Base description which applies to whole site

1.1 De Nederlandse economie

De economie van Nederland liet in 2019 een zeer gelijkmatige groei zien, en nam elk kwartaal met ongeveer 0,4 procent toe. De totale groei over heel 2019 kwam daarmee uit op 1,8 procent. Het bruto binnenlands product (bbp) nam hiermee voor het zesde jaar op rij toe, maar vergeleken met de voorgaande jaren is de groei wat afgevlakt. De groei vertraagde al in de tweede helft van 2018, en de curve bleef vervolgens vlak in 2019. Het hoogtepunt van de conjunctuur ligt daarmee achter ons. Dit komt grotendeels door de mindere groei van de vraag uit het buitenland. De binnenlandse economische situatie bleef in 2019 gunstig.

Om een goed beeld te krijgen van de welvaart in Nederland is het van belang verder te kijken dan alleen de materiële welvaart. Binnen het gedachtegoed van de brede welvaart staat de kwaliteit van leven centraal. Daarbij telt niet alleen het bevorderen van de kwaliteit van leven van huidige generaties in Nederland (het hier en nu), maar ook het effect hiervan op volgende generaties en mensen elders. Er is oog voor zaken als gezondheid, de kwaliteit van de leefomgeving en vrije tijd en werk. De maatschappelijke aandacht voor brede welvaart vertaalt zich ook naar het gevoerde beleid. Zo is er met het sluiten van het Klimaatakkoord in 2019 een belangrijke stap gezet om de brede welvaart voor generaties nu en in de toekomst te bewaken en verbeteren.

Het denken over brede welvaart is niet nieuw, maar het systematisch meten van brede welvaart heeft de afgelopen jaren wel belangrijke ontwikkelingen doorgemaakt. Tegelijk met deze publicatie brengt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), op verzoek van het kabinet, voor de derde keer de jaarlijkse Monitor Brede Welvaart uit. Het CBS geeft in deze monitor de brede welvaart weer op basis van ongeveer honderd deelindicatoren en presenteert deze aan de hand van de dimensies ‘hier en nu’, ‘later’ en ‘elders’. Binnen de indicatoren is zowel aandacht voor de subjectieve beleving van mensen als voor objectieve uitkomsten. Daarnaast brengt de monitor met ongeveer tweehonderd deelindicatoren de voortgang op de Sustainable Development Goals (SDG's) in beeld, en biedt daarmee aanvullende informatie over de inspanningen en uitkomsten op verschillende beleidsterreinen.

De Monitor Brede Welvaart blijft een instrument in ontwikkeling en dat geldt ook voor het gebruik van de monitor in de beleidscyclus. De publicatie van de monitor op Verantwoordingsdag, naast het Financieel jaarverslag van het Rijk, kan het debat over de resultaten van het afgelopen jaar verrijken, omdat deze naast financiële resultaten ook informatie biedt over waar we het allemaal voor doen: onze brede welvaart. In de kabinetsreactie op de monitor wordt hier verder op ingegaan.

De economische groei kwam vooral voort uit de binnenlandse vraag. De consumptie van huishoudens groeide met 1,4 procent, langzamer dan vorig jaar. De bedrijfsinvesteringen namen met 5,5 procent behoorlijk toe. De uitvoer groeide met 2,4 procent een stuk langzamer dan vorig jaar, maar leverde nog steeds een belangrijke bijdrage aan de groei van de economie. De overheidsbestedingen namen toe met 1,9 procent. Investeringen in woningen namen nog toe, maar de groei vertraagde tot 1,8 procent. Door de mindere groei van de export en consumptie van huishoudens kwam de totale economische groei lager uit dan een jaar eerder, ondanks de hogere bijdrage van de overheidsbestedingen en met name de bedrijfsinvesteringen.

Figuur 1.1.1 Reële bbp-groei en groeibijdragen

De arbeidsmarkt bleef goed op stoom. Zowel het arbeidsaanbod als de werkgelegenheid namen toe. Het aantal Nederlanders met een baan groeide in 2019 met 179 duizend. De werkloosheid daalde op jaarbasis tot 3,4 procent van de beroepsbevolking, terwijl deze in 2017 nog bijna 5 procent was. Daarmee bleef de werkloosheid historisch laag. De arbeidsdeelname was nog nooit zo hoog als in 2019, bijna zeven op de tien van alle 15- tot 75-jarigen waren in 2019 aan het werk.

Figuur 1.1.2 Aantal werklozen en vacatures

Door de lage werkloosheid en het toenemende aantal vacatures nam de krapte op de arbeidsmarkt in de loop van het jaar toe. Eind 2019 waren er ruim negentig vacatures per honderd werklozen. De spanning op de arbeidsmarkt bereikte hiermee een nieuwe recordhoogte. Hierdoor was het moeilijker voor bedrijven en de overheid om geschikt personeel te vinden. Volgens enquêtes van het CBS had bijna een kwart van de bedrijven gedurende 2019 last van personeelstekorten.

