Base description which applies to whole site

ARTIKEL II

De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt met ingang van 1 januari 2020 als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt de tarieftabel te luiden:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 20.751

9,40%

€ 20.751

€ 34.764

€ 1.950

10,15%

€ 34.764

€ 68.507

€ 3.372

37,80%

€ 68.507

€ 16.126

50,50%

2. Het tweede lid wordt vervangen door:

  • 2. Indien bij het bepalen van het belastbare inkomen uit werk en woning een of meer bedragen ter zake van grondslagverminderende posten als bedoeld in het derde lid in aftrek zijn gebracht, bedraagt de belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning het op basis van het eerste lid bepaalde bedrag vermeerderd met 4,5% van het bedrag waarmee de som van het belastbare inkomen uit werk en woning en de in aftrek gebrachte bedragen ter zake van grondslagverminderende posten als bedoeld in het derde lid, het in de eerste kolom van de in het eerste lid opgenomen tabel laatstvermelde bedrag te boven gaat, doch ten hoogste met 4,5% van de in aftrek gebrachte bedragen ter zake van grondslagverminderende posten als bedoeld in het derde lid.

  • 3. De grondslagverminderende posten, bedoeld in het tweede lid, zijn:

    • a. de ondernemersaftrek, bedoeld in artikel 3.74;

    • b. de MKB-winstvrijstelling, bedoeld in artikel 3.79a, mits het gezamenlijke bedrag van de met de ondernemersaftrek verminderde winst, bedoeld in artikel 3.79a, positief is;

    • c. de terbeschikkingstellingsvrijstelling, bedoeld in artikel 3.99b, mits het gezamenlijke bedrag van het resultaat uit werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.99b, tweede lid, positief is;

    • d. de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning, bedoeld in artikel 3.120;

    • e. de persoonsgebonden aftrek, bedoeld in artikel 6.1.

B

Artikel 2.10a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid komt de tarieftabel te luiden:

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan

maar niet meer dan

bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat

I

II

III

IV

€ 20.751

9,40%

€ 20.751

€ 35.444

€ 1.950

10,15%

€ 35.444

€ 68.507

€ 3.441

37,80%

€ 68.507

€ 15.938

50,50%

2. Het tweede lid wordt vervangen door:

  • 2. Indien bij het bepalen van het belastbare inkomen uit werk en woning een of meer bedragen ter zake van grondslagverminderende posten als bedoeld in het derde lid in aftrek zijn gebracht, bedraagt de belasting op het belastbare inkomen uit werk en woning het op basis van het eerste lid bepaalde bedrag vermeerderd met 4,5% van het bedrag waarmee de som van het belastbare inkomen uit werk en woning en de in aftrek gebrachte bedragen ter zake van grondslagverminderende posten als bedoeld in het derde lid, het in de eerste kolom van de in het eerste lid opgenomen tabel laatstvermelde bedrag te boven gaat, doch ten hoogste met 4,5% van de in aftrek gebrachte bedragen ter zake van grondslagverminderende posten als bedoeld in het derde lid.

  • 3. De grondslagverminderende posten, bedoeld in het tweede lid, zijn:

    • a. de ondernemersaftrek, bedoeld in artikel 3.74;

    • b. de MKB-winstvrijstelling, bedoeld in artikel 3.79a, mits het gezamenlijke bedrag van de met de ondernemersaftrek verminderde winst, bedoeld in artikel 3.79a, positief is;

    • c. de terbeschikkingstellingsvrijstelling, bedoeld in artikel 3.99b, mits het gezamenlijke bedrag van het resultaat uit werkzaamheden, bedoeld in artikel 3.99b, tweede lid, positief is;

    • d. de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning, bedoeld in artikel 3.120;

    • e. de persoonsgebonden aftrek, bedoeld in artikel 6.1.

C

In artikel 2.12 wordt «25%» vervangen door «26,25%».

