Het economische beleid in 2011 stond voor het grootste deel in het teken van de Europese schuldencrisis. Bij de genomen crisismaatregelen bestaat er een voortdurend spanningsveld tussen het streven naar financiële stabiliteit en het voorkomen van strategisch gedrag (moral hazard). Het uitbreiden van noodfaciliteiten en het ter beschikking stellen van garanties kalmeert de financiële markten. Dit is ook voor Nederland van belang, gezien de omvang van de financiële sector en de aanzienlijke bezittingen van banken, bedrijven en pensioenfondsen in het buitenland. Aan de andere kant vermindert steun de prikkel voor overheden om noodzakelijke hervormingen en besparingen door te voeren. Het kabinet heeft deze koppeling altijd in gedachten gehouden: versterking van het vangnet voor landen in problemen is alleen bespreekbaar als dit gepaard gaat met de juiste prikkels.
In het voorjaar van 2011 bleek dat de problemen in Griekenland groter waren dan gedacht. Bovendien zag na Ierland (eind 2010) ook Portugal zich genoodzaakt om een beroep te doen op het noodfonds EFSF en het EFSM (European Financial Stability Facility en European Financial Stability Mechanism). In juli 2011 kwamen de Europese regeringsleiders een nieuw pakket voor Griekenland overeen, waarin private investeerders een aanzienlijke bijdrage leverden. Het kabinet heeft zich sterk gemaakt voor deze Private Sector Involvement (PSI), omdat het verstrekken van garanties en leningen alleen effectief is indien sprake is van een houdbare overheidsschuld. Daarnaast is de inzet van het kabinet dat belastingbetalers niet opdraaien voor verkeerde beslissingen van investeerders. PSI helpt bovendien voorkomen dat beleggers in de toekomst weer leningen verstrekken zonder zich rekenschap te geven of een land wel in staat is om deze terug te betalen. Daarnaast bevat het akkoord van juli 2011 strenge voorwaarden, zowel op het gebied van besparingen als structurele hervormingen.
In de zomer kwamen ook Italië en Spanje onder druk te staan van de financiële markten. Bij Italië twijfelden financiële markten aan de bereidheid van de regering Berlusconi om de noodzakelijke bezuinigingen en hervormingen door te voeren. Als gevolg daarvan liepen de rentes op overheidsleningen van deze landen snel op. Hierdoor werd het duidelijk dat meer actie nodig was om de stabiliteit in de eurozone terug te brengen. Het kabinet presenteerde in september een toekomstvisie op de Economische en Monetaire Unie (EMU) met nadruk op handhaving van de Europese begrotingsregels en streng en onafhankelijk toezicht. Dit is onontbeerlijk om het vertrouwen op financiële markten te herstellen.
Deze visie heeft het kabinet ingebracht bij twee eurotoppen eind oktober, waar regeringsleiders besloten over een geïntegreerde aanpak van de schuldencrisis. Deze afspraken zijn vervolgens uitgewerkt en uiteindelijk in december 2011 bekrachtigd. In het akkoord werden de middelen voor crisisbestrijding vergroot door het efficiënter inzetten van het EFSF door middel van twee opties: een verzekeringsmodel en het samenbrengen van middelen in een Special Purpose Vehicle (SPV). Ook werd besloten om de gecombineerde capaciteit van het EFSF en het permanente noodfonds ESM (European Stability Mechanism) in maart 2012 te evalueren. Daarnaast bleek door diverse tegenvallers het «Griekse pakket» van juli onvoldoende om de schuld van Griekenland houdbaar te maken. De leiders van de eurolanden kwamen daarom een nieuw pakket overeen, met een grotere PSI. Ook werd het toezichtsregime voor Griekenland verder versterkt.
In oktober bevestigde de Europese Raad de eerdere afspraken uit de Ecofin, waarin het financiële stelsel schokbestendiger wordt gemaakt. Op basis van voorstellen van de European Banking Authority (EBA) werd besloten tot een verplichte herkapitalisatieronde voor Europese banken, waarbij zij na waardering van staatsobligaties tegen marktwaarde (met als peilwaarde 30 september 2011) hun kernkapitaal per 1 juli 2012 op 9 procent moeten brengen. Deze maatregel heeft tot doel het vertrouwen van de financiële markten in de soliditeit van banken terug te brengen.
De afspraken van eurozoneleiders gingen gepaard met een aanzienlijke versterking van economische governance, conform de kabinetsvisie. Al in oktober versterkte Commissievoorzitter Barroso de rol van de commissaris voor Economische en Financiële Zaken (Olli Rehn) binnen de Europese Commissie: deze kreeg onder andere de post van vice-president met specifieke verantwoordelijkheid voor de euro en een onafhankelijkere rol binnen de Commissie. Bij de eurotop committeerden eurolanden zich aan verankering van begrotingsevenwicht in nationale wetgeving, inclusief een automatisch correctiemechanisme. Verder werd overeengekomen dat er meer automatisme komt in de handhaving van het Stabiliteits- en Groeipact, wat de onafhankelijke rol van de Europese Commissie verder versterkt. De afspraken zijn begin 2012 bekrachtigd.
Bij het bestrijden van de crisis heeft het kabinet steeds ingezet op een sterke rol voor het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Het Fonds heeft een grote staat van dienst op het gebied van schuldencrises. De schuldhoudbaarheidsanalyses van het IMF vormen dan ook een belangrijk oriëntatiepunt voor Nederland. Daarnaast is het versterken van de geloofwaardigheid van de hervormingsprogramma’s voor het kabinet een belangrijke reden geweest om te pleiten voor een substantiële bijdrage door het IMF. Om zeker te zijn dat de financiële slagkracht van het IMF toereikend is, is een uitbreiding van de middelen nodig. Bij de Europese Raad in december hebben eurolanden zich daarom gecommitteerd aan € 150 miljard aan extra bilaterale leningen aan het IMF. Verschillende EU-landen buiten de eurozone hebben ook aanvullende middelen toegezegd. In 2012 wordt in G20-verband verder gesproken over de uitbreiding van IMF-middelen.
De inspanningen van de eurolanden werden gesteund door interventies van de Europese Centrale Bank (ECB). Zo voorkwam de Bank middels het Securities Market Programme (opkopen van obligaties op de secundaire markt) dat de rentes voor Spanje en Italië te snel opliepen. In december 2011 (en nogmaals in februari 2012) bood de ECB bovendien een driejaarslening aan op basis van onderpand (Long Term Refinancing Operation, LTRO) als liquiditeitssteun voor banken. Deze onconventionele maatregelen hebben eraan bijgedragen dat de situatie op financiële markten beheersbaar is gebleven. Hierdoor heeft de eurozone tijd gekregen om orde op zaken te stellen. De aandacht moet nu uitgaan naar de toepassing van de gemaakte afspraken om de overheidsfinanciën in de eurozone weer gezond te maken en het groeivermogen te herstellen. Het verleden heeft geleerd dat naleving door alle lidstaten en stringente handhaving door de Commissie cruciaal is voor het behalen van deze doelstellingen.