De Successiewet 1956 wordt met ingang van 1 januari 2017 als volgt gewijzigd:
A
In artikel 12, derde lid, komt onderdeel 1° te luiden:
-
1°. als bedoeld in artikel 33, onderdelen 1°, 2°, 3°, 8°, 9°, 11° en 12° en, voor zover het een schenking betreft waarvoor de verhoogde vrijstelling geldt, 5° en 7°.
B
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel 5° komt te luiden:
-
5°. door een kind van de ouders, tot een bedrag van € 5.304, met dien verstande dat dit bedrag voor een kind tussen 18 en 40 jaar voor één kalenderjaar wordt verhoogd, mits op deze verhoogde vrijstelling in de aangifte een beroep wordt gedaan, tot een bedrag van:
-
a. € 25.449;
-
b. € 53.016, onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden, indien het bedrag is bestemd voor de betaling van kosten van een studie of de opleiding voor een beroep ten behoeve van dat kind en deze kosten aanzienlijk hoger zijn dan gebruikelijk, of;
-
c. € 100.000, onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden, indien het bedrag een schenking ten behoeve van een eigen woning betreft;.
-
2. Onderdeel 6° vervalt.
3. Onderdeel 7° komt te luiden:
-
7°. in alle andere gevallen: € 2.122, met dien verstande dat dit bedrag voor iemand tussen 18 en 40 jaar voor één kalenderjaar, onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden, wordt verhoogd tot een bedrag van € 100.000 indien het een schenking ten behoeve van een eigen woning betreft en mits op deze vrijstelling in de aangifte een beroep wordt gedaan;.
C
Artikel 33a komt te luiden:
Artikel 33a
-
1. Voor de toepassing van artikel 33, onderdelen 5° en 7°, wordt, met inachtneming van bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden, onder een schenking ten behoeve van een eigen woning verstaan:
-
a. een schenking van een woning die voor de verkrijger een eigen woning is als bedoeld in artikel 3.111, eerste of derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001;
-
b. een schenking van een bedrag ter zake van de verwerving van een woning als bedoeld in onderdeel a;
-
c. een schenking van een bedrag ter zake van de kosten voor verbetering of onderhoud van een woning als bedoeld in onderdeel a;
-
d. een schenking van een bedrag ter zake van de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot een woning als bedoeld in onderdeel a;
-
e. een schenking van een bedrag voor de aflossing van een eigenwoningschuld als bedoeld in artikel 3.119a van de Wet inkomstenbelasting 2001 of voor de aflossing van een schuld die de verkrijger had op het moment direct voorafgaand aan een vervreemding van een eigen woning voor zover deze schuld heeft geleid tot een negatief vervreemdingssaldo eigen woning als bedoeld in artikel 3.119aa van die wet.
-
-
2. Een verkrijger die in een kalenderjaar de verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdeel 5°, onder c, of onderdeel 7°, slechts gedeeltelijk heeft benut, kan, in afwijking van artikel 33, onderdeel 5°, onderscheidenlijk onderdeel 7°, van dezelfde schenker ontvangen schenkingen ten behoeve van een eigen woning als bedoeld in het eerste lid, tot ten hoogste het onbenutte gedeelte gespreid over een direct op dat kalenderjaar volgende periode van ten hoogste twee kalenderjaren, onder bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden, alsnog ten laste van die verhoogde vrijstelling brengen voor zover de schenkingen plaatsvinden in de periode dat de verkrijger niet ouder dan 39 jaar is en mits ter zake van de schenkingen op de vrijstelling in de aangifte een beroep wordt gedaan.
D
In artikel 35a, eerste lid, wordt «onderdelen 5°, 6° en 7°» vervangen door: onderdelen 5° en 7°.
E
Na artikel 82 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 82a
-
1. De verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdeel 5°, onder a, is niet van toepassing en de verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdeel 5°, onder b en c, wordt verlaagd tot het verschil tussen het bedrag, genoemd in artikel 33, onderdeel 5°, onder b, en het bedrag, genoemd in artikel 33, onderdeel 5°, onder a, indien voorafgaande aan 1 januari 2010 de verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, eerste lid, onderdeel 5°, zoals dat luidde op 31 december 2009, door het kind is toegepast, terwijl in de kalenderjaren 2010 tot en met 2016 niet de verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdeel 6°, zoals dat luidde in die jaren, of artikel 33a, zoals dat luidde op 31 december 2014, is toegepast.
-
2. De verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdeel 5°, is niet van toepassing indien in een van de kalenderjaren 2010 tot en met 2014 de verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdelen 5° of 6°, zoals die luidden in die kalenderjaren, of artikel 33a, zoals dat luidde op 31 december 2014, door het kind is toegepast.
-
3. De verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdeel 5°, onder a en b, is niet van toepassing en de verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdeel 5°, onder c, wordt verlaagd tot het verschil tussen het bedrag, genoemd in artikel 33, onderdeel 5°, onder c, en het bedrag, genoemd in artikel 33, onderdeel 5°, onder b, indien in de kalenderjaren 2015 of 2016 de verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdelen 5° of 6°, zoals die luidden op 31 december 2016, door het kind is toegepast.
-
4. De verhoogde vrijstelling, bedoeld in artikel 33, onderdeel 7°, is niet van toepassing indien ter zake van een verkrijging van dezelfde schenker of diens partner de vrijstelling, bedoeld in artikel 33a, zoals dat luidde op 31 december 2014, is toegepast.