Base description which applies to whole site

4.6.2 Vorming Auditdienst Rijk (ADR)

De Auditdienst Rijk bestaat bijna vier jaar en is de interne auditdienst die over de volle breedte van de rijksdienst werkzaam is. Eind 2015 is de evaluatie van de Auditdienst Rijk gestart en inmiddels zijn de resultaten hiervan bekend. In 2016 wordt bekeken wat de gevolgen hiervan zijn.

Bijlage 1: Rijksrekening van uitgaven en ontvangsten

Op grond van artikel 61, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 neemt de Minister van Financiën in het Financieel Jaarverslag van het Rijk de rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk op. Deze rekening, de Rijksrekening genoemd, is het overzicht op het totaalniveau van de rijksbegroting van alle uitgaven en ontvangsten van de rijksdienst in een jaar die binnen begrotingsverband zijn gerealiseerd.

Met ingang van dit jaar is de opzet van de Rijksrekening gewijzigd ten opzichte van de Rijksrekeningen over voorgaande jaren. De Rijksrekening 2015 is aangevuld met een aantal tabellen. In de voorgaande jaren bestond de Rijksrekening uit slechts twee tabellen, één voor de (kas)uitgaven en één voor de (kas)ontvangsten van de ministeries en de begrotingsfondsen. Die opzet gaf een onvolledig totaalbeeld. Zo bleven alle verplichtingen, die in de jaarverslagen van de rijksdienst worden verantwoord, in de Rijksrekening buiten beeld. Dat gold ook voor de lasten en baten van de baten-lastenagentschappen. Uitgaven en ontvangsten van baten-lastenagentschappen worden op grond van het baten-lastenstelsel in de jaarverslagen verantwoord; dus niet de kasuitgaven en kasontvangsten, maar de lasten en de baten. Verder geldt voor de rentekosten en rentebaten van Nationale Schuld het transactiestelsel. Dus niet de kasuitgaven en kasontvangsten aan rente worden in dat jaarverslag verantwoord, maar de rentekosten en rentebaten. Deze zijn in 2015 in de Rijksrekening opgenomen in een afzonderlijke tabel.

De gewijzigde opzet van de Rijksrekening, zoals die hieronder is opgenomen, houdt met de verschillende begrotingsstelsels die gelden, rekening.

In het wetsvoorstel Comptabiliteitswet 2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 426), dat thans bij de Tweede Kamer ligt, wordt ook van deze nieuwe opzet uitgegaan (memorie van toelichting bij artikel 2.34, derde lid; Financieel jaarverslag van het Rijk).

In de onderstaande tabellen worden de verschillen in de verschillenkolom niet toegelicht. Voor die toelichtingen wordt verwezen naar de betrokken jaarverslagen.

Tabel 1.1 Verplichtingen 2015 van de departementale en niet departementale begrotingen (x € 1.000)
 

Onderdeel

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil

I

Koning

40.085

41.021

936

IIA

Staten-Generaal

136.937

140.538

3.601

IIB

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

113.808

117.242

3.434

III

Algemene Zaken

62.845

54.362

– 8.483

IV

Koninkrijksrelaties

92.791

206.189

113.398

V

Buitenlandse Zaken

9.041.188

10.079.647

1.038.459

VI

Veiligheid en Justitie

11.421.856

12.830.861

1.409.005

VII

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

633.207

916.633

283.426

VIII

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

36.139.589

37.009.651

870.062

IXA

Nationale Schuld1

46.086.602

58.732.256

12.645.654

IXB

Financiën

17.357.622

10.102.535

– 7.255.087

X

Defensie

8.147.966

9.053.101

905.135

XII

Infrastructuur en Milieu

9.194.464

7.656.427

– 1.538.037

XIII

Economische Zaken

8.721.305

10.463.253

1.741.948

XV

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

32.349.692

25.728.410

– 6.621.282

XVI

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

14.461.755

23.434.083

8.972.328

XVII

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

2.743.106

4.114.379

1.371.273

XVIII

Wonen en Rijksdienst

3.792.551

4.245.300

452.749

A

Infrastructuurfonds

5.206.259

6.894.184

1.687.925

B

Gemeentefonds

27.312.721

27.285.893

– 26.828

C

Provinciefonds

952.181

1.114.507

162.326

F

Diergezondheidsfonds

21.860

33.114

11.254

H

BES-fonds

31.938

46.939

15.001

J

Deltafonds

1.501.651

826.580

– 675.071

         
 

Totalen

235.563.979

251.127.105

15.563.126

1

Van de Nationale schuld zijn in dit overzicht de verplichtingen opgenomen, exclusief de renteverplichtingen. Voor de renteuitgaven, die op transactiebasis worden verantwoord, zie tabel 1.4.

Tabel 1.2 Kasuitgaven 2015 van de departementale en niet departementale begrotingen (x € 1.000)
 

Onderdeel

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil

I

Koning

40.085

41.021

936

IIA

Staten-Generaal

136.937

141.167

4.230

IIB

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

113.808

117.264

3.456

III

Algemene Zaken

62.845

60.588

– 2.257

IV

Koninkrijksrelaties

261.908

409.890

147.982

V

Buitenlandse Zaken

7.874.490

10.231.532

2.357.042

VI

Veiligheid en Justitie

11.437.413

12.718.106

1.280.693

VII

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

634.126

798.378

164.252

VIII

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

36.032.123

36.349.739

317.616

IXA

Nationale Schuld1

46.086.602

58.732.256

12.645.654

IXB

Financiën

6.922.713

7.932.339

1.009.626

X

Defensie

8.000.363

7.815.843

– 184.520

XII

Infrastructuur en Milieu

9.235.473

8.702.566

– 532.907

XIII

Economische Zaken

4.932.315

4.807.124

– 125.191

XV

Sociale Zaken en Werk- gelegenheid

32.421.680

31.329.754

– 1.091.926

XVI

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

14.585.866

15.328.723

742.857

XVII

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

2.475.165

2.902.664

427.499

XVIII

Wonen en Rijksdienst

3.603.059

4.265.693

662.634

A

Infrastructuurfonds

6.163.077

5.718.451

– 444.626

B

Gemeentefonds

27.312.721

27.267.184

– 45.537

C

Provinciefonds

952.181

1.114.540

162.359

F

Diergezondheidsfonds

21.860

33.114

11.254

H

BES-fonds

31.938

46.586

14.648

J

Deltafonds

1.374.587

1.165.467

– 209.120

         
 

Totalen

220.713.335

238.029.989

17.316.654

1

Van de Nationale schuld zijn in dit overzicht de kasuitgaven opgenomen, exclusief de renteuitgaven. Voor de renteuitgaven, die op transactiebasis worden verantwoord, zie tabel 1.4.

Tabel 1.3 Kasontvangsten 2015 van de departementale en niet departementale begrotingen (x € 1.000)
 

Onderdeel

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil

I

Koning

0

58

58

IIA

Staten-Generaal

5.154

6.109

955

IIB

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

5.695

6.826

1.131

III

Algemene Zaken

6.633

6.732

99

IV

Koninkrijksrelaties

39.475

55.781

16.306

V

Buitenlandse Zaken

476.598

812.522

335.924

VI

Veiligheid en Justitie

1.424.236

1.377.081

– 47.155

VII

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

757.353

884.150

126.797

VIII

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

1.256.715

1.301.664

44.949

IXA

Nationale Schuld1

56.436.300

63.077.795

6.641.495

IXB

Financiën

121.575.790

127.884.760

6.308.970

X

Defensie

323.062

434.967

111.905

XII

Infrastructuur en Milieu

241.151

305.710

64.559

XIII

Economische Zaken

10.170.057

7.361.085

– 2.808.972

XV

Sociale Zaken en Werkgelegenheid

1.685.276

1.898.957

213.681

XVI

Volksgezondheid, Welzijn en Sport

82.658

1.011.248

928.590

XVII

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

86.809

103.549

16.740

XVIII

Wonen en Rijksdienst

621.448

973.735

352.287

A

Infrastructuurfonds

6.163.077

5.901.892

– 261.185

B

Gemeentefonds

27.312.721

27.267.184

– 45.537

C

Provinciefonds

952.181

1.114.540

162.359

F

Diergezondheidsfonds

21.860

27.410

5.550

H

BES-fonds

31.938

46.586

14.648

J

Deltafonds

1.374.587

1.262.792

– 111.795

         
 

Totalen

231.050.774

243.123.133

12.072.359

1

Van de Nationale schuld zijn in dit overzicht de kasontvangsten opgenomen, exclusief de renteontvangsten. Voor de renteontvangsten, die op transactiebasis worden verantwoord, zie tabel 1.5.

Het gerealiseerde saldo van de kasuitgaven en de kasontvangsten over 2015, zoals dat uit de tabellen 1.2 en 1.3 blijkt – het verschil tussen € 238,0 miljard en € 243,1 miljard, zijnde een positief verschil (overschot) van € 5,1 miljard – heeft geen directe relatie met het gerealiseerde EMU-saldo 2015 van het Rijk. De saldoberekeningen van beide opstellingen verschillen daartoe teveel van elkaar. Een belangrijk verschil vormen de uitgaven en ontvangsten van Nationale Schuld (IXA) die betrekking hebben op de financieringstransacties (de aflossingen en de aangetrokken leningen in verband met de tekortfinanciering en de herfinanciering). Deze zijn wel in de tabellen 1.2. en 1.3. meegenomen, maar tellen niet mee in de berekening van het EMU-saldo. Ook wordt het EMU-saldo opgesteld op transactiebasis, terwijl de hier gepresenteerde opstelling op kasbasis is. Het Europese Stelsel van Rekeningen (ESR) 2010 schrijft voor welke uitgaven en ontvangsten als relevant voor het EMU-saldo worden aangemerkt.

Tabel 1.4 Rentekosten 2015 (op transactiebasis) van de begroting Nationale Schuld (x € 1.000)
 

Onderdeel

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil

IXA

Nationale Schuld

8.745.985

8.251.657

– 494.328

         
 

Totalen

8.745.985

8.251.657

– 494.328

Tabel 1.5 Rentebaten 2015 (op transactiebasis) van de begroting Nationale schuld (x € 1.000)
 

Onderdeel

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil

IXA

Nationale Schuld

1.659.875

1.416.117

– 243.758

         
 

Totalen

1.659.875

1.416.117

– 243.758

Tabel 1.6 Lasten 2015 van de baten-lastenagentschappen (x € 1.000)
 

Onderdeel

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil

AZ

Dienst Publiek en Communicatie

79.520

89.506

9.986

BZK

Rijksdienst voor Identiteitsgegevens

100.624

151.825

51.201

DEF

Defensie Telematica Organisatie

254.722

306.414

51.692

DEF

Paresto

71.306

72.847

1.541

EZ

Agentschap Telecom

33.243

33.617

374

EZ

Dienst ICT Uitvoering

165.200

239.964

74.764

EZ

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

288.584

324.671

36.087

EZ

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

441.733

485.985

44.252

EZ

Dienst Landelijk Gebied

68.721

16.272

– 52.449

I&M

Nederlandse Emissieautoriteit

7.233

7.706

473

I&M

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

63.993

66.402

2.409

I&M

Rijkswaterstaat

2.288.240

2.469.142

180.902

I&M

Inspectie Leefomgeving en Transport

140.208

146.089

5.881

OCW

Dienst Uitvoering Onderwijs

263.983

313.024

49.041

OCW

Nationaal Archief

43.238

34.726

– 8.512

SZW

Agentschap SZW

22.158

16.779

– 5.379

V&J

Dienst Justis

29.544

34.727

5.183

V&J

Immigratie- en naturalisatiedienst

332.363

404.487

72.124

V&J

Centraal Justitieel Incassobureau

126.411

122.570

– 3.841

V&J

Nederlandse Forensisch Instituut

73.853

84.201

10.348

V&J

Dienst Justitiële Inrichtingen

2.292.828

2.253.879

– 38.949

VWS

Agentschap College ter Beoordeling Geneesmiddelen

40.000

41.556

1.556

VWS

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

323.456

331.213

7.757

VWS

Centrum Informatiepunt Beroepen in Gezondheidszorg

43.930

48.995

5.065

W&R

SSC-ICT Haaglanden

178.000

226.200

48.200

W&R

Logius

104.132

144.330

40.198

W&R

Uitvoeringsorganistie bedrijfsvoering Rijk

113.977

136.767

22.790

W&R

P-Direkt

71.533

77.120

5.587

W&R

FM Haaglanden

114.863

117.009

2.146

W&R

Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf

33.860

23.829

– 10.031

W&R

Dienst Huurcommissie

11.642

15.247

3.605

W&R

Rijksgebouwendienst

1.226.198

1.204.796

– 21.402

W&R

Dienst Vastgoed Defensie

200.455

198.513

– 1.942

         
 

Totalen

9.649.751

10.240.408

590.657

Tabel 1.7 Baten 2015 van de baten-lastenagentschappen (x € 1.000)
 

Onderdeel

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil

AZ

Dienst Publiek en Communicatie

79.520

90.285

10.765

BZK

Rijksdienst voor Identiteitsgegevens

100.624

152.748

52.124

DEF

Defensie Telematica Organisatie

254.722

301.621

46.899

DEF

Paresto

71.306

72.445

1.139

EZ

Agentschap Telecom

31.813

35.406

3.593

EZ

Dienst ICT Uitvoering

165.200

240.223

75.023

EZ

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

286.407

313.949

27.542

EZ

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

441.733

484.176

42.443

EZ

Dienst Landelijk Gebied

68.721

14.165

– 54.556

I&M

Nederlandse Emissieautoriteit

7.233

7.641

408

I&M

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

63.993

66.742

2.749

I&M

Rijkswaterstaat

2.297.240

2.470.477

173.237

I&M

Inspectie Leefomgeving en Transport

140.208

147.615

7.407

OCW

Dienst Uitvoering Onderwijs

263.983

313.222

49.239

OCW

Nationaal Archief

43.238

34.785

– 8.453

SZW

Agentschap SZW

22.158

16.543

– 5.615

V&J

Dienst Justis

29.544

37.126

7.582

V&J

Immigratie- en naturalisatiedienst

332.363

409.245

76.882

V&J

Centraal Justitieel Incassobureau

126.411

124.499

– 1.912

V&J

Nederlandse Forensisch Instituut

73.853

80.930

7.077

V&J

Dienst Justitiële Inrichtingen

2.258.728

2.315.360

56.632

VWS

Agentschap College ter Beoordeling Geneesmiddelen

40.000

46.749

6.749

VWS

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

323.456

336.838

13.382

VWS

Centrum Informatiepunt Beroepen in Gezondheidszorg

43.930

49.132

5.202

W&R

SSC-ICT Haaglanden

178.000

221.495

43.495

W&R

Logius

104.132

145.963

41.831

W&R

Uitvoeringsorganistie bedrijfsvoering Rijk

113.977

135.998

22.021

W&R

P-Direkt

71.533

76.427

4.894

W&R

FM Haaglanden

114.863

124.695

9.832

W&R

Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf

34.030

26.749

– 7.281

W&R

Dienst Huurcommissie

11.642

15.274

3.632

W&R

Rijksgebouwendienst

1.260.440

1.219.543

– 40.897

W&R

Dienst Vastgoed Defensie

200.455

194.382

– 6.073

         
 

Totalen

9.655.456

10.322.448

666.992

Tabel 1.8 Kapitaaluitgaven 2015 van de baten-lastenagentschappen (x € 1.000)
 

Onderdeel

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil

AZ

Dienst Publiek en Communicatie

0

301

301

BZK

Rijksdienst voor Identiteitsgegevens

– 5.800

– 4.443

1.357

DEF

Defensie Telematica Organisatie

25.000

37.148

12.148

DEF

Paresto

365

2.170

1.805

EZ

Agentschap Telecom

6.992

1.254

– 5.738

EZ

Dienst ICT Uitvoering

28.000

34.001

6.001

EZ

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

40.260

27.098

– 13.162

EZ

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

12.844

46.416

33.572

EZ

Dienst Landelijk Gebied

0

23.000

23.000

I&M

Nederlandse Emissieautoriteit

1.310

2.229

919

I&M

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

8.158

2.918

– 5.240

I&M

Rijkswaterstaat

90.500

65.867

– 24.633

I&M

Inspectie Leefomgeving en Transport

2.000

923

– 1.077

OCW

Dienst Uitvoering Onderwijs

– 6.314

– 11.867

– 5.553

OCW

Nationaal Archief

– 3.410

– 1.913

1.497

SZW

Agentschap SZW

750

1.283

533

V&J

Dienst Justis

0

613

613

V&J

Immigratie- en naturalisatiedienst

30.412

29.934

– 478

V&J

Centraal Justitieel Incassobureau

12.122

12.296

174

V&J

Nederlandse Forensisch Instituut

8.564

7.003

– 1.561

V&J

Dienst Justitiële Inrichtingen

55.805

56.430

625

VWS

Agentschap College ter Beoordeling Geneesmiddelen

– 500

– 111

389

VWS

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

– 14.360

– 10.955

3.405

VWS

Centrum Informatiepunt Beroepen in Gezondheidszorg

– 5.200

– 9.421

– 4.221

W&R

SSC-ICT Haaglanden

58.000

56.933

– 1.067

W&R

Logius

9.000

2.802

– 6.198

W&R

Uitvoeringsorganistie bedrijfsvoering Rijk

3.100

2.331

– 769

W&R

P-Direkt

24.650

16.982

– 7.668

W&R

FM Haaglanden

17.413

17.250

– 163

W&R

Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf

88.256

23.102

– 65.154

W&R

Dienst Huurcommissie

1.716

696

– 1.020

W&R

Rijksgebouwendienst

872.223

563.652

– 308.571

W&R

Dienst Vastgoed Defensie

16.704

0

– 16.704

         
 

Totalen

1.378.560

995.922

– 382.638

Tabel 1.9 Kapitaalontvangsten 2015 van de baten-lastenagentschappen (x € 1.000)
 

Onderdeel

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil

AZ

Dienst Publiek en Communicatie

0

0

0

BZK

Rijksdienst voor Identiteitsgegevens

3.000

0

– 3.000

DEF

Defensie Telematica Organisatie

11.000

28.198

17.198

DEF

Paresto

0

0

0

EZ

Agentschap Telecom

6.300

0

– 6.300

EZ

Dienst ICT Uitvoering

14.000

27.910

13.910

EZ

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

17.550

31.816

14.266

EZ

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

0

46.092

46.092

EZ

Dienst Landelijk Gebied

0

0

0

I&M

Nederlandse Emissieautoriteit

700

700

0

I&M

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

4.100

1.943

– 2.157

I&M

Rijkswaterstaat

57.800

26.234

– 31.566

I&M

Inspectie Leefomgeving en Transport

0

161

161

OCW

Dienst Uitvoering Onderwijs

0

0

0

OCW

Nationaal Archief

0

0

0

SZW

Agentschap SZW

0

0

0

V&J

Dienst Justis

0

12

12

V&J

Immigratie- en naturalisatiedienst

10.200

14.000

3.800

V&J

Centraal Justitieel Incassobureau

2.750

11.738

8.988

V&J

Nederlandse Forensisch Instituut

4.495

3.030

– 1.465

V&J

Dienst Justitiële Inrichtingen

32.500

89.225

56.725

VWS

Agentschap College ter Beoordeling Geneesmiddelen

0

0

0

VWS

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

12.000

4

– 11.996

VWS

Centrum Informatiepunt Beroepen in Gezondheidszorg

5.000

0

– 5.000

W&R

SSC-ICT Haaglanden

30.000

35.503

5.503

W&R

Logius

6.000

1.350

– 4.650

W&R

Uitvoeringsorganistie bedrijfsvoering Rijk

2.000

5.840

3.840

W&R

P-Direkt

11.000

0

– 11.000

W&R

FM Haaglanden

12.500

11.604

– 896

W&R

Rijksvastgoed- en Ontwikkelingsbedrijf

87.824

20.398

– 67.426

W&R

Dienst Huurcommissie

0

0

0

W&R

Rijksgebouwendienst

474.000

260.211

– 213.789

W&R

Dienst Vastgoed Defensie

12.564

0

– 12.564

         
 

Totalen

817.283

615.969

– 201.314

Tabel 1.10 Verplichtingen, kasuitgaven en kasontvangsten 2015 van de verplichtingen-kasagentschappen (x € 1.000)
 

Onderdeel

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil

In 2015 waren er geen verplichtingen-kasagentschappen.