D

Artikel 3.112 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de in het eerste lid opgenomen tabel wordt, onder overeenkomstige toepassing van artikel 10.5, in de laatste kolom het als eerste vermelde percentage verlaagd met 0,02%-punt, het als tweede vermelde percentage verlaagd met 0,03%-punt, het als derde vermelde percentage verlaagd met 0,04%-punt en het als vierde vermelde percentage verlaagd met 0,05%-punt. Voorts wordt het in die tabel in de laatste kolom als eerste vermelde bedrag verlaagd met 0,05% van het in die kolom als laatste vermelde bedrag.

2. Het in het vijfde lid, eerste zin, vermelde percentage wordt, onder overeenkomstige toepassing van artikel 10.5, verlaagd met 0,08%-punt. Voorts wordt het in de tweede zin als tweede vermelde bedrag verlaagd met 0,08% van het in die zin als eerste vermelde bedrag.

E

In artikel 4.53, tweede lid, wordt «25%» vervangen door «26,25%».

F

In artikel 8.1, tweede lid, onderdeel c, wordt «en hetgeen wordt genoten ingevolge de Ziektewet» vervangen door «en uitkeringen ingevolge de Ziektewet, voor zover die betrekking hebben op de periode waarin de dienstbetrekking in de zin van die wet nog niet is beëindigd of voor zover die voortvloeien uit een vrijwillige verzekering als bedoeld in artikel 64 van die wet».

G

Het in artikel 8.10, tweede lid, vermelde bedrag wordt verhoogd met € 116.

H

Artikel 8.11, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het in de eerste zin, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag wordt verhoogd met € 35. Voorts wordt «en verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met» vervangen door «alsmede vermeerderd met».

2. In de eerste zin wordt, onder verlettering van onderdeel c tot d, een onderdeel ingevoegd, luidende:

  • c. 1,601% van het arbeidsinkomen voor zover dat meer bedraagt dan € 20.450, waarbij de som van de bedragen berekend op de voet van de onderdelen a, b en c niet meer bedraagt dan € 3.658, en verminderd, doch niet verder dan tot nihil, met:.

3. In de tweede zin wordt «onderdeel b» vervangen door «onderdeel c».

I

Artikel 10.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «het in artikel 3.127, derde lid, laatst vermelde bedrag en het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag» vervangen door «het in artikel 3.127, derde lid, laatstvermelde bedrag, het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, als tweede vermelde bedrag en het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel c, als tweede vermelde bedrag».

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. In afwijking van het eerste lid wordt het bedrag dat is vermeld in de derde regel van de tweede kolom en in de vierde regel van de eerste kolom van de tabel in artikel 2.10, eerste lid, en van de tabel in artikel 2.10a, eerste lid, niet vervangen.

J

Artikel 10.7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «onderdelen a en b» vervangen door «onderdelen a, b en c». Voorts wordt «onderdelen b en c» vervangen door «onderdelen b, c en d».

2. Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zevende en achtste lid worden twee leden ingevoegd, luidende:

  • 5. Het percentage in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel c, wordt berekend door het verschil van het in dat onderdeel na toepassing van artikel 10.1 als tweede vermelde bedrag en het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel b, na toepassing van artikel 10.1 als tweede vermelde bedrag te delen door het verschil van het volgens het zevende lid berekende bedrag en het volgens het zesde lid berekende bedrag.

  • 6. Het in artikel 8.11, tweede lid, eerste volzin, onderdeel c, eerstvermelde bedrag wordt gesteld op 108% van het twaalfvoud van het in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag bedoelde bedrag.

3. In het zevende lid (nieuw) wordt «onderdeel c» vervangen door «onderdeel d».

4. In het achtste lid (nieuw) wordt «tweede en derde lid» vervangen door «tweede, derde en vijfde lid».

K

Artikel 10.2a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt «aftrekbare kosten eigen woning» vervangen door «grondslagverminderende posten».

2. In het eerste lid, tweede zin, wordt «0,5%-punt» vervangen door «3%-punt». Voorts wordt «als vierde vermelde percentage» vervangen door «als derde vermelde percentage».

3. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.

L

Aan artikel 10a.9 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De artikelen 2.10, tweede en derde lid, en 2.10a, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op verliezen als bedoeld in het tweede lid.

Licence