

Ontvangsten

193,5

201,7

209,8

210,5

208,0

206,2

11

Uitvoeringskosten

      
 

Uitgaven

607,0

655,9

572,4

537,1

545,0

541,5

 

Ontvangsten

0,2

     

12

Rijksbijdragen

      
 

Uitgaven

20.159,5

22.756,0

23.390,9

23.699,1

24.171,8

25.132,3

 

Ontvangsten

0,1

     

13

Integratie en maatschappelijke samenhang

      
 

Uitgaven

216,6

237,2

252,2

238,5

227,4

220,5

 

Ontvangsten

1,8

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

96

Apparaat

      
 

Uitgaven

416,9

404,0

405,3

397,2

399,2

397,7

 

Ontvangsten

57,8

58,8

60,0

58,2

57,1

57,1

98

Algemeen

      
 

Uitgaven

28,9

27,4

27,8

26,9

31,9

27,5

 

Ontvangsten

      

99

Nog te verdelen

      
 

Uitgaven

77,7

639,9

80,2

62,0

71,5

70,5

1 Arbeidsmarkt

In 2021 en 2022 zijn de uitgaven hoog door de subsidieregeling NOW. Daarnaast is vanaf 2021 tot en met 2024 jaarlijks 250 miljoen beschikbaar voor de regeling Duurzame inzetbaarheid en vervroegd uittreden.

2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

De hogere uitgaven in 2020 worden met name veroorzaakt door de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Daarnaast stijgt de reeks van het macrobudget Participatiewetuitkeringen tot en met 2022, met name als gevolg van de coronacrisis, en loopt het vervolgens langzaam af. Dit budget heeft betrekking op de bijstand, loonkostensubsidie, Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAZ) en bijstand voor zelfstandige ondernemers (Bbz). Los van de gevolgen van conjunctuur loopt het macrobudget jaarlijks op als gevolg van enkele beleidswijzigingen. Onder andere door invoering van de Participatiewet, de verhoging van de AOW-leeftijd en de WW-duurverkorting. Vanaf 2023 stijgen de ontvangsten op artikel 2 doordat vanaf dat jaar de terugbetalingen van Tozo-kapitaalverstrekkingen binnenkomen.

3 Arbeidsongeschiktheid

De Ongevallenverzekering Caribisch Nederland kent een vrijwel vlak verloop. De op- en afloop die zichtbaar is komt voort uit middelen die beschikbaar worden gesteld voor de RA-maatregel scholingsexperiment WGA voor de inkoop van leer- werktrajecten.

4 Jonggehandicapten

De uitkeringslasten van de Wajong stijgen meerjarig. In 2021 is een stijging te zien door een verhoogde instroom in de Wajong 2015 als gevolg van het schrappen van het volgen van een studie als uitsluitingsgrond in september 2020. Meerjarig komt de stijging doordat de gemiddelde uitkeringshoogte toeneemt. Dit komt door de harmonisatie van de inkomensregelingen, omdat nieuwe instroom duurzaam geen arbeidsmogelijkheden heeft en daarom een volledige uitkering zal ontvangen; en omdat de personen die uitstromen voor een deel een gedeeltelijke uitkering hebben, omdat zij wel over arbeidsvermogen beschikken.

5 Werkloosheid

De Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) bepaalt voor het grootste deel de ontwikkeling van de uitgaven op het artikel Werkloosheid. Het CPB verwacht de komende jaren een forse stijging van de werkloosheid. Een deel van de oudere werklozen stroomt na het einde van hun WW-uitkering de IOW in. Hierdoor stijgen de IOW-uitkeringslasten fors de komende jaren. Gezien de vertraagde doorwerking van de WW op de IOW treedt dit effect pas op vanaf 2022. Daarnaast groeien de IOW-uitkeringslasten de komende jaren doordat ouderen steeds langer IOW kunnen ontvangen vanwege de oplopende pensioenleeftijd. De stijging van de uitgaven in 2021 is vooral het gevolg van extra Scholingsbudget WW, hetgeen onderdeel is van het door het kabinet aangekondigde Steun en herstelpakket.

6 Ziekte en zwangerschap

De begrotingsgefinancierde uitgaven onder artikel 6 blijven over de jaren gezien vrij constant.

7 Kinderopvang

De grootste post op dit artikel betreft de uitgaven Kinderopvangtoeslag. De uitgaven zijn in 2021 lager dan in 2020. Dit hangt grotendeels samen met incidenteel hogere uitgaven in 2020 als gevolg van de Tijdelijke tegemoetkoming kinderopvang, die als gevolg van de coronacrisis is ingesteld. Daarnaast leidt de afname van het gebruik van kinderopvang in 2021 als gevolg van de coronacrisis tot lagere uitgaven.