   

Bijlage 2: Saldibalans van het Rijk

SALDIBALANS VAN HET RIJK PER 31 DECEMBER 2015

DEBET

       

CREDIT

OMSCHRIJVING

€ mln.

 

OMSCHRIJVING

€ mln.

1

Uitgaven ten laste van de begroting 2015

246.282

 

12

Ontvangsten ten gunste van de begroting 2015

244.539

             

2

Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)

14.494

 

13

Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)

36.102

             

3

Liquide Middelen

276

 

14

Saldi begrotingsfondsen

5

             

4

Saldo geldelijk beheer van het Rijk

22.684

 

15

Saldi begrotingsreserves

3.089

 

Totaal intra-comptabele posten

283.736

   

Totaal intra-comptabele posten

283.736

5

Openstaande rechten

20.428

 

16

Tegenrekening openstaande rechten

20.428

             

6

Extra-comptabele vorderingen op derden

53.446

 

17

Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

53.446

             

7

Tegenrekening extra-comptabele schulden

342.808

 

18

Extra-comptabele schulden aan derden

342.808

             

8

Voorschotten

128.113

 

19

Tegenrekening voorschotten

128.113

             

9

Tegenrekening openstaande verplichtingen

97.281

 

20

Openstaande verplichtingen

97.281

             

10

Deelnemingen

50.860

 

21

Tegenrekening deelnemingen

50.860

             

11

Tegenrekening garanties

204.557

 

22

Garanties

204.557

 

Totaal extra-comptabele posten

897.492

   

Totaal extra-comptabele posten

897.492

 

TOTAAL-GENERAAL

1.181.228

   

TOTAAL-GENERAAL

1.181.228

Toelichting op de saldibalans van het Rijk.

De saldibalans van het Rijk is een optelling van de goedgekeurde saldibalansen van de afzonderlijke begrotingshoofdstukken, die geconsolideerd wordt met de saldibalans van de centrale administratie van ’s Rijks Schatkist. Door het optellen van de afzonderlijke saldibalansen komen ook onderlinge schuldverhoudingen tussen begrotingshoofdstukken tot uiting in de saldibalans van het Rijk. Voor een nadere toelichting op de cijfers wordt verwezen naar de jaarverslagen van de ministeries of de begrotingsfondsen.

Ad 1) Uitgaven ten laste van de begroting

Onder de post uitgaven ten laste van de begroting worden de gerealiseerde uitgaven van het betreffende begrotingsjaar opgenomen van alle ministeries en begrotingsfondsen.

Ad 2) Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)

Onder uitgaven buiten begrotingsverband worden de uitgaven geboekt die in een later jaar met een ander onderdeel van het Rijk dan wel met een derde worden verrekend. Onder deze post staan alleen de vorderingen waarvan wordt verwacht dat binnen een afzienbare termijn verrekening zal plaatsvinden.

Ad 3) Liquide middelen

De totaalstand van de liquide middelen bestaat uit het saldo bij de banken en de contante gelden.

Ad 4) Saldo geldelijk beheer van het Rijk

De post saldo geldelijk beheer van het Rijk bevat de door Financiën overgenomen uitgaven en ontvangsten binnen begrotingsverband van afgesloten begrotingsjaren. De definitieve afsluiting van een begrotingsjaar vindt plaats nadat de Staten-Generaal de Slotwet hebben aangenomen. Nadat de Staten-Generaal de Slotwet hebben aangenomen worden de eindbedragen voor de uitgaven en ontvangsten die betrekking hebben op het afgesloten begrotingsjaar overgeboekt op de post saldo geldelijk beheer van het Rijk. Het saldo geldelijk beheer is hiermee een meerjarige optelling van alle door het parlement goedgekeurde uitgaven en ontvangsten van het rijk tot en met het laatst afgesloten boekjaar.

Ad 5 en 16) Openstaande rechten

Onder openstaande rechten wordt verstaan: vorderingen die niet voortvloeien uit met derden te verrekenen begrotingsuitgaven, maar op andere wijze ontstaan. Rechten kunnen ontstaan doordat conform wettelijke regelingen vastgestelde aanslagen aan derden worden opgelegd (bijvoorbeeld belastingen, college- en schoolgelden) of op grond van doorberekening van de kosten van verleende diensten of geleverde goederen. Rechten zijn een voorfase van de ontvangsten.

Ad 6 en 17) Extra-comptabele vorderingen op derden

Extra-comptabele vorderingen zijn vorderingen die zijn voortgevloeid uit uitgaven ten laste van de begroting. Het gaat dan om reeds verrichte uitgaven welke binnen begrotingsverband zijn geboekt en waarvoor op termijn nog een verrekening met derden dan wel met een ander onderdeel van het Rijk zal plaatsvinden. Tevens zijn hierin begrepen uitgaven die in eerste instantie op derdenrekeningen zijn geboekt, maar waarvan de verrekening met derden dan wel een ander onderdeel van het Rijk niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden, terwijl verrekening wel mogelijk is.

Ad 7 en 18) Extra-comptabele schulden op derden

Extra-comptabele schulden zijn schulden die zijn voortgevloeid uit ontvangsten ten gunste van de begroting. Net als bij extra-comptabele vorderingen gaat het om reeds verrichte ontvangsten welke geboekt zijn binnen begrotingsverband en waarvoor nog op termijn een verrekening plaats zal vinden. Ook uitgegeven leningen worden onder de post extra-comptabele schulden opgenomen.

Ad 8 en 19) Voorschotten

Onder de post voorschotten worden de bedragen opgenomen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op een later definitief vast te stellen c.q. af te rekenen bedrag.

Ad 9 en 20) Openstaande verplichtingen

De post openstaande verplichtingen vormt een saldo van aangegane verplichtingen en hierop verrichte betalingen. Het saldo heeft zowel betrekking op de binnen als buiten begrotingsverband geboekte verplichtingen.

Ad 10 en 21) Deelnemingen

Onder de post deelnemingen worden alle deelnemingen in besloten en naamloze vennootschappen en internationale instellingen opgenomen. De waardering van de deelnemingen geschiedt op basis van de oorspronkelijke aankoopprijs. In enkele gevallen geschiedt de waardering tegen de nominale waarde van het aandeel in het gestort en opgevraagd kapitaal.

Ad 11 en 22) Garanties

Onder de post garanties worden de bedragen opgenomen die de hoofdsommen vormen van de garanties. Een afgegeven garantie wordt gezien als een verplichting en moet ook op dezelfde manier in de administratie worden verwerkt. Er is dus geen verschil in de registratie van garantieverplichtingen en andersoortige verplichtingen. Een verschil tussen een garantie en een andere verplichting is wel dat de hoofdsom van een garantie veelal niet of slechts gedeeltelijk tot uitbetaling zal leiden.

Ad 12) Ontvangsten ten gunste van de begroting

Onder de post ontvangsten ten gunste van de begroting worden de gerealiseerde ontvangsten van het betreffende begrotingsjaar opgenomen van alle ministeries en begrotingsfondsen.

Ad 13) Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)

Onder ontvangsten buiten begrotingsverband worden de ontvangsten geboekt die in een later jaar met een ander onderdeel van het Rijk dan wel met een derde worden verrekend.

Ad 14) Saldi begrotingsfondsen

Onder saldi begrotingsfondsen worden de voordelige beginsaldi van het betreffende begrotingsjaar opgenomen. Het betreft de voordelige beginsaldi van het Diergezondheidsfonds en Infrastructuurfonds en het nadelige beginsaldo van het Deltafonds.

Ad 15) Saldi begrotingsreserve

Onder de saldi begrotingsreserve worden de interne reserves van de ministeries opgenomen. Het gaat hier om de volgende reserves:

  • Museaal Aankoopfonds en de risicopremie garantstelling (OCW);

  • Diverse Economische Zaken;

  • Export kredietverzekeringen (Financiën);

  • SENO faciliteit (Financiën);

  • Garantstelling EON (Financiën);

  • Nationale Hypotheekgarantie (Wonen en Rijksdienst);

  • Asiel (V&J);

  • Fonds opkomende markten (FOM) (Buitenlandse Zaken);

  • Finance for international business (FIB) (Buitenlandse Zaken).

Bijlage 3: Overheidsbalans

Tabel 3.1 Overheidsbalans (in miljarden euro’s)1
     

2011

2012

2013

2014

Activa

820

864

834

811

 

Niet-financiële activa

596

618

594

561

   

Vaste activa

391

398

403

404

   

Olie- en gasreserves

157

175

152

117

   

Grond

49

44

39

40

 

Financiële activa

224

246

239

250

   

Aandelen en overige deelnemingen

83

94

92

91

   

Leningen

49

58

68

68

   

Handelskredieten, transitorische posten

46

46

45

46

   

Schuldbewijzen

22

20

13

9

   

Chartaal geld en deposito’s

14

15

11

11

   

Financiële derivaten

9

13

10

24

             

Passiva

820

864

834

811

 

Financiële passiva

460

499

497

537

   

Schuldbewijzen

348

378

377

416

   

Leningen

83

94

92

92

   

Handelskredieten, transitorische posten

28

26

27

28

   

Deposito’s

1

1

1

1

 

Vermogenssaldo

360

365

337

273

   

Vermogenssaldo vorig jaar

366

360

365

337

   

Mutatie in vermogenssaldo

– 6

5

– 28

– 63

1

Bron: StatLine website CBS (2014 betreft voorlopige cijfers. 2013 betreft nader voorlopige cijfers). Op de StatLine website van het CBS is ook informatie te vinden over de waardering van de posten.

De overheidsbalans geeft de balans van de collectieve sector weer en biedt zo inzicht in het totaal van bezittingen, schulden en het vermogen van de centrale overheid, decentrale overheden en de sociale verzekeringsinstellingen als geheel. De bezittingen, de zogenoemde activa, bestaan uit financiële activa zoals uitgezette leningen en niet-financiële activa zoals wegen en gebouwen. De passivazijde van de balans bestaat uit de schulden en het vermogen.

De overheidsbalans is een foto van het nettovermogen van de overheid op een bepaalde datum. Toekomstige rechten en verplichtingen als toekomstige belastingopbrengsten en AOW-verplichtingen ontbreken.

Het Financieel Jaarverslag van het Rijk (FJR) bevatte tot en met de terugblik op 2012 een staatsbalans. Deze staatsbalans presenteerde voor de meeste jaren een negatief vermogen. De rijksoverheid gaat namelijk vaak schulden aan, maar de daaruit volgende bezittingen zijn voor een groot deel elders in de collectieve sector ondergebracht, zoals bij decentrale overheden, zelfstandige bestuursorganen en scholen. De staatsbalans gaf daarmee een onvolledig beeld van de positie van de overheid. In tegenstelling tot de staatsbalans laat de overheidsbalans wel een volledig beeld zien. In de overheidsbalans is te zien dat er tussen 2012 en 2014 een dalend positief vermogen is. Dat kan het gevolg zijn van een begrotingstekort en prijs- en volumeveranderingen op de balans.

Het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) heeft besloten jaarlijks een overheidsbalans te publiceren. Daardoor verdween de noodzaak van een staatsbalans en bevat het FJR nu een overheidsbalans.

Toelichting posten overheidsbalans

Activa

De activa, oftewel bezittingen, bestaan uit niet-financiële activa en financiële activa. De niet-financiële activa zijn objecten die een economische waarde hebben. In de praktijk komt dit neer op alle (niet financiële) objecten die verkocht kunnen worden.

In de schuldcijfers die elders in het FJR zijn opgenomen zijn de bezittingen niet verwerkt. De overheidsschuld is namelijk een brutoschuldbegrip. Dit betekent dat (financiële) bezittingen van de overheid – bijvoorbeeld de staatsdeelnemingen in Schiphol of de Nederlandse Spoorwegen – niet in mindering worden gebracht op de uitstaande schulden. De achterliggende reden voor het hanteren van een brutoschuldbegrip is dat het arbitrair is welke bezittingen wel en welke niet moeten worden meegeteld. Ook is het moeilijk om de exacte waarde van bezittingen op een eenduidige manier vast te stellen en bovendien zijn veel bezittingen niet of slecht liquide te maken.

De grootste niet-financiële post bestaat uit de vaste activa. Hierbinnen vormen de grond-, weg- en waterbouwkundige werken van Nederland veruit de grootste post. Een andere grote post zijn de olie- en gasreserves. Dit betreft zowel reserves die nog niet zijn gewonnen als gewonnen reserves die zijn opgeslagen. Deze reeks is in waarde gedaald door de lagere marktprijs voor gas waardoor de huidige gasreserves minder waard zijn.

De post financiële activa bestaat uit alle financiële bezittingen van de overheid. Het gaat bijvoorbeeld om aandelen van de overheid in ondernemingen en leningen aan financiële instellingen. Financiële derivaten springen in het oog door de sterke groei tussen 2011 en 2014. Deze post bestaat grotendeels uit renteswaps die de Nederlandse Staat gebruikt om het renterisico van het financieringsbeleid bij te sturen.

Passiva

De passivakant van een balans laat zien hoe de bezittingen zijn gefinancierd en hoe groot het vermogen is. De financiële passiva stijgen in 2012 en 2014 vooral door een stijging in schuldbewijzen. De stijging van schuldbewijzen in 2012 komt voornamelijk door de toename van obligaties die de overheid op de markt heeft gebracht. De stijging in 2014 is vooral te verklaren door de hogere marktwaarde van deze obligaties.

Het vermogen is het saldo van bezittingen (activa) en schulden (financiële passiva). Bij een positief vermogen zijn de bezittingen groter dan de schulden. In 2014 is er sprake van een positief vermogen van 273 miljard euro. Wel is het vermogen in dit jaar gedaald. Deze daling wordt vooral veroorzaakt door de eerder genoemde lagere olie- en gasreserves en stijging van schuldbewijzen aan de passivakant.

Bijlage 4: De belasting- en premieontvangsten in 2015

Tabel 4.1: De belasting- en premieontvangsten in 2015 op EMU-basis in miljoenen euro
 

Ontwerpbegroting Miljoenennota 2015

Realisatie FJR 2015

Verschil

1. Kostprijsverhogende belastingen

74.858

75.552

694

Invoerrechten

2.390

2.966

576

Omzetbelasting

44.736

44.879

144

Belasting op personenauto’s en motorrijwielen

1.335

1.462

127

Accijnzen

11.361

11.208

– 153

– wv Accijns van lichte olie

3.956

4.109

153

– wv Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3.831

3.757

– 74

– wv Tabaksaccijns

2.450

2.222

– 228

– wv Alcoholaccijns

324

314

– 10

– wv Bieraccijns

427

451

24

– wv Wijnaccijns

373

355

– 18

Belastingen van rechtsverkeer

3.813

4.147

335

– wv Overdrachtsbelasting

1.423

1.772

349

– wv Assurantiebelasting

2.389

2.375

– 14

Motorrijtuigenbelasting

3.934

3.973

39

Belastingen op een milieugrondslag

5.097

4.742

– 355

– wv Afvalstoffenbelasting

97

80

– 17

– wv Energiebelasting

4.636

4.205

– 431

– wv Waterbelasting

221

261

40

– wv Brandstoffenheffingen

142

195

53

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten

213

207

– 6

Belasting op zware motorrijtuigen

140

146

6

Verhuurderheffing

1.334

1.346

12

Bankbelasting

507

478

– 30

       

2. Belastingen op inkomen, winst en vermogen

71.585

72.128

543

Inkomstenbelasting

846

– 2.566

– 3.412

Loonbelasting

51.547

53.383

1.835

Dividendbelasting

2.643

3.115

473

Kansspelbelasting

515

475

– 40

Vennootschapsbelasting

14.389

16.107

1.718

Successierechten

1.644

1.614

– 31

       

3. Overige belastingontvangsten

186

211

25

– wv Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland

103

128

25

       

4. (=1+2+3) Totaal belastingen

146.629

147.891

1.262

       

5. Premies volksverzekeringen op EMU-basis

37.176

40.779

3.603

       

6. Premies werknemersverzekeringen (Op EMU-basis)

53.891

53.603

– 287

       

7. (= 4+5+6) Totaal belastingen en premies op EMU-basis

237.696

242.273

4.578

Tabel 4.2 De belasting- en premieontvangsten in 2015 op KAS-basis in miljoenen euro
 

Ontwerpbegroting Miljoenennota 2015

Realisatie FJR 2015

Verschil

1. Kostprijsverhogende belastingen

74.408

74.897

489

Invoerrechten

2.375

2.943

568

Omzetbelasting

44.328

44.144

– 183

Belasting op personenauto’s en motorrijwielen

1.336

1.368

32

Accijnzen

11.352

11.397

46

– wv Accijns van lichte olie

3.953

4.099

145

– wv Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie

3.825

3.754

– 71

– wv Tabaksaccijns

2.448

2.413

– 35

– wv Alcoholaccijns

326

324

– 2

– wv Bieraccijns

427

440

13

– wv Wijnaccijns

372

367

– 4

Belastingen van rechtsverkeer

3.798

4.165

366

– wv Overdrachtsbelasting

1.413

1.825

412

– wv Assurantiebelasting

2.385

2.339

– 46

Motorrijtuigenbelasting

3.923

3.974

51

Belastingen op een milieugrondslag

5.103

4.727

– 376

– wv Afvalstoffenbelasting

100

78

– 22

– wv Energiebelasting

4.618

4.184

– 435

– wv Waterbelasting

221

268

47

– wv Brandstoffenheffingen

164

198

35

Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten

213

207

– 6

Belasting op zware motorrijtuigen

139

148

9

Verhuurderheffing

1.333

1.345

12

Bankbelasting

507

478

– 30

       

2. Belastingen op inkomen, winst en vermogen

71.115

71.636

521

Inkomstenbelasting

846

– 2.566

– 3.412

Loonbelasting

51.079

52.898

1.819

Dividendbelasting

2.643

3.115

473

Kansspelbelasting

514

468

– 46

Vennootschapsbelasting

14.389

16.107

1.718

Successierechten

1.644

1.614

– 31

       

3. Overige belastingontvangsten

186

208

23

– wv Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland

103

128

25

       

4. (=1+2+3) Totaal belastingen

145.708

146.741

1.033

KTV Belastingen (aansluiting naar EMU-basis)

921

1.150

229

       

5. Premies volksverzekeringen op EMU-basis

37.687

41.235

3.548

KTV Premies VVZ (aansluiting naar EMU-basis)

– 511

– 456

54

       

6. Premies werknemersverzekeringen (Op EMU-basis)

53.891

53.603

– 287

       

7. (= 4+5+6+7) Totaal belastingen en premies op EMU-basis

237.696

242.273

4.578

Bijlage 5: Overzicht interventies financiële sector

Budgettair overzicht interventies kredietcrisis en Europa

Sinds het najaar van 2008 heeft het kabinet interventies gedaan om het financiële stelsel gezond te houden en bij te dragen aan het herstellen van de rust op de financiële markten. Vanaf 2010 heeft de overheid ook aan Europese faciliteiten bijgedragen, in het bijzonder door het verstrekken van garanties. Deze bijlage geeft middels een aantal tabellen een overzicht van de verschillende interventies.

Tabel 5.1 geeft de kasstromen en de garanties die met de interventies gepaard gaan en de vindplaatsen ervan in de begroting IX integraal weer. Daarnaast zijn de effecten van de maatregelen op achtereenvolgens: het EMU-saldo, de EMU-schuld en de staatsschuld per thema becijferd. De kolom «telling» geeft hierbij aan welke posten bij elkaar moeten worden opgeteld. Onderaan de tabel worden de totalen van alle maatregelen opgeteld.

Tabel 5.1 a Budgettair overzicht interventies kredietcrisis (in miljoenen euro)

#

Stand: FJR 2015

Telling

2008–2013

2014

2015

Bron

 

A. ABN AMRO, ASR en RFS

         
             

1

Aanschaf ABN AMRO Group – ASR Verzekeringen – RFS Holdings (incl. Z-share en residual N-share)

 

27.955

0

0

IX art.3

2

waarvan relevant voor het EMU saldo

 

3.088

   

CBS/Eurostat

3

IPO ABN AMRO Group N.V.

