De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.10 wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
– | € 18 628 | – | 1,85% |
€ 18 628 | € 33 436 | € 344 | 10,80% |
€ 33 436 | € 55 694 | € 1 943 | 42% |
€ 55 694 | – | € 11 291 | 52% |
B
In artikel 2.10a wordt de tarieftabel vervangen door:
Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning van meer dan | maar niet meer dan | bedraagt de belasting het in kolom III vermelde bedrag, vermeerderd met het bedrag dat wordt berekend door het in kolom IV vermelde percentage te nemen van het gedeelte van het belastbare inkomen uit werk en woning dat het in kolom I vermelde bedrag te boven gaat | |
---|---|---|---|
I | II | III | IV |
– | € 18 628 | – | 1,85% |
€ 18 628 | € 33 485 | € 344 | 10,80% |
€ 33 485 | € 55 694 | € 1 948 | 42% |
€ 55 694 | – | € 11 275 | 52% |
C
Artikel 3.111 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, eerste volzin, wordt «voorafgaande twee jaren» vervangen door: voorafgaande drie jaren.
2. In het derde lid wordt «daaropvolgende twee jaren» vervangen door: daaropvolgende drie jaren.
D
Aan artikel 3.123a worden vier leden toegevoegd, luidende:
4. Voor de toepassing van de vorige leden worden de in een kalenderjaar op de voordelen uit eigen woning drukkende aftrekbare kosten naar evenredigheid toegerekend aan de tijdvakken waarop deze kosten betrekking hebben. De eerste volzin is niet van toepassing op afsluitprovisies die niet meer belopen dan het maximum, bedoeld in artikel 3.120, zevende lid.
5. Indien door of vanwege een inhoudingsplichtige in de zin van de wet op de loonbelasting 1964 van de belastingplichtige of zijn partner dan wel door of vanwege een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap als bedoeld in artikel 10a, zevende lid, van die wet aan de belastingplichtige of zijn partner een geldlening is verstrekt, daaronder begrepen een gedeelte van een geldlening, en de belastingplichtige of zijn partner daardoor een rentevoordeel geniet dat niet tot het loon gerekend is, maar dat als aftrekbare kosten in de zin van de artikelen 3.120 tot en met 3.123 in aanmerking zou worden genomen indien het wel tot het loon gerekend zou zijn, wordt de waarde van dit rentevoordeel voor de toepassing van de vorige leden in aanmerking genomen als op de voordelen uit eigen woning drukkende aftrekbare kosten.
6. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing op aan een geldlening als bedoeld in het vijfde lid verbonden kosten.
7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de vaststelling van de waarde van het rentevoordeel en de waarde van het voordeel van de aan de geldlening verbonden kosten, bedoeld in het vijfde en zesde lid.
E
Het in artikel 8.10, tweede lid, genoemde bedrag wordt verhoogd met € 11.
F
Artikel 8.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het in het tweede lid, tweede volzin, onderdeel b, laatstgenoemde bedrag wordt verhoogd met € 15.
2. Het in het tweede lid, tweede volzin, onderdeel c, laatstgenoemde bedrag wordt verlaagd met € 40.
3. De in het derde lid, onderdelen a tot en met c, genoemde bedragen worden verhoogd met € 15.
G
Het in artikel 8.15, derde lid, eerste volzin, genoemde bedrag wordt verlaagd met € 20.
H
Het in artikel 8.17, tweede lid, genoemde bedrag wordt verhoogd met € 50.