De verwachting is dat de conjunctuur zich in latere jaren geleidelijk herstelt. Hoewel het gebruik van kinderopvang hierdoor toeneemt, blijven de uitgaven in 2022 en 2023 vrij stabiel. Dit hangt vooral samen met de introductie van het betaald ouderschapsverlof in 2022, dat een licht neerwaarts effect op het gebruik van kinderopvang heeft. In de laatste jaren nemen gebruik en uitgaven door het genoemde herstel van de conjunctuur gestaag toe.

8 Oudedagsvoorziening

De uitgaven aan de Overbruggingsregeling AOW (OBR) nemen de komende jaren af, omdat dit een aflopende regeling is. Daarnaast nemen de uitgaven aan de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) (Caribisch Nederland) de komende jaren toe als gevolg van demografische ontwikkelingen. Per saldo nemen de uitgaven toe.

9 Nabestaanden

De begrotingsgefinancierde uitgaven onder artikel 9 betreffen de uitgaven aan de Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) voor Caribisch Nederland. Als gevolg van demografische ontwikkelingen nemen de uitkeringslasten van de AWW-uitkeringen licht toe.

10 Tegemoetkoming ouders

De grootste posten zijn de kinderbijslag (AKW) en het kindgebonden budget (WKB). De trend in de horizontale ontwikkeling hangt vooral samen met de WKB. In 2020 en 2021 spelen enkele beleidsmatige effecten. Allereerst zijn de uitgaven WKB in 2020 ruim 300 miljoen hoger dan in latere jaren door de incidentele uitgaven in het kader van de herstelactie. Vanaf 2021 wordt daarnaast de WKB geïntensiveerd met 150 miljoen door het kindbedrag vanaf het 3e kind te verhogen. Als voor deze beleidsmatige effecten wordt gecorrigeerd dan zijn de uitgaven WKB in 2021 hoger dan in 2020. Dit komt door de slechtere inkomenspositie van huishoudens als gevolg van de coronacrisis. In de jaren daarna herstelt de economie, wat leidt tot een daling van de uitgaven WKB. De ontvangsten in een bepaald jaar zijn gebaseerd op de definitieve afrekeningen WKB over eerdere jaren. In lijn met de stijging van de uitgaven nemen de ontvangsten hierdoor met enige vertraging toe.

11 Uitvoeringskosten

De uitvoeringskosten volgen de ontwikkelingen in de moederwetten die de uitvoeringsorganisaties uitvoeren. Dit betekent dat stijgingen en dalingen in volumes bij onder andere de AKW, Wajong en IOW doorwerken in de uitvoeringskosten van SVB en UWV.

12 Rijksbijdragen

Op het artikel rijksbijdragen staan verschillende bijdragen van het rijk aan sociale fondsen. De oploop in de uitgaven komt vooral door de rijksbijdrage ter dekking van het vermogenstekort van het ouderdomsfonds. Deze rijksbijdrage vult het jaarlijkse tekort in het ouderdomsfonds aan. Dat tekort, en daarmee ook de rijksbijdrage, loopt op doordat de uitgaven van het fonds (Aow-uitkeringen) meer stijgen dan de inkomsten van het fonds (voornamelijk Aow-premies en de bijdrage in de kosten van heffingskortingen). In 2020 en 2021 wordt dat effect nog versterkt door de economische gevolgen van de coronacrisis, die zorgen voor lagere premie-inkomsten.

13 Integratie en maatschappelijke samenhang

De uitgaven op dit beleidsartikel stijgen de komende twee jaar als gevolg van de invoering Wet inburgering 2021. Daardoor krijgen we te maken met implementatiekosten voor het nieuwe inburgeringstelsel. Daarnaast zijn er ook uitgaven gemoeid met de afbouw van het oude stelsel. Vanaf 2023 nemen de uitgaven weer af. De implementatie van het nieuwe beleid heeft dan vorm gekregen, terwijl uitgaven afnemen door bijvoorbeeld een in 2013 ingevoerde verscherping van de Remigratiewet.

96 Apparaat

Aan de stijging van de uitgaven vanwege de opbouw van de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) en de uitbreiding van met name de Inspectie SZW voor het versterken van de handhavingsketen in het licht van het Inspectie Control Framework (ICF) komt in 2022 een eind.

In 2020 zijn er eenmalig extra uitgaven in verband met de invoering van het individueel keuzebudget voor rijksambtenaren en de overgang naar een nieuwe ICT-leverancier voor de opsporingsdienst van de Inspectie SZW.

98 Algemeen

Op dit artikel worden de budgetten verantwoord die niet naar beleidsartikelen toe te rekenen zijn. Het betreft onder andere beleidsinformatie, handhaving, uitvoeringskosten Caribisch Nederland (unit SZW) en ICT-systemen voor beleid.

99 Nog te verdelen

Dit bestaat uit onvoorziene en toekomstige uitgaven. Op dit moment betreffen het onder andere middelen voor breed offensief en loondoorbetaling bij ziekte. In 2020 zijn de uitgaven hoog vanwege de reservering voor het flankerend beleid van het steun en herstelpakket.

Licence