De krapte vertaalde zich ook in de sterke toename van het aantal vaste contracten. Aan deze toename is bijna de hele groei van het aantal werkenden toe te schrijven. Het aantal vaste contracten steeg met name onder hoogopgeleiden (5,1 procent) en middelbaar opgeleiden (3,5 procent); onder laagopgeleiden steeg het licht (0,7 procent). Het aantal zzp’ers steeg ook licht, maar enkel onder hoogopgeleiden. Het aantal werknemers met een flexibel contract daalde voor het eerst sinds lange tijd, maar steeg licht onder laagopgeleiden (met 0,5 procent). Het aantal flexwerkers blijft hoog vergeleken met het buitenland. Ruim drie miljoen werkende Nederlanders hadden in 2019 een flexibele arbeidsrelatie.

Figuur 1.1.3 Aandeel verschillende arbeidsrelaties, 2019

Ondanks de krappe arbeidsmarkt stegen de contractlonen matig. De cao-lonen groeiden in 2019 met 2,5 procent ten opzichte van 2018. De lonen stegen daarmee sneller dan een jaar eerder, maar langzamer dan de prijzen. In reële termen daalden de contractlonen daarmee licht in 2019. Het reëel beschikbaar inkomen, ofwel het inkomen waarover huishoudens voor consumptie kunnen beschikken, groeide desondanks met 1,6 procent dankzij de toegenomen werkgelegenheid.

De consumentenprijzen stegen in 2019 sneller dan in voorgaande jaren. Dit kwam met name door de verhoging van het lage btw-tarief, de hogere energiebelasting voor huishoudens en de ODE-heffing (heffing voor de Opslag Duurzame Energie; de opbrengsten hiervan gaan naar subsidies op duurzame energie). De inflatie kwam hiermee uit op 2,6 procent (gemeten met de Consumentenprijsindex). Het effect van de verhoging van de indirecte belastingen is tijdelijk. In 2020 heeft deze verhoging geen effect meer op de inflatiecijfers. Gedurende het jaar is de loongroei steeds verder aangetrokken, en in december lagen de contractlonen bijna 3 procent hoger dan een jaar eerder.

Figuur 1.1.4 Loongroei, inflatie en werkloosheid

De woningmarkt bleef krap. De prijzen van bestaande koopwoningen stegen landelijk met 6,9 procent op jaarbasis. De huizenprijzen zijn daarmee in 2019 behoorlijk gestegen, maar minder hard dan in de voorgaande twee jaren. In 2018 groeiden de huizenprijzen nog met 9,0 procent, de grootste stijging sinds 2001. De reële huizenprijzen lagen daarmee aan het einde van het derde kwartaal weer bijna even hoog als tijdens de vorige piek in 2008. Met de inflatie inbegrepen waren koophuizen eind 2019 bijna 10 procent duurder dan in 2008. Het aantal verkochte woningen bleef nagenoeg gelijk. Ruim 218.500 huizen wisselden van eigenaar, het op een na hoogste aantal verkopen ooit. Met name in de grote steden was de woningmarkt zeer krap. In Amsterdam koelde de woningmarkt wat af in 2019, met meer verkopen en met 5,7 procent hogere prijzen. In Rotterdam en Den Haag liep de spanning op, met ruim 8 procent hogere woningprijzen en een dalend aantal transacties. Ook in Utrecht liepen de prijzen fors op, op jaarbasis met 9,2 procent.

Figuur 1.1.5 Ontwikkeling huizenprijzen (2008=100) en aantal verkopen

De schulden van huishoudens en bedrijven daalden licht als aandeel van het bbp, maar blijven hoog in internationaal en historisch opzicht. Huishoudens hadden in 2019 een schuld van ongeveer 100 procent bbp, terwijl dat eind 2018 nog ongeveer 102 procent bbp was. De (niet-financiële) bedrijven hadden een totale schuld van 136 procent. Gezien vanuit de totale Nederlandse economie zijn de vermogens van huishoudens en bedrijven overigens nog groter dan deze schulden.

De investeringen kenden een sterk jaar. Er werd met name meer geïnvesteerd in vervoermiddelen (bijna 15 procent meer dan in 2018). Dit hangt deels samen met de fors hogere verkoop van elektrische auto’s in 2019, waarmee werd vooruitgelopen op de aangekondigde verhoging van de bijtelling op elektrische auto’s in 2020. Er werd echter over de hele breedte meer geïnvesteerd, onder andere in ICT-apparatuur (4,3 procent), software en databanken (3,8 procent) en machines (4,0 procent).

De Nederlandse maakindustrie had een minder jaar. Dit was het gevolg van de lagere groei van de wereldhandel, die voor een exportland als Nederland zeer belangrijk is. De voornaamste verklaring is de onzekerheid rond het mondiale handelsbeleid die in 2019 aanhield en wereldwijd de investeringen, duurzame consumptie en handel remde. In de meeste regio’s had met name de industrie het moeilijk, terwijl de dienstensector beter overeind bleef. Dit was ook het geval in Nederland. De gemiddelde dagproductie van de Nederlandse maakindustrie nam met 0,5 procent af, de eerste daling sinds 2013. De groei van de dienstensector nam gedurende het jaar licht af, maar bleef solide met 2,2 procent groei (van het volume).

