De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, vervalt onder verlettering van de onderdelen d en e tot onderdelen c en d.
B
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel g, vervalt.
2. Het vierde lid vervalt.
C
Artikel 11a vervalt.
D
Artikel 19b, achtste lid, vervalt onder vernummering van het negende lid tot achtste lid.
E
In artikel 22, tweede lid, wordt «€ 1.962» vervangen door: € 2.100, verminderd met 2% van het gedeelte van het belastbare loon dat het eerste bedrag van de eerste kolom van de tarieftabel van artikel 20a, eerste lid, te boven gaat, doch ten hoogste met 2% van het verschil tussen het eerste bedrag van die kolom en het derde bedrag van die kolom.
F
Artikel 22a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «€ 1.723» vervangen door «€ 2.097». Voorts wordt «verminderd met» vervangen door: verminderd, doch niet verder dan tot € 367, met.
2. In het tweede lid, onderdeel c, wordt «€ 40.248, met dien verstande dat de vermindering ten hoogste € 1.173 bedraagt» vervangen door: € 40.248.
G
Artikel 32bb wordt als volgt gewijzigd:
1. Het zesde lid vervalt onder vernummering van het zevende tot en met tiende lid tot zesde tot en met negende lid.
2. In het zevende lid (nieuw) vervalt: dan wel zou worden genoten ingeval artikel 11, eerste lid, onderdeel g, dan wel artikel 11a, buiten toepassing zou zijn gelaten.
H
Artikel 37 vervalt.
I
Na artikel 39e wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 39f
-
1. Met betrekking tot op 31 december 2013 bestaande aanspraken op periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon als bedoeld in de artikelen 11, eerste lid, onderdeel g, en 37, zoals die op 31 december 2013 luidden, en daarmee gelijkgestelde bedragen als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, zoals dat op 31 december 2013 luidde, blijven de artikelen 10, vijfde lid, onderdeel c, 11, eerste lid, onderdeel g, en vierde lid, 11a, 19b, achtste lid, 32bb, zesde en achtste lid, en 37, zoals die op 31 december 2013 luidden, alsmede de daarop gebaseerde bepalingen, van toepassing.
-
2. In afwijking in zoverre van het eerste lid mag de waarde van de aanspraak, het tegoed van de stamrechtrechtspaarrekening of de waarde van het stamrechtbeleggingsrecht in een bedrag ineens worden uitgekeerd.
-
3. Indien de werknemer ineens beschikt over de aanspraak, bedoeld in het eerste of tweede lid, of over het ingevolge het eerste lid daarmee gelijkgestelde bedrag, wordt 80 percent van het ingevolge het eerste en tweede lid als loon in aanmerking te nemen bedrag in aanmerking genomen.