Base description which applies to whole site

9. Bepaling toetsingsinkomen na overlijden (toeslagen)

Het kabinet stelt voor de regels voor het herleiden van het toetsingsinkomen na het overlijden van een toeslaggerechtigde aan te vullen. Wanneer een toeslaggerechtigde is overleden, zal op verzoek het inkomen van de overledene van het berekeningsjaar vóór het overlijdensjaar als toetsingsinkomen kunnen worden gehanteerd. Deze optie vormt een aanvulling op de al geldende regeling waarin het inkomen in het overlijdensjaar tijdsevenredig wordt herleid. De achtergrond is de volgende.

Voor de vaststelling van het recht op en de hoogte van toeslagen hanteert de Belastingdienst/Toeslagen het toetsingsinkomen. Wanneer de belanghebbende is overleden moet het toetsingsinkomen over het overlijdensjaar worden bepaald. Omdat dit inkomen meestal betrekking heeft op een kortere periode dan een heel jaar valt dit doorgaans relatief laag uit als geen rekening wordt gehouden met het feit dat dit inkomen ziet op een kortere periode dan een jaar. Dat zou tot gevolg kunnen hebben dat een overledene die normaliter een hoog toetsingsinkomen heeft, in het overlijdensjaar plotseling (meer) recht op toeslagen heeft. Om dit te voorkomen, wordt het door de inspecteur vastgestelde inkomen van overledenen door de Belastingdienst/Toeslagen tijdsevenredig herleid tot een jaarinkomen.

Deze herleiding kan in sommige gevallen echter erg ongunstig uitvallen, waardoor erfgenamen met een onverwachte terugvordering van toeslagen worden geconfronteerd. Een voorbeeld is een box 3-inkomen, dat wordt bepaald op basis van het op 1 januari aanwezige vermogen en dat in geval van overlijden niet tijdsevenredig wordt herleid in de inkomstenbelasting. Wanneer de belanghebbende in januari overlijdt, telt dit inkomen bij toepassing van de tijdsevenredigheidsfactor twaalfmaal mee. Dit leidt tot een veel hoger herleid inkomen dan in aanmerking zou worden genomen als de belanghebbende niet zou zijn overleden. Een ander voorbeeld is arbeidsinkomen dat niet gelijkmatig over het jaar wordt verdiend, door de aard van bepaalde werkzaamheden (bijvoorbeeld seizoenswerk). Doordat het toetsingsinkomen als gevolg van de herleiding hoger uitvalt, kan mogelijk geen of minder recht op inkomensafhankelijke regelingen ontstaan. Voor de nabestaanden komt dit veelal als een onaangename verrassing, en bovendien is dit een ongewenst effect van de herleiding van het inkomen van de overledene tot een jaarinkomen. Met ingang van 1 januari 2012 is een wetswijziging doorgevoerd om ongewenste effecten in de situatie van een eerstoverleden partner ongedaan te maken door de herleiding in die gevallen geheel achterwege te laten.44

Het kabinet komt thans met een tegemoetkoming voor de situatie van een overledene zonder partner door het voor die gevallen introduceren van een keuzeregeling. In een voorkomend geval kunnen de erfgenamen verzoeken om het toetsingsinkomen van het jaar voor het overlijdensjaar te hanteren in plaats van het toetsingsinkomen van het overlijdensjaar. Dit verzoek wordt, aangezien het de toeslagen betreft, ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen. Bij het vaststellen van de definitieve toekenning van de toeslag zal de Belastingdienst/Toeslagen dan uitgaan van het inkomen uit het jaar voorafgaand aan het overlijdensjaar. Wordt dit verzoek niet gedaan, dan vindt herleiding naar jaarinkomen plaats zoals hiervoor beschreven.

Aangezien de ongewenste effecten van de tijdsevenredige herleiding zich in de praktijk veelal voordoen als een box 3-inkomen wordt genoten, wordt voorgesteld de keuzeregeling reeds toepassing te laten vinden op berekeningsjaren die zijn aangevangen op of na 1 januari 2011, zijnde de datum vanaf wanneer de berekening van het box-3 inkomen is gebaseerd op één peildatum.

Licence