De Europese begroting wordt grotendeels gefinancierd met jaarlijkse afdrachten van de lidstaten. De afdrachten van de EU-lidstaten kennen drie categorieën:
-
1. de douanerechten of invoerrechten (ook wel traditionele eigen middelen genoemd);
-
2. de btw-afdracht;
-
3. de afdracht op basis van het bruto nationaal inkomen (bni).
Voor het resterende deel wordt de Europese begroting gefinancierd door overige ontvangsten (onder andere boete-inkomsten).
De totale afdrachten van Nederland in 2017 bedroegen netto 6,4 miljard euro uit de reguliere afdrachten, inclusief de vergoeding voor de inning van de douanerechten. Daarnaast ontving Nederland in 2017 eenmalig 3,2 miljard euro door de aanname van het Eigenmiddelenbesluit (EMB) in 2016 (met name als gevolg van de verrekening van de bni- en btw-korting over de periode 2014–2016). De samenstelling van de Nederlandse afdrachten wijkt enigszins af van de gemiddelde samenstelling van de afdrachten van de overige lidstaten. De Nederlandse nettoafdracht van douanerechten26 is circa 30 procent van de totale Nederlandse afdrachten, als gevolg van de belangrijke positie van de Rotterdamse haven voor de invoer van goederen in de EU. Om te compenseren voor de hoge Nederlandse nettobetalerspositie heeft Nederland btw- en bni-kortingen bedongen bij onderhandelingen voor het huidige MFK. Door deze kortingen is het procentuele aandeel van de btw- en bni-afdracht lager dan het EU-gemiddelde.
De Nederlandse afdrachten voor de EU-begroting worden geraamd en verantwoord op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.27 Verder staat in het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en in de verticale toelichting bij het Financieel Jaarverslag van het Rijk (bijlage 8) een overzicht van alle mutaties die er het afgelopen begrotingsjaar waren in de Nederlandse afdrachten.
Figuur 3.3.2 laat de ontwikkeling van de afdrachten en ontvangsten zien sinds het begin van het huidige MFK. De lijn in de grafiek staat voor de nettoafdrachten, die een optelling vormen van de verschillende afdrachten minus de ontvangsten. Deze worden daarom in de grafiek gepresenteerd als «negatieve» afdrachten. Omdat eind 2016 het EMB is aangenomen, is de jaarlijkse korting op de afdrachten voor de jaren 2014–2016 pas in 2017 in de kas ontvangen (zie in figuur 3.3.2: overige ontvangsten). In de figuur is de korting zodoende niet meegenomen in de netto Nederlandse afdrachten voor de jaren 2014–2016.
Figuur 3.3.2 Afdrachten Nederland in het huidige MFK (in miljoenen euro)
Douanerechten
De douanerechten bestaan uit importheffingen die door de EU zijn vastgesteld. De douanediensten van de lidstaten heffen en innen deze in opdracht van de EC. De ADR controleert deze douanerechten als onderdeel van de belastinginkomsten voor de jaarrekeningcontrole.28 De lidstaten maken de opbrengsten in zijn geheel over aan de EC, met inhouding van een vergoeding voor de kosten voor heffing en inning, de zogenoemde perceptiekostenvergoeding. In 2017 bedroeg de nettoafdracht (bruto-afdracht minus perceptiekostenvergoeding) van Nederland voor de douanerechten aan de EU 2,5 miljard euro.
Btw-afdracht
De btw-afdracht wordt vastgesteld op basis van een vast percentage (0,3 procent29) van de btw-grondslag. Nederland heeft samen met Duitsland en Zweden een korting bedongen op deze afdracht, zodat het afdrachtpercentage 0,15 procent van de btw-grondslag is. Omdat afzonderlijke lidstaten verschillende btw-tarieven hanteren, wordt afgedragen op basis van een gewogen gemiddelde btw-grondslag. Het bij wet onafhankelijke Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)30 levert de input aan het Ministerie van Financiën om dit gewogen gemiddelde te berekenen. In 2017 bedroeg de btw-afdracht van Nederland (inclusief de bijdrage aan de Britse korting) aan de EU 0,5 miljard euro.
Bni-afdracht
De bni-afdracht is het sluitstuk van de Europese begroting. De omvang van de bni-afdracht is dan ook afhankelijk van alle andere elementen van de Europese begroting. Als de uitgaven uit de EU-begroting in omvang toenemen, stijgt de totale bni-afdracht van de lidstaten en omgekeerd. Maar ook als de overige eigen middelen – de douanerechtenheffing of de btw-heffing (van alle lidstaten gezamenlijk) – hoger of lager uitvallen, beweegt de bni-afdracht van alle lidstaten mee. Verder is de Nederlandse bni-afdracht afhankelijk van de omvang van het Nederlandse bni ten opzichte van het bni van de overige lidstaten. Het bni voor het lopende jaar wordt vastgesteld op basis van voorlopige cijfers en kan in latere jaren worden bijgesteld op basis van realisatie. Dit kan leiden tot een nacalculatie van de bni-afdracht (naheffing of terugbetaling).
Het CBS biedt de bni-cijfers jaarlijks rechtstreeks aan Eurostat aan, en daarmee aan de EC. Het CBS publiceert deze cijfers op datzelfde moment ook op zijn website.31 Daarbij stelt het CBS ook een kwaliteitsrapport op, dat inzicht biedt in mogelijke fluctuaties van de cijfers. De EC stelt vervolgens de bni-afdracht voor Nederland vast. Het toezicht hierop wordt gehouden door Eurostat, die de gegevens op haar website publiceert.32 Mogelijke verschillen tussen eerder afgedragen totalen en de uiteindelijk definitief vastgestelde afdrachten worden verrekend met de lidstaten. De bni-cijfers kunnen met terugwerkende kracht tot en met vier jaar terug worden aangepast, omdat dan pas vastgesteld kan worden hoe groot het bni van de lidstaten daadwerkelijk was. Dit betekent dat de bni-afdracht pas na vier jaar definitief vaststaat. In 2017 bedroeg de bni-afdracht van Nederland aan de EC 3,4 miljard euro. Nederland heeft ook op de bni-afdracht een jaarlijkse korting bedongen, die in 2017 bruto 0,8 miljard euro bedroeg. Met ingang van 2017 is deze korting ook in de bni-afdracht verwerkt. Het bedrag van 3,4 miljard euro is dus inclusief deze Nederlandse korting.