Dit onderdeel van de memorie van toelichting bestaat uit een inhoudelijk deel en een artikelsgewijs deel. Vervolgens wordt per beleidsartikel een overzicht van de wijzigingen gegeven, inclusief toelichting. Daarbij worden mutaties groter of gelijk aan onderstaande staffel toegelicht:
Omvang begrotingsartikel | Beleidsmatige mutaties | Technische mutaties |
---|---|---|
(stand ontwerpbegroting in miljoen) | (ondergrens in miljoen) | (ondergrens in miljoen) |
< 50 | 1 | 2 |
=> 50 en < 200 | 2 | 4 |
=> 200 < 1000 | 5 | 10 |
=> 1000 | 10 | 20 |
Deze Tweede Incidentele Suppletoire Begroting heeft betrekking op de uitbraak van het coronavirus/COVID-19 en de daarmee gepaarde grote gevolgen voor het onderwijs en de studenten. Er worden diverse maatregelen op korte termijn genomen. Studenten worden gecompenseerd. Onderwijsachterstanden en studievertraging als gevolg van COVID-19 worden voor leerlingen en mbo-studenten zoveel mogelijk voorkomen. Instellingen, scholen en werkgevers met stages en leerwerkbanen worden maximaal ondersteund bij het bieden van maatwerk. Deze maatregelen zijn reeds uitgebreid in de Kamerbrief met als titel Compensatie studenten en ondersteuningsmaatregelen onderwijs COVID-19 van 15mei 2020 toegelicht. Hieronder volgt een beknopte samenvatting:
Compensatie voor studenten in het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs
Studievertraging in het laatste jaar is gegeven COVID-19 niet altijd te voorkomen of in te halen. Het kabinet vindt het niet meer dan logisch om studenten die in de afrondende fase van hun studie zitten deels te compenseren voor de financile gevolgen van COVID-19. Studenten die zich opnieuw moeten inschrijven in collegejaar 20202021 en een diploma halen tussen september 2020 en eind januari 2021 krijgen een eenmalige tegemoetkoming. Het kabinet maakt 160,0 miljoen vrij in 2021 voor deze maatregel.
Daarnaast maakt het kabinet 40,0 miljoen vrij in 2020 voor een financile compensatie aan studenten van wie het recht op basisbeurs en/of aanvullende beurs afloopt in de maanden juli, augustus en september.
Voor beide maatregelen geldt dat eventuele resterende middelen die niet zijn uitgeput terugvloeien naar s Rijks kas.
Ondersteuning gericht op het voorkomen van onderwijsachterstanden en studievertraging in ve, po, vo en mbo
De Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) heeft informatie verzameld om een representatief beeld te krijgen over hoe het onderwijs zich aanpast aan de huidige omstandigheden. Hieruit blijkt dat in het gehele onderwijsveld grote inspanningen worden verricht, waardoor op korte termijn het overgrote deel van de leerlingen en studenten is bereikt met afstandsonderwijs. Het afstandsonderwijs heeft echter beperkingen als het gaat om optimale benutting van de onderwijstijd. Waar het afstandsonderwijs niet goed tot stand komt, heeft dat vaak te maken met de sociaal maatschappelijke en sociaal economische situatie van de leerlingen en studenten. Sociale ongelijkheid dreigt daardoor versterkt te worden.
