Base description which applies to whole site

3.2 Voor mensen

In een economie die brede welvaart genereert, loont werken en wordt ook niet-betaald werk gewaardeerd. Voor het overgrote deel van de Nederlanders werkt de economie gelukkig uitstekend. Nederland is een rijk land met een veerkrachtige economie, hoge (brede) welvaart en een dynamische arbeidsmarkt die volop kansen biedt en sociale vangnetten voor als het tegenzit. Tegelijkertijd zijn er in de huidige krappe arbeidsmarkt niet altijd voldoende mensen om cruciale werkzaamheden uit te voeren. Dit is een restrictie bij het voortvarend oppakken van maatschappelijke uitdagingen en leidt tot gemiste kansen. Daarbij zijn er ook groepen die niet of in onvoldoende mate mee kunnen doen, voor wie de economie nog niet werkt.

De Nederlandse economie presteert het afgelopen decennium uitstekend. Het werkloosheidspercentage daalde tussen 2014 en 2022 van 8,3% naar 3,5%. Al bijna twee jaar staan er meer vacatures uit dan dat er werkzoekenden zijn. Dat is sinds het begin van de meting in 2003 niet eerder voorgekomen. De arbeidsparticipatie is tegelijkertijd hoger dan ooit tevoren en toch hebben scholen, zorginstellingen en het bedrijfsleven moeite om noodzakelijk personeel te vinden. Het gevolg hiervan is dat lessen vaker uitvallen, zorg van mindere kwaliteit is, en dat ondernemers de kansen die zij zien niet of minder kunnen benutten. Dat vormt een belemmering voor bedrijven om de groene en digitale transitie waar we voor staan door te maken. En het beperkt de mogelijkheden voor groei waar mensen breed van kunnen (mee) profiteren.

Figuur 3.2.1 Vacatures en werkloze beroepsbevolking (x 1000)

Bron: CBS

In tijden van hoogconjunctuur geldt dat veel arbeidskrachten werken in conjunctuurgevoelige sectoren. Ook elders wordt het daardoor lastiger vacatures te vervullen. De economie veerde zeer sterk op na de pandemie. De consumptie trok snel weer aan, versterkt door een expansief monetair beleid en overheidssteun bedoeld om het bedrijfsleven en huishoudens door respectievelijk de coronapandemie en de energiecrisis te helpen.

Het aantal faillissementen daalde tijdens de pandemie naar een dieptepunt. De steunpakketten en het uitstel van betaling die de Belastingdienst bood, hebben veel kwetsbare bedrijven in leven gehouden. Inmiddels zijn de omstandigheden voor het bedrijfsleven genormaliseerd en neemt het aantal faillissementen toe. De jarenlange lage rente is abrupt gestegen, de economische groei remt af en de genoten coronasteun moet worden terugbetaald aan de Belastingdienst. Het is denkbaar dat het aantal faillissementen binnen afzienbare tijd verder toeneemt. Zo’n 45 duizend ondernemers zijn in het geheel nog niet begonnen met terugbetalen van deze belastingschuld en een deel van hen is daar mogelijk niet toe in staat. Vanuit het perspectief van deze ondernemer is dit uiteraard pijnlijk. Voor de economie als geheel is het echter onwenselijk om bedrijven die structureel niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen, langer in leven te houden. Deze bedrijven houden werknemers vast die andere bedrijven juist nu goed kunnen gebruiken.

Figuur 3.2.2 Aantal faillissementen (totaal rechtsvormen, per kwartaal)

Bron: CBS

Belangrijker dan de huidige krapte is de verwachte structurele krapte als gevolg van vergrijzing. Deze structureel krappere arbeidsmarkt heeft nu al zichtbare gevolgen. Sectoren waar de gemiddelde leeftijd van werknemers relatief hoog ligt, zoals het onderwijs, de transportsector en de overheid, merken dat het moeilijk is om werknemers te vervangen als zij met pensioen gaan. Vergrijzing snijdt bovendien aan twee kanten. Er zijn steeds minder mensen in de werkende leeftijd actief op de arbeidsmarkt, terwijl er tegelijkertijd extra arbeidskrachten nodig zijn om bijvoorbeeld te voorzien in de zorg voor het groeiend aantal ouderen.