     

– 3.828

IX art.3

4

Overbruggingskrediet (voormalig) Fortis

 

3.750

– 200

– 1.650

IX art. 11

             

5

Renteontvangsten overbruggingskredieten (voormalig) Fortis

 

– 1.798

– 98

– 84

IX art. 11

6

Dividend ABN Amro Group

 

– 650

– 325

– 625

IX art.3

7

Dividend ASR Verzekeringen

 

– 159

– 99

– 139

IX art.3

8

Dividend RFS Holdings

 

– 6

0

0

IX art.3

9

Dividend financiële instellingen

 

0

0

0

IX art.3

10

Premieontvangsten capital relief instrument

 

– 193

0

0

IX art.3

11

Premieontvangsten counter indemnity

 

– 104

– 12

0

IX art.3

             
 

Verleende garanties

         

12

Capital Relief Instrument ABN-AMRO (CRI)

 

32.611

   

IX art.3

13

waarvan vervallen

 

– 32.611

   

IX art.3

14

Counter Indemnity ABN-AMRO

 

950

   

IX art.3

15

waarvan vervallen

   

– 950

 

IX art.3

             
 

Totale uitgaven minus ontvangsten

1, 3 t/m 11

28.795

– 734

– 6.326

 
 

Effect op EMU saldo

2, 5 t/m 10

– 178

534

848

 
 

Effect op EMU schuld

1, 3 t/m 11

28.692

– 734

– 6.326

 
 

Effect op staatsschuld

1, 3 t/m 11 *1

28.692

– 734

– 6.326

 
             
 

B. SNS Reaal

         
             

16

Kapitalisatie SNS Reaal Holding N.V.

 

300

0

 

IX art.3

17

Kapitalisatie SNS Reaal Bank N.V.

 

1.900

   

IX art.3

18

Aankoop SNS Bank N.V.

         

19

waarvan vordering SRH Holding N.V.

     

1.598

IX art.3

20

waarvan inbrenging overbruggingskrediet

     

1.100

IX art.3

21

Overbruggingskrediet

 

1.100

0

– 1.100

IX art.3

22

Kapitalisatie Propertize (vastgoedorganisatie)

 

500

0

0

IX art.3

             

23

Renteontvangsten overbruggingskrediet

 

– 7

– 21

– 12

IX art.3

24

Dividend SNS Reaal N.V.

 

0

0

0

IX art.3

25

Premieontvangsten garantie Propertize

 

0

– 2

– 9

IX art.3

26

Resolutieheffing

 

0

– 1.005

0

IX art.1

             
 

Verleende garanties

         

27

Garantieverlening Propertize

 

4.166

   

IX art.3

28

waarvan vervallen

   

– 566

– 977

IX art.3

             
 

Totale uitgaven minus ontvangsten

23 en 25

3.793

– 1.028

– 21

 
 

Effect op EMU saldo *2

23 en 25

– 1.123

1.028

21

 
 

Effect op EMU schuld *3

23, 25 en 28

7.848

– 1.594

– 998

 
 

Effect op staatsschuld

23 en 25

3.793

– 1.028

– 21

 
             
 

C. Kapitaalverstrekkingsfaciliteit (€ 20 mld.)

         
             

29

Verstrekt kapitaal ING

 

1.500

– 1.500

 

IX art.3

30

Verstrekt kapitaal Aegon

 

0

0

 

IX art.3

31

Verstrekt kapitaal SNS Reaal

 

565

0

 

IX art.3

 

waarvan afgeboekt

 

– 565

   

IX art.3

             

32

Couponrente ING

 

– 749

– 90

 

IX art.3

33

Couponrente Aegon

 

– 177

0

 

IX art.3

34

Couponrente SNS Reaal

 

– 38

0

 

IX art.3

35

Repurchase fee ING

 

– 2.032

– 660

 

IX art.3

36

Repurchase fee Aegon

 

– 910

0

 

IX art.3

37

Repurchase fee SNS Reaal

 

0

0

 

IX art.3

             
 

Totale uitgaven minus ontvangsten

29 t/m 37

– 1.841

– 2.250

0

 
 

Effect op EMU saldo

32

964

90

0

 
 

Effect op EMU schuld

29 t/m 37

– 1.841

– 2.250

0

 
 

Effect op staatsschuld

29 t/m 37

– 1.841

– 2.250

0

 
             
 

D. Back-up faciliteit ING

         
             

38

Meerjarenverplichting aan ING

 

2.722

– 2.722

 

IX art.3

39

Alt-A portefeuille

 

4.686

– 4.686

 

IX art.3

40

relevant voor de EMU schuld

 

2.722

– 2.722

 

CBS/Eurostat

             

41

Back-up faciliteit ING totaal:

 

0

– 1.455

 

IX art.3

a

waarvan funding fee (rente + aflossing)

 

18.942

2.778

 

IX art.3

b

waarvan management fee

 

204

0

 

IX art.3

c

waarvan portefeuille ontvangsten (rente + aflossing)

 

– 17.598

– 4.231

 

IX art.3

d

waarvan garantiefee

 

– 448

0

 

IX art.3

e

waarvan additionele garantiefee

 

– 479

0

 

IX art.3

f

waarvan additionele fee

 

– 228

– 1

 

IX art.3

g

waarvan verhandelbaarheidsfee

 

– 33

– 1

 

IX art.3

h

waarvan eenmalige uitkering

 

– 379

   

IX art.4

i

waarvan incidentele uitgave

 

19

   

IX art.3

             
 

Totale uitgaven minus ontvangsten

41

0

– 1.455

0

 
 

Effect op EMU saldo

41b, f eb g

57

2

0

 
 

Effect op EMU schuld

40

2.722

– 4.177

0

 
 

Effect op staatsschuld

41

0

– 1.455

0

 
 

E. Garantiefaciliteit bancaire leningen

         
             

42

Premieontvangsten garanties bancaire leningen

 

– 1.279

– 100

 

IX art.2

43

Schade-uitkeringen

 

0

0

 

IX art.2

             

44

Garanties bancaire leningen

 

50.275

   

IX art.2

45

waarvan vervallen

 

– 40.382

– 9.893

 

IX art.2

             
 

Totale uitgaven minus ontvangsten

42 en 43

– 1.279

– 100

0

 
 

Effect op EMU saldo

42 en 43

1.279

100

0

 
 

Effect op EMU schuld

42 en 43

– 1.279

– 100

0

 
 

Effect op staatsschuld

42 en 43

– 1.279

– 100

0

 
             
 

F. IJsland

         

46

Vordering op IJsland

 

721

– 562

– 159

IX art.2

47

Tussenrekening «recovery oude topping up»

 

60

46

0

IX art.2

             

48

Uitkeringen depositogarantiestelsel Icesave

 

1.428

0

0

IX art.2

49

Uitvoeringskosten IJslandse DGS door DNB

 

7

– 6

0

IX art.2

50

Renteontvangsten lening IJsland

 

0

0

0

IX art.2

51

Aflossing hoofdsom lening IJsland

 

– 811

– 617

0

IX art.2

52

Schikking Ijsland

     

– 58

IX art.2

             
 

Totale uitgaven minus ontvangsten

48 t/m 52

624

– 623

– 58

 
 

Effect op EMU saldo

49

– 7

6

49

 
 

Effect op EMU schuld

48 t/m 52

624

– 623

– 58

 
 

Effect op staatsschuld

48 t/m 52

624

– 623

– 58

 
             
 

Totaal maatregelen «kredietcrisis»:

         
 

Toerekenbare rentelasten

 

7.301

784

636

 
 

Effect op EMU saldo

 

– 5.009

1.760

918

 
 

Effect op EMU schuld

 

36.766

– 9.478

– 7.382

 
 

Effect op staatsschuld

 

29.989

– 6.190

– 6.405

 
  • 1. De conversie van de op de MCN lening opgebouwde rente (103 miljoen) telt wel mee in de uitgaven van 2010 maar niet in de staatsschuld.

  • 2. Het door Eurostat toegerekende effect van de herkapitalisatie van SNS Reaal Holding en SNS Bank van EUR 2.200 miljoen aan het EMU-saldo is EUR 1.130 miljoen.

  • 3. Het effect van de kapitaalinjectie van EUR 500 miljoen en de garantie op de funding fee van EUR 4.166 miljoen van Propertize telt in totaal voor EUR 4.666 miljoen mee in de EMU-schuld van 2013.

Tabel 5.1b Budgettair overzicht interventies eurocrisis (in miljoenen euro)

#

Stand per: FJR 2015

Telling

2008–2013

2014

2015

Bron

 

G. Griekenland

         

53

Vordering op Griekenland

 

3.198

0

0

IX art.4

             

54

Rente lening Griekenland

 

– 212

– 14

– 13

IX art.4

55

Rentevergoeding Griekenland (ANFA)

 

26

13

0

IX art.4

56

Teruggave winsten SMP

 

126

112

0

IX art.4

             

57

Verstrekt kapitaal EFSF

 

2

0

0

IX art.4

58

Verstrekt kapitaal ESM

 

3.658

915

0

IX art.4

             

59

Crisisgerelateerde winst DNB

 

– 905

– 754

– 552

IX art.3

60

waarvan relevant voor het EMU saldo

 

807

658

482

IX art.3

             
 

Garanties

         

61

Garantieplafond Nederland EFSF

 

49.640

0

0

IX art.4

 

effect verstrekte garantie op EMU schuld:

 

10.946

660

– 592

CBS/Eurostat

 

voor Ierland

 

1.122

0

0

CBS/Eurostat

 

voor Portugal

 

1.598

77

0

CBS/Eurostat

 

voor Griekenland

 

8.226

583

– 592

CBS/Eurostat

             

62

Garantieverlening Nl-aandeel ESM

 

35.445

0

0

IX art.4

63

Garantieverlening DNB i.v.m. ophoging middelen IMF

 

13.610

0

0

IX art.4

64

Garantieverlening DNB i.v.m. winstafdracht

 

5.700

0

0

IX art.3

65

Garantieverlening NL-aandeel EU-begroting

 

2.790

– 12

39

IX art.4

             
 

Totale uitgaven minus ontvangsten

53 t/m 59

5.893

272

– 565

 
 

Effect op EMU saldo

54 t/m 56 en 60

866

547

495

 
 

Effect op EMU schuld

53 t/m 59 en 61

16.839

932

– 1.157

 
 

Effect op staatsschuld

53 t/m 59

5.893

272

– 565

 
             
 

Totaal maatregelen «Europa»:

         
 

Toerekenbare rentelasten (saldorelevant)

 

351

138

108

 
 

Effect op EMU saldo

 

516

409

387

 
 

Effect op EMU schuld

 

16.840

932

– 1.157

 
 

Effect op staatsschuld

 

5.893

272

– 565

 

Balans interventies

In de onderstaande tabel zijn de bezittingen en schulden die vanwege de interventies (kredietcrisis en Europa) zijn ontstaan weergegeven. Balansonderdelen zijn hierbij opgenomen tegen historische aankoopprijs, conform de bepalingen van de RBV die van toepassing zijn op het onderliggende departementale jaarverslag IX. De bezittingen zijn grotendeels gefinancierd met staatsschuld (zichtbaar in tabel 5.1). Verder is er het cumulatief saldo van kosten en opbrengsten («het resultaat») dat een deel van de bezittingen financiert (vanuit tabel 5.3).

Tabel 5.2 Balans interventies (in miljoenen euro)

Bezittingen

ultimo 2015

Bron:

Schulden

ultimo 2015

Begroting

ABN AMRO, ASR en RFS

         
           

ABN AMRO (na IPO)

16.681

art. 3

staatsschuld

22.994

tabel 1

ASR

3.650

art. 3

cumulatief resultaat

2.873

tabel 3

RFS

2.642

art. 3

vordering SNS Reaal Holding op Staat

1.598

art. 3

Overbruggingskrediet ABN AMRO (voormalig Fortis)

1.900

art. 11

cumulatieve rente

9.318

tabel 3

SNS Reaal en Propertize

   

cumulatieve uitvoeringskosten

58

 
           

Kapitalisatie SNS Reaal Holding N.V.

300

art. 3

     

Kapitalisatie SNS Reaal Bank N.V.

1.900

art. 3

     

Overbruggingskrediet

0

art. 3

     

Aankoop SNS Bank N.V.

1.598

art. 3

     

Propertize

500

art. 3

     
           

IJsland

         
           

lening (incl rente)

0

art. 2

     
           

Griekenland

         
           

lening

3.198

art. 4

     
           

EFSF

         
           

deelneming

2

art. 4

     
           

ESM

         
           

deelneming

4.573

art. 4

     
           
     

technische aansluiting

103

 
           

Totaal:

36.944

 

Totaal:

36.944

 

Overzicht toerekenbare kosten en opbrengsten

Tabel 5.3 geeft een overzicht van de kosten en opbrengsten van interventies. Het resultaat betreft het jaarlijkse saldo dat op kasbasis gerealiseerd wordt. Eventuele afwaarderingen van activa (tabel 5.2) worden eveneens in het resultaat meegenomen maar dan pas op het moment dat deze daadwerkelijk gerealiseerd zijn. Deze behandeling wijkt af van de systematiek van het EMU-saldo.

Tabel 5.3 Overzicht toerekenbare kosten en opbrengsten (in miljoenen euro)

bedragen in mln. euro

               

Cumulatief

Kosten en opbrengsten

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

 

ABN AMRO, ASR en RFS

                 
                   

Dividend ABN AMRO, ASR en RFS

0

0

6

200

121

488

424

764

2.003

Premieontvangsten counter indemnity ABN AMRO

0

0

26

26

26

26

12

0

116

Renteontvangsten overbruggingskrediet ABN AMRO

502

705

167

169

152

103

98

84

1.980

Premieontvangsten CRI ABN AMRO

0

28

165

0

0

0

0

0

193

IPO ABN AMRO Group N.V.

             

– 1.154

– 1.154

                   

SNS Reaal

                 
                   

Couponrente SNS Reaal

0

38

0

0

0

0

0

0

38

Repurchase fee SNS Reaal

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Afboeking core-tier-1 securities

       

– 565

0

0

0

– 565

Dividend

0

0

0

0

0

0

0

0

0

Renteontvangsten overbruggingskrediet

         

7

21

12

40

Resolutieheffing

         

0

1.005

0

1.005

Afboeking overbruggingskrediet

             

– 1.100

– 1.100

Premie ontvangsten garantie Propertize

           

2

9

11

                   

Aegon

                 
                   

Couponrente Aegon

0

166

11

0

0

0

0

0

177

Repurchase fee Aegon

0

108

52

750

0

0

0

0

910

                   

ING

                 
                   

Couponrente ING

0

645

39

0

34

31

90

0

839

Repurchase fee ING

0

295

52

1.000

341

344

660

0

2.692

Resultaat ING Back up faciliteit

0

0

0

0

– 1

1.455

0

1.454

                   

Griekenland

                 
                   

Rente en servicefee

0

0

30

115

41

26

14

13

239

Rentevergoeding Griekenland (ANFA)

0

0

0

0

– 13

– 13

– 13

0

– 39

Teruggave winsten SMP

0

0

0

0

0

– 126

– 112

0

– 238

                   

IJsland

                 
                   

Topping up

 

– 106

           

– 106

Recovery topping up

 

0

0

33

21

6

46

0

106

Aangegroeide rente

 

74

– 23

42

27

23

16

– 159

0

Schikking IJsland

             

58

58

                   

Europese instrumenten

                 
                   

Crisisgerelateerde winst DNB

0

0

0

0

0

905

754

552

2.211

                   

Overige

                 
                   

Premieontvangsten garanties bancaire leningen

0

116

407

361

230

165

100

0

1.379

Uitvoeringskosten crisismaatregelen

– 9

– 31

– 3

2

– 1

– 12

5

– 9

– 58

Toerekenbare rentelasten op staatsschuld

– 684

– 2.062

– 1.375

– 1.223

– 1.177

– 1.131

– 922

– 744

– 9.318

                   

Resultaat

– 191

– 24

– 446

1.475

– 763

841

3.655

– 1.674

2.873

Garantieoverzicht

In onderstaand overzicht staan de uitstaande garanties die in het kader van de kredietcrisis en Europa verstrekt zijn. Het cumulatief saldo geeft de stand van de uitstaande garanties per einde 2015 weer.

Tabel 5.4 Garantieoverzicht (in miljoenen euro)

Garanties «kredietcrisis en europa»

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Som:

Bron:

A. ABN AMRO, ASR en RFS

                   
                     

Capital Relief Instrument ABN-AMRO (CRI)

0

32.611

0

0

0

0

0

0

32.611

IX art.3

waarvan vervallen

0

0

– 32.611

0

0

0

0

0

– 32.611

IX art.3

                     

Counter Indemnity ABN-AMRO

0

0

950

0

0

0

0

0

950

IX art.3

waarvan vervallen

           

– 950

0

– 950

IX art.3

                     

B. SNS Reaal

                   
                     

Garantieverlening Propertize

0

0

0

0

0

4.166

0

0

4.166

IX art.3

waarvan vervallen

           

– 566

– 977

– 1.543

IX art.3

                     

E. Garantiefaciliteit bancaire leningen

                   
                     

Garanties bancaire leningen

2.740

47.535

0

0

0

0

0

0

50.275

IX art.2

waarvan vervallen

0

– 3.174

– 8.103

– 5.823

– 15.933

– 7.349

– 9.893

0

– 50.275

IX art.2

                     

H. Europese instrumenten

                   
                     

Garantieplafond Nederland EFSF

0

0

25.872

71.910

0

– 48.142

0

0

49.640

IX art.4

effect verstrekte garantie op EMU schuld:

993

7.601

2.352

660

– 592

11.014

CBS/Eurostat

voor Ierland

495

279

348

0

0

1.122

CBS/Eurostat

voor Portugal

498

695

405

77

0

1.675

CBS/Eurostat

voor Griekenland

0

6.627

1.599

583

– 592

8.217

CBS/Eurostat

                     

Garantieverlening Nl-aandeel ESM

0

0

0

0

35.445

0

0

0

35.445

IX art.4

Garantieverlening DNB i.v.m. ophoging middelen IMF

0

0

0

13.610

0

0

0

0

13.610

IX art.4

Garantieverlening DNB i.v.m. winstafdracht

0

0

0

0

0

5.700

0

0

5.700

IX art.3

Garantieverlening NL-aandeel EU-begroting

0

0

2.946

– 120

6

– 42

– 12

39

2.817

IX art.4

                     

Totaal

2.740

76.972

– 10.946

79.577

19.518

– 45.667

– 11.421

– 938

109.835

 

Bijlage 6: Overzicht risicoregelingen van het Rijk 2015

Tabellen 6.1, 6.2 en 6.3 geven een totaaloverzicht van directe en indirecte risicoregelingen van het Rijk. Voor details over onderstaande garantieregelingen en achterborgstellingen wordt verwezen naar begrotingen en jaarverslagen van de betreffende vakdepartementen. In de tabellen is aangegeven op welke begroting en op welk begrotingsartikel de verschillende risicoregelingen zijn opgenomen.

Garanties

Een garantie wordt omschreven als een voorwaardelijke, financiële verplichting van het Rijk aan een derde buiten het Rijk, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Garantieregelingen worden als verplichting opgenomen in de begroting van het betreffende vakdepartement.

Tabel 6.1 bevat de garantieregelingen van het Rijk. Alle regelingen met een uitstaand risico, een risicoplafond of mutaties groter dan 100 miljoen euro zijn uitgesplitst weergegeven. Alle andere regelingen zijn samengevat in de post «overig». Het overzicht bevat alle garanties met de stand ultimo 2015. Ontwikkelingen daarna zijn niet in het overzicht opgenomen omdat die buiten de reikwijdte van het jaarverslag 2015 vallen. Deze worden meegenomen in het garantieoverzicht bij de Miljoenennota 2017.

In het overzicht worden achtereenvolgens de begroting, het begrotingsartikel en de omschrijving van de garantie weergegeven. Daarachter staat voor de jaren 2014 en 2015 het bedrag dat daadwerkelijk als risico is verleend dan wel door de Tweede Kamer is geautoriseerd, genaamd de «uitstaande garanties». Onder de uitstaande garanties vallen ook de garanties die in eerdere jaren zijn verstrekt. In 2015 zijn er garanties verleend, maar zijn er ook garanties komen te vervallen. Dit is terug te lezen in de kolommen «verleende garanties» en «vervallen garanties».

