Het pakket Belastingplan dat andere jaren soms uit vier of meer wetsvoorstellen bestond is dit jaar beperkt tot uitsluitend het wetsvoorstel Belastingplan 2015. In het wetsvoorstel Belastingplan 2015 zijn naast de maatregelen als gevolg van de koopkrachtbesluitvorming alleen de maatregelen opgenomen die voortvloeien uit politieke afspraken, waarvan het wenselijk is dat zij per 1 januari 2015 in werking treden of die de uitvoering versterken dan wel de uitvoeringslasten verlichten en derhalve bijdragen aan vereenvoudiging. De meer technische maatregelen die op 1 januari 2015 in werking moeten treden en die in andere jaren werden opgenomen in een wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen zijn dit jaar ook ondergebracht in het wetsvoorstel Belastingplan 2015. De maatregelen waarvan is geconcludeerd dat deze op enig moment wel getroffen dienen te worden, maar niet noodzakelijkerwijs per 1 januari 2015 in werking hoeven te treden en die ook geen bijdrage leveren aan vereenvoudiging zullen worden opgenomen in het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2015 dat in het voorjaar van 2015 zal worden ingediend bij de Tweede Kamer. Dat wetsvoorstel zal om die reden dan ook een meer inhoudelijk karakter krijgen dan andere jaren, omdat het wetsvoorstel niet zal worden beperkt tot vrijwel uitsluitend technische en redactionele wijzigingen.
Bij de keuze om het Belastingplan 2015 te beperken tot de min of meer noodzakelijke maatregelen speelt een rol dat de Belastingdienst gebaat is bij een jaar met relatief weinig wetgeving. Zoals in de Brede agenda Belastingdienst1 is aangegeven, is de afgelopen jaren, mede als gevolg van de diverse gesloten akkoorden, zeer veel fiscale wetgeving op de Belastingdienst afgekomen. Ook in het licht van de brief Herziening belastingstelsel past op dit moment een bescheiden Belastingplan.
Het vorenstaande wil overigens niet zeggen dat het wetsvoorstel Belastingplan 2015 het enige belangrijke fiscale «stuk» is dat op of rond de derde dinsdag van september 2014 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt aangeboden: de Tweede Kamer ontvangt ook de brief Herziening belastingstelsel, het wetsvoorstel Wet modernisering Vpb-plicht overheidsondernemingen en het wetsvoorstel Wet invoering Beschikking geen loonheffingen. Deze stukken zullen ongetwijfeld aanleiding geven tot interessante discussies in beide kamers der Staten-Generaal, maar die discussies kunnen in beginsel plaatsvinden los van de behandeling van het Belastingplan 2015.
Het Belastingplan 2014 heeft vooral in het teken gestaan van het uitwerken van de fiscale maatregelen uit het regeerakkoord2 en de Begrotingsafspraken 2014 zoals die door het kabinet zijn gemaakt met de fracties van D66, de ChristenUnie, de SGP en de coalitiefracties, en die zijn neergelegd in de brief van de Minister van Financiën van 11 oktober 2013.3 In het nu voorliggende Belastingplan 2015 worden de nog resterende fiscale maatregelen uit het regeerakkoord en die begrotingsafspraken uitgewerkt.
Uit het regeerakkoord resteert nog één fiscale maatregel en dat betreft de versobering van de fiscale innovatieregelingen. In het Belastingplan 2014 is deze taakstelling op fiscale innovatieregelingen weliswaar technisch ingevuld, maar in het voorliggende Belastingplan vindt de daadwerkelijke invulling plaats. Uit de Begrotingsafspraken 2014 is in het Belastingplan 2015 opgenomen de maatregel strekkende tot het aanpassen van de doelmatigheidsmarge van de gebruikelijkloonregeling. Aan de in de Begrotingsafspraken 2014 voorziene aanpassing van de belasting op leidingwater en de herinvoering van de afvalstoffenbelasting is in het Belastingplan 2014 al uitvoering gegeven. In dit Belastingplan 2015 worden deze maatregelen aangepast, overeenkomstig de toezeggingen gedaan tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2014.