Dalende arbeidsproductiviteitsgroei

Meer werk verzetten met minder werknemers noopt tot productiviteitsgroei. Juist op dat vlak neemt de groei de laatste decennia echter af. Er is nog steeds groei, maar steeds minder. Het CPB schrijft dat specifiek voor de afgelopen jaren geldt dat de coronasteunpakketten faillissementen van laagproductieve bedrijven heeft voorkomen.111 Die verklaring gaat echter niet op voor de daling sinds de jaren negentig. Voor het verdienvermogen van Nederland is ook het sociaal en menselijk kapitaal van belang. Voor het in stand houden en versterken van het sociaal kapitaal heeft de overheid een verantwoordelijkheid voor het verzekeren van de bestaanszekerheid en de toegang tot voorzieningen, zoals de woningmarkt en de zorg. Daarnaast is het vanuit het oogpunt van menselijk kapitaal van belang dat iedereen toegang heeft tot onderwijs en opleidingen. Ook is het belangrijk in het kader van een leven lang ontwikkelen werkenden in staat te stellen hun menselijk kapitaal gedurende hun loopbaan in stand te onderhouden of zelfs te verhogen.

Er is niet één duidelijk aanwijsbare verklaring voor de afnemende productiviteitsgroei. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) onderzocht verschillende mogelijke oorzaken waaronder de steeds verdere ‘verdienstelijking’ van de economie, de groeiende maar relatief laagproductieve zorgsector, productiviteitsverschillen en samenstellingseffecten tussen bedrijven en sectoren onderling en de rol van de financiële crisis. Het CBS stelt echter dat geen van deze verklaringen op zichzelf overtuigend is.112 Omdat deze trend een internationaal karakter heeft is het bovendien waarschijnlijk dat ook de oorzaak een internationale is. Een mogelijkheid is dat de adoptie van computertechnologie in de late jaren negentig en vroege jaren nul heeft geleid tot aanzienlijke productiviteitsgroei, maar dat deze ontwikkeling inmiddels is uitgewerkt. In hoeverre doorontwikkeling van computertechnologie (in de vorm van AI) een vergelijkbaar effect heeft, is onzeker. Studies suggereren in elk geval dat productiviteitseffecten van computertechnologie ongelijk zijn verdeeld naar baantype en opleidingsniveau en dus niet in de breedte productiviteitsverhogend werken.113

Figuur 3.2.3 Arbeidsproductiviteitsgroei (% t.o.v. een jaar eerder)

Bron: CBS

Keuzes en kansen op de arbeidsmarkt

De combinatie van arbeidsmarktkrapte en lage productiviteitsgroei vraagt om keuzes, maar biedt ook kansen. Het is meer dan ooit belangrijk om zuinig te zijn op werknemers en er zorg voor te dragen dat zij zo effectief mogelijk worden ingezet. Werkgevers kunnen investeren in proces-innovaties, arbeidsbesparende technologie en scholing om werknemers efficiënter te maken. Maar de situatie vraagt ook om een kritische blik op welk werk belangrijk wordt gevonden. Dit is niet eenvoudig, maar biedt een volgend kabinet tegelijkertijd de kans om het gesprek te voeren over wat maatschappelijk waardevol werk is.

Het is belangrijk te kijken naar goede arbeidsvoorwaarden en naar mogelijkheden om het arbeidsaanbod te vergroten. Werkgevers -waaronder de overheid - staan voor de uitdaging geschikte arbeidskrachten aan te trekken en soms moeilijke keuzes te maken. De afgelopen maanden zijn tal van nieuwe cao’s afgesloten waarin werknemers aantrekkelijke en concurrerende arbeidsvoorwaarden worden geboden. Op termijn wordt zo het koopkrachtverlies uit 2022 ingelopen. Als werken loont, kan het arbeidsaanbod verder worden vergroot. Voor een deel gebeurt dit al; de nettoarbeidsparticipatie steeg van 66% in 2014 naar bijna 73% dit jaar.114 Voor oudere groepen (55-75 jaar) was deze ontwikkeling bovendien nog meer uitgesproken. Ook bij deeltijdwerkers liggen kansen, vooral in de zorg en het onderwijs. Het totale onbenutte arbeidspotentieel van deeltijdwerkers die zelf aangeven meer te willen werken, is naar schatting zo’n 70 duizend fte.115 Dit komt boven op de 55 duizend langdurig werklozen en 185 duizend mensen die beschikbaar zijn voor werk, maar niet actief op zoek zijn.116 Deze laatste groep zit formeel niet in de beroepsbevolking, maar kan daar wel toe verleid worden.