Een garantieregeling van het Rijk kent vrijwel altijd een maximum, het zogenoemde plafond. Dit plafond kan een jaarlijks plafond zijn (per jaar mag een maximaal bedrag aan garanties worden verleend) of een totaalplafond (er mogen nooit meer garanties verleend worden dan het plafond). In tabel 6.1 is onderscheid gemaakt tussen beide soorten plafonds. Bij regelingen waar geen plafond is afgesproken, is het totaalplafond gelijk gesteld aan de uitstaande garanties. Bij internationale organisaties is gekozen het garantieplafond gelijk te stellen aan de uitstaande garanties. Hiervan is sprake bij de Europese garanties (EFSF, EFSM en ESM) en de garanties van een aantal internationale financiële instellingen.

Tabel 6.1 Door het Rijk verleende garanties (in miljoenen euro)

b

a

Omschrijving

Uitstaande garanties 2014

Verleende garantie 2015

vervallen garanties 2015

Uitstaande garanties 2015

Garantie plafond 2015

Totaal plafond

VIII

7

Bouwleningen academische ziekenhuizen

239,7

 

37,7

202,0

 

202,0

VIII

14

Achterborgovereenkomst NRF

247,9

51,0

20,2

278,7

 

380,0

VIII

14

Indemniteitsregeling

351,0

381,0

455,0

277,0

 

300,0

IXB

2

WAKO (kernongevallen)

14.023,0

 

4.254,1

9.768,9

 

9.768,9

IXB

3

DNB winstafdracht

5.700,0

   

5.700,0

 

5.700,0

IXB

3

Garantie en vrijwaring inzake verkoop en financiering van staatsdeelnemingen

952,8

   

952,8

 

952,8

IXB

3

Garantie Propertize/SNS

3.600,0

 

976,9

2.623,1

 

2.623,1

IXB

4

AIIB

 

757,8

 

757,8

 

757,8

IXB

4

DNB – deelneming in kapitaal IMF

47.503,6

2.258,3

 

49.761,9

 

49.761,9

IXB

4

EBRD

589,1

   

589,1

 

589,1

IXB

4

EFSF

49.640,4

   

49.640,4

 

49.640,4

IXB

4

EFSM

2.778,0

39,0

 

2.817,0

 

2.817,0

IXB

4

EIB

9.895,5

   

9.895,5

 

9.895,5

IXB

4

EIB – kredietverlening in ACP en OCT

174,0

 

3,9

170,1

 

174,0

IXB

4

ESM

35.445,4

   

35.445,4

 

35.445,4

IXB

4

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

2.315,0

32,5

 

2.347,5

 

2.347,5

IXB

4

Wereldbank

3.888,1

447,9

 

4.336,0

 

4.336,0

IXB

5

Exportkredietverzekering

13.373,7

9.517,3

7.162,4

15.728,6

10.000,0

 

IXB

5

MIGA – herverzekeren

       

150,0

 

IXB

5

Regeling Investeringen

175,0

10,2

164,8

453,8

 

XIII

13

BMKB

1.911,4

446,1

601,3

1.756,3

706,3

 

XIII

13

GO

644,3

118,9

97,8

665,5

400,0

 

XIII

13

Groeifinancieringsfaciliteit

95,0

28,7

16,0

107,7

85,0

 

XIII

13

MKB-financiering

0

   

0

 

400,0

XIII

13

Scheepsnieuwbouw garantieregeling

10,9

42,0

10,9

42,0

400,0

 

XIII

16

Garantie voor investeringen & werkkapitaal landbouwondernemingen

343,6

28,4

49,8

322,2

120,0

 

XIII

18

Garantie voor natuurgebieden en landschappen

415,1

 

15,5

399,7

 

399,7

XVII

2,3

Instellingen voor de gezondheidszorg

482,8

 

56,8

425,9

 

425,9

XVII

3

Voorzieningen tbv instellingen gehandicapten

123,4

 

19,2

104,2

 

104,2

XVII

41

Garantie DGGF

2,6

14,0

 

16,6

 

XVII

41

Garantie FOM

85,8

 

7,4

78,4

 

147,7

XVII

45

Garanties IS-NIO

223,6

 

39,3

184,4

 

184,4

XVII

45

Garanties IS-Raad van Europa

176,7

   

176,7

 

176,7

XVII

45

Garanties Regionale Ontwikkelingsbanken

2.014,1

282,6

 

2.296,7

 

2.296,7

   

Overig

227,6

45,1

86,4

186,3

   
                 
   

Totaal

197.649,2

   

198.219,4

   
   

Totaal als percentage bbp

29,8

   

29,2

   

Tabel 6.2 bevat de uitgaven en ontvangsten behorende bij de door het Rijk verstrekte garanties in 2014 en 2015. Alleen garanties waarbij de daadwerkelijke uitgaven en ontvangsten groter zijn dan 50 duizend euro worden weergegeven. De in de tabel getoonde uitgaven betreffen de schade-uitkeringen op afgegeven garanties. De in de tabel getoonde ontvangsten betreffen zowel ontvangen premies, provisies en dergelijke als op derden verhaalde (schade-)uitkeringen.

Tabel 6.2 Uitgaven en ontvangsten op de door het Rijk verstrekte garanties (in miljoenen euro)

b

a

omschrijving

Uitgaven 2014

Ontvangsten 2014

Uitgaven 2015

Ontvangsten 2015

VI

34

Garantiestelling Faillissementscuratoren dienst JUSTIS

1,3

 

1,7

 

IXB

1

Garantie procesrisico’s

0,4

 

0,2

 

IXB

2

Terrorismeschades (NHT)

 

1,3

 

1,1

IXB

2

WAKO (kernongevallen)

 

1,1

   

IXB

3

Garantie Propertize/SNS

 

20,6

 

11,5

IXB

3

Financiering Tennet

 

4,8

 

4,8

IXB

3

Financiering NS

 

0,9

 

0,9

IXB

3

Deelneming ABN AMRO

 

12,5

   

IXB

5

Exportkredietverzekering

43,4

205,9

95,7

221,9

IXB

5

Regeling Investeringen

 

0,8

 

0,8

XIII

13

BMKB

97,8

30,4

65,3

32,2

XIII

13

GO

17,9

9,4

10,6

9,4

XIII

13

Groeifinancieringsfaciliteit

2,2

2,4

3,5

3,0

XIII

14

Aardwarmte

 

2,2

 

0,9

XIII

14

ETS compensatie

3,5

     

XIII

16

Garantie voor investeringen & werkkapitaal landbouwondernemingen

23,7

2,0

28,3

1,7

XIII

16

Regeling nieuwe agrarische schadeverzekering

0,4

     

XV

2

Startende ondernemers

   

0,2

 

XVI

3

Voorzieningen tbv instellingen gehandicapten

   

2,6

 

XVII

41

Garantie DGGF

81,8

 

92,0

1,9

XVII

41

Garantie FOM

 

0,1

3,5

0,3

XVII

41

DRIVE

   

12,5

 

XVII

45

Garanties IS-NIO

0,7

4,7

0,2

 
   

Totaal

273,1

299,2

316,5

290,4

Achterborgstellingen

Naast het risico uit garantieregelingen loopt het Rijk ook indirect risico’s door achterborgstellingen. In die gevallen wordt de daadwerkelijke garantieverplichting niet afgegeven door het Rijk maar door een daarvoor aangewezen tussenpersoon, bijvoorbeeld een stichting. Het Rijk wordt pas aangesproken zodra de tussenpersoon niet aan haar verplichtingen kan voldoen. In de begroting van het betreffende vakdepartement worden achterborgstellingen niet als verplichting opgenomen (zolang er geen schade ontstaat of is ontstaan). De achterborgstellingen zijn opgenomen in tabel 6.3.

Het risico uit de achterborgstellingen (in tabel 6.3) is niet één op één te vergelijken met het risico uit de garantieregelingen (in tabel 6.1). Bij achterborgstellingen worden de risico’s soms gedeeld met gemeenten. Zo worden de verplichtingen die het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) voor 1 januari 2011 is aangegaan voor 50 procent gedekt door gemeenten en voor 50 procent door het Rijk. Verplichtingen aangegaan na deze datum worden volledig door het Rijk gedekt. Bij het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) wordt de gehele positie met gemeenten gedeeld.

Per achterborgstelling gelden verschillende regelingen om eventuele schade te dekken. Bij het WSW verleent eerst het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) sanering- en projectsteun. Hierna moet het WSW zijn bufferkapitaal aanspreken. Indien deze stappen ontoereikend zijn, worden de obligo’s van de deelnemende woningcorporaties aangesproken. Een obligo is een voorwaardelijke verplichting van de deelnemer om aan het fonds een bepaald bedrag over te maken. Pas daarna wordt een beroep gedaan op de achterborg van de rijksoverheid. Zo heeft de sanering van Vestia niet geleid tot een aanspraak op de achterborgstelling. De Stichting Waarborgfonds Zorg (WFZ) kent een soortgelijke regeling. Ook hier wordt eerst het bufferkapitaal aangesproken om schade te dekken. Daarna moeten de zorginstellingen met een door het WFZ geborgde lening een percentage (maximaal 3 procent van de uitstaande garanties van de deelnemende zorginstelling) van het leningenbedrag afdragen (obligo). Mocht dit onvoldoende zijn om de verplichtingen van het WFZ na te komen, dan kan het WFZ een beroep doen op de rijksoverheid. Bij het WEW geldt geen obligoverplichting. Hier dienen huizen als onderpand, waardoor de schade zich beperkt tot eventuele restschulden na gedwongen verkoop. Het WEW teert bij verlies direct in op het bufferkapitaal.

Tabel 6.3 Achterborgstellingen van het Rijk (in miljoenen euro)1

b

a

omschrijving

Geborgd vermogen 2014

Geborgd vermogen 2015

Bufferkapitaal 2015

Obligo

XVI

42,0

Stichting Waarborgfonds Zorg (WFZ)

8.571

8.330

260

257

XVIII

1,0

Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW)

85.100

83.800

500

3200

XVIII

1,0

Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW)

175.561

187.000

900

n.v.t.

   

Totaal Achterborgstellingen

269.232

279.130

   
1

In deze tabel zijn voorlopige realisaties opgenomen.

Bijlage 7: beleidsmatige mutaties na Najaarsnota

In deze bijlage is een overzicht opgenomen van de beleidsmatige mutaties na Najaarsnota. Hierbij is een ondergrens gehanteerd van 2 miljoen euro. Waar de mutaties per brief aan de Tweede Kamer zijn voorgelegd, is de verwijzing naar het betreffende Kamerstuknummer opgenomen.

In 2015 heeft de Minister van Financiën er (wederom) op toegezien dat Ministers de Tweede Kamer tijdig informeren over beleidsmatige uitgaven- en verplichtingenmutaties die zich na de Najaarsnota hebben voorgedaan. Dit heeft erin geresulteerd dat ook dit jaar de meeste beleidsmatige mutaties tijdig aan de Kamer gemeld zijn.

In onderstaande tabellen zijn alle beleidsmatige mutaties na Najaarsnota weergegeven. Het betreft zowel uitgavenmutaties (U) als verplichtingenmutaties (V). In de laatste kolom is tevens aangegeven of er op het betreffende artikel een overschrijding heeft plaatsgevonden.

Tabel 7.1 Beleidsmatige mutaties gemeld aan de Tweede Kamer

Begrotingshoofdstuk

Art. nr

Omschrijving

Bedrag (mln. €)

Kamerstuk

U

V

Overschrijding

4 KR

2

Lopende inschrijving Curaçao

18

34 300 IV nr. 34

x

x

ja

               

6 VenJ

33

Slotwet

3,1

34 300 VI nr. 82

x

 

ja

6 VenJ

33

Slotwet

11,1

34 300 VI nr. 82

 

x

ja

6 VenJ

34

Slotwet

3,1

34 300 VI nr. 82

x

 

nee

6 VenJ

34

Slotwet

7,0

34 300 VI nr. 82

 

x

nee

               

9B FIN

5

Storting begrotingsreserve EKV

21,5

34 300 VI nr. 82

x

 

nee

               

7 BZK

62

Verplichtingen

35,1

34 300 VII nr. 59

 

x

ja

7 BZK

66

Verplichtingen

29,6

34 301 VII nr. 59

 

x

ja

7 BZK

66

Realisatie

4,9

34 302 VII nr. 59

 

x

ja

               

12 IenM

20

Sanering verkeerslawaai

5,9

34 300 XII nr. 63

 

x

ja

12 IenM

25

BDU beter benutten

24,0

34 300 XII nr. 63

 

x

nee

12 IenM

25

BDU Bleizo

5,2

34 300 XII nr. 63

 

x

nee

               

13 EZ

12

Topsectoren

4,9

34 300 XIII nr. 166

x

 

nee

13 EZ

14

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

12,5

34 300 XIII nr. 166

x

 

nee

13 EZ

16

DGF

5,6

34 300 XIII nr. 166

x

 

ja

13 EZ

12

TKI

8,7

34 300 XIII nr. 166

 

x

nee

               

16 VWS

2

Verplichtingenmutatie ivm projectsubsidie KNMP

11,0

34 300 XVI nr.150

 

x

ja

16 VWS

4

Verplichtingenmutatie ivm subsidie opleiding PA/ANP

11,0

34 301 XVI nr. 150

 

x

ja

16 VWS

4

Verplichtingenmutatie opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt

2,5

34 302 XVI nr. 150

 

x

ja

16 VWS

4

Correctie verplichtingen ivm jaar van transparantie

2,9

34 303 XVI nr. 150

 

x

ja

16 VWS

4

Verplichtingenmutatie ivm programmering ZONMW

5,2

34 304 XVI nr. 150

 

x

ja

16 VWS

4

Verplichtingenmutatie ivm werkplan en begroting 2016 ZINL

48,7

34 305 XVI nr. 150

 

x

ja

16 VWS

4

Verplichtingenmutatie ivm werkplan en begroting 2016 NZA

53,5

34 306 XVI nr. 150

 

x

ja

16 VWS

4

Verplichtingenmutatie ivm begroting 2016 CAK

69,9

34 307 XVI nr. 150

 

x

ja

16 VWS

7

Verplichtingenmutatie ivm uitkeringen door SVB

258,2

34 308 XVI nr. 150

 

x

ja

16 VWS

7

Verplichtingenmutatie ivm uitvoeringskosten door SVB

11,0

34 310 XVI nr. 150

 

x

ja

               

55 IF

12

Brug bij Ewijk

8,0

34 300 XII nr. 63

x

 

ja

               

64 BF

1

Wisselkoers H64 SW

4,1

34 300 IV nr. 32

x

x

ja

Lopende inschrijving Curaçao

Nederland is conform de Rijkswet financieel toezicht verplicht om in te schrijven op leningen van Curacao en Sint Maarten wanneer daar een positief oordeel van het College Financieel Toezicht aan ten grondslag ligt. Eind 2015 is een lening aan Curacao toegewezen. Het betreft een lening ter waarde van 17.997 mln. euro. Deze inschrijving is in een seprate brief aan de Kamers gemeld.

Slotwet artikel 33 uitgaven- en verplichtingenmutatie

De voorgenomen overgang van parketsecretarissen van het OM naar de Nationale Politie heeft nog niet plaatsgevonden.

Slotwet artikel 34 uitgavenmutatie

Er is een extra bijdrage van ruim 3 mln. euro verstrekt aan Reclassering Nederland, Stichting Verslavingsreclassering GGZ en het Leger des Heils tbv extra reclasseringswerkzaamheden. Hiervoor hebben de reclasseringsorganisaties extra werkzaamheden verricht op het terrein van toezicht, adviezen en taakstraffen. Daarnaast heeft de reclassering deelgenomen aan de zogenaamde ZSM-tafels.

Slotwet artikel 34 verplichtingenmutatie

VenJ heeft een meerjarige subsidie verstrekt aan Slachtofferhulp Nederland (SHN) voor het programma «Reiken en Raken».

Storting begrotingsreserve EKV

In de begroting 2015 is aan uw Kamer gemeld dat er een begrotingsreserve wordt opgericht voor de Exportkredietverzekering (EKV). Dit is in lijn met het aangescherpte garantiekader. In de reserve worden onder andere de hoger dan geraamde premies gereserveerd voor toekomstige schade-uitgaven. Zoals eerder aan uw Kamer is gemeld (Kamerbrief: 34 300 VI nr. 82) wordt volgens de gebruikelijke systematiek de realisatie van de EKV pas aan het eind van het jaar gestort in de begrotingsreserve. In 2015 is er 21,5 mln. euro gestort in de begrotingsreserve van EKV.

Verplichtingen artikel 62

De overschrijding op de verplichtingen bij de AIVD houden verband met de transitie van krimp naar intensiveringen in 2015. Deze ontwikkeling heeft zich in 2015 sterk gemanifesteerd in de materiële uitgaven en verplichtingen ten behoeve van ICT gerelateerde activiteiten.

Verplichtingen artikel 66

Eind 2015 is de opdracht aan het baten-lastenagenschap Logius voor de uitvoering van Mijnoverheid en exploitatie en beheer DigiD in 2016 verstrekt en is de verplichting vastgelegd.

Realisatie

Eind 2015 is de opdracht aan het baten-lastenagentschap Rijksdienst voor Identiteitsgegevens voor de uitvoering van de Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten verstrekt en is de verplichting vastgelegd.

Sanering verkeerslawaai

Naar aanleiding van een besluit van de Staatssecretaris van IenM wordt een additioneel project toegekend in het kader van de subsidieregeling sanering wegverkeerslawaai. Een aantal lopende projecten is goedkoper uitgevallen dan geraamd, waardoor ruimte is ontstaan voor een aanvullend project. Wel is hiertoe een ophoging van 5,9 mln. euro van het verplichtingenbudget in 2015 van de subsidieregeling noodzakelijk. Dit past binnen het totaal van de meerjarig gereserveerde middelen van het subsidieprogramma.

BDU Beter benutten

De middelen voor de drie opgeheven plusregio’s Stadsregio Amsterdam, Stadsgewest Haaglanden en Stadsregio Rotterdam worden uitgekeerd aan de Metropoolregio Rotterdam Den Haag en de Stadsregio Amsterdam. Deze middelen worden conform de huidige systematiek toegekend als brede doeluitkering door IenM. De beschikking voor het jaar 2016 wordt eind 2015 afgegeven aan de decentrale overheden. Bij het opstellen van de Tweede suppletoire begroting (Kamerstuk 34 350 XII, nrs. 1 en 2) was nog niet in alle gevallen bekend welke afspraken met welk kaseffect in 2016 moeten worden vastgelegd. Ten opzichte van de Tweede suppletoire begroting gaat het om het vastleggen van 24,1 mln. euro voor het programma Beter Benutten.

BDU Bleizo

De middelen voor de drie opgeheven plusregio’s Stadsregio Amsterdam, Stadsgewest Haaglanden en Stadsregio Rotterdam worden uitgekeerd aan de Metropoolregio Rotterdam Den Haag en de Stadsregio Amsterdam. Deze middelen worden conform de huidige systematiek toegekend als brede doeluitkering door IenM. De beschikking voor het jaar 2016 wordt eind 2015 afgegeven aan de decentrale overheden. Bij het opstellen van de Tweede suppletoire begroting (Kamerstuk 34 350 XII, nrs. 1 en 2) was nog niet in alle gevallen bekend welke afspraken met welk kaseffect in 2016 moeten worden vastgelegd. Ten opzichte van de Tweede suppletoire begroting gaat het om het vastleggen van 5,2 mln. euro voor het project Bleizo.

Topsectoren

Dit betreft de betaling van de aangegane verplichting in het kader van het oude FES-project BE-Basic (gelieerd aan de topsector chemie).

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Deze mutatie bestaat uit drie componenten:

  • Aan het Openbaar Lichaam Saba is in 2015 een bijzondere uitkering verstrekt van 5 mln. euro ten behoeve van de aanleg van een zonnepark. Het zonnepark heeft tot doel om de elektriciteitsvoorziening op Saba duurzamer en betaalbaar te maken.

