Base description which applies to whole site

2.1 De ontwikkeling van de uitgaven

Algeheel uitgavenbeeld

Het kabinet beheerst de uitgaven van de overheid door vaste uitgavenplafonds te hanteren. Deze geven het maximum aan van de uitgaven in een gegeven jaar. Het kabinet zorgt ervoor dat de totale uitgaven dit maximum niet overschrijden. De ruimte onder het uitgavenplafond hoeft echter niet volledig benut te worden. Het uitgavenplafond wordt aangepast voor niet-beleidsmatige ontwikkelingen van de uitgaven aan WW en bijstand. Als deze toenemen door een stijgende werkloosheid, hoeft er dus niet bezuinigd te worden. Tegenover de uitgaven staan de belasting- en premie-inkomsten. Deze bewegen mee met de conjunctuur. Hierdoor verbetert het overheidssaldo in goede economische tijden en verslechtert het in mindere tijden. Dit draagt bij aan een stabiele economische ontwikkeling.

Het uitgavenplafond is onderverdeeld in drie deelplafonds: Rijksbegroting, Sociale Zekerheid en Zorg. Onderstaande tabel geeft de plafondtoets weer van de drie verschillende deelplafonds en het totaalplafond. Ten opzichte van de Miljoenennota zijn zowel de overschrijding op deelplafond Rijksbegroting, als de onderschrijdingen op deelplafonds Sociale Zekerheid en Zorg verder toegenomen. De overschrijding op deelplafond Rijksbegroting wordt gecompenseerd door de onderschrijdingen op de overige deelplafonds. De ontwikkeling van de uitgaven onder de drie deelplafonds wordt verder in deze paragraaf toegelicht, en paragraaf 2.3 gaat in op historische onderschrijdingen en onderuitputting.

Tabel 2.1.1 Plafondtoets Financieel Jaarverslag van het Rijk 2019 (in miljarden euro, - is onderschrijding)*
 

Miljoenennota 2019

FJR 2019

Verschil

Rijksbegroting

   

Uitgavenplafond

139,4

136,7

‒ 2,7

Uitgavenniveau

140,3

139,0

‒ 1,3

Over-/onderschrijding

0,9

2,3

1,4

    

Sociale Zekerheid

   

Uitgavenplafond

81,7

81,6

‒ 0,1

Uitgavenniveau

81,2

80,8

‒ 0,5

Over-/onderschrijding

‒ 0,5

‒ 0,8

‒ 0,3

    

Zorg

   

Uitgavenplafond

71,9

71,2

‒ 0,8

Uitgavenniveau

71,4

69,7

‒ 1,7

Over-/onderschrijding

‒ 0,5

‒ 1,4

‒ 0,9

    

Totale uitgavenplafond

   

Uitgavenplafond

293,0

289,4

‒ 3,6

Uitgavenniveau

293,0

289,5

‒ 3,5

Over-/onderschrijding

0,0

0,0

0,1

*Door afronding wijkt de som van de delen af van het totaal.

Het totale uitgavenplafond voor 2019 is met 3,6 miljard euro verlaagd ten opzichte van de Miljoenennota. In 2019 heeft het kabinet besloten tot een eenmalige aanpassing van het uitgavenplafond voor het Klimaatakkoord, het Pensioenakkoord, het woningmarktpakket en het investeringsritme bij infrastructuur en defensie. Het kabinet heeft deze aanpassing gedaan om belangrijke stappen te zetten richting een toekomstbestendig pensioenstelsel en een duurzaam Nederland. Ook ontstaat ruimte in latere jaren om de woningbouw te stimuleren en vinden in het Regeerakkoord afgesproken investeringen plaats in latere jaren dan eerder verwacht. Voor 2019 betekenen de aanpassingen in het investeringsritme en het woningmarktpakket een verlaging van het uitgavenplafond. Naast deze maatregelen is het uitgavenplafond conform de reguliere systematiek ook aangepast vanwege een meer gematigde ontwikkeling van lonen en prijzen. Door het uitgavenplafond hiervoor te corrigeren, ontstaat er geen ruimte tot extra uitgaven of juist noodzaak tot bezuinigen als de lonen en prijzen zich anders ontwikkelen dan verwacht.

Plafondtoets Rijksbegroting

Tabel 2.1.2 Ontwikkeling uitgaven plafond Rijksbegroting (in miljoenen euro, - is onderschrijding)
 

2019

1

Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2019

139.385

2

Overboekingen met Sociale zekerheid en Zorg

742

3

Loon- en prijsontwikkeling

‒ 255

4

Volumebesluit gas

‒ 110

5

Investeringsritme bereikbaarheid en defensie

‒ 1844

6

Woningmarkt

‒ 749

7

Invullen pensioentaakstelling

‒ 375

8

Overige uitgavenmutaties

‒ 90

9

Uitgavenplafond bij Financieel Jaarverslag Rijk 2019 (= 1 t/m 8)

136.704

   

10

Uitgaven bij Miljoenennota 2019

140.317

 

Uitgavenmutaties met plafondaanpassing

 

11

Overboekingen met Sociale Zekerheid en Zorg (incl. GF/PF)

742

12

Loon- en prijsontwikkeling

‒ 182

13

Aanpassing investeringsritme bereikbaarheid, defensie en in=uit-taakstelling

‒ 1844

14

Overige uitgavenmutaties waarvoor het plafond is aangepast

‒ 90

   
 

Uitgavenmutaties met budgettair beslag

 

15

Gemeentefonds en Provinciefonds en BCF (excl. loon- en prijsontwikkeling)

284

16

HGIS (excl. loon- en prijsontwikkeling)

316

17

EU-afdrachten

‒ 224

18

Rente

‒ 95

19

Winstafdracht DNB en dividend staatsdeelnemingen

‒ 187

20

Afpakopbrengsten en boeten en transacties

108

21

Intensiveren rechtspraak en OM

106

22

Klimaatakkoord

150

23

Extra middelen ondermijning, beschermen en veiligheid

155

24

Extra middelen OCW

396

25

Kapitaalstorting TenneT

410

26

Begrotingsreserve stikstof

500

27

Begrotingsreserve garantie

200

28

Onderuitputting

‒ 1751

29

Eindejaarsmarge over 2019 (incl. GF/PF en HGIS)

776

30

In=uit-taakstelling

‒ 776

31

Invulling in=uit-taakstelling

829

32

Kasschuiven

‒ 773

33

Diversen

‒ 300

34

Uitgaven bij Financieel Jaarverslag Rijk 2019 (= 10 t/m 33)

138.995

   

35

Over-/onderschrijding bij Miljoenennota 2019 (= 10-1)

932

36

Over-/onderschrijding bij Financieel Jaarverslag Rijk 2019 (= 34-9)

2.291

Het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2019 laat een overschrijding zien van het uitgavenplafond Rijksbegroting van 2291 miljoen euro in 2019. Dit is een toename ten opzichte van de in de Miljoenennota gemelde overschrijding van 932 miljoen euro.

Aanpassing plafond

Het plafond Rijksbegroting is voor 2,7 miljard euro naar beneden bijgesteld ten opzichte van Miljoenennota 2019. Dit is vooral het gevolg van plafondcorrectie voor het in het juiste ritme zetten van de investeringsmiddelen voor I&W en Defensie (1,8 miljard euro) en de plafondcorrectie voor het woningmarktpakket (0,7 miljard euro). Daarnaast is bij FJR het resterende deel van de pensioentaakstelling in 2024 en 2025 ingevuld door het plafond te verlagen. Conform de begrotingsregels is het plafond ook neerwaarts bijgesteld voor een lager dan verwachte loon- en prijsontwikkeling en een nieuw volumebesluit gas. Overboekingen met deelplafonds Sociale Zekerheid en Zorg leidden daarentegen tot een opwaartse bijstelling van het plafond. Dit betrof voornamelijk overboekingen van deze deelplafonds naar het Gemeente- en Provinciefonds.

De post Overige uitgavenmutaties bestaat voornamelijk uit een correctie voor Design Build Finance and Maintain-contracten (DBFM-contracten) en een gewijzigde manier van boeken door het CBS van schades en recuperaties bij de exportkredietverzekering (ekv). Bij DBFM-constructies past het kabinet het gereserveerde budget aan aan het betaalritme van het DBFM-contract. In plaats van een hoge investering in een korte periode is de gebruiksvergoeding dan lager over een veel langere periode. Voor de ekv geldt dat schades niet relevant zijn voor het overheidssaldo, zolang het een openstaand dossier is. Pas wanneer een dossier is afgesloten, wordt de netto-schade-uitkering relevant voor het saldo.

Bijstelling uitgaven

Deze post Gemeentefonds, Provinciefonds en BCF bevat de overboekingen van en naar de fondsen, beleidsmatige mutaties op de fondsen en de ontwikkeling van de jaarlijkse indexatie van de fondsen. Deze jaarlijkse indexatie van de fondsen wordt berekend via de normeringssystematiek en heet het accres. Meer informatie over de normeringssystematiek en de ontwikkeling van het accres is te vinden in bijlage 10 bij dit Financieel Jaarverslag van het Rijk.

De ODA-middelen binnen de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) zijn, conform de reguliere systematiek, bijgesteld op basis van de groeiverwachting van het bruto nationaal inkomen (bni) van het CPB. Door een aanpassing van het kasritme van de Wereldbank (International Development Association, IDA) komen de uitgaven van de HGIS in 2019 180 miljoen euro hoger uit. Ook is de toerekening aan ODA (Official Development Assistance) van de kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers uit DAC-landen (landen op de lijst van het Development Assistance Committee) met ingang van 2019 herijkt. Daarnaast zijn er middelen toegevoegd aan de HGIS voor de renovatie van het Vredespaleis.

De post EU-afdrachten is een saldo van verschillende uitgavenmutaties. De Spring Forecast 2019 van de Europese Commissie leidt door onder andere een hogere raming van het bni tot hogere afdrachten. Eerder is op de aanvullende post hiervoor een structurele reservering van 100 miljoen euro getroffen. Dit is onderdeel van de reserveringen voor de nacalculatie, waardoor al rekening werd gehouden met een opwaartse bijstelling. Deze reservering wordt nu voor een deel ingezet en het resterende deel van de reservering valt vrij.

De rentelasten zijn per saldo 95 miljoen euro lager uitgevallen dan verwacht. Dit heeft verschillende oorzaken. Ten eerste waren de rentepercentages lager dan de rentepercentages die zijn gebruikt tijdens het opstellen van de begroting. Daarnaast zijn de rentelasten lager uitgevallen als gevolg van vervroegde aflossingen en een lager dan verwachte financieringsbehoefte in 2019.

De winstafdracht van DNB over 2019 komt hoger uit dan in de Miljoenennota 2019 verwacht, door met name gunstigere rentepercentages dan vooraf ingeschat. Ook de realisatie van de dividenden van staatsdeelnemingen valt in 2019 hoger uit dan geraamd. Dit is met name het gevolg van goede winstcijfers en daarmee hoger dan geraamde dividendrealisaties van onder andere BNG, Holland Casino en ABN Amro.

De afpakontvangsten zijn in 2019 68 miljoen euro lager uitgekomen dan bij de begroting was geraamd. Deze tegenvaller komt voor 45 miljoen euro ten laste van het generale beeld. De afpakontvangsten zijn sterk afhankelijk van het aantal grote zaken dat zich voordoet. Hierdoor fluctueren de ontvangsten per jaar. In 2019 is één grote zaak ontvangen: Telia, 184 miljoen euro. De opbrengsten uit boeten en transacties komen in 2019 60 miljoen euro lager uit dan geraamd. Dit is vooral het gevolg van minder boetes uit trajectcontroles en (mobiele) flitspalen. Ook was er een tegenvaller van 4 miljoen euro bij het OM voor terugbetaling aan Zwitserland in het kader van assetsharing.

De Rechtspraak kampte in 2019 met een tekort door het uitblijven van baten van het inmiddels stopgezette digitaliseringsprogramma Kwaliteit en Innovatie en vanwege de autonome terugloop van het aantal zaken. Daarnaast is in 2019 het nog niet ingevulde deel van de taakstelling Rutte-II voor het Openbaar Ministerie (OM) teruggedraaid. Bij de Voorjaarsnota 2019 is hiervoor 61 miljoen euro aan de begroting van de Rechtspraak en het OM toegevoegd. Bij de Najaarsnota 2019 is voor de Rechtsbijstand 45 miljoen euro extra beschikbaar gesteld. Deze middelen kwamen in 2019 niet meer tot besteding en zijn daarom onderdeel van de post Onderuitputting. In latere jaren worden deze middelen ingezet voor een tijdelijke toelage voor een groot deel van de sociaal advocatuur.

In 2019 is 150 miljoen euro van de aanvullende post overgeboekt naar het Gemeentefonds en Provinciefonds voor het Klimaatakkoord, waaronder de wijkaanpak en informatievoorziening voor de burger via energieloketten. De overige gereserveerde Klimaatakkoordmiddelen voor 2019 blijven door een kasschuif beschikbaar op de aanvullende post.

Bij Najaarsnota 2019 heeft het kabinet incidenteel 110 miljoen euro beschikbaar gesteld voor een breed offensief tegen de georganiseerde ondermijnende criminaliteit. Omdat deze middelen in 2019 niet meer effectief weggezet konden worden, is besloten deze middelen mee te nemen naar latere jaren. In de plafondtoets komt deze reeks dus ook terug in de post Onderuitputting. Daarnaast heeft het kabinet incidenteel 45 miljoen euro geïnvesteerd in veiligheid en bescherming. De investering in veiligheid en bescherming bestond uit de invoering van stroomstootwapens bij de politie en extra geld voor de Dienst Bewaken en Beveiligen, de AIVD en de MIVD.

Meer leerlingen en studenten nemen deel aan het onderwijs dan geraamd bij de Miljoenennota 2019. De onderwijsinstellingen worden gecompenseerd voor de kosten die hierdoor ontstaan. Hiervoor wordt vanaf 2019 55 miljoen euro beschikbaar gesteld tot structureel 64 miljoen euro. Daarbovenop wordt structureel 41 miljoen euro vrijgemaakt voor bèta-techniek in het hoger onderwijs. Bij de Najaarsnota is voor het funderend onderwijs 300 miljoen euro generaal beschikbaar gesteld uit de Rijksbrede onderuitputting, gelijk verdeeld over het primair onderwijs (150 miljoen euro) en het voortgezet onderwijs (150 miljoen euro).

De kapitaalstorting in TenneT van 410 miljoen euro wordt plafondrelevant verwerkt omdat Eurostat heeft geoordeeld dat deze injectie ten laste van het saldo moet worden gebracht.

In 2019 is besloten tot het oprichten van twee nieuwe begrotingsreserves. Bij de Najaarsnota is besloten tot de oprichting van een begrotingsreserve stikstof van 500 miljoen euro, omdat de aard en timing van maatregelen voor het terugdringen van stikstof nog onzeker is. Binnen deze begrotingsreserve wordt 250 miljoen euro gereserveerd voor natuurherstel en 250 miljoen euro voor het gericht uitkopen van veehouderijen. Er is wel een randvoorwaarde voor aanwending van deze middelen. Eerst moet in kaart worden gebracht welke (kostenefficiënte) stikstofmaatregelen genomen kunnen worden, wat deze opleveren voor de vermindering van stikstofdepositie en wat de budgettaire gevolgen van de maatregelen zijn. Ook is bij de Najaarsnota besloten om een begrotingsreserve garanties aan te houden van 200 miljoen euro.

Op diverse begrotingen is er sprake van onderuitputting in 2019. In totaal gaat het om 1,8 miljard euro. Als gevolg van onderuitputting in 2018 mochten departementen via de eindejaarsmarge middelen meenemen naar 2019. Hiervoor is de in=uit-taakstelling als boekhoudkundige tegenhanger ingeboekt. In 2019 is de gehele in=uit-taakstelling ingevuld met onderschrijding binnen het uitgavenplafond. De invulling van de in=uit-taakstelling is hoger dan de in=uit-taakstelling zelf, doordat deze laatste geen rekening houdt met de HGIS-eindejaarsmarge, die drie jaar beslaat. Paragraaf 2.3 gaat uitgebreider in op de aard van de onderuitputting en de werking van de eindejaarsmarge en de in=uit-taakstelling. De onderuitputting op de verschillende begrotingen wordt nader toegelicht in bijlage 13.

In 2019 is er voor 773 miljoen euro aan kasschuiven naar latere jaren geschoven. Het gaat onder andere om kasschuiven van middelen voor het personeel van de Belastingdienst, voor de warme sanering van de varkenshouderij, en voor de Dienst Justitiële Inrichtingen. Daarnaast gaat het om een kasschuif van 300 miljoen euro bij het Ministerie van Defensie om het kasritme van de investeringen in lijn te brengen met de verwachte bestedingen.

De post Diversen bevat het saldo van de, veelal kleine, resterende uitgavenmutaties op de departementale begrotingen. De forse neerwaartse bijstelling van deze post in 2019 is vooral het gevolg van overboekingen van de departementale begrotingen naar het Gemeentefonds en het Provinciefonds.

Plafondtoets Sociale Zekerheid

Tabel 2.1.3 Ontwikkeling uitgaven plafond Sociale Zekerheid (in miljoenen euro, - is onderschrijding)
 

2019

1

Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2019

81.705

2

Overboekingen met Rijksbegroting en Zorg

‒ 54

3

Aanpassing uitgavenplafond vanwege loon- en prijsontwikkeling

‒ 136

4

Aanpassing uitgavenplafond vanwege conjuncturele effect WW en bijstand

39

5

Overige plafondcorrecties

11

6

Uitgavenplafond bij Financieel Jaarverslag Rijk 2019 (= 1 t/m 5)

81.564

   

7

Uitgaven bij Miljoenennota 2019

81.232

 

Uitgavenmutaties met plafondaanpassing

 

8

Overboekingen met Rijksbegroting en Zorg

‒ 54

9

Aanpassing uitgavenplafond vanwege loon- en prijsontwikkeling

‒ 136

10

Aanpassing uitgavenplafond vanwege conjuncturele effect WW en bijstand

39

11

Overige plafondcorrecties

11

   
 

Uitgavenmutaties met budgettair beslag

 

12

Participatiewet

‒ 72

13

Wajong

‒ 118

14

Loonkostenvoordeel

‒ 114

15

AOW

‒ 57

16

Arbeidsongeschiktheid

‒ 71

17

Ziektewet

126

18

Kindregelingen

255

19

Kasschuiven plafond Sociale Zekerheid

‒ 165

20

Overig

‒ 115

21

Uitgaven bij Financieel Jaarverslag Rijk 2019 (= 7 t/m 20)

80.760

   

22

Over-/onderschrijding bij Miljoenennota 2019 (= 7 - 1)

‒ 473

23

Over-/onderschrijding bij Financieel Jaarverslag Rijk 2019 (= 21 - 6)

‒ 804

Het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2019 laat een onderschrijding zien van het uitgavenplafond Sociale Zekerheid van 804 miljoen euro in 2019. Bij Miljoenennota was sprake van een verwachte onderschrijding van 473 miljoen euro in 2019.

Aanpassing plafond

In de begrotingsregels van dit kabinet is afgesproken het uitgavenplafond Sociale Zekerheid aan te passen voor het niet-beleidsmatige effect van de WW en bijstand. De verwerking van de realisatiegegevens uit 2018 en de werkloosheidscijfers van het CPB leiden tot een neerwaartse bijstelling van de bijstandsuitgaven. Bij de WW zijn de uitgaven daarentegen naar boven bijgesteld. Dit komt met name doordat het aantal WW-uitkeringen en de gemiddelde jaaruitkering in de WW hoger uitvallen dan verwacht. De uitkeringslasten als gevolg van het niet-beleidsmatige effect in de WW en bijstand zijn als gevolg van deze bijstellingen per saldo hoger uitgevallen dan bij de Miljoenennota geraamd.

Het uitgavenplafond wordt gecorrigeerd voor aanpassingen in de nominale ontwikkeling (aanpassing aan de lonen en prijzen) van de uitkeringsregelingen. De nominale ontwikkeling is per saldo lager uitgevallen dan bij de Miljoenennota geraamd, onder andere als gevolg van een lager dan verwachte contractloonontwikkeling. Ook wordt het uitgavenplafond gecorrigeerd voor statistische correcties en voor enkele overboekingen met de andere uitgavenplafonds.

Bijstelling uitgaven

Naast de bijstellingen voor het uitgavenplafond volgen er ook andere bijstellingen uit de realisaties ten opzichte van de raming bij de Miljoenennota. Verschillende uitgaven zijn lager uitgevallen dan geraamd op basis van de verwerking van de realisatiecijfers uit 2018: de uitgaven aan de Participatiewet voor de regelingen arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de uitgaven aan Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAZ), en de uitgaven aan bijstand voor zelfstandigen voor startende ondernemers (Bbz). Ook de uitkeringslasten Wajong zijn lager uitgevallen dan begroot. Dit komt onder andere doordat er meer Wajongers werken dan verwacht, wat zorgt voor een lagere gemiddelde uitkering. Op basis van de realisatiecijfers 2018 zijn ook de uitgaven aan het Loonkostenvoordeel (LKV) naar beneden bijgesteld. De uitgaven aan de AOW komen ook lager uit dan verwacht. Door een hoger sterftecijfer dan verwacht in 2018 viel het aantal AOW’ers iets lager uit dan verwacht. Tot slot is ook op de arbeidsongeschiktheidsregelingen per saldo een neerwaartse bijstelling van de uitgaven te zien. Deze wordt onder andere veroorzaakt door een lagere gemiddelde jaaruitkering op de verschillende regelingen.

De uitkeringslasten van de Ziektewet (ZW) zijn hoger dan begroot. Dit komt doordat het aantal uitkeringen sterker is toegenomen dan verwacht. Vooral het aantal ZW-uitkeringen bij flexkrachten en in verband met ziekte bij zwangerschap is hoger uitgevallen.

Ook het saldo van uitgaven en ontvangsten bij de kindregelingen valt per saldo hoger uit dan verwacht. Hierbij is sprake van tegengestelde effecten. Bij een onderzoek naar het niet-gebruik van de Wet op het kindgebonden budget (WKB) is de Belastingdienst erachter gekomen dat een groep mensen ten onrechte geen kindgebonden budget heeft ontvangen. Deze omissie wordt voor de periode vanaf 2013 tot en met het lopende toeslagjaar hersteld. Tegelijkertijd zijn de overige uitgaven aan de WKB naar beneden bijgesteld door betere aansluiting van de voorschotbetalingen bij de vastgestelde hoogte van het kindgebonden budget. Per saldo komen de uitgaven kindgebonden budget hoger uit. Het gebruik van kinderopvang is sterker gestegen dan werd verwacht. Daarentegen sluiten ook hier de voorschotbetalingen beter aan bij de vastgestelde hoogte van de kinderopvangtoeslag (KOT) en zijn er ook minder nabetalingen. Per saldo resulteert een tegenvaller op de uitgaven KOT. Ten slotte zijn de ontvangsten uit terugvorderingen kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget lager uitgekomen dan verwacht door wijzigingen in de uitvoering van de Belastingdienst, die gericht zijn op het terugdringen van terugvorderingen. Het effect hiervan op de terugontvangsten treedt sneller op dan verwacht.

Er hebben verschillende kasschuiven plaatsgevonden onder het uitgavenplafond Sociale Zekerheid. In 2019 zijn de verwachte uitgaven aan de herstelactie WKB lager uitgekomen dan verwacht. Bij de Najaarsnota werd een bijstelling van ‒ 83 mln. verwacht, die via een kasschuif naar 2020 is geschoven. Daarnaast is er een kasschuif om het saldo van afrekening begrotingsgefinancierde regelingen in te zetten voor voorziene uitvoeringskosten van het SVB (-21 miljoen euro).

Onder de post Overig vallen overige bijstellingen op basis van onder andere uitvoeringsinformatie en uitvoeringstoetsen van UWV en SVB. Dit leidt tot onder andere kleine meevallers op de Inkomensvoorziening Oudere Werklozen (IOW) en de Toeslagenwet. Daarnaast vallen de uitgaven aan de Tijdelijke regeling tegemoetkoming Dagloonbesluit werknemersverzekeringen lager uit dan geraamd. Er zijn echter kleine tegenvallers op onder andere de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) en door een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB). Die heeft geoordeeld dat enkele gemeenten in het verleden zijn benadeeld bij de verdeling van het macrobudget. Deze gemeenten zijn in 2019 gecompenseerd. Deze overige mee- en tegenvallers leiden per saldo tot een neerwaartse bijstelling.

Plafondtoets Zorg

Tabel 2.1.4 Ontwikkeling uitgaven plafond Zorg (in miljoenen euro, - is onderschrijding)
 

2019

1

Uitgavenplafond bij Miljoenennota 2019

71.940

2

Overboekingen met Rijksbegroting en Sociale Zekerheid

‒ 688

3

Aanpassing uitgavenplafond vanwege loon- en prijsontwikkeling

‒ 80

4

Uitgavenplafond bij Financieel Jaarverslag Rijk 2019 (= 1 t/m 3)

71.173

   

5

Uitgaven bij Miljoenennota 2019

71.438

 

Uitgavenmutaties met plafondaanpassing

 

6

Overboekingen met Rijksbegroting en Sociale Zekerheid

‒ 688

7

Aanpassing uitgavenplafond vanwege loon- en prijsontwikkeling

‒ 80

   
 

Uitgavenmutaties met budgettair beslag

 

8

Actualisering Zvw

‒ 558

9

Actualisering Wlz

‒ 71

10

Ramingsbijstelling opleidingen

‒ 225

11

Jeugdhulp

350

12

Ramingsbijstelling geneesmiddelen

‒ 120

13

Nominaal en onverdeeld Zvw

‒ 72

14

Ambulantisering in de ggz

50

15

Tegenvaller Wlz

190

16

Actualisering Zvw (NJN en FJR)

‒ 602

17

Actualisering Wlz (NJN en FJR)

185

18

Ontvangsten Wlz

‒ 3

19

Overig

‒ 62

20

Uitgaven bij Financieel Jaarverslag Rijk 2019 (= 5 t/m 19)

69.733

   

21

Over-/onderschrijding bij Miljoenennota 2019 (= 5 - 1)

‒ 502

22

Over-/onderschrijding bij Financieel Jaarverslag Rijk 2019 (= 20 - 4)

‒ 1.440

Het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2019 laat een onderschrijding zien van het uitgavenplafond Zorg van 1,4 miljard euro in 2019. Bij Miljoenennota was sprake van een verwachte onderschrijding van 0,5 miljard euro in 2019. De uitgaven onder het deelplafond Zorg voor 2019 zijn 1,7 miljard euro lager dan geraamd in de Miljoenennota. Dit hangt voor 0,8 miljard euro samen met technische factoren, namelijk de overboekingen met de deelplafonds Rijksbegroting en Sociale Zekerheid, en de aanpassingen als gevolg van nieuwe CPB-ramingen van de loon- en prijsontwikkeling. Het restant van het verschil van 0,9 miljard euro hangt vooral samen met beschikbaar gekomen realisatiecijfers. Hierna worden de verschillende mutaties meer in detail toegelicht.

Aanpassing plafond

Het uitgavenplafond Zorg wordt verlaagd als gevolg van overboekingen naar de uitgavenplafonds Rijksbegroting en Sociale Zekerheid. Hierbij gaat het onder meer om middelen voor de algemene uitkering van het Gemeentefonds. Ook gaat het om de overheveling van de loon- en prijsbijstelling tranche 2019 voor de al eerder overgehevelde budgetten van Wmo en Jeugd (187 miljoen euro) naar de algemene uitkering van het Gemeentefonds. Verder is de raming van de loon- en prijsontwikkeling in de zorg op basis van nieuwe CPB-ramingen naar beneden bijgesteld, ten opzichte van de CPB-raming in de Miljoenennota 2019. Het uitgavenplafond Zorg is hiervoor conform begrotingsregels gecorrigeerd.

Bijstelling uitgaven

Op basis van realisatiecijfers over 2018 van het Zorginstituut zijn de uitgaven onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) geactualiseerd. Het gaat onder meer om neerwaartse aanpassingen van 63 miljoen euro bij geneesmiddelen, 57 miljoen euro bij hulpmiddelen, 47 miljoen euro bij grensoverschrijdende zorg en in totaal 99 miljoen euro bij diverse sectoren in de overige eerstelijnszorg. Daarnaast zijn op basis van de eerste realisatiecijfers over 2019 (Q1) de Zvw-uitgaven voor 2019 naar beneden bijgesteld met 222 miljoen euro. In totaal zijn de Zvw-uitgaven in 2019 met 558 miljoen euro verlaagd.

Op basis van realisatiecijfers over 2018 van het Zorginstituut en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) zijn de uitgaven onder de Wet langdurige zorg (Wlz) geactualiseerd (71 miljoen neerwaarts). In deze actualisatie is de vrijval van de resterende herverdelingsmiddelen in het Wlz-kader over 2018 (130 miljoen euro) structureel verwerkt. Daarnaast zijn hierin verwerkt de lagere opbrengsten van de eigen bijdragen Wlz in 2018 (25 miljoen euro) en een aantal overige actualisaties waarbij de uitgaven naar beneden worden bijgesteld (33 miljoen euro).

De uitgaven aan medische (vervolg)opleidingen zijn in 2019 naar verwachting lager dan eerder geraamd (225 miljoen euro). Het Capaciteitsorgaan heeft geconstateerd dat steeds meer artsen in opleiding tot specialist (aios) in deeltijd werken. Daarnaast hebben ziekenhuizen minder gespecialiseerde verpleegkundigen en medisch ondersteunend personeel opgeleid dan waarmee in de raming van het Capaciteitsorgaan rekening was gehouden.

Gemeenten hebben de transitie- en transformatiedoelen van de decentralisatie van de jeugdhulp nog niet kunnen realiseren binnen een termijn van vier jaar. Zowel het volume als de uitgaven stijgen. Daarvoor komt het kabinet de gemeenten de komende jaren tegemoet (met 350 miljoen euro in 2019).

De uitgaven aan geneesmiddelen zijn in 2019 naar verwachting lager geweest dan eerder geraamd. Dit leidde tot een neerwaartse bijstelling van de uitgaven aan geneesmiddelen van 120 miljoen euro in 2019 (additioneel ten opzichte van de actualisatie van geneesmiddelen van 63 miljoen euro; zie toelichting reeks 8).

De post Nominaal en onverdeeld Zvw (-72 miljoen euro) betreft niet-ingezette middelen voor voorwaardelijke toelating van zorg. Ook is bij deze post de beschikbare groeiruimte verlaagd voor diverse Zvw-sectoren (hierbij gaat het niet om sectoren die vallen onder het Hoofdlijnenakkoord en evenmin om genees- en hulpmiddelen).

Via het Hoofdlijnenakkoord ggz en de Juiste Zorg op de Juiste Plek (een initiatief van partijen in de zorg en ondersteuning) wordt binnen het ggz-domein ingezet op ambulantisering van de zorg (50 miljoen euro). Dit leidt tot meer zorg in het gemeentelijk domein, zowel voor beschermd wonen als voor begeleiding.

Op grond van uitvoeringsinformatie en advies van de NZa is het Wlz-kader vanaf 2019 structureel met 270 miljoen euro verhoogd. Voor de aanvullende middelen is gedeeltelijke dekking gevonden in een schuif vanuit de wijkverpleging (80 miljoen euro structureel). Er resteert in 2019 een incidentele tegenvaller van 190 miljoen euro.

Op basis van voorlopige gegevens van het Zorginstituut over het eerste halfjaar van 2019 zijn de ramingen van de Zvw-uitgaven 2019 bij de Najaarsnota opnieuw geactualiseerd. Binnen de Zvw tekent zich een onderschrijding af van circa 600 miljoen euro. Het gaat hier om de verwachte onderschrijding bij de sectoren met een Hoofdlijnenakkoord (medisch-specialistische zorg, huisartsen en multidisciplinaire zorg, wijkverpleging en geneeskundige ggz). Bij het Financieel Jaarverslag van het Rijk is op basis van de laatste gegevens de onderschrijding van de Zvw-uitgaven licht opgelopen met 2 miljoen euro.

Op basis van de prognose van augustus 2019 van de NZa is het beschikbare Wlz-kader voor 2019 met 130 miljoen euro verhoogd. Omdat de wachtlijsten langer worden, is boven op deze extra beschikbare middelen, in 2019 een extra bedrag van 60 miljoen euro beschikbaar gesteld. De begrotingsstand was 11 miljoen euro hoger dan het bedrag dat correspondeert met het Wlz-kader. Daardoor stijgt de uitgavenraming in de begroting met 179 miljoen euro. Bij het Financieel Jaarverslag van het Rijk is op basis van de laatste prognoses de overschrijding met 6 miljoen euro naar boven bijgesteld.

Ten slotte zijn de ontvangsten in de Wlz (eigen bijdrage) 3 miljoen euro hoger uitgevallen. De post Overig is het saldo van diverse kleinere mutaties.

Licence