Het tijdvak waarover de motorrijtuigenbelasting wordt geheven is een periode van drie maanden, te rekenen vanaf de datum van eerste tenaamstelling van het kenteken van een motorrijtuig. Wanneer in de loop van het individuele tijdvak de tenaamstelling van een kenteken wordt gewijzigd of het kenteken wordt geschorst of ontschorst, is door de houder over een deel van het tijdvak teveel of nog geen belasting betaald. De belasting over zo’n kort tijdvak wordt dan teruggegeven respectievelijk alsnog geheven. Voor de teruggaaf in deze situatie is in de wet een minimumdrempel opgenomen. Bedragen van € 5 en minder worden niet teruggegeven. Deze drempel geldt voor het belastingbedrag inclusief eventuele provinciale opcenten. Uit het oogpunt van een evenwichtige belastingheffing is het wenselijk in deze situatie een gelijke minimumdrempel te hanteren bij teruggaaf en heffing van belasting. In de praktijk wordt de minimumdrempel dan ook mede toegepast voor eventueel te heffen belastingbedragen voor zo’n kort tijdvak. Ter vermijding van onduidelijkheid op dit punt wordt nu de minimumdrempel ook voor heffingssituaties expliciet in de wet opgenomen.