  • Er zijn extra kosten gemaakt door de gemeenten en provincie als gevolg van de aardbevingproblematiek.

  • Aan het ECN is voor 2016 een financieel arrangement toegezegd van 2,5 mln. euro zodat geen cruciale kennis bij ECN verloren gaat. De bevoorschotting hiervan heeft in 2015 plaatsgevonden. De Tweede Kamer is hierover op 4 december 2015 met een aparte brief geïnformeerd.

DGF

De bijdrage aan het DGF valt totaal 5,6 mln. euro hoger uit dan bij de Najaarsnota 2015 is geraamd. Het betreft de verplichtingen en uitgaven van 1,2 mln. euro op het instrument Crisisorganisatie DGF en 4,4 mln. euro op Monitoring DGF.

TKI

De verwachting was dat in 2015 voor de TKI-toeslagregeling 12 mln. euro meer verplichtingen zouden worden aangevraagd dan in de Najaarsnota is geraamd. Op basis van de definitieve realisatiecijfers is dat 8,7 mln. euro geworden.

Verplichtingenmutatie ivm projectsubsidie KNMP

Voor het vastleggen van de projectsubsidie in 2015 voor de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) is op artikelonderdeel Toeganklijkheid en betaalbaarheid van de zorg 11,0 mln. euro aan verplichtingenbudget verhoogd. Dit budget komt ten laste van het verplichtingenbudget in de periode 2016 t/m 2019.

Verplichtingenmutatie ivm subsidie opleiding PA/ANP

Het verplichtingenbudget op artikelonderdeel Opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt wordt met 11 mln. euro verhoogd. De mutatie is nodig om subsidie aan te kunnen gaan op grond van de subsidieregeling opleiding tot PA/ANP 2015–2018. De mutatie komt ten laste van het verplichtingenbudget 2018.

Verplichtingenmutatie opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt

Het verplichtingenbudget op artikelonderdeel Opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt is met 2,5 mln. euro opgehoogd. De mutatie komt ten laste van het verplichtingenbudget 2018. De mutatie hangt samen met het vastleggen van verplichtingen in 2015 die in 2016 en latere jaren tot betaling leiden.

Correctie verplichtingen ivm jaar van transparantie

Het verplichtingenbudget op het artikelonderdeel Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling is met 2,9 mln. euro verhoogd. De mutatie komt ten laste van het verplichtingenbudget 2016. De mutatie hangt samen met het corrigeren van een eerdere mutatie waarbij alleen kasmiddelen hadden moeten vrijvallen, maar waarbij abusievelijk ook verplichtingenruimte is meegenomen.

Verplichtingenmutatie ivm programmering ZONMW

Voor het vastleggen van de meerjarige programmering in 2015 van ZonMw is het verplichtingenbudget met 5,2 mln. euro verhoogd op artikelonderdeel Kwaliteit, transparantie en kennisontwikkeling. Dit budget komt ten laste van het verplichtingenbudget 2016. Het tekort is ontstaan door de toezegging van het meerjarige programma Kennis- en innovatieagenda sport 2016–2020.

Verplichtingenmutatie ivm werkplan en begroting 2016 ZINL

Het verplichtingenbudget op artikelonderdeel Inrichten uitvoeringsactiviteiten is verhoogd met 48,7 mln. euro. De mutatie komt ten laste van het verplichtingenbudget 2016. De mutatie was nodig om de goedkeuring van het werkplan en de begroting 2016 van de ZINL vast te leggen.

Verplichtingenmutatie ivm werkplan en begroting 2016 NZA

Het verplichtingenbudget op artikelonderdeel Inrichten uitvoeringsactiviteiten is verhoogd met 48,7 mln. euro. De mutatie komt ten laste van het verplichtingenbudget 2016. De mutatie was nodig om de goedkeuring van het werkplan en de begroting 2016 van de ZINL vast te leggen.

Verplichtingenmutatie ivm begroting 2016 CAK

Het verplichtingenbudget op artikelonderdeel Inrichten uitvoeringsactiviteiten is met 69,9 mln. euro opgehoogd. De mutatie komt ten laste van het verplichtingenbudget 2016. De mutatie hangt samen met de wettelijke verplichting om de begroting van het CAK voor het jaar 2016 uiterlijk 1-12-2015 goed te keuren.

Verplichtingenmutatie ivm uitkeringen door SVB

Op artikelonderdeel Pensioenen en uitkeringen voor verzets-deelnemers en oorlogsgetroffenen WO II wordt het verplichtingenbudget met 258,2 mln. euro opgehoogd om de verplichting aan de Sociale Verzekeringsbank voor de uitkeringen te kunnen vastleggen. De mutatie komt ten laste van het verplichtingenbudget 2016.

Verplichtingenmutatie ivm uitvoeringskosten door SVB

Op artikelonderdeel Pensioenen en uitkeringen voor verzets-deelnemers en oorlogsgetroffenen WO II wordt het verplichtingenbudget met 11 mln. euro opgehoogd om de verplichting aan de Sociale Verzekeringsbank voor de uitvoeringskosten te kunnen vastleggen. De mutatie komt ten laste van het verplichtingenbudget 2016.

Brug bij Ewijk

Voor de brug bij Ewijk binnen het programma Vervanging en Renovatie zijn werkafspraken met de aannemer vastgelegd, waarin is afgesproken dat de eerstvolgende termijn van de betaling nog in 2015 zal worden voldaan. Dit leidt tot een versnelling van kasuitgaven, waardoor dit jaar 8 mln. euro meer betaald zal worden dan waarop bij Najaarsnota (Kamerstuk 34 350, nr. 1) was gerekend.

Wisselkoers H64 SW

De wisselkoersverschillen op het BES-fonds wordt gedekt vanuit Hoofdstuk Koninkrijksrelaties. Deze overboeking is aanvullend op de overboeking bij 2e suppletoire begroting 2015.

Tabel 7.2 Beleidsmatige mutaties niet gemeld aan de Tweede Kamer

Begrotingshoofdstuk

Artikelnummer

Omschrijving

Bedrag (mln. €)

U

V

Overschrijding

10 DEF

2

Contract Rijksrederij voor 2016 e.v.

15,5

 

x

nee

10 DEF

4

Contract C-130 t/m 2032

75,3

 

x

ja

10 DEF

6

Voorzien in nieuw materieel en ICT

166,4

 

x

ja

10 DEF

6

Voorzien in nieuw materieel en ICT

62,1

x

 

ja

10 DEF

7

Onderhoud en munitie

94,4

 

x

ja

             

13 EZ

14

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

80,5

 

x

ja

13 EZ

14

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

33,8

 

x

ja

Contract Rijksrederij voor 2016 e.v.

Het verplichtingenbudget op beleidsartikel 2 Taakuitvoering Zeestrijdkrachten is verhoogd met 15,5 mln. euro. Deze mutatie heeft betrekking op het aangaan van een nieuw jaarcontract 2016 met de Rijksrederij.

Contract C-130 t/m 2032

Het verplichtingenbudget op beleidsartikel 4 Taakuitvoering Luchtstrijdkrachten is verhoogd met 75,3 mln. euro. Deze mutatie heeft betrekking op het contract voor het transportvliegtuig C-130 over de jaren tot en met 2032.

Voorzien in nieuw materieel en ICT

Het verplichtingenbudget op beleidsartikel 6 Investeringen Krijgsmacht is verhoogd met 166,4 mln. euro. Deze mutatie heeft betrekking op ICT investeringen en contracten met betrekking tot de F-35.

Voorzien in nieuw materieel en ICT

Het uitgavenbudget op beleidsartikel 6 Investeringen Krijgsmacht is opgehoogd met 62,1 mln. euro. Deze mutatie heeft betrekking op uitgaven ten behoeve van materieelprojecten en ICT investeringen.

Onderhoud en munitie

Het verplichtingenbudget op beleidsartikel 7 Defensie Materieelorganisatie is opgehoogd met 94,4 mln. euro. Deze mutatie heeft betrekking op contracten voor onderhoud en munitie.

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

In 2015 is via de ministeriële regeling voor de SDE+ een budget van 3,5 mld. euro beschikbaar gesteld voor het afgeven van beschikkingen op in 2015 ingediende aanvragen. In 2015 was het budget eerder dan gebruikelijk overtekend, waardoor alle beschikkingen nog in het lopende jaar door RVO konden worden afgegeven. Dit heeft geleid tot een overschrijding van de beschikbare verplichtingenruimte.

In 2015 is via de ministeriële regeling voor geothermie een budget van 135 mln. euro beschikbaar gesteld voor het afdekken van risico’s bij boringen voor de periode 1 januari 2015 tot en met 31 maart 2016. Na afloop van het jaar blijken er in 2015 door RVO meer beschikkingen te zijn afgegeven dan waar eerder mee gerekend was.

Bijlage 8: Beleidsdoorlichtingen

Tabel 8.1 Beleidsdoorlichtingen in departementale begroting 2015 aangekondigd voor het jaar 2015, status per eind 2015

Departement

Onderwerp

Artikel

In 2015 aan Tweede Kamer aangeboden

Vertraagd, oplevering na 2015

V. Buitenlandse Zaken

Bevorderen internationale rechtsorde

1.1 en 2.4

 

X

Publieksdiplomatie

4.4

 

X

Nederlandse cultuur in het buitenland

4.3

 

X

Nederland gastland

4

 

X

Nabuurschap1

3

 

X

VI Veiligheid en Justitie

Nationale politie2

31

 

X

Adequate toegang tot het rechtsbestel (rechtsbijstand)

32.2

 

X

Slagvaardige & kwalitatief goede rechtspleging (rechtspraak)

32.3

 

X

VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Regeldruk, Informatiebeleid en E-overheid3

6.1, 6.2, 6.3

X

 

VIII Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog

1, 3, 4, 6, 7, 9

X

 

Een sterke cultuursector die ondernemend en innovatief is en goed zorgt voor ons erfgoed

14

X

 

IX Financiën en Nationale Schuld

Het genereren van inkomsten voor de financiering van overheidsbeleid

1

X

 

Een bijdrage leveren aan een gezond en welvarend Europa en een evenwichtige international financieel-economische ontwikkeling

4

 

X

Risicomanagement staatsschuld

11

X

 

X Defensie4

Wijziging samenstelling Koninklijke Marine (2005)5

2

 

X

XII Infrastructuur en Milieu

Waterkwaliteit

12

X

 

Geluid6

20

 

X

XIII Economische Zaken

Goed functionerende economie en markten

11

 

X

Bedrijvenbeleid

12, 13

X

 

Natuur en regio

18

X

 

XV Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Kinderopvang

7

X

 

Uitvoeringskosten

11

X

 

XVI Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Ziektepreventie

1.2

X

 

Bevordering van de werking van het stelsel

2.3

 

X

Versterking positie cliënt7

4.1

 

X

XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Humanitaire hulp

4.1

X

 

Rechtsstaatontwikkeling, democratisering en corruptiebestrijding

4.3

 

X

XVIII Wonen en Rijksdienst

Woningmarkt

1.1

X

 
1

In de begroting aangepast van 2014 naar 2015, oplevering vertraagd naar 2016.

2

Deze beleidsdoorlichting wordt meegenomen in het IBO politie.

3

Oorspronkelijk stonden 3 afzonderlijke beleidsdoorlichtingen gepland, die uiteindelijk als 1 integrale beleidsdoorlichting aan de Tweede Kamer zijn aangeboden.

4

Op de programmering stond ook «Defensie materieel proces» aangekondigd. Gezien de aard en omvang van het onderwerp is bij nader inzien besloten tot een beleidsevaluatie in plaats van een beleidsdoorlichting.

5

Oorspronkelijk gepland voor 2014, oplevering in 2016.

6

Beleidsdoorlichting is op 3 februari 2016 naar de Tweede Kamer gestuurd.

7

Beleidsdoorlichting is eind januari 2016 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Tabel 8.2 Overige beleidsdoorlichtingen die in 2015 aan de Tweede Kamer zijn verstuurd

Departement

Onderwerp

Artikel

Oorspronkelijk gepland voor

V Buitenlandse Zaken

Mensenrechtenbeleid (2008–2013)

1.2

2014

X Defensie

Flexibel personeelssysteem

8

2014

XIII Economische Zaken

IBO Agro-, visserij- en voedselketens1

16

2014

XVI Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Laagdrempelige ondersteuning bij opvoeden en opgroeien

5.1

2014

XVII Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Hernieuwbare energie in ontwikkelingssamenwerking

2.3

2014

 

Genderbeleid

3.2

2014

Alle afgeronde beleidsdoorlichtingen zijn te vinden op rijksbegroting.nl.

1

Deze beleidsdoorlichting is opgenomen in het IBO naar dit onderwerp.

Bijlage 9: Normeringsystematiek Gemeentefonds en Provinciefonds

Berekening accres

Gemeenten en provincies beschikken over verschillende inkomstenbronnen om de uitgaven voor hun taken te financieren. Eén van hun belangrijkste inkomstenbronnen is de algemene uitkering uit het gemeentefonds en het provinciefonds. De jaarlijkse ontwikkeling van de omvang van beide fondsen wordt sinds 1995 bepaald door de normeringssystematiek, waarbij de fondsen gekoppeld zijn aan de ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven (ngru). Beleidsintensiveringen, ombuigingen, mee- en tegenvallers en nominale ontwikkelingen binnen de ngru hebben direct invloed op de omvang van de fondsen («samen de trap op, samen de trap af»). De jaarlijkse toe- of afname van het gemeente- en provinciefonds die voortvloeit uit deze koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.

Tabellen 9.1 tot en met 9.3 geven weer hoe de ontwikkeling van de ngru uiteindelijk resulteert in het accres 2015. Bij de bepaling van de omvang van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven vormen de netto rijksuitgaven het startpunt. Op de netto rijksuitgaven (A) worden correcties (B) doorgevoerd (zie tabel 9.2 en gerelateerde toelichting). Het saldo geeft de ngru, de basis voor de accresberekening (C).

Tabel 9.1: Ontwikkeling van netto gecorrigeerde rijksuitgaven: van begroting naar accrespercentage
 

2014

2015

1 De Koning

40

41

2A Staten-Generaal

128

135

2B Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

110

110

3 Algemene Zaken

53

54

4 Koninkrijksrelaties

72

65

5 Buitenlandse Zaken

9.769

9.419

6 Justitie

11.181

11.341

7 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

656

643

8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

33.001

33.221

9A Nationale Schuld (Transactiebasis)

17

9

9B Financien

1.591

4.583

10 Defensie

7.412

7.301

12 Infrastructuur & Milieu

9.856

8.608

13 Economische Zaken

4.480

4.277

15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid

20.406

17.306

16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport

4.278

2.808

17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

2.709

2.820

18 Wonen en Rijksdienst

3.033

3.292

50 Gemeentefonds

18.741

27.267

51 Provinciefonds

1.296

1.115

Aanvullende posten

42

– 234

(A) Totaal netto uitgaven

128.868

134.180

     

(B) Totaal correcties (zie tabel 8.2)

– 37.881

– 43.681

     

(C)Totaal NGRU (=A+B)

90.987

90.499

     

Accres percentage = (Ct – Ct-1)/Ct-1)

2,02%

– 0,54%

Tabel 9.2: totaal correcties
 

2014

2015

Studieleningen en radiofrequenties

1.738

1.826

EU-afdrachten

– 8.607

– 8.179

HGIS

– 4.417

– 4.841

WWB

– 5.736

– 5.624

GF/PF (inclusief IU sociaal domein)

– 20.037

– 28.382

BCF

0

– 2.870

Uitgaven BKZ (begrotingsgefinancierd, excl GF/PF)

– 578

– 491

Overboekingen RBG-eng – GF/PF

996

2.924

Overige financieringsverschuivingen

– 1.241

1.955

Totaal correcties accres

– 37.882

– 43.681

De correcties op de netto rijksuitgaven (tabel 8.2) kunnen in drie categorieën ingedeeld worden.

  • 1. Uitgaven die wel relevant zijn voor de uitgavenkaders, maar niet voor de basis van de accresberekening, de ngru. Het gaat om uitgaven die relatief gevoelig zijn voor macro-economische ontwikkelingen en waarop het Rijk geen invloed heeft, bijvoorbeeld de afdrachten aan de EU. Door de rijksuitgaven voor deze uitgavenposten te corrigeren, wordt de accresraming minder afhankelijk van macro-economische ontwikkelingen, wat de stabiliteit van de accresontwikkeling ten goede komt.

  • 2. Uitgaven die niet relevant zijn voor het uitgavenkader, maar wel voor de ngru, bijvoorbeeld studieleningen.

  • 3. Financieringsverschuivingen. Financieringsverschuivingen zijn verschuivingen van geldstromen binnen het Rijk die niet tot meer of minder bestedingsruimte van het Rijk leiden, maar in de normeringssystematiek wel effect hebben op het accres doordat het schuiven zijn tussen ngru-relevante uitgaven en niet-ngru-relevante uitgaven. De rijksuitgaven worden voor deze posten gecorrigeerd omdat per saldo geen sprake is van meer of minder uitgaven, er is alleen sprake van een andere financieringsbron. Het gaat bij deze correcties bijvoorbeeld om overhevelingen van departementale begrotingen naar het gemeente- en provinciefonds en financieringsverschuivingen tussen het Rijk en de sociale zekerheidsfondsen.

Tabel 9.3: Berekening accres 2015
 

2015

1. Accrespercentage (nominaal)

– 0,54%

2. Grondslag normeringssystematiek

18.257

3. Accres stand Financieel Jaarverslag Rijk 2015 (= 1 * 2)

– 98

wv. Gemeentefonds

– 91

wv. Provinciefonds

– 7

Tabel 9.4: Aansluiting accres stand Miljoenennota 2015 naar stand Financieel Jaarverslag Rijk 2015
 

2015

Accrespercentage, stand Miljoenennota 2015

0,12%

Accres in mln. euro, stand Miljoenennota 2015

22

   

Mutatie sinds Miljoenennota 2015, in mln. euro

– 120

   

Accres, stand Financieel Jaarverslag Rijk 2015, in mln. euro

– 98

Accrespercentage, stand Financieel Jaarverslag Rijk 2015

– 0,54%

Toelichting

Ten opzichte van de stand Miljoenennota 2015 is het accres 2015 neerwaarts bijgesteld. Het accres 2015 is uitgekomen op – 0,54 procent, – 98 miljoen euro. De neerwaartse bijstelling is het gevolg van een veelvoud aan mutaties op de rijksbegroting. Allereerst is in 2015 sprake geweest van een lagere loon- en prijsontwikkeling dan eerder geraamd, dit heeft een groot neerwaarts effect op het accres ten opzichte van de stand Miljoenennota 2015.

De belangrijkste onderliggende beleidsmatige ontwikkelingen die het accres bepalen zijn minder uitgaven aan kinderopvangtoeslag en studieleningen. Daartegenover staan hogere uitgaven aan huurtoeslag en hogere uitgaven aan de opvang van asielzoekers, als gevolg van de hogere instroom van asielzoekers. Per saldo resteert een neerwaartse aanpassing van het accres 2015 van 120 miljoen euro ten opzichte van de stand Miljoenennota 2015.

Bijlage 10: Agentschappen in beeld

Agentschappen zijn uitvoerende diensten van ministeries. Zij leveren zelfstandig en tegen betaling producten of diensten aan andere organisaties binnen het Rijk of aan derden. Begin 2015 telde het Rijk in totaal 34 agentschappen die beleid van de overheid uitvoeren. Dit waren er in 2014 nog 38. Agentschappen verstrekken uitkeringen, beheren gegevens en verrichten inspecties. Bekende agentschappen zijn het KNMI, het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en Rijkswaterstaat.

Agentschappen zijn zelfstandiger in hun bedrijfsvoering dan de gewone onderdelen van een ministerie, zonder dat de ministeriële verantwoordelijkheid is ingeperkt. Agentschappen hebben een specifiek sturingsmodel en een ander financieel administratief stelsel. Een agentschap moet aan diverse voorwaarden voldoen. Deze zijn opgenomen in de Regeling agentschappen70 die op 1 januari 2013 in werking is getreden.

