Base description which applies to whole site

5.9 Gerichte vrijstelling voor OV-abonnementen

Via het Belastingplan 2024 is de gerichte vrijstelling voor openbaar vervoer kaarten (OV-kaarten), zijnde rechten op vrij reizen per openbaar vervoer (OV-abonnementen) en rechten op vermindering van de prijs van openbaarvervoerbewijzen (voordeelurenkaarten), verruimd. Mede in verband met de toename van administratieve lasten vanwege het hybride werken is het daarbij de bedoeling geweest om het onderscheid tussen het ter beschikking stellen van een OV-kaart (was vóór 2024 al onbelast in de vorm van een nihilwaardering) en het anderszins verstrekken of vergoeden van een OV-kaart (nieuw per 2024) af te schaffen. Daarmee is beoogd ook het privégebruik van een OV-kaart die door de inhoudingsplichtige wordt vergoed of verstrekt, waaronder mede begrepen ter beschikking gesteld, onder voorwaarden gericht vrij te stellen. Dat is het geval als de werknemer de OV-kaart (in welke mate dan ook) ook voor zakelijke reizen (waaronder woon-werkverkeer) gebruikt. Inmiddels is gebleken dat de gerichte vrijstelling voor een verstrekte OV-kaart nog niet helemaal op de juiste wijze is geregeld. Daarom wordt voorgesteld de huidige tekst op dat punt aan te passen.

Tevens wordt voorgesteld het in de huidige regeling opgenomen onderscheid tussen reizen per Nederlands openbaar vervoer en reizen met ander openbaar vervoer te laten vervallen, omdat er in dit geval geen goede reden is voor dat onderscheid. Naast deze beperkte uitbreiding is geen beleidsmatige wijziging beoogd.

Ten slotte wordt voorgesteld de in de huidige regeling gebruikte terminologie aan te passen. In de uitvoeringspraktijk is namelijk onduidelijkheid ontstaan over wat als een OV-abonnement en wat als een voordeelurenkaart moet worden beschouwd en welke reikwijdte de gerichte vrijstelling daarmee heeft. Met de op dit punt voorgestelde wijziging wil het kabinet de gerichte vrijstelling voor reiskosten van openbaar vervoer verduidelijken door die begrippen te laten vervallen en te volstaan met (algemene) omschrijvingen. Met de voorgestelde wijzigingen wordt beoogd met die (algemene) omschrijvingen in de wettekst ook toekomstige innovaties in reizen met openbaar vervoer te omvatten.

Een recht op vrij reizen per openbaar vervoer (recht op vrij reizen) of een recht op vermindering van de prijs van openbaarvervoerbewijzen (recht op korting) kan op dit moment, onder meer, bestaan uit:

  • een abonnement dat de inhoudingsplichtige voor de werknemer heeft afgesloten;

  • een abonnement dat een werknemer zelf heeft afgesloten en kan declareren bij zijn inhoudingsplichtige, waarbij dit abonnement recht geeft op vrij reizen, op een vast traject vrij reizen of op bepaalde momenten vrij reizen of een korting geeft bij reizen;

  • de mogelijkheid, bijvoorbeeld met een mobiliteitskaart of mobiliteitsapp, die een inhoudingsplichtige een werknemer biedt om gebruik te maken van openbaar vervoer zonder een specifiek abonnement, maar waarbij de rekening van afzonderlijke reizen rechtstreeks door een extern (vervoers)bedrijf bij de inhoudingsplichtige in rekening wordt gebracht;

  • de mogelijkheid, bijvoorbeeld met een mobiliteitskaart of mobiliteitsapp, die een inhoudingsplichtige een werknemer biedt om gebruik te maken van openbaar vervoer zonder een specifiek abonnement, maar waarbij de kosten voorafgaand door de inhoudingsplichtige worden betaald, bijvoorbeeld door een bedrag aan saldo op een dergelijk reisproduct te (laten) laden.

Een belangrijke aanleiding van de wijziging per 2024 was zoals gezegd de stijging van de administratieve lasten vanwege de toename van hybride werken. Doel van de maatregel was daarom ook verlaging van administratieve lasten voor inhoudingsplichtigen die werknemers onbelast gebruik laten maken van het openbaar vervoer, zonder dat sprake is van een vast reispatroon of van dagelijks reizen. Ten aanzien van een reisproduct dat geen recht op vrij reizen en geen recht op korting is en dat in eigendom is van de werknemer en waarbij een werknemer de reiskosten bij zijn inhoudingsplichtige declareert, is ook sprake van een administratieve handeling. De administratieve handeling om een declaratie te verwerken wordt echter voor de inhoudingsplichtige niet minder als privéreizen ook gedeclareerd kunnen worden. De gerichte vrijstelling geldt daarom niet voor gedeclareerde privéreizen die met een privéreisproduct, niet zijnde een recht op vrij reizen of een recht op korting, worden gemaakt.

Een inhoudingsplichtige is overigens fiscaal niet verplicht om reiskosten voor zijn rekening te nemen. Een inhoudingsplichtige kan ook een deel of geen van de kosten van reizen van werknemers voor zijn rekening nemen. Een inhoudingsplichtige heeft verder de mogelijkheid om een recht op vrij reizen toe te kennen aan diens werknemers via een uitruil van arbeidsvoorwaarden. Een werknemer moet hier expliciet mee instemmen, omdat een uitruil ook gevolgen kan hebben voor inkomensafhankelijke regelingen, zoals pensioen en eventuele uitkeringen. Een uitruil van arbeidsvoorwaarden houdt in dit geval in dat een inhoudingsplichtige en een werknemer gezamenlijk kiezen om het belaste loon van een werknemer te verlagen ten behoeve van een gericht vrijgestelde vergoeding of verstrekking, waaronder begrepen een terbeschikkingstelling, van een recht op vrij reizen of een recht op korting.

Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie

Deze voorgestelde wijziging verduidelijkt dat zolang de werkgever aannemelijk kan maken dat sprake is van (ten minste enig) zakelijk gebruik van het recht op vrij reizen of het recht op korting hij geen registratie van privé en zakelijk gebruik meer hoeft bij te houden om in aanmerking te komen voor de gerichte vrijstelling van die rechten. Het doel van de in 2024 geïntroduceerde maatregel om de administratieve lasten van werkgevers te beperken wordt daarmee beter bereikt. De voorgestelde verduidelijking is onderdeel van de gerichte vrijstelling in de werkkostenregeling (WKR) voor vervoer in het kader van de dienstbetrekking, waaronder ook de onbelaste reiskostenvergoeding met een vast bedrag per kilometer valt. De wijziging zal betrokken worden in de volgende evaluatie van de onbelaste reiskostenvergoeding die gepland staat voor 2028.

Uitvoeringsgevolgen Belastingdienst, Toeslagen en Douane

De Belastingdienst acht de voorgestelde maatregel uitvoerbaar per 2025. De voorgestelde maatregel betekent een verduidelijking ten opzichte van de huidige situatie. De vrijstelling voor reiskosten met openbaar vervoer is echter een klein onderdeel in de (geïntegreerde) controles die de Belastingdienst doet op de loonheffingen en zal daardoor niet leiden tot een capaciteitsbesparing.

Licence