De Wet op de dividendbelasting 1965 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, onderdeel 1°, wordt geletterd a.
2. In het tweede lid, onderdeel a (nieuw), wordt «of een bij ministeriële regeling aangewezen staat die partij is» vervangen door: of een andere staat die partij is.
3. Het tweede lid, onderdeel 2°, wordt geletterd b.
4. In het zevende lid wordt «ingevolge artikel 10» vervangen door: ingevolge artikel 10 of artikel 10a.
B
Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, vervalt: , indien deze meer bedraagt dan € 23.
2. In het eerste lid, vierde volzin, wordt «Het verzoek geschiedt bij een aangifte die» vervangen door: Het verzoek.
3. In het tweede lid wordt «of in een bij ministeriële regeling aangewezen staat die partij is» vervangen door: of in een andere staat die partij is.
4. In het derde lid, eerste en tweede volzin, wordt «portfolio investeringen» vervangen door: portfolio-investeringen.
C
Na artikel 10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 10a
-
1. Aan een natuurlijke persoon of een lichaam die woonachtig is, onderscheidenlijk dat gevestigd is, in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte wordt op zijn verzoek bij een voor bezwaar vatbare beschikking teruggaaf verleend van de in een kalenderjaar ingehouden dividendbelasting ten aanzien van opbrengsten waarvoor die natuurlijke persoon, onderscheidenlijk dat lichaam, niet belastingplichtig is voor de inkomstenbelasting, onderscheidenlijk de vennootschapsbelasting, voor zover deze dividendbelasting na vermindering met andere teruggaaf op basis van deze wet of een door Nederland gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting, hoger is dan de inkomstenbelasting, onderscheidenlijk de vennootschapsbelasting, die verschuldigd zou zijn indien die natuurlijke persoon, onderscheidenlijk dat lichaam, woonachtig, onderscheidenlijk gevestigd, zou zijn in Nederland.
-
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een natuurlijke persoon of een lichaam die woonachtig is, onderscheidenlijk dat gevestigd is, in een bij ministeriële regeling aangewezen staat, niet zijnde een staat als bedoeld in het eerste lid, waarmee Nederland een regeling is overeengekomen die voorziet in de uitwisseling van inlichtingen voor de heffing van belastingen, voor zover de te zijnen laste ingehouden dividendbelasting betrekking heeft op de opbrengst uit portfolio-investeringen. Onder portfolio-investeringen worden verstaan de investeringen die vallen onder de vrijheid van kapitaalverkeer, bedoeld in artikel 63 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en die geen directe investering vormen in de zin van artikel 64 van dat verdrag.
-
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op belasting naar opbrengsten met betrekking waartoe die natuurlijke persoon of dat lichaam niet de uiteindelijk gerechtigde is.
-
4. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing met betrekking tot lichamen die een vergelijkbare functie vervullen als een beleggingsinstelling als bedoeld in de artikelen 6a of 28 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
-
5. De teruggaaf, bedoeld in het eerste of tweede lid, wordt niet verleend indien de natuurlijke persoon of het lichaam voor het voor teruggaaf in aanmerking komende bedrag aan dividendbelasting recht heeft op volledige verrekening in zijn woonstaat, onderscheidenlijk vestigingsstaat, op grond van een tussen Nederland en die woonstaat, onderscheidenlijk vestigingsstaat, gesloten verdrag ter voorkoming van dubbele belasting.
-
6. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld met betrekking tot:
-
a. het verzoek, bedoeld in het eerste lid, en
-
b. het bepalen van de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting die verschuldigd zou zijn indien de natuurlijke persoon, onderscheidenlijk het lichaam, woonachtig, onderscheidenlijk gevestigd, zou zijn in Nederland.
-