Doorlichtingen en ontwikkelingen 2015

In de Regeling agentschappen is opgenomen dat alle agentschappen minimaal iedere vijf jaar worden doorgelicht. Met het doorlichten wordt een beter beeld gevormd van elk agentschap over de sturing, het financieel beheer, de bekostiging en de doelmatigheidsontwikkeling. In 2015 zijn de doorlichtingen van aCBG, DHC, DPC, DUO, KNMI, NFI, RvIG en UBR afgerond met een doorlichtingsrapport. De belangrijkste aanbevelingen afkomstig uit deze rapporten zijn in Tabel 10.5 opgenomen. Tabel 10.5 geeft tevens weer of het doorlichtingsrapport reeds is gepubliceerd en de vindplaats van de rapportage. In 2015 zijn ook de doorlichtingen gestart van Rijkswaterstaat, Paresto en het Nationaal Archief. Deze zijn nog niet afgerond.

Begin 2015 waren er binnen de Rijksoverheid 34 agentschappen; grote en kleine diensten, uitvoerders van beleid en uitvoerders van bedrijfsvoeringstaken, diensten die politiek meer of minder gevoelige producten of diensten leveren, etc. Agentschappen leveren daarmee een grote en belangrijke bijdrage aan de uitvoering van beleid. Aan de hand van onderstaande tabellen en grafieken wordt de wereld van agentschappen nader in beeld in gebracht.71

Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) heeft in 2015 het instellingstraject om agentschap te worden succesvol doorlopen. Per 1 januari 2016 is het RVB formeel als agentschap opgericht én zijn de agentschappen Dienst Vastgoed Defensie (DVD), het Rijksvastgoed- en ontwikkelbedrijf (RVOB) en de Rijksgebouwdienst (Rgd) opgeheven. De verwachte omzet van het nieuwe agentschap RVB wordt geraamd op € 1,4 mld.

Agentschappen in beeld

Agentschappen vallen volledig onder de ministeriële verantwoordelijkheid. Kenmerkend voor agentschappen is dat er een resultaatgericht sturingsmodel bestaat waarbij de beleids-DG’s binnen de rijksoverheid of derden van buiten de rijksoverheid als opdrachtgever optreden, het agentschap als opdrachtnemer en in principe de secretaris-generaal als eigenaar. De verantwoordelijkheden die bij deze rollen behoren zijn vastgelegd in de Regeling agentschappen. Figuur 10.1 geeft de verdeling weer van de agentschappen naar de verschillende ministeries. In Tabel 10.6 is een lijst met verklarende afkortingen van de agentschappen opgenomen.

Figuur 10.1 Agentschappen per ministerie (stand per 1 januari 2016)

Figuur 10.1 Agentschappen per ministerie (stand per 1 januari 2016)

In 1994 werden de eerste drie agentschappen opgericht. Het aantal agentschappen is daarna gestegen. Figuur 10.2 geeft de ontwikkeling van het aantal agentschappen weer. Vanaf 2011 daalt het totale aantal agentschappen als gevolg van fusies (ingegeven door het samenvoegen van ministeries of door de vorming van shared service organisaties), opheffingen of decentralisaties. Zo zijn in 2015 de opheffingsbesluiten van de agentschappen Almata-Ossendrecht en Lindenhorst-Almata (VWS), Dienst Roerende Zaken (FIN), Centrum tot Bevordering van Import uit Ontwikkelingslanden (BuZA) en Dienst Landelijk gebied (EZ) in de Staatscourant gepubliceerd. Ten slotte is de integratie van het agentschap GDI in het agentschap SSC-ICT (BZK) in 2015 afgerond. Tevens wordt aan de hand van de Regeling agentschappen ook de status van reeds bestaande agentschappen herbezien. Dat kan leiden tot omvorming van agentschappen naar reguliere dienstonderdelen. Per 1 januari 2016 bestaan er 30 agentschappen (inclusief RVB).

Figuur 10.2 Ontwikkeling totaal aantal agentschappen, 1994–2015

Figuur 10.2 Ontwikkeling totaal aantal agentschappen, 1994–2015

Agentschappen brengen voor hun producten en diensten tarieven in rekening en genereren daarmee omzet. Deze omzet dient ter dekking van de kosten van de dienstverlening, onder meer voor personeel en materieel. Omzet wordt niet gevormd uit programmamiddelen van een ministerie. Gekoppeld aan de groei van het aantal agentschappen is ook een groei in de totale omzet te zien. Deze vertoont een gelijke ontwikkeling. Na een flinke stijging van de omzet vlakt deze af en stabiliseert die in de laatste jaren. Deze ontwikkeling wordt weergegeven in Figuur 10.3. Ultimo 2015 bedraagt de omzet van alle agentschappen bij elkaar 10 miljard euro.

Figuur 10.3 Ontwikkeling totale omzet agentschappen (in miljoenen euro), 1994–2015

Figuur 10.3 Ontwikkeling totale omzet agentschappen (in miljoenen euro), 1994–2015

De agentschappen van de Ministeries van IenM, VenJ en BZK vormen samen 77% van de totale omzet. Figuur 10.4 maakt dit inzichtelijk. Dit grote aandeel wordt veroorzaakt doordat er drie zeer grote agentschappen bestaan (omzet > € 1 mld.): Rijkswaterstaat (IenM), Dienst Justitiële Inrichtingen (VenJ) en de Rijksgebouwendienst (BZK/WenR). Het Ministerie van BZK/WenR heeft bovendien een groot aantal agentschappen die tevens shared service organisatie zijn, zoals P-Direkt, FMHaaglanden en Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk. Deze agentschappen leveren vooral producten en diensten op het gebied van bedrijfsvoering.

Figuur 10.4 Omzet agentschappen per ministerie (in procenten van de totale omzet, ultimo 2015)

Figuur 10.4 Omzet agentschappen per ministerie (in procenten van de totale omzet, ultimo 2015)

Er zijn grote en kleine agentschappen binnen de Rijksoverheid terug te vinden. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van Figuur 10.5. Deze figuur geeft het relatieve aandeel in de omzet van alle agentschappen weer waarbij ook het aantal agentschappen (tussen haakjes) wordt gepresenteerd. Van de 32 agentschappen (ultimo 2015) hebben 9 agentschappen een relatief kleine omzet van onder de 50 miljoen euro. Deze 9 agentschappen hebben een aandeel van enkel 3% van de omzet van alle agentschappen. De drie grootste agentschappen hebben maar liefst een aandeel van 58% van de omzet van alle agentschappen.

Figuur 10.5 Aandeel in totale omzet per omzetcategorie (in procenten, ultimo 2015)

Figuur 10.5 Aandeel in totale omzet per omzetcategorie (in procenten, ultimo 2015)

Deze omzet wordt aan de agentschappen verstrekt op basis van prestatieopdrachten en budgetten van opdrachtgevers. Deze opdrachtgevers bevinden zich met name binnen de rijksoverheid. De meeste omzet van agentschappen (71%) komt van de beleidsdirecties van het eigen departement, de zogenaamde omzet van het moederdepartement. Ongeveer 22% van de omzet komt bij andere departementen vandaan en 7% van de omzet is afkomstig van opdrachtgevers buiten het rijk (derden). Figuur 10.6 geeft dit weer.

Figuur 10.6 Herkomst omzet agentschappen (in procenten van de totale omzet, ultimo 2015)

Figuur 10.6 Herkomst omzet agentschappen (in procenten van de totale omzet, ultimo 2015)

Met de inwerkingtreding van de Regeling agentschappen is een nieuwe instellingsvoorwaarde geïntroduceerd. Dit betreft een minimum omzetnorm die van toepassing is op nieuw op te richten agentschappen en bedraagt 50 miljoen euro. Een minimumomvang scherpt de afweging die steeds gemaakt moet worden: instellen van een nieuwe zelfstandige organisatie, aansluiten bij reeds bestaande agentschappen dan wel outsourcen. Voor agentschappen opgericht vóór 1 januari 2013 geldt een overgangsregime. Dit overgangsregime houdt in dat voor agentschappen met een omzet kleiner dan 50 miljoen euro bij de eerste brede doorlichting specifiek gekeken wordt of een statusverandering zinvol is. Uit de doorlichting moet dan blijken of een stelselverandering bijdraagt tot een beter functioneren van de dienst. Als blijkt dat de dienst goed functioneert kan de conclusie ook zijn dat een stelselverandering niet zinvol is, mede gelet op de kosten die een verandering met zich meebrengt. Figuur 10.7 toont de verdeling van bestaande agentschappen naar de minimum omzetnorm van 50 miljoen euro voor nieuwe agentschappen waarbij ook het aantal agentschappen (tussen haakjes) wordt gepresenteerd.

Figuur 10.7 Omvang agentschappen (in procenten van het totaal aantal agentschappen, ultimo 2015)

Figuur 10.7 Omvang agentschappen (in procenten van het totaal aantal agentschappen, ultimo 2015)
Tabel 10.1: Agentschappen met hoogste omzet in 2015

Agentschap

Ministerie

Omzet (in miljoenen euro)

Aandeel in totale omzet

RWS

IenM

2.445

24,5%

DJI

VenJ

2.267

22,7%

RGD

BZK

1.127

11,3%

Administratieve stelsels agentschappen

Er zijn twee soorten agentschappen: verplichtingen-kasagentschappen en baten-lastenagentschappen. Beide soorten agentschappen beschikken over specifieke financiële mogelijkheden, die aansluiten bij de eigen bewegingsruimte en vrijheid om beslissingen te nemen over de uitvoering.

Het verplichtingen-kasstelsel is een begrotings- en verantwoordingsstelsel waarin de financiële verplichtingen die een agentschap aangaat en de kasuitgaven die een agentschap verricht geïntegreerd worden opgenomen. Het moment waarop een agentschap een verplichting aangaat of een geldbedrag feitelijk uitgeeft of ontvangt, is maatgevend voor opname in de begroting en de verantwoording. In principe werken deze agentschappen met hetzelfde verplichtingen-kasstelsel als ministeries dat ook gebruiken.

In 2015 voerden alle agentschappen het stelsel van baten en lasten. Het baten-lastenstelsel betekent concreet dat agentschappen werken met een stelsel van boekhouden waarbij de balans en staat van baten en lasten met elkaar communiceren. De kenmerkende begrippen in de balans zijn activa oftewel bezittingen (zoals inventaris, voorraden of onderhanden werk) en passiva oftewel verplichtingen (zoals leningen, schulden en voorzieningen) en het eigen vermogen. In de staat van baten en lasten wordt gesproken over opbrengsten (baten), kosten (lasten) en nettoresultaat in plaats van ontvangsten en uitgaven zoals in het kasstelsel. Kosten en opbrengsten worden geregistreerd in verslagperiodes en opgenomen in de begrotingen en verantwoordingen over de verslagperiodes waarop zij tot stand zijn gekomen.

Eén van de kenmerken van het baten-lasten stelsel is de mogelijkheid tot investeren (in vaste activa). De hieraan verbonden afschrijvingskosten worden doorberekend in de kostprijs. Deze kosten worden gespreid over de levensduur van de investering, in plaats van dat zij in één keer ten laste van het jaar komen waarin de investering is verricht. Dit gaat vooral op bij investeringen in vaste activa zoals bijvoorbeeld huisvesting.

Geringe investeringen en afschrijvingskosten beperken voor agentschappen het nut van het voeren van een baten-lastenstelsel in afwijking van het verplichtingen-kasstelsel van het moederdepartement. Daarom is in de Regeling agentschappen een minimumnorm voor afschrijvingskosten opgenomen. Pas als de afschrijvingskosten meer dan 5% van de totale lasten bedragen, mogen nieuwe agentschappen werken met het baten-lastenstelsel. Figuur 10.8 laat zien dat 44% van de bestaande agentschappen deze norm haalt volgens de nieuwe Regeling agentschappen.

Figuur 10.8 Afschrijving ten opzichte van de totale lasten (in procenten van totaal aantal agentschappen, ultimo 2015)

Figuur 10.8 Afschrijving ten opzichte van de totale lasten (in procenten van totaal aantal agentschappen, ultimo 2015)
Tabel 10.2: Agentschappen met de hoogste afschrijvingskosten

Agentschap

Ministerie

Afschrijvingskosten

(percentage van totale lasten)

1. RGD

BZK/WenR

25,2%

2. P-Direkt

BZK/WenR

16,3%

3. SSC-ICT

BZK/WenR

13,1%

Tabel 10.3 geeft de totale balans van alle agentschappen bij elkaar weer. Ultimo 2015 bedroeg het totaal van alle bezittingen 18,9 miljard euro.

Tabel 10.3 Totaal balansvermogen agentschappen (in miljoenen euro, ultimo 2015)

Vaste activa

6.783

 

Exploitatiereserve

419

Voorraden

9.108

 

Verplichte reserve

48

Nog te ontvangen posten

707

 

Onverdeeld resultaat

84

Liquide middelen

2.261

 

Voorzieningen

445

     

Leningen FIN

5.737

     

Kortlopende schulden

12.126

 

18.859

   

18.859

Staat van baten en lasten

Tabel 10.4 geeft de cumulatieve staat van baten en lasten van alle agentschappen weer. Ultimo 2015 bedraagt het totaal aan baten 10,3 miljard euro. Hier staan nagenoeg gelijke lasten tegenover. Dit past in het streven om kostendekkend te werken, waarbij agentschappen nagenoeg geen winst maken.

Tabel 10.4 Staat van baten en lasten (in miljoenen euro, ultimo 2015)

Omzet moederdepartement

7.095,0

 

Omzet overige departementen

2.202,4

 

Omzet derden

819,1

 
   

10.116,5

Overige baten

 

191,8

Totaal baten

 

10.308,3

     

Personele kosten

3.918,2

 

Materiële kosten

3.141,0

 
   

7.059,3

Afschrijvingskosten

 

531,8

Overige lasten

 

2.633,1

Totaal lasten

 

10.224,1

Exploitatieresultaat

 

84,1

Tabel 10.5 Belangrijkste aanbevelingen doorlichtingen agentschappen

Jaar

Agentschap

Sturing

Bekostiging en doelmatigheid

Financieel beheer

€ 50 mln omvangs-criterium

Overige aanbevelingen

2012

FMH

Rolverdeling (opdrachtgevers, opdrachtnemer en eigenaar) moet helder vastgelegd worden.

Het kostprijsmodel dient verder vereenvoudigd te worden t.b.v. transparantie naar de opdrachtgevers en om effectiever te sturen op doelmatigheid.

     

2012

CIBG

– Eigenaar: geef meer inzicht in het besluitvormingsproces rondom tarieven.

– Opdrachtgevers: maak heldere (meerjarige) financiële afspraken met het CIBG voordat een taak of project wordt gestart of het boekjaar begint.

– Stel een opdrachtgeversberaad in waaraan alle opdrachtgevers deel moeten nemen.

– Opdrachtnemer: zorg ervoor dat CIBG beter in control is.

– professionaliseer het inhuizen van nieuwe taken en zorg voor één aanspreekpunt voor opdrachtgevers.

– Standaardiseer processen en systemen veel meer.

– Maak doelmatigheid een belangrijk onderdeel van de centrale sturing. Ontwikkel hiervoor eenduidige prestatie-indicatoren.

– Ontwikkel een toekomstvast kostprijsmodel en houd dit daarna voor meerdere jaren constant.

– Neem als uitgangspunt dat de dienstverlening tegen een reële kostprijs wordt geleverd, zoveel mogelijk op basis van p x q.

– Maak meer gebruik van gegevens uit benchmarks om de doelmatigheid(sontwikkeling) van het CIBG aan te tonen.

Maak met de opdrachtgevers afspraken over aanvullende maatregelen in het kader van de informatiebeveiliging bij uitbestede ICT-taken (TPM-toetsen).

Maak een keuze tussen:

– uithuizen taken die

niet binnen de focus

als registerautoriteit

vallen; of

– het CIBG wordt dé

uitvoerder van VWS.

 

2012

IVW/ILT

– Noodzakelijk elkaar aan te spreken op de invulling van rollen en verantwoordelijkheden.

– Meer zakelijkheid en elkaar aanspreken op doelmatigheid.

– Meer transparantie nodig om scherp inzicht te krijgen in waar de inspectie staat op het gebied van doelmatigheid.

   

Afgesproken dat IVW/ILT over 2 jaar opnieuw wordt getoetst aan agentschapscriteria.

TK 2012–2013 30 873 nr. 4

2013

DRZ

– Intensiveer het contact tussen de eigenaar en de grootste opdrachtgevers.

– Versterk de ambassadeursrol van de eigenaar.

Ontwikkel binnen de ruimte die het verplichtingen-kasstelsel biedt een eenduidig vormgegeven bekostigingsmodel voor de verschillende taken/producten van DRZ

Neem in alle meerjarige afspraken tussen opdrachtgevers en opdrachtnemer een risicoparagraaf op.

Herpositioneer DRZ uiterlijk per 1 januari 2015 als regulier dienstonderdeel van een ministerie.

TK 2012–2013 28 737 nr. 23

2013

Logius

– Maak heldere afspraken over de rolverdeling, de opdrachtuitvoering en de inhoud van de rapportages daarover.

– Leg de verschillende rollen goed vast zodat ze minder persoonsafhankelijk worden.

– Logius gaat over het «hoe», de opdrachtgever over het «wat». Spreek duidelijk af op welke terreinen de opdrachtgevers / eigenaar invloed willen op het «hoe».

Investeer in heldere uitleg en transparantie over kostprijsmodel en tariefwijzigingen. Maak het simpeler.

     

2013

Justis

– Beleg het eigenaarschap bij de SG of de pSG.

– Leg de vormgeving van het externe sturingsmodel formeel vast.

Maak in de reguliere managementrapportages de doelmatigheidsontwikkeling expliciet zichtbaar.

Justis dient binnen een overgangsperiode van twee boekjaren de transitie maken naar een VK-agentschap.

Stel het besluit of Justis als agentschap kan voortbestaan uit tot 2015 en laat de ministers van VenJ en Financiën dan opnieuw een (deel)doorlichting uitvoeren waarin o.m. het omvangscriterium centraal staat.

Laat Justis zich de komende jaren nog meer profileren als nationale screeningsautoriteit.

2013

AT

– Vul het opdrachtgeverschap van de toezichtstaak helder in en maak hierbij onderscheid in systeem-verantwoordelijkheid en uitvoerings-verantwoordelijkheid.

– Leg de behartiging van de belangen van de gebruikers / vergunninghouders expliciet bij de eigenaar neer.

– Verbeter de managementrapportage en breng actieve sturing op doelmatigheid aan door kengetallen en prestatie-indicatoren op te nemen en actief te monitoren.

– Voer klanttevredenheidsonderzoeken vaker uit.

– Volg de aanbevelingen uit de Gatewayreview op.

– Pas het kostprijsmodel op zo aan dat er een transparante toerekening van kosten aan eindproducten plaatsvindt.

– Zorg er voor dat verrekening met de vergunninghouders jaarlijks plaatsvindt.

Maak op basis van de hernieuwde business case KoBra een duidelijk onderscheid tussen activeerbare kosten en kosten van onderzoek.

   

2013

IND

Beleg het eigenaarschap van de IND bij de SG en het opdrachtgeverschap bij de DGVZ.

Breid de huidige marginale kostprijzen uit met componenten uit de lumpsumvergoeding zodat wordt toegerekend naar meer integrale kostprijzen die beter vergelijkbaar zijn.

     

2014

RIVM

– Treed als eigenaar nadrukkelijker op de voorgrond bij het ontstaan van problematiek in de relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Betrek als eigenaar de opdrachtgevers bij de start van ontwikkelingen die van invloed zijn op de uitvoering van hun opdrachten.

– Herijk de doelmatigheidsindicatoren. Kwantificeer waar mogelijk de doelmatigheid in termen van kwaliteit (o.a. klanttevredenheid) en productiviteit (o.a. kosten per FTE en % overhead).

– Onderzoek de mogelijkheden voor het aanhouden van een kleinere en daarmee doelmatigere voorraad vaccins. Onderzoek de mogelijkheden om vaccins in consignatie te stellen of op basis van contractuele afspraken anderszins op afroep beschikbaar te maken.

– Kom tot een structurele oplossing voor de opslagtarieven (i.r.t. labstrategie en kostprijsmodel).

– De uitzondering op het eigen vermogen wordt vanaf het boekjaar 2013 niet langer gecontinueerd.

