De Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 30fb wordt, onder vernummering van het zevende lid tot achtste lid, na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende:
-
7. Bij een herziening van een voorlopige aanslag als bedoeld in het eerste, vierde en vijfde lid, is artikel 30f, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.
B
In artikel 30h, eerste lid, wordt «loonbelasting, omzetbelasting» vervangen door: loonbelasting, dividendbelasting, omzetbelasting.
C
Aan artikel 30ha wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
4. In afwijking van het eerste lid wordt de termijn van 8 weken bij de vaststelling van een teruggaafbeschikking ter zake van dividendbelasting opgeschort met ingang van de dag na die waarop de inspecteur op grond van de artikelen 47 en 47a verzoekt gegevens en inlichtingen te verstrekken of boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan voor raadpleging ter beschikking te stellen, tot de dag waarop aan dit verzoek is voldaan.
D
In artikel 30hb, eerste lid, wordt «de loonbelasting, de omzetbelasting» vervangen door: de loonbelasting, de dividendbelasting, de omzetbelasting.
E
In artikel 67cb, eerste lid, wordt «67a, eerste en tweede lid» vervangen door: 67a, eerste lid.
F
Artikel 67fa vervalt.
G
Na artikel 67o worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 67oa
Indien aan een ander dan de belastingplichtige of inhoudingsplichtige een bestuurlijke boete wordt opgelegd, zijn niet van toepassing:
-
a. de voorwaarde, bedoeld in de artikelen 67c, tweede lid, 67d, eerste lid, 67e, eerste lid, en 67f, derde lid, dat de bestuurlijke boete wordt opgelegd gelijktijdig met de vaststelling van de belastingaanslag;
-
b. de voorwaarde, bedoeld in artikel 67a, eerste lid, dat een verzuimboete uiterlijk bij het vaststellen van de aanslag wordt opgelegd.
Artikel 67ob
-
1. De bevoegdheid om aan een ander dan de belastingplichtige of inhoudingsplichtige een bestuurlijke boete als bedoeld in de artikelen 67a, eerste lid, en 67d, eerste lid, op te leggen vervalt door verloop van drie jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de overtreding heeft plaatsgevonden.
-
2. De bevoegdheid om aan een ander dan de belastingplichtige of inhoudingsplichtige een bestuurlijke boete als bedoeld in de artikelen 67c, tweede lid, 67e, eerste lid, en 67f, derde lid, op te leggen vervalt door verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de overtreding heeft plaatsgevonden.