Investeren in de werving van personeel is daarbij niet genoeg.117 Om het arbeidsaanbod te vergroten, is het ook belangrijk te kijken naar de samenstelling van takenpakketten en de structurele wijze van opleiden, om zo mensen geschikt te maken voor de betreffende functie. Voor werknemers biedt dit tegelijkertijd ook nadrukkelijk kansen; zij kunnen hun arbeidsaanbod flexibeler inzetten op een manier die werkt voor hen. Ook tijd investeren in opleiding of omscholing loont meer dan ooit, zeker wanneer deze is gericht op groeisectoren. De WerkUrenBerekenaar van het Nibud kan helpen bij het snel inzichtelijk maken van de (financiële) gevolgen van meer werken. 

Naast de rol van grote werkgever heeft de overheid in de basis een brede regieverantwoordelijkheid bij het bewaken van maatschappelijke belangen. Arbeidsmarktkrapte belemmert de uitvoerbaarheid van beleid en het aanpakken van maatschappelijke opgaven. Dit kabinet heeft daarom inspanningen gedaan om arbeidsmarktkrapte terug te dringen.118 Ook is een pakket aan maatregelen genomen om krapte aan te pakken specifiek in sectoren met banen die belangrijk zijn voor de klimaat- en digitale transitie.119 Het is aan een volgend kabinet om hierin opnieuw prioritering in aan te brengen. De overheid kan knelpunten en verstoringen wegnemen, en de richting bepalen voor de toekomst. Het is daarbij cruciaal om gericht te kijken. Bepaalde sectoren zijn krapper dan andere en sommige groepen mensen zijn bijvoorbeeld meer geneigd om zich om- of bij te scholen. Geld kan maar één keer uitgegeven worden en moet daarom gericht worden op die opgaven waar de meeste maatschappelijke winst te boeken is. Ook deze keuzes zijn uiteindelijk aan het volgende kabinet.

Iedereen moet mee kunnen doen

Het SCP laat zien dat verschillende sociaal-economische klassen in de maatschappij uiteenlopende maatschappelijke posities en levenskansen hebben.120 Een op de tien volwassen Nederlanders maakt deel uit van de zogenoemde onzekere werkenden. Zij zijn gemiddeld 44 jaar oud en staan relatief laag op de maatschappelijke ladder. Van alle door het SCP onderscheiden groepen zijn de onzekere werkenden het minst tevreden over hun eigen leven. Hun positie op de arbeidsmarkt is vaak zwak en de inkomens en vermogens zijn laag. Naast de onzekere werkenden onderscheidt het SCP het zogenoemde precariaat, dat in omvang kleiner is, maar in veel opzichten nog kwetsbaarder. Deze groep is gemiddeld 65 jaar oud en dus vaak niet meer in de werkende leeftijd. DNB heeft daarbij in kaart gebracht dat kwetsbare huishouden veelal meerdere kwetsbaarheden combineren.121 Zij hebben bijvoorbeeld vaak een flexibel arbeidscontract of een gebrek aan aanvullend pensioen en daarnaast relatief hoge woonlasten en betalingsachterstanden. Jongeren, huurders, alleenstaanden, praktisch opgeleiden en mensen met een migratieachtergrond, zijn relatief vaker kwetsbaar.

De onzekerheid die deze groepen mensen ervaren, heeft behalve een individuele ook een maatschappelijke prijs. Mensen die in onzekerheid leven vermijden risico’s, investeren daardoor minder in zichzelf en kunnen kansen niet altijd aangrijpen. Onzekerheid kan zich vertalen naar wantrouwen, in elkaar en zeker ook in de overheid. Op de lange termijn schaadt dit de samenhang van de maatschappij en de democratie.122 Het gebrek aan buffers bij kwetsbare groepen in de samenleving maakt bovendien dat zij bij tegenslag snel genoodzaakt zijn (kostbare) hulp te vragen.

Het blijft van belang te werken aan kansengelijkheid. Verschillen in ontwikkeling ontstaan al in de eerste jaren van een mensenleven. De thuissituatie en gezinskenmerken maken dat sommige kinderen met een voorsprong aan het leven beginnen, en andere juist met een achterstand. Goed en toegankelijk onderwijs kan helpen om ongewenste verschillen te beperken en mensen voorbereiden op deelname aan de maatschappij. Het IBO Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid constateert echter dat de onderwijskwaliteit achterblijft en dat het bovendien ontbreekt aan de basisvoorwaarden voor goede sturing op onderwijskwaliteit. Het IBO beveelt daarom aan concrete doelen te ontwikkelen voor kwaliteit en kansengelijkheid en voortgang op deze doelen vervolgens consequent te meten. Dit biedt inzicht in hoe het gaat en waar het beter kan. Verder stelt het IBO dat financiering van scholen beter aan kan sluiten bij de verschillen in onderwijsbehoefte van de leerlingen. Het huidige lerarentekort is een restrictie, waarbij ook aandacht nodig is voor verdere professionalisering van de beroepsgroep.