– Eigenaar wordt geadviseerd om het eigen vermogen af te bouwen tot het maximum toegestane eigen vermogen.

   

2014

CJIB

– Beleg het eigenaarschap van het CJIB bij de SG en het opdrachtgeverschap bij de DGJS.

– Stel gezamenlijk als eigenaar, opdrachtgevers bij VenJ en opdrachtnemer voor de nieuwe cyclus van 2015 convenanten op tussen eigenaar – CJIB en opdrachtgevers – CJIB.

– Ontwikkel als CJIB samen met de opdrachtgevers en eigenaar binnen 1 jaar een beperkte set van doelmatigheidsindicatoren die zowel intern als extern wordt gebruikt voor sturing op doelmatigheid.

– Beperk als opdrachtgevers de bekostiging op basis van input of projecten tot het minimum en baken deze in tijd voldoende af.

– Voer als CJIB vanaf 2016 een volledig P x Q model voor alle type incasso opdrachten, zodat op een eenduidige wijze de bekostiging van het CJIB tot stand komt.

– Gebruik 2014 en de eerste helft van 2015 om als CJIB het kostprijsmodel te herijken, waarbij een kanteling van product naar procesniveau wordt gerealiseerd.

   

2014

DJI

– Breng binnen een jaar een verdergaande scheiding aan tussen de rollen van eigenaar en opdrachtgever. Hierbij wordt het eigenaarschap verlegd van de huidige positie bij de DGJS.

– Breng het interne sturingsmodel op orde.

– Beleg een opdrachtgeversoverleg met beide VenJ opdrachtgevers en herzie de opdrachtgeversconvenanten.

– Creëer meer aandacht voor doelmatigheid door binnen een jaar te komen tot een beperkte set doelmatigheidsindicatoren.

– Opdrachtgevers dienen meer op kostprijzen en minder op input te sturen. Daarnaast dient de producten- en dienstencatalogus te worden geactualiseerd.

– In navolging op het interne sturingsmodel dient DJI in overleg met eigenaar en FEZ tot een vereenvoudigde interne administratie te komen.

– Blijf nut en noodzaak volgen van het voeren van een baten-lasten stelsel. In het geval van een natuurlijk moment om een stelselwijziging door te voeren, wordt samen met het Ministerie van Financiën opnieuw bezien hoe het gebruik van het baten en lastenstelsel is.

 

– Stel, gezien de aard en omvang van deze aanbevelingen, in overleg met opdrachtgevers, DJI en de SG binnen een halfjaar een actieplan op, waarin de acties worden belegd en uitgezet in de tijd.

2014

ASZW

– Herijk de convenanten tussen eigenaar, opdrachtgevers en het agentschap en beleg vanaf 2015 een opdrachtgeversoverleg.

– Creëer meer aandacht voor doelmatigheid naast kwaliteit van de uitvoering.

– Ontwikkel doelmatigheidsindicatoren en neem in het jaarplan 2015 streefwaarden op.

– Ontwikkel in 2015 een producten en dienstencatalogus (PDC) en kom tot productprijzen.

– Elimineer risicomarges en kortingen in het kader van het eigen vermogen als onderdeel van de tariefsberekening.

– Heroverweeg de huidige uurtariefberekening om te vormen tot een integraal kostprijsmodel, met waar mogelijk inbegrip van de out of pocket kosten.

– Herijk samen met de directeur FEZ de taken en verantwoordelijkheden in het kader van de eigenaarsondersteuning.

 

– Stel in 2015 een meerjaren visie en strategie op waarlangs de toekomst van AGSZW kan worden vormgegeven.

2015

aCBG

– Stel een convenant op waarin helder de verschillende taken, verantwoordelijkheden en onderlinge werkafspraken van eigenaar, opdrachtgever en opdrachtnemer worden omschreven

– Onderzoek of werkprocessen efficiënter kunnen worden ingericht. Formuleer een kwantitatieve doelmatigheidsdoelstelling.

– Voer als eigenaar nog dit jaar een onderzoek uit naar een geschikt kostprijsmodel op basis van reële kosten.

– Het blijven volgen door de eigenaar van nut en noodzaak van een baten-lastenstelsel. Bij een natuurlijk moment om een stelselwijziging door te voeren bezien of het gebruik van het baten-lastenstelsel kan worden gecontinueerd.

   

2015

DHC

– Breng een scheiding aan tussen de rollen opdrachtgever en eigenaar.

– Reken voorschotten af en verreken tekorten of overschotten.

– Pak de bekostigingsstructuur aan.

– Leg afspraken over projecten vast en stuur op resultaten.

– Positioneer de concerncontroller binnen het bedrijfsbureau.

– Heroverweeg de agentschapsstatus.

 

2015

DPC

– Stel een protocol op voor het proces en de hantering van mogelijke conflicten.

– Laat de VoRa een kader meegeven aan DPC bij opstellen prestatieplan.

– Bezie de impact van het functioneren als IUC communicatie op DPC en haar opdrachtgevers.

– Onderzoek of meer doelmatigheidsindicatoren mogelijk zijn.

– Maak een beschrijving van het kostprijsmodel.

– Leg rol concerncontrol vast

– Stel een procesbeschrijving die risico’s ondervangt met het werken van dubbelfuncties.

– Laat de media-inkopen tot de omzet vervallen.

   

2015

DUO

– Formuleer met DUO en een aantal opdrachtgevers een gedragen toekomstvisie over de taken en de rol van DUO.

– Professionalleer zowel binnen als buiten OCW de opdrachtgeversrol door een sterke en kritische vraagarticulatie te organiseren.

– Maak per OW 2016 meer gebruik van al beschikbare prestatie-indicatoren die dienen als graadmeter voor de ontwikkeling van de doelmatigheid.

– Maak in de MA 2016 inzichtelijk hoe de overheadkosten worden toegewezen en gebruik deze als doelmatigheidsindicator.

– Herzie de bekostiging van het basiscontract gebaseerd op het Light-model.

– Maak meer gebruik van de mogelijkheden van het baten-lastenstelsel en kom tot meer integrale kostprijzen.

   

2015

KNMI

– Vul het opdrachtgeverschap professioneler in en maak gebruik van vraagsturing.

– Richt één (strategisch) opdrachtgeversberaad in voor zowel interne als externe opdrachtgevers.

– Stel een transparant kostprijsmodel op dat rekening houdt met diverse manieren van bekostiging van KNMI.

– Ontwikkel indicatoren die de doelmatigheidsontikkeling van het KNMI inzichtelijk maken voor meerjarig gebruik.

– Maak bij VJN 2016 de middelen aardobservatie in begroting expliciet zichtbaar als agentschapbijdrage programma KNMI.

– Kom tot een gezond financieel beheer door SMART aanpassingen te formuleren.

– Maak gebruik van de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën indien investeringen of herfinanciering van duurzame activa.

   

2015

NFI

– Breng een scheiding aan tussen rollen van eigenaar en opdrachtgever. Hierbij wordt het eigenaarschap verlegd van de huidige positie bij DGRR.

– Herijk de convenanten zodat governanceafspraken ook in opzet goed geborgd zijn en neem daarin de hernieuwde governanceafspraken op.

– Zorg dat de uitputting van de SLA centraal inzichtelijk is voor een optimale benutting van de capaciteit.

– Vereenvoudig het kostprijsmodel en stuur als eigenaar meer op kostprijzen en minder op input.

– Creëer meer aandacht voor doelmatigheid en kom tot doelmatigheidsindicatoren.

– Zorg voor voldoende capaciteit om de verbeterplannen op het gebied van de bedrijfsvoering tot uitvoering te brengen.

   

2015

RvIG

– Breng een scheiding aan tussen rollen eigenaar en opdrachtgever

– Neem maatregelen waarin de benodigde expertise voor het opdrachtgeverschap ingevuld wordt.

– Ontwikkel doelmatigheidsindicatoren.

– Monitor de vordering van de geplande investeringen.

– Maak inzichtelijk wanneer het eigen vermogen aangesproken wordt.

   

2015

UBR

– Onderzoek de mogelijkheden voor een herordening van UBR en haar onderdelen buiten het agentschap.

– Sluit een eigenaarsconvenant.

– Onderzoek jaarlijks of de omvang en samenstelling van aanbod van UBR nog aansluit op de vraag en geef opties tot versobering aan.

– Focus op financiële problematiek en breng besparingen in kaart.

– Ontwikkel een nieuw kostprijsmodel met uitsluitend onvermijdbare kosten.

– Ontwikkel indicatoren die de doelmatigheidsontwikkeling van UBR inzichtelijk maken voor meerjarig gebruik.

– Maak de transitie naar een kas-verplichtingen agentschap.

   

Lopende doorlichtingen

DICTU, NA, Paresto, RWS

       

Startende doorlichtingen 2015

DTO, NVWA, RVO

         
Tabel 10.6 Lijst met verklarende afkortingen agentschappen (naar ministerie, stand 1 januari 2016)

Ministerie van Algemene Zaken (AZ)

DPC

Dienst Publiek en Communicatie

 

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)

RvIG

Rijksdienst voor Identiteitsgegevens

DHC

Dienst Huurcommissie

UBR

Uitvoeringsbedrijf Bedrijfsvoering Rijk

Logius

 

SSC-ICT

Shared service center ICT

P-Direkt

 

FMH

FM Haaglanden

RVB

Rijksvastgoedbedrijf

 

Ministerie van Defensie (DEF)

DTO

Defensie Telematica Organisatie

Paresto

 
 

Ministerie van Economische Zaken (EZ)

AT

Agentschap Telecom

RVO

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

NVWA

Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit

DICTU

Dienst ICT Uitvoering

 

Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM)

NEa

Nederlandse Emissieautoriteit

ILT

Inspectie Leefomgeving en Transport

KNMI

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

RWS

Rijkswaterstaat

 

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

NA

Nationaal Archief

 

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)

ASZW

Agentschap SZW

 

Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ)

DJI

Dienst Justitiële Inrichtingen

IND

Immigratie- en Naturalisatiedienst

Justis

Justitiële Uitvoeringsdienst Toetsing, Integriteit, Screening

NFI

Nederlands Forensisch Instituut

CJIB

Centraal Justitieel Incassobureau

 

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)

CIBG

 

aCBG

College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

Vindplaats gepubliceerde doorlichtingsrapporten:

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/rijksoverheid/agentschappen

Lijst van gebruikte termen en hun betekenis

Accres

Gemeenten en provincies ontvangen jaarlijks de algemene uitkering uit het gemeente- en provinciefonds. De jaarlijkse ontwikkeling van de omvang van het gemeente- en provinciefonds wordt sinds 1995 bepaald door de normeringssystematiek, waarbij de fondsen gekoppeld zijn aan de ontwikkeling van de uitgaven van het Rijk, de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. De jaarlijkse toe- en afname van het gemeente- en provinciefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.

Achterborgstellingen

Een garantieverplichting die niet is afgegeven door de overheid, maar door een daarvoor aangewezen tussenpersoon, bijvoorbeeld een stichting, waarvoor de overheid indirect garant staat. Deze indirecte garantie wordt pas aangesproken wanneer de tussenpersoon niet aan zijn verplichtingen kan voldoen.

Apparaatsuitgaven

Uitgaven voor personeel en materieel voor het primaire proces (beleidsproces) en voor de ondersteuning van het primaire proces (de bedrijfsvoering).

Automatische stabilisatie

Conjuncturele schommelingen in de collectieve inkomsten (en uitgaven) resulteren niet in een beleidsreactie, maar lopen in het begrotingssaldo. Bij versnelling van de conjunctuur nemen de belasting- en premie-inkomsten toe en de uitgaven voor werkloosheid af. Hierdoor verbetert het begrotingssaldo. Bij vertraging van de conjunctuur treedt het omgekeerde op. Automatische stabilisatoren hebben daarmee een dempende invloed op de intensiteit van de conjuncturele uitslagen.

Baten-lastenagentschap

Een baten-lastenagentschap is een onderdeel van een ministerie waarvoor een afgezonderd en afwijkend beheer wordt gevoerd, met als doel een doelmatiger beheer te realiseren. Agentschappen die een baten-lastenstelsel voeren hebben een eigen begroting en staan los van de begrotingsadministratie van het moederministerie. Een agentschap dat een baten-lastenstelsel voert valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid.

Bedrijfsvoering

Het inzetten van apparaat (personeel en materieel) door een organisatie, gericht op het ondersteunen van het beleids- of taakproces van die organisatie.

De bedrijfsvoering omvat dus de ondersteunende processen die de beleids- of taakprocessen faciliteren. Hierbij kan worden gedacht aan personeel, inkoop, materieel, organisatie, financiën, automatisering/informatisering en huisvesting.

Belastinguitgaven

Onder een belastinguitgave (in enge zin) wordt verstaan een overheidsuitgave in de vorm van een derving of uitstel van belastingontvangsten, die voorvloeit uit een voorziening in de wet voor zover die voorziening niet in overeenstemming is met de primaire heffingstructuur van de wet.

Beleidsdoorlichting

Een beleidsdoorlichting vat de kennis samen over de effectiviteit en doelmatigheid van een heel beleidsterrein. De doorlichting kijkt naar de samenhang tussen verschillende vormen van beleid. Losse evaluaties van beleid onderbouwen dit.

Beleidsinformatie

Beleidsinformatie is informatie die inzicht biedt in de inhoud van het beleid (doelstellingen, doelgroepen, instrumenten, budgetten, organisatie, handhaafbaarheid, planning e.d.) en in de doeltreffendheid en doelmatigheid ervan.

Beleidsrente

De rente die door een centrale bank wordt vastgesteld. Deze rente is het belangrijkste instrument van het monetair beleid en vertaalt zich door naar andere rentes in de economie en heeft zo invloed op onder meer de spaar- en investeringsbeslissingen van huishoudens en bedrijven.

Bruto Binnenlands Product (bbp)

Het bbp is de totale toegevoegde waarde van alle goederen en diensten die binnen de grenzen van een land zijn geproduceerd.

Bruto Nationaal Inkomen (bni)

Het bni is de som van de primaire inkomens die Nederlandse ingezetenen hebben ontvangen. Tot primaire inkomens vallen alle beloningen voor de deelname aan het productieproces en vergoedingen voor het beschikbaar stellen van financiële middelen of niet-financiële middelen als grond.

Bruto Nationaal Product (bnp)

Het bnp is de totale toegevoegde waarde van alle goederen en diensten in een land, waarbij rekening gehouden is met het saldo van de primaire inkomens ontvangen uit en betaald aan het buitenland.

Collectieve lastendruk

Het totaal van belasting- en premieontvangsten, vermeerderd met enkele niet-belastingontvangsten, uitgedrukt in procenten van het bbp.

Collectieve uitgaven

Het totaal van de relevante uitgaven van het Rijk (inclusief debudgetteringen en de uitgaven van de agentschappen), de overige publiekrechtelijke lichamen en de sociale fondsen. Onderlinge betalingen worden geconsolideerd.

Comprehensive Assessment

Een doorlichting van de bankbalansen van de grote banken in de eurozone.

Contractloon

Het looninkomen per werknemer als direct gevolg van de afgesloten collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO) in de private sector en van arbeidsvoorwaardenafspraken met overheidspersoneel.

Economische en Monetaire Unie (EMU)

De in het Verdrag van Maastricht geregelde unie tussen EU-lidstaten. De derde fase die op 1 januari 1999 van start is gegaan, kenmerkt zich door onherroepelijk vastgelegde wisselkoersen, volledig vrij kapitaalverkeer en girale invoering van de gemeenschappelijke munt, de euro. De euro is per 1 januari 2002 ook chartaal ingevoerd. In de EMU is de Europese Centrale Bank verantwoordelijk voor het gemeenschappelijke monetaire beleid dat wordt gevoerd door het Europees Stelsel van Centrale Banken. Tevens vindt binnen de EMU coördinatie van het economisch beleid plaats.

Eurozone

Lidstaten van de Europese Unie, die de euro als munteenheid gebruiken.

EMU-saldo

Het EMU-saldo is het saldo van inkomsten en uitgaven van de sector overheid. Omdat het EMU-saldo betrekking heeft op de totale sector overheid, is niet alleen het Rijk van belang, maar ook de sociale fondsen en de decentrale overheden, inclusief gemeenschappelijke regelingen.

EMU-schuld(-quote)

De geconsolideerde som van de uitstaande schuldtitels van de sector overheid, in nominale waarde. De EMU-schuld is een bruto-schuldbegrip.

Europese Financiële Stabiliteitsfaciliteit (EFSF)

Het EFSF is een tijdelijk noodfonds voor lidstaten van de eurozone. De lidstaten van de eurozone geven garanties af aan het EFSF, waarmee het EFSF geld kan aantrekken op de financiële markt om dit vervolgens uit te lenen aan lidstaten die om financiële steun hebben gevraagd. Het EFSF is de voorganger van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) en heeft leningen verstrekt aan Ierland, Portugal en Griekenland. Het EFSF kan vanaf juli 2013 in principe geen nieuwe leningenprogramma's meer aangaan, omdat het ESM het voornaamste noodfonds is.

European System of Accounts (ESA)

Het ESA is het Europese boekhoudsysteem voor de beschrijving van economieën en overheidsfinanciën. Via het ESA zijn economische data over lidstaten binnen de Europese Unie onderling vergelijkbaar.

Feitelijk tekort

Het saldo van de uitgaven en ontvangsten op kasbasis, minus de mutatie van de derdenrekeningen.

Financieel beheer

Het sturen en beheersen van de financiële aspecten van de beleidsuitvoering en de bedrijfsvoering, waaronder de zorg voor het aangaan van financiële verplichtingen, het heffen van belastingen en het opleggen van andere heffingen, het in rekening brengen van kosten, de financiële bezittingen en schulden en het kasbeheer.

Financiële Functie

De financiële functie is het geheel van taken en activiteiten gericht op de financiële aspecten van de beleids- en bedrijfsvoering. Het omvat zowel de centrale controlfunctie (directies Financieel Economische Zaken bij de ministeries) als de decentrale controlfunctie en de auditfunctie (Auditdienst Rijk). Ook de coördinerende controlactiviteiten van de Minister van Financiën behoren hiertoe.

Gemeentefonds

Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden betaald aan de gemeenten, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds op basis van de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.

Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)

De middelen voor het buitenlandse beleid worden verantwoord op verschillende begrotingen. Om de samenhang van het buitenlandse beleid te versterken, zijn de financiële middelen hiertoe gebundeld onder de HGIS. Op deze manier wordt de omvang van de beschikbare middelen duidelijk gemaakt en kan een integrale afweging plaatsvinden omtrent de inzet van deze middelen.

Infrastructuurfonds

Een fonds waarin middelen staan voor de uitgaven aan de weg-, water- en railinfrastructuur.

Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO)

Een IBO ontwikkelt alternatieven voor bestaand beleid. IBO’s gaan over brede beleidsterreinen. Ze vinden plaats in opdracht van het kabinet en worden uitgevoerd door interdepartementale werkgroepen. IBO’s geven de sterke en zwakke elementen van beleid op een bepaald terrein aan en geven opties voor mogelijke aanpassingen.

Kasschuif

Het schuiven van budget tussen jaren. Dit komt voor wanneer beleid dat gepland stond voor een bepaald jaar in een ander jaar wordt uitgevoerd.

Kas- transactieverschillen

De verschillen die ontstaan door toepassing van zowel het kas- als het transactiebegrip.

Lastenverlichting (en -verzwaring)

Een verlaging (verhoging) van belastingtarieven dan wel verruiming (beperking) van fiscale aftrekmogelijkheden of een verlaging (verhoging) van de tarieven van de socialenverzekeringspremies.

Loonbijstelling

Tegemoetkoming voor ministeries voor loonstijgingen. Deze middelen worden gereserveerd op een aanvullende post.

Materieelbeheer

De zorg voor het onderhoud en de instandhouding van roerende en onroerende zaken vanaf het moment van inbeheer- of ingebruikneming tot aan het moment van overtolligstelling.

Najaarsnota

Tussentijds overzicht van de lopende begrotingsuitvoering samenhangende met de tweede suppletoire begrotingen, waarin wordt aangegeven welke wijzigingen optreden ten opzichte van de stand van de Voorjaarsnota. De Najaarsnota moet uiterlijk op 1 december van het lopende begrotingsjaar bij de Staten-Generaal worden ingediend.