Voor de voorschoolse educatie (ve), het primair onderwijs (po), het voortgezet onderwijs (vo) en het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) zijn eenmalig extra middelen gereserveerd. Hiervoor is eenmalig 244,0 miljoen beschikbaar. Van deze 244,0 miljoen wordt 1,7 miljoen betaald uit de onderuitputting van de bestaande subsidieregeling lente- en zomerscholen vo. Met deze maatregel wordt ook uitvoering gegeven aan de motie van de leden Rog en Van Meenen (Kamerstukken II 2019/20, 35300 VIII, nr. 164). Hiermee kunnen aanbieders van ve, scholen en instellingen in de periode van de zomervakantie van 2020 tot en met de zomervakantie van 2021, leerlingen en studenten ondersteunen bij het inhalen van leerachterstanden door extra facultatieve programmas en ondersteuning te bieden naast de reguliere onderwijstijd. Deze additionele middelen zijn voor het mbo tevens bedoeld om te voorkomen dat mbo-studenten geen verdere studievertraging oplopen doordat de beroepspraktijkonderdelen van de opleidingen geen doorgang kunnen vinden. In het kader van eenduidige uitvoering en verantwoording van deze sector overstijgende subsidieregeling, is ervoor gekozen het volledige beschikbare budget op artikel 1 te plaatsen. De verdeling hiervoor is als volgt:
-
voor de ve is 7,0 miljoen beschikbaar,
-
voor het po is 102,0 miljoen beschikbaar,
-
voor het vo is 65,0 miljoen beschikbaar,
-
voor het mbo is 68,0 miljoen beschikbaar.
Daarnaast is er 2,0 miljoen beschikbaar voor onderzoek, monitoring, uitvoering en communicatie.
Offensief tot behoud van stages en leerwerkbanen voor praktijkonderwijs (pro), voortgezet speciaal onderwijs (vso), voortgezet middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) en mbo
Om te voorkomen dat onnodig studievertraging optreedt, is het van belang dat er in het mbo sprake is van voldoende stages en leerwerkbanen tijdens en vooral ook na de crisis als gevolg van COVID-19. Hiervoor is al een actieplan (Kamerstukken II 2019/20, 31524, nr. 456) opgesteld. In aanvulling op de reeds aangekondigde maatregelen wordt deze aanpak gentensiveerd. Door een extra impuls per jaar van 10,6 miljoen in 2020 en ook in 2021 wordt het hiermee ook voor werkgevers in leerwerkbedrijven aantrekkelijker gemaakt om leerwerkplekken te creren of in stand te houden tijdens en na deze crisis.
Daarnaast komt er een tijdelijke uitbreiding van twee jaar voor de acquisitie en ondersteuning van leerwerkbedrijven door Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven (SBB) in de regio. Hiervoor wordt 4,0 miljoen vrijgemaakt in 2020 en in 2021.
Uitbreiding aanvullende bekostiging nieuwkomers po en vo
Vanuit het nieuwkomersonderwijs komen signalen dat nieuwkomers die de Nederlandse taal nog niet/nauwelijks spreken of die komend schooljaar de overgang zullen maken naar het reguliere onderwijs, in deze periode extra achterstanden hebben opgelopen. De ouders spreken in veel gevallen de Nederlandse taal niet en het afstandsonderwijs is daarmee minder effectief vormgegeven. Daarom maakt het kabinet in 2020 eenmalig 21,0 miljoen vrij voor het primair en voortgezet onderwijs om de nieuwkomersbekostiging voor de huidige groep nieuwkomers met drie maanden verhogen.
Notabene; in de Kamerbrief over ondersteuning leerlingen bij onderwijs op afstand (Kamerstukken II 2019/20, 35300 VIII, nr. 181) is gemeld dat SIVON voor een door OCW beschikbaar gesteld bedrag van 2,5 miljoen devices voor leerlingen heeft ingekocht. Om in de resterende behoefte van het onderwijs te voorzien, stelt OCW nogmaals maximaal 3,8 miljoen beschikbaar. Het grootste deel komt uit een extensivering op de schoolleidersbeurs op artikel 1 (3,1 miljoen) door het plafond van de subsidieregeling lager vast te stellen. Het resterende bedrag van maximaal 0,7 miljoen komt uit de eerder gereserveerde kosten op artikel 3 voor de curriculumherziening, die nu mede door corona vertraging oploopt. Hiermee kan SIVON de nodige devices inkopen voor leerlingen die daar thuis niet over beschikken en via schoolbesturen beschikbaar stellen.