De fiscale maatregelen volgend uit de besluitvorming in 2014 (voornamelijk de augustusbesluitvorming) zijn ook in dit Belastingplan verwerkt. Dit betreft in het bijzonder de (forse) verhoging van de afbouwgrens van de arbeidskorting, een maatregel met een budgettair beslag van € 500 miljoen die eraan bijdraagt dat werken meer loont. Verder wordt het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting in 2015 minder verhoogd dan was voorzien in het Belastingplan 2014, waardoor het tarief in de eerste schijf in 2015 uitkomt op 36,5%. Het afbouwpercentage in de algemene heffingskorting wordt verhoogd met 0,32%-punt, waardoor dit uitkomt op 2,32% in 2015 en op 3,32% in de jaren daarna. Verder wordt in dit Belastingplan 2015 de ouderentoeslag in box 3 afgeschaft en wordt de ouderenkorting verlaagd; beide maatregelen gaan in per 2016. Deze maatregelen maken onderdeel uit van het pakket dat dient als alternatief voor de huishoudentoeslag voor 2016 en latere jaren. Op het vlak van de woningmarkt wordt een drietal maatregelen getroffen. In de eerste plaats wordt de termijn van aftrek van hypotheekrente op restschulden verlengd van tien jaar naar vijftien jaar. In de tweede plaats worden twee regelingen structureel gemaakt: de verlenging van de termijn van de hypotheekrenteaftrek voor de leegstaande te koop staande voormalige of een leegstaande toekomstige eigen woning (drie jaar in plaats van twee jaar) en de regeling herleving van de hypotheekrenteaftrek na verhuur van een voormalige eigen woning. In de derde plaats wordt het verlaagde btw-tarief voor herstel en renovatie van woningen met een half jaar verlengd, tot 1 juli 2015. Voorts is voor 2015 € 16 miljoen beschikbaar gesteld voor de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (S&O-afdrachtvermindering). Tot slot is in het voorliggende Belastingplan een wijziging opgenomen van het afbouwpercentage van het kindgebonden budget.
Vereenvoudiging
Het kabinet streeft naar complexiteitsreductie. Een minder complexe fiscale wetgeving draagt bij aan het verminderen van de kans op fouten door de Belastingdienst waardoor ook het vertrouwen van de burger in de Belastingdienst wordt vergroot, draagt bij aan het vergroten van de compliance door burger en bedrijven en dus van de belastingmoraal in het algemeen, en draagt ook bij aan het terugdringen van de uitvoeringskosten van de Belastingdienst en de administratieve lasten voor burgers en bedrijven. In de eerder genoemde Brede agenda Belastingdienst is de noodzaak van complexiteitsreductie uitgebreid uiteengezet. Zoals ook in die agenda is aangegeven, is dat geen makkelijk proces. De fiscale wetgeving is in rap tempo complexer geworden. Het in hetzelfde tempo vereenvoudigen van de wetgeving zou voor nieuwe problemen kunnen zorgen, problemen die vergelijkbaar zijn met die waar we nu mee te maken hebben. Een grote hoeveelheid wijzigingen brengt immers op zichzelf ook de nodige complexiteit in de uitvoering met zich mee, nog los van de inhoud van de maatregel. Vereenvoudiging is dus een proces waar meerdere jaren voor moet worden uitgetrokken. In de brief Herziening belastingstelsel die tegelijkertijd met dit Belastingplan aan de Tweede Kamer is gezonden, is nader invulling gegeven aan de manier waarop de gewenste complexiteitsreductie kan worden gerealiseerd.
In dit Belastingplan wordt waar mogelijk een eerste bescheiden aanzet gegeven voor vereenvoudiging. De finalisering van de werkkostenregeling waardoor het naast elkaar bestaan van twee regimes wordt beëindigd, het wegvallen van het gedifferentieerde tarief in de belasting op leidingwater, de aanpassingen rond de vaststelling van de waarde van gebruikte auto’s ten behoeve van de heffing van de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM), het vervallen van de tenaamstellingsverplichting voor de omzetbelasting in de eenbankrekeningmaatregel, de vereenvoudiging in de energiebelasting voor situaties waarbij anders dan via een aansluiting op het netwerk energie wordt geleverd; allemaal maatregelen die bijdragen aan vereenvoudiging. Deze eerste stap is wellicht niet direct zichtbaar in de uitvoeringskostenparagraaf, maar zoals in de Brede agenda Belastingdienst is aangegeven, laten complexiteit en vereenvoudiging zich niet altijd meten in een mutatie in uitvoeringskosten. Ook vereenvoudigingen kunnen bijvoorbeeld initiële uitvoeringskosten met zich brengen.