Wetsartikelen 1 tot en met 4
De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 elk afzonderlijk bij wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2020 wijzigingen aan te brengen in:
de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties.
de begrotingsstaat voor het BES-fonds.
Op 29april 2020 is de eerste suppletoire begroting 2020 naar de Tweede Kamer verzonden (Kamerstukken II 2019/20, 35 450 IV, nr. 1). Vervolgens is vanwege de coronamaatregelen op 14mei 2020 de tweede incidentele suppletoire begroting 2020 en op 26mei 2020 de derde incidentele suppletoire begroting 2020 naar de Tweede Kamer verzonden (Kamerstukken II 2019/20, 35 459, nr. 1 en Kamerstukken II 2019/20, 35 474, nr. 1). De behandeling van deze suppletoire begrotingen in de Staten-Generaal is nog niet afgerond. De mutaties die in de kolom mutaties suppletoire begrotingen staan, zijn nog niet allen bekrachtigd.
Normaliter wordt nieuw beleid in uitvoering genomen nadat de Staten-Generaal de begrotingswet heeft geautoriseerd. Aangezien uitvoering van de spoedeisende maatregelen die in deze vierde incidentele suppletoire begroting zijn opgenomen in het belang van het Rijk zijn, niet kan wachten tot formele autorisatie van beide Kamers der Staten-Generaal, zal het kabinet de uitvoering van de maatregelen starten. Hiermee wordt gehandeld conform lid 2van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet 2016.
De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren