Base description which applies to whole site

9 ACCRES GEMEENTEFONDS EN PROVINCIEFONDS

Accres gemeentefonds

Het kabinet heeft ervoor gekozen om bij de Startnota 2022 het accres vanaf 2026 vast te zetten op een plus van 1 miljard euro ten opzichte van de stand bij de Miljoenennota 2022. Het accres is gesplitst in een volume- en een loon- en prijsdeel. Het volumedeel van het accres staat vast en het loon- en prijsdeel wordt geactualiseerd op een vergelijkbare manier als bij de begrotingen van het Rijk gebruikelijk is. In juni 2022 is het Rijk met de VNG overeengekomen om ook het volumedeel van het accres vast te zetten op basis van de stand Voorjaarsnota 2022. In de Voorjaarsnota 2024 is de bbp-systematiek vervroegd vanaf 2024. Voor het jaar 2023 is er ten opzichte van de stand zoals gepresenteerd in de Voorjaarsnota dus niets gewijzigd.

Accres provinciefonds

Het kabinet heeft aan de VNG en het IPO het voorstel gedaan om het volumedeel van het accres voor 2022-2025 vast te zetten. Het doel hiervan is om het accres voor deze jaren stabieler te maken. De VNG heeft met dit voorstel ingestemd en het kabinet een aantal aandachtspunten meegegeven. Het IPO heeft niet met dit voorstel ingestemd. Het accres voor het Provinciefonds is daarom nog steeds met de normeringssystematiek berekend. In de Voorjaarsnota 2024 is de bbp-systematiek vervroegd vanaf 2024, daarbij is met het IPO afgesproken dat de definitieve afrekening van 2023 niet meer wordt verrekend in 2024. Tabel 9.1 toont de definitieve berekening van het accres 2023.

9.1 Accres Provinciefonds

(in miljoenen euro, tenzij anders aangegeven)

Realisatie 2023

Begroting MN 2023

Uitgaven Rijksbegroting

173.499

166.352

Uitgaven Sociale zekerheid

97.986

99.950

Uitgaven Zorg

87.774

89.432

Uitgaven Investeringsplafond

16.633

22.028

A) Netto uitgaven onder uitgavenplafond

375.892

377.761

   

B) Correcties

‒ 65.641

‒ 65.865

w.v. Gemeentefonds, Provinciefonds en BTW-Compensatiefonds

‒ 45.740

‒ 44.540

w.v. overige Rijksbijdragen aan gemeenten en provincies

‒ 10.643

‒ 9.831

w.v. overboekingen met GF, PF en BCF

926

355

w.v. Niet-accresrelevante fondsen onder het plafond

‒ 2.689

‒ 5.094

w.v. financieringsverschuivingen

‒ 800

‒ 800

w.v. correcties corona en Oekraine-noodmaatregelen op uitgavenplafond

‒ 3.093

‒ 5.440

w.v. correcties energie-pakket

‒ 3.338

 

w.v. overige correcties

‒ 263

‒ 515

   

C) Accresrelevante uitgaven (aru) = A+B

310.251

311.896

D) Ontwikkeling aru (%) = (Ct - Ct-1)/Ct-1

8,15%

9,01%

   

Provinciefonds

  

H) Grondslag (t-1)

2.843

2.847

I) Accres (= H * D)

232

257

Ten opzichte van de ontwerpbegroting bij de Miljoenennota 2023 is het accres voor het Provinciefonds gedaald met 25 miljoen euro. Dit komt door een daling van de accresrelevante uitgaven. De componenten van deze berekening worden hieronder toegelicht. Ten opzichte van de laatste bijstelling bij de Miljoenennota 2024 is het accres gedaald met 2 miljoen euro. In de Voorjaarsnota 2024 is de bbp-systematiek vervroegd vanaf 2024, daarbij is met het IPO afgesproken dat de definitieve afrekening van 2023 niet meer wordt verrekend in 2024.

Presentatie en berekening van de accresontwikkeling

Bij de bepaling van de omvang van accresrelevante uitgaven (aru) vormen de netto uitgaven van het Rijk onder het uitgavenplafond het startpunt. Netto wil zeggen dat de rijksuitgaven worden gesaldeerd met de niet-belastingontvangsten. Op de netto uitgaven onder het uitgavenplafond (A) worden correcties (B) doorgevoerd voor verschillende posten zoals het Provinciefonds zelf. Het saldo (C) geeft de accresrelevante uitgaven (aru) en vormt de basis voor de accresberekening. Het accres (J) is vervolgens het product van de grondslag (H en I) en de aru in procenten (D).

Bepaling accresrelevante uitgaven (aru)

Om de aru te berekenen wordt uitgegaan van de netto rijksuitgaven onder het uitgavenplafond inclusief vier typen standaardcorrecties en een bijzondere correctie voor corona- en Oekraïne-noodmaatregelen:

1. Rijksuitgaven aan gemeenten en provincies

Uitgaven onder het uitgavenplafond die het Rijk overmaakt naar gemeenten en provincies worden uit de aru gecorrigeerd. Deze overdrachten zijn immers bestemd voor de financiering van uitgaven door gemeenten en provincies zelf en maken derhalve geen onderdeel uit van de rijksuitgaven waarop de trap-op-trap-af systematiek van toepassing is. Het corrigeren van de overdrachten is ook nodig om een onbedoelde doorwerking van accres op accres in hetzelfde jaar te voorkomen. Rijksuitgaven die op deze wijze gecorrigeerd worden zijn, onder andere, de algemene, decentralisatie- en integratie-uitkeringen van het Gemeentefonds en Provinciefonds, de uitgaven van het Btw-compensatiefonds, de bijstand en de integratie-uitkering sociaal domein.

2. Niet-accresrelevante rijksuitgaven onder het plafond

In het coalitieakkoord van kabinet Rutte IV is gekozen om de uitvoeringskosten van medeoverheden voor investeringspakketten (klimaat, ontsluiten nieuw­bouwwoningen en stikstof) specifiek te verstrekken. In samenhang hiermee is besloten om de middelen voor het Transitiefonds, het Klimaatfonds, het budget voor ontsluiting van nieuwe woningen in het Mobiliteitsfonds en het Nationaal Groeifonds uit te zonderen van de berekening van de accresrelevante rijksuitgaven.

3. Uitgavenmutaties in de WW als gevolg van conjunctuur

In de begrotingsregels van het kabinet Rutte IV is afgesproken dat gedurende de regeerperiode het uitgavenplafond gecorrigeerd wordt voor mutaties in de WW-uitgaven als gevolg van de conjunctuur. Het Rijk hoeft zodoende mee- en tegenvallers in de WW-uitgaven als gevolg van conjunctuur niet op te vangen binnen het uitgavenplafond en deze uitgavenmutaties zijn om deze reden ook niet accresrelevant.

4. Financieringsverschuivingen gedurende de kabinetsperiode

Financieringsverschuivingen zijn verschuivingen van geldstromen binnen het Rijk die niet tot meer of minder bestedingsruimte van het Rijk leiden, maar zonder correctie wel effect zouden hebben op het accres. Dit zijn dus schuiven tussen accresrelevante uitgaven en niet-accresrelevante uitgaven. Bij een schuif is per saldo geen sprake van meer of minder uitgaven op rijksniveau, maar is alleen sprake van een andere financieringsbron. Denk bijvoorbeeld aan overhevelingen van departementale begrotingen naar het Gemeentefonds en Provinciefonds en financieringsverschuivingen tussen de inkomsten- en de uitgavenkant.

5. Corona-noodmaatregelen en Oekraïne-noodmaatregelen

Gegeven de uitzonderlijke situatie als gevolg van zowel het coronavirus als de oorlog in Oekraïne heeft het kabinet besloten de uitgaven hiervoor buiten het reguliere uitgavenplafond te behandelen. Dit betekent dat de extra uitgaven niet ten koste gaan van andere uitgaven, maar dat ze zorgen voor een verslechtering van het EMU-saldo en een verhoging van de EMU-schuld. Om boekhoudkundige redenen wordt een aantal van deze uitgaven met plafondcorrecties onder het uitgavenplafond geboekt. Ook hiervoor geldt dat ze niet ten koste gaan van andere uitgaven. Omdat de reguliere systematiek niet geldt voor deze uitgaven leiden ze ook niet tot een effect op het accres.

6. Maatregelen uit het energie-pakket

In september 2022 heeft het kabinet vanwege de gestegen energieprijzen besloten tot een pakket aanvullende maatregelen om de koopkracht van burgers te ondersteunen. Hierbij is aangegeven dat deze maatregelen vanwege hun uitzonderlijke karakter niet meelopen in de normeringssystematiek.

Grondslag

De normeringsystematiek is van toepassing op alle middelen die worden verantwoord onder het Provinciefonds exclusief corona- en Oekraïne-noodmaatregelen.

Voor de berekening van het accres in jaar t wordt de grondslag van het voorgaande jaar (t-1) genomen. Het accrespercentage in jaar t betreft immers ook de groei van de aru ten opzichte van het voorgaande jaar (t-1). Als de aru met x% stijgen in jaar t, groeit het Provinciefonds via het accres in jaar t ook met x%. Hiermee wordt het principe van trap-op-trap-af gewaarborgd. Dit heeft tot gevolg dat mutaties in de grondslag altijd met een jaar vertraging doorwerken in de normeringsystematiek. Via taakmutaties kunnen departementen geld toevoegen of onttrekken aan een van beide fondsen; dit werkt door als grondslagmutatie. Uitgangspunt is dat bij taakmutaties geen jaren ontstaan zonder indexatie van deze overgehevelde budgetten. Dat betekent dat bij overheveling van of naar het Provinciefonds het verantwoordelijke departement een reeks overhevelt met indexatie over het lopende jaar.

Licence