Hoewel de werkloosheid laag is, en er meer mensen aan het werk zijn dan ooit, leidt de arbeidsmarkt in Nederland niet automatisch tot de maatschappelijk gewenste resultaten en bestaanszekerheid voor werkenden. De regels rond werk kunnen ervoor zorgen dat bedrijven onvoldoende wendbaar zijn, wat effect kan hebben op het verdienvermogen in Nederland. Tegelijkertijd hebben sommige mensen onvoldoende werk- en inkomenszekerheid. Hierbij valt te denken aan mensen in flexibele contracten, waarbij er, ondanks de krapte op de arbeidsmarkt, geen daling zichtbaar is in het aantal mensen dat werkt met een flexibel contract. Ook het aantal zelfstandigen is in 2022 verder gestegen tot bijna 1,2 miljoen mensen, waarvan een deel kwetsbare (schijn)zelfstandigen betreft die minder inkomens- en werkzekerheid genieten. Dit versterkt de toch al bestaande tweedeling tussen diegenen die gemakkelijk meekunnen in de dynamiek van de huidige arbeidsmarkt, en diegenen voor wie dit lastig is of die dreigen af te haken. O.a. de WRR, de Commissie Regulering van Werk en de SER wezen hier de afgelopen jaren op, en noemen concrete maatregelen om verbeteringen te realiseren. Volgende kabinetten kunnen daarbij voortbouwen op de ingezette initiatieven, waaronder het arbeidsmarktpakket, de aanpak van krapte en de aanpak van schijnzelfstandigheid (waaronder het werkprogramma Personeel Niet in Loondienst (PNIL).

Ook het uitgebreide, maar complexe, stelsel van sociale zekerheid speelt een belangrijke rol voor bestaanszekerheid. Het borgen van zekerheden in het arbeidsrecht kan daar een rol bij spelen. Onder andere de Commissie Regulering van Werk wees hier al op. Ook het socialezekerheidsstelsel heeft hierin een rol. Dat stelsel werkt voor veel mensen die erop zijn aangewezen prima. Maar het IBO Vereenvoudiging sociale zekerheid laat zien dat dat stelsel in de loop van de tijd tot een complex geheel is gegroeid. En dat die complexiteit zorgt voor lagere toegankelijkheid, onzekerheid, terugvorderingen, boetes en niet-gebruik. Het IBO bevat adviezen voor een volgend kabinet om aan verder te werken.

Het voor de zomer gepresenteerde advies van de Commissie sociaal minimum constateert dat het huidige sociaal minimum voor veel huishoudens tekortschiet, met name voor stellen en huishoudens met kinderen. De commissie adviseert een toekomstbestendig sociaal minimum in te stellen dat mensen in staat stelt om beperkte schokken of tegenvallers zelf op te vangen. Zo blijven maatwerk en kostbaar ad-hocbeleid beperkt tot uitzonderingen, en wordt onzekerheid voor grote groepen mensen voorkomen. De commissie heeft aangekondigd met een tweede rapport te komen waarin aandacht is voor de systematiek van het stelsel van het sociaal minimum.

111

CPB (2023). Nationale productiviteitsmonitor 2022.

112

CBS (2021). De Nederlandse productiviteitspuzzel.

113

Lazear, E., K.L. Shaw, G.E. Hayes en J.M. Jedras (2022) Productivity and wages: What was the productivity-wage link in the digital revolution of the past, and what might occur in the AI-revolution. NBER Working Paper, 30734.         

114

CBS (2023). Arbeidsdeelname en werkloosheid per maand.

115

Kesteren, J. van, en Klinker I. (3 mei 2023). Onbenut arbeidspotentieel onder deeltijdwerkers beperkt. ESB.

116

CBS (2023). Arbeidsdeelname; kerncijfers seizoensgecorrigeerd

117

UWV (2022). Moeilijk vervulbare vacatures en behoud van personeel: ervaringen werkgevers.

118

Kamerbrief (3 februari 2023). Aanvullende maatregelen aanpak arbeidsmarktkrapte. Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1174.

119

Kamerbrief (3 februari 2023). Inzet op arbeidsmarktkrapte in de klimaat- en digitale transitie: Het Actieplan Groene en Digitale Banen. Kamerstukken II, 2022-2023, 29 544, nr. 1173.

120

SCP (2023). Eigentijdse ongelijkheid.

121

DNB (2023). Kwetsbaarheid en veerkracht van Nederlandse huishoudens

122

SCP (2023). Eigentijdse ongelijkheid.

Licence