De werkelijkheid zo goed mogelijk in beeld hebben is een voorwaarde voor goed bestuur. Dit geldt op alle niveaus van de samenleving, en niet alleen voor het openbaar bestuur maar ook voor het bedrijfsleven. De doelstelling is niet een verbeelde werkelijkheid die voor discussie vatbaar is, het streven is een verhaal dat de waarheid over de werkelijkheid vertelt.
Afhankelijk van je verantwoordelijkheid, probeer je de waarheid over de wereld die bij die verantwoordelijkheid hoort in beeld te krijgen. Daar zijn vele manieren voor: interviews, expertmeetings, enquêtes, statistieken, wetenschappelijk onderzoek, evaluatie, controle; de opsomming kan eindeloos doorgaan. In alle gevallen gaat het om het vergaren en duiden van zowel kwantitatieve als kwalitatieve informatie.
Bij het vergaren van relevante informatie moeten al vooraf essentiële keuzes gemaakt worden. Welke informatie ga ik vergaren om mij zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid te brengen? Hoe lang ga ik dat doen? Bij wie ga ik die informatie vergaren? En daarna komen nieuwe vraagstukken naar boven. Hoe duid ik de informatie? Wat vertelt de informatie me over de werkelijkheid? Heb ik bij die duiding houvast aan voorbeelden van anderen? En laat ik anderen mee praten over de duiding? Welke informatie leidt tot actie en welke juist niet? Welke informatie heb ik echt nodig, en welke niet? En betrof het een incident of was er iets structureels aan de hand?
De behoefte om de waarheid over de werkelijkheid te achterhalen is al zo oud als de weg naar Kralingen. Dat is een constante. Rondom die constante is echter sprake van telkens en telkens opnieuw voortschrijdend inzicht: nieuwe methodes om die informatie te vergaren, nieuwe methodes om de betrouwbaarheid van die informatie te toetsen, nieuwe kennis over de betekenis van de vergaarde informatie, actuele kennis over welke actie het logische gevolg daarvan is.
Juist in tijden van grote onzekerheid op alle niveaus van de samenleving, onzekerheid voor zowel openbaar bestuur als bedrijfsleven en onzekerheid in zowel de nationale als de internationale verhoudingen speelt het vergaren en publiekelijk delen van relevante, actuele en betrouwbare informatie over de werkelijkheid een doorslaggevende rol. Omdat het kan helpen bij het terugdringen van de onzekerheid. Omdat het kan helpen te legitimeren.
Daarom is in deze tijd de invulling van de grondwettelijke informatieplicht van kabinet aan parlement van meer dan gewone betekenis. De kwaliteit van de democratische controle hangt één-op-één samen met de kwaliteit waarmee het kabinet gestalte geeft aan haar informatieplicht. En hangt dus ook één-op-één samen met de invulling die het parlement van het kabinet vraagt. Het is niet voor niets dat met de invoering van de ministeriele verantwoordelijkheid in 1848 gelijktijdig het grondwettelijk recht op informatie, het enquêterecht, en het recht tot amendering werden geïntroduceerd. Hiermee ontstond een permanent machtsevenwicht tussen kabinet en controlerende volksvertegenwoordiging. En het is niet voor niets dat de grondwetgever in 1986 een actieve interpretatie heeft toegevoegd aan het passief geformuleerde artikel 68 en de wetgever in 2002 bij de dualisering van het gemeentebestuur deze interpretatie heeft vastgelegd in de nieuwe Gemeentewet (art. 169 en 180).
De behoefte aan informatie is de constante, de vorm is dat niet. Juist op het terrein van die vorm kan het kabinet een reuzensprong voorwaarts maken door resoluut te kiezen voor de mogelijkheden van de digitale snelweg en daarmee niet alleen het parlement maar ook de samenleving direct van informatie te voorzien.
Nu is het moment
De grote decentralisatie operaties zullen leiden tot centralisatie van zorgaanbod zowel bij gemeentebesturen als bij onderwijsbesturen en bij besturen van zelfstandige organisaties in het sociaal domein van werkvoorziening en arbeid.
Deze operaties omvatten veel meer dan alleen het verlegging van de geldstromen van rijk naar gemeentebesturen en organisatiebesturen. Het vraagt om een geheel nieuw arrangement van bevoegdheden en dus ook om een nieuw ontwerp van de informatievoorziening ten behoeve van het lokale niveau van college en gemeenteraad en de andere besturen alsook ten behoeve van het rijk. De nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling moet zich ook vertalen in een nieuwe aanpak van de onderlinge informatievoorziening.
De Algemene Rekenkamer pleit er daarbij voor «los te laten» en de gemeentes c.a. ruime vrijheden te geven binnen nationale ambities op hoofdlijnen. Voorop moet vooral staan wat het rijk kan doen om de uitvoering van de nieuwe taken zo goed mogelijk op te zetten in het belang van de burgers (in welke kwaliteit dan ook) in kwestie. Op lokaal niveau en bij de andere besturen moeten de checks & balances op orde zijn. Na decentralisatie ontstaat daar een nieuwe werkelijkheid. Daarover moet vervolgens informatie terugkomen, zodat kabinet en parlement de vinger aan de pols kunnen houden. Ook dat vraagt dus een geheel nieuw arrangement en ontwerp van de informatievoorziening richting kabinet en tussen kabinet en parlement.
De grote verantwoordelijkheid die gelegd wordt bij de uitvoeringsorganisaties om én te blijven leveren én te bezuinigingen vergt informatie die de waarheid vertelt over hun werkelijkheid en dus over de werkelijkheid van wat zij nog wel en niet meer kunnen doen.
De cumulatieve waarde van de opeenvolgende financiële akkoorden sinds 2010 telt op tot ongeveer € 46 miljard in 2017. Zonder enige twijfel een krachttoer die stap voor stap gevolgd moet kunnen worden aan de hand van relevante, actuele en betrouwbare indicatoren. Niet alleen voor onszelf, maar ook omdat Europa over onze schouder meekijkt en eigen eisen stelt aan het Nederlandse begrotingsbeleid.
Meer dan speciale aandacht is daarbij nodig voor de ontwikkelingen van de zorgkosten. Gelukkig laat de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ons in haar reactie weten goede informatievoorziening en transparante verantwoording van de zorguitgaven te zien als een speerpunt van haar beleid in deze kabinetsperiode. Informatie is cruciaal, het is het begin en het einde om te komen tot de noodzakelijke uitgavenbeheersing. Ook in 2012 bleven de zorguitgaven niet binnen het budgettair kader. De overschrijding met een kleine 1 miljard euro moest dus ook dit jaar uit andere uitgavenkaders gedekt worden.
Nu is het moment om al deze grote stappen te begeleiden met een open en transparant informatie arrangement, dat slim en slank gebruik maakt van de digitale snelweg.
Het open delen van actuele informatie versterkt betrokkenheid van velen, versterkt de kansen op zinvolle correcties en versterkt daarmee de democratie en het draagvlak voor ingrijpende beslissingen. Omdat velen zich dan niet overvallen hoeven te voelen, het dan beter hebben kunnen zien aankomen als een onvermijdelijke consequentie van informatie die de waarheid over de werkelijkheid vertelt.
drs. Saskia J. Stuiveling
drs. Kees Vendrik
drs. Arno Visser
7 mei 2013