Figuur 1.1.6 Ontwikkeling vertrouwensindicatoren

De economische groei vlakte af in 2019, en lag rond het niveau van de potentiële groei. De economie is al 23 kwartalen op rij onafgebroken gegroeid. Door deze uitzonderlijk lange periode van groei bevond de economie zich in 2019 in hoogconjunctuur. Dit betekent dat het feitelijke bbp hoger lag dan het potentiële bbp (het bbp gecorrigeerd voor conjuncturele ontwikkelingen).

Ondanks de solide groei was het vertrouwen in de economie relatief laag. De dalende trend in het consumentenvertrouwen uit de tweede helft van 2018 zette zich door in het eerste kwartaal van 2019. Daarna bleef het vertrouwen op een laag niveau liggen, en over het hele jaar gezien was een lichte meerderheid van de Nederlandse consumenten pessimistisch gesteld over de economie. Dit beeld geldt ook voor de deelindicatoren waaruit het consumentenvertrouwen wordt samengesteld, hoewel de koopbereidheid in de loop van het jaar enigszins aantrok.

Het producentenvertrouwen zakte wat verder weg, maar de verwachtingen van de Nederlandse industrie bleven positief. Het vertrouwen van het hele Nederlandse bedrijfsleven was wat positiever en bleef de eerste drie kwartalen relatief stabiel, maar zakte in het vierde kwartaal ook weg.

De groei van de uitvoer was in 2019 met 2,4 procent bescheiden, vergeleken met de jaren ervoor. Dit komt met name doordat de wereldhandel in 2019 slechts met 1,3 procent toenam, de laagste groei sinds het begin van de jaren tachtig (afgezien van de financiële crisis van 2008-2009). De uitvoer is belangrijk voor de Nederlandse economie, ongeveer een derde van het totale bbp wordt in Nederland met de export verdiend. De mindere externe vraag remde ook de Europese economie. De groei in de eurozone vertraagde van 1,9 procent in 2018 naar 1,2 procent in 2019.

Figuur 1.1.7 Groei in Nederland, de eurozone en Duitsland (kwartaal op kwartaal)

Met name de groei van de voor Nederland belangrijke uitvoer naar Duitsland vertraagde in 2019, tot 1,1 procent. De Duitse economie had veel last van de haperende maakindustrie. Daar kwamen de problemen rond de energietransitie in de auto-industrie nog bovenop. De bbp-groei vertraagde daardoor naar 0,6 procent, gestut door de dienstensector en de sterke arbeidsmarkt.

De groei van de export naar Frankrijk en België bleef relatief stabiel. De bbp-groei in Frankrijk bleef de eerste drie kwartalen constant, maar zakt in het laatste kwartaal wat weg. Dit kwam mede door de aanhoudende stakingen en sociale onrust rond de aangekondigde pensioenhervorming. De economische groei kwam daarmee uit op 1,3 procent.

In Italië kromp de economie in het laatste kwartaal, na drie kwartalen magere groei. De jaargroei bleef daarmee steken op 0,3 procent. Dit was terug te zien in de uitvoer naar Italië, die dit jaar nauwelijks toenam, na twee jaar van groei boven de 7 procent.

De economische groei in de Verenigde Staten (VS) bleef in 2019 solide, mede ondersteund door een budgettaire impuls. De uitvoer naar de VS bleef daardoor sterk groeien, en nam in 2019 toe met maar liefst 15,5 procent.

Hoewel volatiel bleef de economie in het Verenigd Koninkrijk (VK) overeind, ondanks de onzekerheid die gepaard ging met de brexit. De afwikkeling van het Terugtrekkingsakkoord leidde gedurende het jaar tot veel politieke onrust. Daarnaast is nog onduidelijk hoe de toekomstige handelsrelatie met de EU eruit zal zien. Voor de handel met Nederland waren de gevolgen van de brexit wel zichtbaar. De waarde van de Nederlandse goederenexport naar het VK kromp in 2019 met 0,7 procent. Daarmee bleef de groei van de goederenhandel naar het VK voor het derde jaar op rij achter bij de ontwikkeling van de totale Nederlandse goederenexport.

Figuur 1.1.8 Uitvoerwaarde van goederenhandel naar bestemming (in miljarden euro), 2019

De economie ontwikkelde zich in 2019 wat minder positief dan ten tijde van de Miljoenennota 2019 werd verwacht. De economische groei viel een stuk lager uit. Dit komt met name doordat de bestedingen van huishoudens en de overheid minder snel toenamen dan verwacht. Ook bleef de verwachte groei van de lonen uit.

Tabel 1.1.1 Verschil tussen verwachtingen Miljoenennota (MN) 2019 en realisaties Financieel Jaarverslag van het Rijk (FJR) 2019

 

MN

FJR

Bruto binnenlands product (in miljarden euro)

812,8

812,1

Economische groei

2,6

1,8

Inflatie (CPI))

2,4

2,6

Groei contractlonen marktsector

3,0

2,4

Werkloze beroepsbevolking (in duizenden)

320

314

Licence