Netto-uitgaven Rijksbegroting in enge zin

Relevante uitgaven en niet-belastingontvangsten van de Rijksbegroting exclusief de uitgaven en niet-belastingontvangsten van de Rijksbegroting die tot de sector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid of tot de sector Zorg worden gerekend. Tevens worden de relevante uitgaven gecorrigeerd voor enkele incidentele posten.

Netto-uitgaven Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

De budgetdisciplinesector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid omvat de sociale zekerheid op de Rijksbegroting, alsmede de uitgaven van de sociale fondsen. Voor de sociale fondsen is het totaal van uitkeringen en administratiekosten relevant. Het bovenwettelijke gedeelte blijft buiten beschouwing.

Netto-uitgaven Zorgsector

De uitgaven die tot het Budgettair Kader Zorg (BKZ) worden gerekend. Het BKZ omvat de via de AWBZ, ZVW en particuliere verzekeraars (voorzover betrekking hebbend op de particulier verzekerde voorzieningen die ook in het ZVW-verzekerde pakket zijn opgenomen) gefinancierde netto-uitgaven. Bij het collectief gefinancierde deel van het BKZ worden de via de particuliere verzekeraars gefinancierde uitgaven niet meegenomen, met uitzondering van de via de omslagbijdrage WTZ gefinancierde uitgaven.

Niet-belastingontvangsten

Alle begrotingsontvangsten van het Rijk die niet tot de belastingen- en premieontvangsten worden gerekend. Het betreft een zeer heterogene groep. Het gaat daarbij vooral om ontvangsten die samenhangen met verleende overheidsdiensten en kredietverlening door het Rijk, sommige ontvangsten die als collectieve lasten worden aangemerkt, de delfstofbaten en bijvoorbeeld incidentele ontvangsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen.

Onderuitputting

De netto gerealiseerde uitgaven (begrotingsuitgaven minus niet-belastingontvangsten) zijn lager dan begroot.

Open Data

Data verzamelt uit hoofde van een publieke taak die openbaar is en zonder drempels voor hergebruik beschikbaar wordt gesteld.

Prijsbijstelling

Tegemoetkoming voor de extra uitgaven van ministeries ten gevolge van prijsstijgingen. Deze middelen worden gereserveerd op een aanvullende post.

Provinciefonds

Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden betaald aan de provincies, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds op basis van de ontwikkeling van de netto- gecorrigeerde rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.

Quantitative easing

Beleidsinstrument van een centrale bank waarmee wordt beoogd de kredietverlening aan huishoudens en bedrijven te stimuleren. In praktische zin koopt een centrale bank langlopende obligaties op om op deze manier de langetermijnrentes te drukken en geld vrij te maken dat uitgeleend kan worden aan huishoudens en bedrijven.

Rechtmatigheid

Onder rechtmatigheid wordt verstaan het verrichten van een handeling in overeenstemming met de wetgeving. In het kader van de (financiële) verantwoording is vooral de financiële rechtmatigheid relevant. Die rechtmatigheid houdt in dat een financiële beheershandeling, waarvan de uitkomst in het departementale jaarverslag dient te worden verantwoord, in overeenstemming is met de begrotingswet en met de bepalingen van de overige wetgeving voor zover die de uitkomst van die financiële transactie beïnvloeden.

Reëel loon

Loon (arbeidsinkomen) is de beloning van de productiefactor arbeid. Door arbeid aan te bieden kunnen individuen een inkomen vergaren. Loonstijgingen (bijvoorbeeld afgesproken in CAO's) kunnen vergeleken worden met de stijging van prijs van consumptiegoederen (inflatie). Als een loonstijging (bijvoorbeeld in een CAO afgesproken) gecorrigeerd wordt voor inflatie, wordt gesproken over een reële loonstijging.

Renminbi

Officiële valuta van de Volksrepubliek China.

Ruilvoet

De ruilvoet is het verschil tussen enerzijds het niveau van prijs nationale bestedingen (pNB) (waarmee het uitgavenkader wordt aangepast), en anderzijds het loon- en prijsniveau waarmee de onderliggende uitgaven daadwerkelijk muteren.

Schatkistbankieren

Stallen van (publiek) geld in 's Rijks schatkist door andere onderdelen van de collectieve sector in plaats van geld stallen bij commerciële banken.

Shared Service Organisaties (SSO's)

Steeds meer werkzaamheden binnen de rijksdienst worden gezamenlijk uitgevoerd. Met name bij de bedrijfsvoering – de ondersteuning van de primaire (beleids)processen (ook wel als PIMOFACH-processen aangeduid) – worden werkstromen gebundeld in zogenoemde «shared service organisaties» (SSO's). Voor een limitatief overzicht van SSO's wordt verwezen naar de Rijksbrede kostensoortentabel.

Single Resolution Mechanism

Gemeenschappelijke raamwerk van lidstaten van de Europese Unie dat voorschrijft hoe omgegaan wordt met banken in ernstige financiële problemen.

Sociale fondsen

Fondsen waaruit uitkeringen en voorzieningen worden verstrekt krachtens sociale verzekeringswetten. De financiering vindt plaats via sociale premies en rijksbijdragen.

Stabiliteits- en Groeipact

Samenstel van Europese afspraken, waarin de lidstaten van de Europese Unie zich verplichten om te streven naar houdbare overheidsfinanciën.

Uitgavenkader

Een jaarlijks uitgavenplafond, waarin de netto-uitgaven (uitgaven minus de niet-belastingontvangsten) voor de duur van de kabinetsperiode zijn vastgelegd. Het totale uitgavenkader is onderverdeeld in drie deelkaders: Rijksbegroting in enge zin, Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt en het Budgettair Kader Zorg.

Verticale Toelichting

De verticale toelichting bevat een overzicht voor alle begrotingen van budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds Miljoenennota 2013.

Voorjaarsnota

Tussentijds overzicht van de lopende begrotingsuitvoering samenhangende met de eerste suppletoire begrotingen, waarin wordt aangegeven welke wijzigingen optreden ten opzichte van de rijksbegroting die op de derde dinsdag van september van het voorafgaande jaar is ingediend. De Voorjaarsnota moet uiterlijk op 1 juni van het lopende begrotingsjaar bij de Staten-Generaal worden ingediend.

Wet Houdbare Overheidsfinanciën (Wet Hof)

De wet Hof verankert het trendmatig begrotingsbeleid wettelijk, met inachtneming van de regels en procedures die het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) voorschrijven. Daarnaast verplicht de wet Hof decentrale overheden tot een gelijkwaardige inspanning om een EMU-saldo te bereiken, in lijn met regels van het SGP.

Lijst van gebruikte afkortingen

ADR

Auditdienst Rijk

AO

Arbeidsongeschikt(heid)

AOW

Algemene Ouderdomswet

AR

Algemene Rekenkamer

AWBZ

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

AZ

Algemene Zaken

bbp

Bruto Binnenlands Product

BES

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

BHOS

Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

BIR

Baseline Informatiebeveiliging Rijk

BKZ

Budgettair Kader Zorg

bnp

bruto nationaal product

BPM

Belasting op personenauto’s en motorrijwielen

BTW

Belasting Toegevoegde Waarde

BuZa

Ministerie van Buitenlandse Zaken

BZK

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CEP

Centraal Economisch Plan

CFV

Centraal Fonds Volkshuisvesting

CIBG

Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg

CPB

Centraal Planbureau

CW

Comptabiliteitswet

DEF

Ministerie van Defensie

DGRB

Directoraat-Generaal Rijksbegroting

DGS

Depositogarantiestelsel

DJI

Dienst Justitiële Inrichtingen

DNB

De Nederlandsche Bank

DPC

Dienst Publiek en Communicatie

DRZ

Dienst Roerende Zaken

EBRD

European Bank for Reconstruction and Development

ECB

Europese Centrale Bank

EFSF

European Financial Stability Facility

EFSM

European Financial Stability Mechanism

EIB

European Investment Bank

EMU

Economische en Monetaire Unie

ESCB

Stelsel van Europese Centrale Banken

ESM

European Stability Mechanism

ESR

Europees Stelsel van Rekeningen

EU

Europese Unie

EZ

Ministerie van Economische Zaken

FED

Federal Reserve

FEZ

Financieel-Economische Zaken

FIN

Ministerie van Financiën

FJR

Financieel Jaarverslag van het Rijk

GF

Gemeentefonds

GO

Garantie Ondernemingsfinanciering

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

Hof

Houdbare Overheidsfinanciën

IABF

Illiquid Assets Back-up Facility

IBO

Interdepartementaal Beleidsonderzoek

ICBR

Interdepartementale Commissie Bedrijfsvoering Rijksdienst

ICT

Informatie- en Communicatietechnologie

IenM

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

ILT

Inspectie Leefomgeving en Transport

IMF

Internationaal Monetair Fonds

IND

Immigratie- en Naturalisatiedienst

IS-NIO

Internationale Samenwerking – Nederlands Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden

IUC

Inkoopuitvoeringscentrum

IVA

inkomensvoorziening volledig en duurzaam arbeidsongeschikten

IVW

Inspectie Verkeer en Waterstaat

KTV

Kastransactieverschillen

LTRO

Long-term Refinancing Operations

M&O

Misbruik en oneigenlijk gebruik

MEP

Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie

MKB

Midden en Klein Bedrijf

MKOB

Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen

MLT

Middellangetermijn

MTO

Medium Term Objective

NBA

Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants

NCW

Netto Contante Waarde

NEa

Nederlandse Emissieautoriteit

Ngru

Netto gecorrigeerde rijksuitgaven

NHG

Nationale Hypotheekgarantie

NHT

Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschade

NIB

Nationale Investeringsbank

NJN

Najaarsnota

NRF

Nationaal Restauratiefonds

Nza

Nederlandse Zorgautoriteit

OCW

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

ODA

Office Development Assistance

OEM

Overige Eigen Middelen

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OPCW

Organisation for the Prohibition of Chemical Weapons

OS

Ontwikkelingssamenwerking

PF

Provinciefonds

pgb

Persoonsgebonden budget

Rbg-eng

Rijksbegroting in enge zin

RBV

Rijksbegrotingsvoorschriften

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

RPE

Regeling Periodiek Evalutieonderzoek

Rwt

Rechtspersoon met een wettelijke taak

SDE

Stimulering Duurzame Energieproductie

SER

Sociaal Economische Raad

Sf

Sociale fondsen

SMP

Securities Market Programme

SSC

Shared Service Centrum

SSM

Single Supervisory Mechanism (Europees toezichtsmechanisme)

SSO

Shared Service Organisatie

SZA

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

SZW

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

TK

Tweede Kamer

USD

Amerikaanse dollar

USK

Uniform subsidiekader

UWV

Uitvoeringsinstituut voor Werknemersverzekeringen

VenJ

Ministerie van Veiligheid en Justitie

VIR-BI

Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst – Bijzondere Informatie

Vpb

Vennootschapsbelasting

VVZ

Volksverzekeringen

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WAKO

Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen

WAO

Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering

WAZ

Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen

WAZO

Wet Arbeid en Zorg

WenR

Wonen en Rijksdienst

WEW

Waarborgfonds Eigen Woningen

WFZ

Waarborgfonds voor de Zorgsector

WGA

Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten

WIA

Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen

Wmo

Wet Maatschappelijke Ondersteuning

WNT

Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector

WNVZ

Werknemersverzekeringen

WSW

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

Wtcg

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

WW

Werkloosheidswet

WWB

Wet werk en bijstand

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

Trefwoordenlijst

ABN Amro 25, 26, 48, 49, 51, 88

Achterborgstelling 44, 45, 46, 96, 98, 99, 130

Agentschap 5, 62, 63, 64, 65, 73, 77, 78, 79, 80, 102, 112, 113, 114, 115, 116, 117, 118, 119, 121, 122, 123, 124, 125, 126, 127, 128, 129, 130, 131

Algemene Rekenkamer 48, 56, 58, 61, 62, 65, 70, 72, 137

Algemene Zaken 74, 75, 76, 110, 129, 137

AOW 34, 35, 84, 137

Arbeidsmarkt 8, 13, 19, 24, 29, 31, 34, 101, 104, 134, 136, 139

Audit committees 67

Auditdienst 55, 58, 59, 61, 66, 67, 70, 72, 132, 137

Automatische stabilisatie 130

AWBZ 23, 36, 134, 137

Az 17, 35, 77, 78, 79, 80, 84, 129, 137, 139

BBP 40, 41

Bedrijfsvoering 7, 55, 56, 58, 60, 61, 62, 63, 65, 66, 67, 69, 70, 77, 78, 79, 80, 112, 115, 128, 129, 130, 132, 135, 138

Bedrijfsvoeringsparagraaf 56, 58, 60, 65

Belastingdienst 33, 34, 56, 61, 72

Beleidsdoorlichting 5, 70, 71, 107, 108, 131

Beleidsevaluatie 70, 71, 72, 107

Beleidsinformatie 55, 60, 69, 131

Beleidspakketten 28

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 55, 71, 74, 75, 76, 107, 110, 129, 137

Budgettair Kader Zorg 19, 24, 29, 31, 36, 134, 136, 137

BZK 63, 64, 68, 77, 78, 79, 80, 101, 113, 114, 117, 119, 129, 137

CBS 9, 11, 12, 13, 14, 25, 40, 42, 47, 68, 84, 85, 88, 89, 91, 95, 137

Comptabiliteitswet 60, 72, 73, 137

Consumptie 7, 9, 10, 11, 12, 15, 16, 38, 39, 41, 135

De Nederlandsche Bank 33, 137

Deelnemingen 26, 32, 33, 81, 83, 84, 85, 97, 134

Defensie 55, 56, 61, 62, 64, 71, 74, 75, 76, 77, 78, 79, 80, 106, 107, 108, 110, 112, 129, 137

Depositogarantiestelsel 137

Dividend 32, 33, 40, 41, 42, 49, 51, 86, 87, 88, 89, 92, 93

Economische crisis 29, 35

Economische groei 9, 10, 14, 15, 16, 17, 19, 22, 25, 27, 35, 37, 38

Economische Zaken 55, 65, 71, 74, 75, 76, 83, 107, 108, 110, 129, 132, 137

EFSF 25, 26, 51, 52, 91, 92, 95, 96, 97, 132, 137

EFSM 51, 52, 96, 97, 137

EMU-saldo 5, 19, 20, 22, 23, 24, 25, 26, 28, 34, 38, 40, 76, 88, 90, 92, 132, 136

EMU-schuld 5, 19, 20, 25, 26, 27, 44, 47, 88, 90, 132

EMU-tekort 22, 23, 26

ESA 20, 26, 132

EU-fonds 59

European System of Accounts  20, 26, 132

Europese Unie 20, 26, 29, 51, 132, 135, 137

Export 7, 15, 16, 17, 32, 33, 45, 51, 83, 97, 98, 102

Ez 7, 8, 9, 11, 12, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 23, 24, 25, 26, 28, 29, 30, 32, 33, 34, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 43, 44, 45, 46, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 72, 73, 74, 75, 76, 77, 78, 79, 80, 81, 82, 83, 84, 85, 88, 91, 92, 96, 97, 98, 99, 100, 101, 102, 103, 104, 105, 106, 107, 108, 109, 110, 111, 112, 113, 114, 115, 116, 118, 119, 124, 125, 126, 127, 129, 130, 131, 132, 133, 134, 135, 137, 138, 139

Financieel beheer 60, 61, 62, 63, 66, 68, 69, 112, 121, 122, 123, 124, 125, 126, 127, 128, 132

Fortis 25, 26, 49, 51, 88, 92

Garantie 5, 18, 44, 45, 46, 47, 50, 52, 59, 81, 83, 88, 89, 90, 91, 93, 94, 95, 96, 97, 98, 99, 102, 130, 132, 138

Garantiebeleid 44

Gaswinning 7, 9, 22, 42

Gemeente- en provinciefonds 109, 111, 130

IABF 138

Icesave 48, 50, 51, 90

Informatiebeveiliging 61, 67, 121, 137, 139

Infrastructuur en Milieu 71, 74, 75, 76, 107, 129, 138

Infrastructuur 33, 45, 62, 74, 75, 76, 83, 110, 133

Inkomsten 18, 19, 21, 24, 37, 38, 40, 42, 86, 87, 107, 109, 130, 132

Inkoopbeheer 65

Koning 74, 75, 76, 110

Kredietcrisis 44, 48, 88, 90, 91, 94, 95

Materieelbeheer 60, 61, 133

Nationale Hypotheekgarantie 46, 83, 138

Nationale Schuld 52, 71, 73, 74, 75, 76, 77, 107, 110

NHG 46, 138

Normeringssystematiek 109, 111, 130

OCW 33, 56, 72, 77, 78, 79, 80, 83, 127, 129, 138

Omzetbelasting 38, 39, 41, 86, 87

Onderuitputting 32, 34, 134

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 71, 74, 75, 76, 107, 110, 129, 138

Onderwijs 21, 63, 77, 78, 79, 80, 129

Openstaande rechten 81, 82

Overdrachtsbelasting 38, 40, 41, 86, 87

Overheidsbalans 5, 43, 44, 84, 85

Overheidsschuld 7, 18, 20, 25, 26, 43, 85

Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten 74, 75, 76, 110

Overschrijding 31, 32, 56, 100, 102, 105, 106

P-Direkt 77, 78, 79, 80, 115, 119, 129

Preventieve arm 28

Rechtmatigheid 7, 8, 55, 56, 57, 58, 60, 63, 65, 135

Regeldruk 107

Rente 8, 15, 16, 19, 24, 26, 33, 39, 42, 47, 50, 51, 57, 58, 73, 74, 75, 76, 77, 85, 88, 89, 90, 91, 92, 93, 94, 131, 135

Renteswaps 25, 26, 85

Rijksbegroting in enge zin 19, 24, 29, 31, 32, 134, 136, 138

Rijksbrede bedrijfsvoering 55, 60, 61, 63

Risicomanagement 107

Ruilvoet 32, 34, 35, 36, 135

Saldi begrotingsfondsen 81, 83

Saldi begrotingsreserve 81, 83

Schatkistbankieren 25, 26, 47, 48, 72, 135

Securities 93, 138

Shared Service Centrum 139

Shared Service Organisatie 56, 135, 139

Sociale Zaken en Werkgelegenheid 71, 74, 76, 107, 110, 129, 139

Sociale Zekerheid 19, 24, 29, 31, 34, 57, 111, 134, 136, 139

Stabiliteits- en Groeipact 20, 21, 27, 28, 135, 136

Staten-Generaal 74, 75, 76, 82, 110, 133, 136

Stresstest 49

Structureel saldo 27, 28

Subsidies 57, 59, 66

SZW 59, 77, 78, 79, 80, 125, 129, 139

Toezicht 48, 53, 54, 62, 68, 69, 101, 102, 123, 139

Toleranties 56

Uitgavenkader 18, 24, 26, 29, 31, 32, 110, 111, 135, 136

Uitgavenregel 28

Uitkering 21, 34, 35, 42, 52, 56, 57, 89, 90, 97, 101, 102, 103, 104, 105, 109, 112, 130, 133, 134, 135

Vennootschapsbelasting 38, 39, 40, 41, 42

Verantwoord Begroten 69

Volksgezondheid, Welzijn en Sport 71, 74, 75, 76, 107, 108, 110, 129, 139

Voorschotten 61, 81, 82, 126

VWS 56, 77, 78, 79, 80, 101, 113, 121, 129, 139

Waarborgfonds 45, 46, 98, 99, 139

WAO 139

WenR 55, 56, 60, 63, 65, 66, 67, 114, 119, 139

Werkgelegenheid 7, 10, 13, 39, 40

Werkloosheid 19, 34, 139

Wonen en Rijksdienst 55, 56, 60, 71, 74, 75, 76, 83, 107, 110, 139

WSW 46, 98, 99, 139

WW 34, 110, 139

Zorg 7, 9, 12, 16, 17, 19, 23, 24, 31, 34, 35, 36, 38, 39, 40, 41, 42, 46, 50, 51, 55, 57, 61, 62, 64, 77, 78, 79, 80, 97, 99, 103, 107, 121, 123, 128, 132, 133, 134, 137, 138, 139

Zorguitgaven 36, 56

Licence