Base description which applies to whole site

1.2 Overheidsfinanciën

1.2.1 Ontwikkeling van het overheidssaldo

In 2019 is opnieuw een overschot op de begroting gerealiseerd. Het saldo kwam in 2019 uit op 14 miljard euro. Dit komt overeen met 1,7 procent van het bbp, nog iets hoger dan het overschot van 1,4 procent in 2018. De gunstige begrotingscijfers zijn te danken aan het goede economische beeld in 2019 en de maatregelen die in voorgaande jaren genomen zijn om het tekort terug te brengen. Door in goede tijden een overschot op de begroting te hebben is er in mindere tijden ruimte om het tekort te laten oplopen. Figuur 1.2.1 geeft de langjarige ontwikkeling van het overheidssaldo weer.

Figuur 1.2.1 Ontwikkeling overheidssaldo1 (in procenten bbp)

Bron: CBS en CPB

Bij de Miljoenennota 2019 werd nog uitgegaan van een begrotingsoverschot van 1 procent bbp. Het saldo is dus 0,7 procentpunt hoger uitgevallen dan eerder verwacht (zie tabel 1.2.1). Dit kwam voor een belangrijk deel doordat de uitgaven lager waren dan verwacht. Dit gold voor de uitgaven onder alle drie de deelplafonds (Rijksbegroting, Sociale Zekerheid en Zorg). Ook het saldo van onttrekkingen en stortingen in begrotingsreserves was positiever dan geraamd. Hieraan droeg bijvoorbeeld de begrotingsreserve voor stikstof bij, die bij de Najaarsnota is ingesteld. De belasting- en premie-inkomsten vielen iets lager uit dan eerder verwacht, evenals de gasbaten. Deze verschillende ontwikkelingen samen leidden tot een hoger overheidssaldo dan bij de Miljoenennota. De ontwikkeling van de uitgaven en inkomsten wordt verder toegelicht in hoofdstuk 2.

Tabel 1.2.1 Verticale toelichting overheidssaldo (+ is saldoverbeterend)
 

Miljoenen euro

Procenten bbp

EMU-saldo MN 2019

8.283

1,0%

Noemereffect

0

0,0%

Belasting- en premie-inkomsten

‒ 666

‒ 0,1%

Plafondrelevante uitgaven

  

- Rijksbegroting

1.321

0,2%

- Sociale zekerheid

471

0,1%

- Zorg

1.705

0,2%

Gasbaten (transactiebasis)

‒ 1.100

‒ 0,1%

EMU-saldo decentrale overheden

‒ 137

‒ 0,0%

Saldo begrotingsreserves

1.704

0,2%

Kastransverschillen

924

0,1%

Dividend staatsdeelnemingen

448

0,1%

Agentschapsrekeningen

376

0,0%

Overige uitgaven

708

0,1%

EMU-saldo Financieel Jaarverslag Rijk 2019

14.037

1,7%

Nederland voldeed in 2019 aan de Europese begrotingsnormen. Het positieve saldo valt ruim binnen de Europese tekortnorm van 3 procent. Ook voldeed Nederland aan de schuldnorm van 60 procent. Dit zijn niet de enige begrotingsnormen. Lidstaten moeten ook voldoen aan de zogenoemde middellangetermijndoelstelling (Medium Term Objective, MTO). Voor Nederland is de MTO een structureel saldo van ‒0,5 procent. Deze indicator schoont het overheidssaldo voor het effect van de conjunctuur en grote incidentele mee- en tegenvallers, met als doel een beter beeld te geven van de onderliggende begrotingsstand. Zolang niet aan de MTO voldaan is, wordt daarnaast getoetst of de ontwikkeling van de uitgaven in lijn is met de ontwikkeling van de potentiële groei (uitgavenregel). Met een structureel saldo van 1,0 procent voldeed Nederland net als in voorgaande jaren ook in 2019 aan de MTO.

1.2.2 Ontwikkeling van de overheidsschuld

De overheidsschuld is in 2019 uitgekomen op 48,6 procent van het bbp, een daling ten opzichte van 2018, toen de schuld op 52,4 procent bbp stond. De schuldratio daalt sinds 2015 en bevindt zich sinds 2017 weer onder de Europese norm van 60 procent van het bbp. De daling van afgelopen jaar is het gevolg van zowel de groei van het bbp (noemereffect) als het overschot dat op de begroting is gerealiseerd. Als gevolg van het overschot daalde de schuld niet alleen als percentage van het bbp, maar ook gemeten in euro's. De schuld kwam uit op 395 miljard euro, ten opzichte van 406 miljard euro een jaar eerder. Figuur 1.2.2 illustreert de meerjarige ontwikkeling van de overheidsschuld.

Figuur 1.2.2 Ontwikkeling overheidsschuld

Bron: CBS en CPB

De schuld is in 2019 een procentpunt lager uitgekomen dan werd geraamd bij de Miljoenennota 2019 (zie tabel 1.2.2). Dit komt onder meer doordat de schuld in 2018 lager is uitgevallen dan in de Miljoenennota werd verwacht. Hierdoor begon het jaar al op een lager schuldniveau. Ook het hoger dan verwachte overschot droeg bij aan een lagere schuld. Verder hielden deelnemers aan het schatkistbankieren2 meer middelen aan in de schatkist. Hierdoor hoefde de Staat minder te lenen.

Tabel 1.2.2 Verticale toelichting overheidsschuld (+ is toename van de schuld)
 

Miljoenen euro

Procenten bbp

EMU-schuld Miljoenennota 2019

403.507

49,6%

Doorwerking lagere schuld 2018

‒ 4.665

‒ 0,6%

Noemereffect

0

0,0%

Mutatie EMU-saldo

‒ 5.754

‒ 0,7%

Aan- en verkoop staatsdeelnemingen

148

0,0%

Renteswaps

260

0,0%

Schatkistbankieren

‒ 1.755

‒ 0,2%

Kastransactieverschillen

570

0,1%

Overige financiële transacties

2.319

0,3%

EMU-schuld Financieel jaarverslag van het Rijk 2019

394.630

48,6%

1

Het EMU-saldo 1995 wordt vertekend door een eenmalige uitgave van 4,9% bbp vanwege de balansverkorting tussen het Rijk en woningcorporaties in dat jaar.

2

Schatkistbankieren houdt in dat deelnemers die publieke middelen beheren (bijvoorbeeld RWT's en decentrale overheden) hun middelen bij het Ministerie van Financiën aanhouden. Hierdoor verlaat publiek geld de schatkist niet eerder dan noodzakelijk.

Licence